Hof: frontale botsing tussen twee brommers, bewijslastverdeling
Twee brommers komen frontaal met elkaar in botsing. Het hof oordeelt dat benadeelde door middel van twee onafhankelijke getuigen is geslaagd in het hem opgedragen bewijs dat de andere bromfietser een groepje fietsers is gaan inhalen op de voor benadeelde bestemde weghelft, waardoor hij frontaal op hem is gebotst. De verzekeraar van de inhalende bromfietser is niet geslaagd in het bewijs van haar stelling dat het ongeval mede (voor minimaal 50%) is veroorzaakt doordat benadeelde niet uiterst rechts heeft gereden en te hard heeft gereden met zijn opgevoerde Yamaha.
Volledige uitspraak:
LJN: BY3172, Gerechtshof Amsterdam , 200.086.079
Datum uitspraak:
20-11-2012
Datum publicatie:
26-11-2012
Rechtsgebied:
Civiel overig
Soort procedure:
Hoger beroep
Inhoudsindicatie:
Aanrijding tegemoetkomende brommers
Vindplaats(en):
Rechtspraak.nl
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Nevenzittingsplaats Arnhem
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.086.079
(zaaknummer rechtbank 263187)
arrest van de eerste kamer van 20 november 2012
in de zaak van
de naamloze vennootschap
London Verzekeringen N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
hierna: London,
advocaat: mr. M.F. Lameris,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde],
advocaat: mr. J.H. van der Woude.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 15 mei 2012 hier over (verder: het tussenarrest).
1.2 Het verdere verloop blijkt uit:
– het proces-verbaal van getuigenverhoor van 22 augustus 2012 aan de zijde van [geïntimeerde] (waarbij twee getuigen zijn gehoord) met daaraan gehecht de brief van mr. van der Woude van 13 augustus 2012 met bijlagen;
– de verklaring van London dat zij afziet van bewijslevering.
De bij het tussenarrest gelaste comparitie heeft geen doorgang gevonden.
1.3 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2. De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
2.1 Het hof verwijst naar en volhardt bij zijn tussenarrest.
Daarbij is [geïntimeerde] toegelaten tot bewijslevering van zijn stelling dat [X] een groepje fietsers is gaan inhalen op de voor [geïntimeerde] bestemde weghelft op een moment dat die weghelft door [geïntimeerde]s nadering niet vrij was (waardoor [X] frontaal op hem is gebotst).
2.2 De getuige mw. [getuige 1] heeft op 22 augustus 2012 onder meer verklaard:
"(…)
Ik reed op de fiets naar school, het [school] in [woonplaats]. We reden met zijn drieën naast elkaar, met vriendinnen. Ik reed in het midden. Ik hoorde een scootergeluid achter mij en ging zelf naar achteren toe. Toen zag ik van dichtbij de scooter van [geïntimeerde]. Een scooter reed links langs mij voorbij. In een flits zag ik geel naast me. Toen klapten ze op elkaar. Achteraf bleek het geel een helm te zijn. (…) Ik reed op de rechterkant van het fietspad en de aanrijding vond plaats op de linker baan. De aanrijding vond iets voor mij plaats, dus linksvoor. (…)
De inhaler had een bijrijder achterop.
(…)
Of de inhaler tevoren lang achter ons zat weet ik niet. Ik hoorde een brommergeluid en ben toen teruggezakt.
(…)
Of ik [geïntimeerde] van ver kon zien aankomen? Ja, ik zag zijn scooter eraan komen.
(…)
Dat het op de linkerbaan gebeurde heb ik zelf gezien. Ik reed zelf rechts.
(…)
U toont mij de kleurenfoto’s van de politie. Aan de hand van de foto’s en mijn rijrichting naar het [school] zeg ik dat ik bij de eerste foto’s aan de kant van de weg reed in de richting van het [school].
Op dat fietspad kan je met zijn drieën naast elkaar rijden, maar op de eigen rijstrook alleen met zijn tweeën.
[X] reed op de linkerbaan helemaal aan de linkerkant."
