Hof: letselschade uitkering niet verknocht nu bedragen op beleggingsrekening niet te identificeren zijn als uitkering
Verdeling huwelijksgemeenschap bij echtscheiding. Is letselschade-uitkering aan man verknocht? Het hof overweegt dat het wat betreft een tijdens het huwelijk in geld ontvangen letselschade-uitkering mogelijk is om tot een verknochtheid te concluderen die zich ertegen verzet dat die uitkering in de gemeenschap valt. Hiervoor is vereist dat aangetoond wordt dat ten tijde van de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap, de letselschade-uitkering nog te identificeren is, in die zin dat aangetoond kan worden dat de uit hoofde van letselschade-uitkering ontvangen geldsom nog aanwezig is. Naar het oordeel van het hof is dit onvoldoende vast komen te staan. Weliswaar zijn bedragen overgeboekt van de gezamenlijke bankrekening(en)naar een beleggingsrekening, maar er kan niet vastgesteld worden dat dit de gelden zijn die de man heeft ontvangen uit hoofde van de letselschade-uitkering.
ECLI:NL:GHARL:2014:4137
Instantie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak: 13-05-2014
Datum publicatie: 18-06-2014
Zaaknummer: 200.125.283-01
Rechtsgebieden: Personen- en familierecht
Bijzondere kenmerken: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Verdeling huwelijksgemeenschap. Verknochtheid letselschadeuitkering. Deze uitkering is niet meer als zodanig op de Alex beleggingsrekening te identificeren.
Vindplaatsen: Rechtspraak.nl
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.125.283/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 188794 FA RK 11-3125)
beschikking van de familiekamer van 13 mei 2014
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. R.E. Dijkstra, kantoorhoudend te Zeewolde,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. B.F.H.M. van den Tempel, kantoorhoudend te De Bilt.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad (per abuis in de beschikking genoemd de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad), van 16 januari 2013, hersteld bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad (hierna: de rechtbank) van 2 april 2013.
2 Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
2.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het beroepschrift, ingekomen op 15 april 2013;
– het verweerschrift, tevens incidenteel hoger beroep, ingekomen op 16 juli 2013;
– een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep, ingekomen op 17 oktober 2013;
– een aanvulling op het incidenteel hoger beroep, ingekomen op 18 oktober 2013.
2.2 De vrouw heeft bij voormeld beroepschrift verzocht de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het betreft de beslissing van de rechtbank om de beleggingsrekening bij Alex toe te delen aan de man, onder de verplichting voor de man om € 67.511,00 binnen twee weken na dagtekening van de beschikking aan de vrouw te betalen, en opnieuw beschikkende de beleggingsrekening bij Alex toe te delen aan de man onder de verplichting voor de man om binnen twee weken na dagtekening van de door het hof te geven beschikking een bedrag van € 105.798,- aan de vrouw te voldoen.
2.3 De man heeft in zijn verweerschrift, tevens incidenteel beroepschrift, het verzoek van de vrouw in hoger beroep bestreden en verzocht de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het de verdeling van de beleggingsrekening bij Alex betreft, en opnieuw beschikkende:
– primair de beleggingsrekening bij Alex geheel aan de man toe te delen;
– subsidiair van de letselschade-uitkering aan de man toe te delen de bestanddelen: immateriële schade en verlies verdienvermogen vanaf datum echtscheiding, zoals berekend door de rechtbank, vermeerderd met de componenten verlies zelfwerkzaamheid en duurdere vakanties, zoals begroot op een bedrag van € 51.277,16;
– de vrouw op te dragen om verantwoording af te leggen voor het geheel van het inkomen en vermogen gedurende de huwelijkse periode vanaf 14 september 2001 en de eventueel verzwegen of achtergehouden bestanddelen geheel aan de man toe te delen;
uit te betalen op een door het hof in goede justitie te bepalen wijze.
2.4 De vrouw heeft in haar verweerschrift in het incidenteel hoger beroep het incidenteel hoger beroep van de man bestreden en verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in het incidenteel hoger beroep, althans het incidenteel hoger beroep als ongegrond af te wijzen.
