Rb: de benadeelde is gehouden medische informatie aan de medisch adviseur te geven
Voor de vaststelling van de omvang van de schade en het verband met de trap van het paard zijn de in het kader van een ongevallenverzekering opgestelde rapporten niet toereikend. De rapporten geven geen inzicht in de gezondheidssituatie voor het ongeval. Een deskundige moet worden benoemd.
De te benoemen deskundige bepaalt welke gegevens door partijen moeten worden verschaft. De benadeelde is in beginsel niet verplicht de aan de deskundige verschafte medische gegevens tegelijkertijd aan de wederpartij te verschaffen, wel aan de medisch adviseur van een verzekeraar. Weigert deze dit te doen, zonder daartoe gewichtige redenen als bedoeld in art. 22 Rv te hebben welke door de rechter gegrond zijn geoordeeld, dan zal de rechter uit die weigering de gevolgtrekking kunnen maken die hij geraden acht (vgl. Hoge Raad 22 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB3676).
datum uitspraak 02-11-2016
datum publicatie 21-11-2016
Zaaknummer 284614
Rechtsgebieden Civiel recht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Vervolg op ECLI:NL:RBGEL:2016:3424. Letselschade als gevolg van trappen door een paard. Voormalig vennoten van het bedrijf zijn aansprakelijk voor de schade (art. 6:181 BW). Causaal verband. Aankondiging deskundigenbericht. Akte uitlating.
vindplaatsen Rechtspraak.nl
PS-Updates.nl 2016-0459
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
wonende te [woonplaats] ,
eiser in de hoofdzaak,
advocaat mr. E.J. Overwater te Bussum,
[gedaagde in de hoofdzaak en eiser in de vrijwaring] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. [gedaagde in de hoofdzaak en eiser in de vrijwaring],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in de vrijwaring,
advocaat mr. J.C. Noordijk te Ede,
[gedaagde in de vrijwaring] .,
gevestigd te [woonplaats] ,
en haar vennoten:
2. de besloten vennootschap [gedaagde in de vrijwaring] .,
gevestigd te Barneveld,
3. [gedaagde in de vrijwaring],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in de vrijwaring,
advocaat mr. P.M. Leerink te Deventer.
De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het tussenvonnis van 1 juni 2016
– de akte overlegging producties van [eiser in de hoofdzaak] , tevens vermindering en wijziging van eis
– de antwoordakte van AB-Stal
– de antwoordakte van [gedaagde in de vrijwaring]
– de akte overlegging productie van [eiser in de hoofdzaak] .
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank volhardt bij hetgeen in het tussenvonnis van 1 juni 2016 is overwogen en beslist. In dat vonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat AB-Stal op grond van artikel 6:181 lid 1 BW aansprakelijk is voor de schade van [eiser in de hoofdzaak] als gevolg van het ongeval op 13 oktober 2007 en dat [gedaagde in de hoofdzaak en eiser in de vrijwaring] en [gedaagde in de hoofdzaak en eiser in de vrijwaring] als voormalige vennoten van AB-Stal gehouden zijn de door [eiser in de hoofdzaak] geleden en nog te lijden schade te vergoeden. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten over de (omvang) van de schade.
1. voor recht zal verklaren dat [gedaagde in de hoofdzaak en eiser in de vrijwaring] en [gedaagde in de hoofdzaak en eiser in de vrijwaring] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade van [eiser in de hoofdzaak] ;
alsmede [gedaagde in de hoofdzaak en eiser in de vrijwaring] en [gedaagde in de vrijwaring] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van:
2. € 96.328,00 € 96.328,00 wegens verlies aan arbeidsvermogen;
2. € 96.328,00 € 141.181,00 wegens toekomstige schade;
2. € 96.328,00 € 47.457,00 wegens pensioenschade;
2. € 96.328,00 € 3.655,44 aan buitengerechtelijke kosten;
2. € 96.328,00 € 30,000,00 ten titel van smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 oktober 2007, althans een door de rechtbank te bepalen schadebedrag en datum;
met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde in de hoofdzaak en eiser in de vrijwaring] en [gedaagde in de hoofdzaak en eiser in de vrijwaring] in de proceskosten, te vermeerderen met rente en nakosten.
De rechtbank overweegt dat de thans overgelegde medische informatie niet toereikend is om voorgaande vragen te kunnen beantwoorden. Het rapport van dr. Swierstra is opgesteld in het kader van een ongevallenverzekering en geeft geen inzicht in de gezondheidssituatie van [eiser in de hoofdzaak] voor het ongeval. Datzelfde geldt voor het als productie 9 bij dagvaarding overgelegde neuropsychologische rapport van prof. Middelkoop, gedateerd 14 augustus 2012. Dat klemt temeer omdat uit de door [eiser in de hoofdzaak] als productie 8 bij dagvaarding overgelegde arbeidsdeskundige rapportage van het UWV, gedateerd 19 september 2008, blijkt dat [eiser in de hoofdzaak] in 2003 is uitgevallen wegens spanningsklachten en per EWT (einde wachttijd) 65-80% arbeidsongeschikt was en in de jaren daarna ook gedeeltelijk (en met wisselende percentages) arbeidsongeschikt is geweest en voor het ongeval, per 3 februari 2007, voor 45-55% arbeidsongeschikt was.
De rechtbank is daarom voornemens een deskundige te benoemen ter beantwoording van de vraag welke klachten en beperkingen die [eiser in de hoofdzaak] thans ondervindt het gevolg zijn van – en dus in causaal verband staan tot – het ongeval op 13 oktober 2007.
De te benoemen deskundige bepaalt welke gegevens door partijen moeten worden verschaft en partijen zijn tot medewerking verplicht. De rechter kan uit een weigering de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. De gegevens die door de ene partij aan de deskundige worden verschaft, worden tegelijkertijd in afschrift of ter inzage verstrekt aan de wederpartij. De partij die eventueel gebruik kan maken van het blokkeringsrecht (art. 7:464 lid 2, aanhef en onder b, BW), is in beginsel niet verplicht de door haar aan de deskundige verschafte medische gegevens tegelijkertijd aan de wederpartij te verschaffen. Dit lijdt echter ingeval de wederpartij een verzekeraar is die beschikt over een medisch adviseur, in zoverre uitzondering dat tevens en tegelijkertijd aan de medische adviseur alle aan de deskundige verschafte medische gegevens in afschrift of ter inzage dienen te worden verstrekt. Indien de partij geen gebruik maakt van het blokkeringsrecht en het deskundigenbericht ter beschikking van de wederpartij wordt gesteld, dan is eerstgenoemde alsnog verplicht alle door haar aan de deskundige verschafte medische gegevens aan de wederpartij te verstrekken. Weigert zij dit te doen, zonder dat zij daartoe gewichtige redenen als bedoeld in art. 22 Rv heeft aangevoerd welke door de rechter gegrond zijn geoordeeld, dan zal de rechter uit die weigering de gevolgtrekking kunnen maken die hij geraden acht (vgl. Hoge Raad 22 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB3676).
De beslissing
De rechtbank