2.3 De getuige [getuige 2] heeft op 22 augustus 2012 onder meer verklaard:
" (…)
Ik fietste naar het Wellant college, als altijd alleen. Voor mij, een 50 meter of zo, fietste een groep fietsers. Ik werd ingehaald door een brommertje en die haalde ook de groep fietsers in. Daar was hij net voorbij en toen kwam een brommer uit [woonplaats] vandaan en dat was een frontale botsing. Ik zag het gebeuren. (…)
Op de brommer die langs mij kwam zaten twee personen. Het was een blauw brommertje, verder weet ik het niet. (…) Voor mij reed een groepje van vier fietsers. Ik weet niet of het twee aan twee was of drie en één. In die groep heb ik niets zien veranderen. Ik zag de tegenligger pas toen ik de aanrijding zag gebeuren. Er is niet een periode geweest dat ik voorzag dat het mis zou gaan. Over de snelheid van de tegenligger kan ik niets zeggen omdat ik hem niet heb zien aankomen. Voor mij gezien heeft de aanrijding plaatsgevonden op de linkerweghelft van het fietspad. Hij was namelijk net voorbij het groepje fietsers en toen reed hij nog links. Hij was nog niet terug naar rechts.
(…)
U toont mij de foto’s bij het proces-verbaal. Op de eerste twee foto’s reed ik rechts, aan de kant van de provinciale weg.
Op foto 3 reed ik andersom.
(…)".
2.4 Naar het oordeel van het hof vormen deze twee getuigenverklaringen, afkomstig van neutrale derden die geen belang hebben bij de afloop van deze procedure, ten opzichte van de partijgetuigenverklaring van [geïntimeerde] (zoals geciteerd in het tussenarrest, rov. 4.4) aanvullend bewijs dat zodanig sterk is en zodanig essentiële punten betreft dat zij die partijgetuigenverklaring voldoende geloofwaardig maken. [geïntimeerde] is derhalve in zijn bewijsopdracht geslaagd.
2.5 Vervolgens wordt van belang dat London bij het tussenarrest is toegelaten tot bewijslevering van haar stelling dat het ongeval mede (voor minimaal 50%) is veroorzaakt doordat [geïntimeerde] niet uiterst rechts heeft gereden en met zijn opgevoerde Yamaha harder dan de voor hem geldende maximumsnelheid van 40 km/u heeft gereden, minimaal 50 km/u.
London heeft afgezien van bewijslevering.
Ten overvloede is het volgende van belang.
Met betrekking tot de snelheid van [geïntimeerde] heeft getuige mw. [getuige 1] verklaard te weten hoe hard die brommers kunnen, dat zij niet weet hoe hard de brommers (ten tijde van het ongeval, hof) reden en dat zij denkt aan 50 km/u of zo. De getuige [getuige 2] kon daarover niets zeggen.
Op dit punt oordeelt het hof de eerste getuigenverklaring te vaag, terwijl de tweede getuigenverklaring op dit punt niets inhoudt.
Met betrekking tot de door [geïntimeerde] ingenomen plaats op het fietspad heeft getuige mw. [getuige 1] verklaard dat de aanrijding plaatsvond op de voor haar en [X] linker baan en dat [X] op de linkerbaan helemaal aan de linkerkant reed.
De getuige [getuige 2] heeft hierover verklaard:
"Voor mij gezien heeft de aanrijding plaatsgevonden op de linkerweghelft van het fietspad. Hij was namelijk net voorbij het groepje fietsers en toen reed hij nog links. Hij was nog niet terug naar rechts."
Op grond van dit een ander is London niet in haar bewijsopdracht geslaagd. In het tussenarrest, rov. 4.17 heeft het hof London nog toegelaten tot het door haar aangeboden bewijs door middel van deskundigenberichten in de vorm van een verkeersongevallenanalyse en van een medische verklaring over een relatie tussen de ernst van het letsel en de snelheid van [geïntimeerde]. London is echter niet meer ingegaan op de daarbij geplaatste kanttekening en de wens om voorafgaande informatie. Ook heeft Londen zodanige rapporten niet in het geding gebracht of na het getuigenverhoor alsnog aangeboden. Daarom komt het hof niet meer toe aan dit aanvankelijk door London aangeboden bewijs.
3. Slotsom
3.1 Alle grieven falen, zodat het bestreden deelvonnis moet worden bekrachtigd.
3.2 Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof London in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
3.3 De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op:
– griffierecht € 1.475,00
– getuigentaxen € 157,00
totaal verschotten € 1.632,00 en
voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief:
2 punten x appeltarief V € 5.264,00.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Utrecht van 12 mei 2010;
veroordeelt London in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 1.632 voor verschotten en op € 5.264 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, L.J. de Kerpel-van de Poel en S.M. Evers, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 november 2012.