2012 Hof: Vordering van advocaat tot betaling van declaraties afgewezen.
Advocaat is met zijn opdrachtgever overeengekomen dat hem het tijdig zal waarschuwen indien het honorarium een bedrag van € 7.000,00 exclusief verschotten en omzetbelasting dreigt te gaan overschrijden. In dat geval zal hij met de opdrachtgever overleggen over de voortzetting of een tussentijdse beëindiging van de opdracht. De advocaat heeft dit echter niet gedaan. De in hoger beroep aangevoerde omstandigheid dat de opdrachtgever zelf de stand van zaken wist met betrekking tot de hoogte van de declaraties, kan niet aan de opdrachtgever worden tegengeworpen. Dit geldt ook voor de stelling dat de opdrachtgever nooit heeft geklaagd. Met deze stellingen miskent de advocaat dat hij zelf de verplichtingen van het tijdig inlichten en het overleggen op zich heeft genomen.
|
||||||||||||
|
||||||||||||
|
||||||||||||
|
||||||||||||
|
||||||||||||
|
||||||||||||
|
||||||||||||
GERECHTSHOF ARNHEM zaaknummer gerechtshof 200.104.167 arrest van de derde kamer van 7 augustus 2012 in de zaak van [X], handelend onder de naam [bedrijf X], tegen: [geïntimeerde], 1. Het geding in eerste aanleg Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 2. Het geding in hoger beroep 2.1 Het verloop van de procedure blijkt uit: 2.2 Vervolgens heeft [X] de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald. 3. De grieven [X] heeft – zakelijk weergegeven – de volgende grieven tegen het vonnis van 15 februari 2012 aangevoerd. Grief 1 Grief 2 4. De vaststaande feiten 4.1 Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende vaststaande feiten. 4.2 [geïntimeerde] heeft op 6 mei 2008 mondeling opdracht aan [X] verstrekt om hem bij te staan in een gerechtelijke procedure. [X] heeft deze opdracht aanvaard. In de door [X] opgestelde schriftelijke overeenkomst, die [geïntimeerde] voor akkoord heeft getekend, is onder andere het volgende bepaald. 4.3 [X] heeft aan [geïntimeerde] onder andere de volgende declaraties gezonden: [geïntimeerde] heeft deze declaraties, ondanks aanmaningen, niet betaald. 4.4 De Raad van Toezicht der orde van advocaten in het arrondissement Zutphen heeft op verzoek van [X] bij beslissing van 13 april 2011 declaraties van [X] aan [geïntimeerde] over de periode 4 juni 2008 tot en met 2 maart 2009 begroot. Een overzicht van deze declaraties is vermeld in een document “Grootboek Debiteuren-Beknopt”, dat aan de beslissing van de Raad van Toezicht is gehecht. 5. De motivering van de beslissing in hoger beroep 5.1 Nu [X] noch in de appeldagvaarding, noch in de memorie van grieven gronden voor het hoger beroep tegen de vonnissen van 11 november 2009 en 7 september 2011 heeft aangevoerd en daarom de vordering in hoger beroep niet naar de eis van de wet met redenen is omkleed, zal het hof het hoger beroep tegen die vonnissen verwerpen. 5.2 Anders dan [X] in zijn eerste grief heeft aangevoerd, is het hof van oordeel dat [geïntimeerde] zich voldoende gemotiveerd heeft verweerd tegen de vorderingen van [X]. In het bijzonder heeft [geïntimeerde] expliciet een beroep gedaan op artikel 3 van de financiële afspraken in de tussen partijen gesloten overeenkomst, zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.2 gedeeltelijk weergegeven (zie punt 9 van de conclusie van antwoord van [geïntimeerde] en punt 11 van de conclusie van dupliek van [geïntimeerde]). 5.3 De kantonrechter heeft in het vonnis van 15 februari 2012 – kort gezegd – geoordeeld dat de stelling van [geïntimeerde] dat de grens van € 7.000,- bereikt was vóór de factuur van 5.4 [X] heeft voorts niet bestreden dat hij [geïntimeerde] niet heeft gewaarschuwd voor het feit dat zijn honorarium het bedrag van € 7.000,- overschreed en evenmin heeft hij bestreden dat hij niet met [geïntimeerde] heeft overlegd over een voortzetting dan wel een tussentijdse beëindiging van de overeenkomst van opdracht. Hierdoor heeft [geïntimeerde] geen gelegenheid gehad hetzij te beslissen omtrent een voortzetting dan wel een tussentijdse beëindiging van de overeenkomst. 5.5 De door [X] in hoger beroep aangevoerde omstandigheid dat [geïntimeerde], doordat [X] iedere maand declareerde, zelf de stand van zaken wist met betrekking tot de hoogte van de declaraties, kan niet aan [geïntimeerde] worden tegengeworpen. Dit geldt ook voor de stelling van [X] dat [geïntimeerde] op dat punt nooit heeft geklaagd. Met deze stellingen miskent [X] dat hij zelf de verplichting op zich heeft genomen om [geïntimeerde] tijdig in te lichten en met [geïntimeerde] te overleggen, zodat [geïntimeerde] in volle vrijheid kon beslissen over de eventuele voortzetting van de relatie. 5.6 De omstandigheid dat [geïntimeerde] wellicht had moeten doorprocederen, leidt evenmin tot een ander oordeel, aangezien [geïntimeerde] de mogelijkheid had de overeenkomst tussentijds te beëindigen en dus ook een andere advocaat had kunnen benaderen. 5.7 Ten slotte heeft [X] aangevoerd dat de mededeling niet van zodanige aard is dat de door [X] verleende rechtsbijstand niet zou behoeven te worden vergoed en dat het volstrekt onredelijk en onbillijk is om op die grond de vordering aan [X] te ontzeggen. [X] zelf heeft de hiervoor vermelde waarschuwingsplicht in de overeenkomst opgenomen, zodat hij gehouden is deze na te leven. Een eventueel beroep van [X] op artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. [X] heeft geen, althans onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd die meebrengen dat het beroep van [geïntimeerde] op de naleving door [X] van deze waarschuwingsplicht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. 5.8 De grieven falen, zodat het hof het bestreden vonnis van 15 februari 2012 zal bekrachtigen. 5.9 Het hof zal [X], als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het hoger beroep veroordelen. 6. De beslissing Het hof, recht doende in hoger beroep: verwerpt het hoger beroep tegen de tussen partijen gewezen vonnissen van de kantonrechter (rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Harderwijk) van 11 november 2009 en bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter (rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Harderwijk) van 15 februari 2012; veroordeelt [X] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door mrs. E.B. Knottnerus, M.F.J.N. van Osch en W. Duitemeijer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2012. |