2.5 De man heeft in zijn aanvulling op het incidenteel hoger beroep verzocht om het bepaalde onder punt 2 van het proces-verbaal van 13 juli 2012, dat deel uitmaakt van de eindbeschikking van (naar het hof begrijpt) 16 januari 2013, te vernietigen voor zover het de verdeling van de kapitaalverzekering bij Delta Lloyd onder polisnummer [nummer] betreft, en opnieuw beslissende te bepalen dat de kapitaalverzekering bij Delta Lloyd met polisnummer [nummer] op naam van de man zal worden gesplitst, waardoor ieder van partijen daarvan 50% bezit.
2.6 Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken.
2.7 De mondelinge behandeling heeft op 3 april 2014 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Mr. Dijkstra heeft ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van door haar overgelegde pleitnotities.
3 De vaststaande feiten
3.1 Partijen zijn [in 1976] in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Het huwelijk is ontbonden [in 2011] door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 17 augustus 2011 in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
3.2 Bij inleidend verzoek van 30 mei 2011 heeft de man, voor zover ten deze van belang, primair verzocht de verdeling van de boedel vast te stellen en subsidiair verzocht om partijen te bevelen ten overstaan van een notaris over te gaan tot verdeling van de tussen hen bestaande gemeenschap van goederen, met benoeming van een notaris en onzijdige personen als volgens de wet, met inachtneming van al hetgeen in dat verband door de man is uiteengezet in zijn verzoekschrift.
3.3 Bij verweerschrift van 21 juli 2011 heeft de vrouw het inleidend verzoek van de man bestreden en verzocht de verdeling van de gemeenschap van goederen van partijen vast te stellen en het subsidiaire verzoek van de man om partijen te bevelen ten overstaan van een notaris over te gaan tot verdeling van de tussen hen bestaande gemeenschap van goederen, met benoeming van een notaris en onzijdige personen als volgens de wet, met inachtneming van al hetgeen in dat verband in het verzoekschrift van de man is uiteengezet, af te wijzen.
3.4 Bij tussenbeschikking van 17 augustus 2011 heeft de rechtbank de beslissing met betrekking tot de vermogensrechtelijke afwikkeling van de boedel aangehouden.
3.5 Tijdens de zitting, gehouden op 13 juli 2012, hebben partijen gedeeltelijk overeenstemming bereikt over hetgeen hen verdeeld hield. De gemaakte afspraken zijn opgenomen in het door beide partijen ondertekende proces-verbaal van die zitting. Partijen zijn, voor zover ten deze van belang, overeengekomen dat de kapitaalverzekering bij Delta Lloyd met polisnummer [nummer] op naam van de man, aan de man zal worden toegedeeld, onder verrekening van de helft van het saldo per 31 december 2011 aan de vrouw.
3.6 Bij de beschikking van beroep heeft de rechtbank, voor zover ten deze van belang,
de beleggingsrekening bij Alex toegedeeld aan de man, onder de verplichting voor de man om € 67.511,00 binnen twee weken na dagtekening van de beschikking aan de vrouw uit te betalen. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4 De beoordeling
Processueel
4.1 De vrouw heeft bezwaar gemaakt tegen het aanvullende verzoek van de man in incidenteel appel. Volgens de vrouw is het verzoek buiten de verweertermijn ingediend en dient de man om die reden, op grond van het bepaalde in artikel 358 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn aanvullend verzoek in incidenteel appel.
4.2 Het hof beschouwt het nieuwe verzoek van de man als een verzoek tot een nevenvoorziening als bedoeld in artikel 827 lid 1 onder b dan wel onder f Rv. De Hoge Raad heeft meermalen beslist dat een dergelijke nevenvoorziening voor het eerst in hoger beroep mag worden verzocht (HR 7 april 2000, NJ 2000, 377 en HR 23 februari 2001, NJ 2001, 237). Hoewel de man zijn aanvullend verzoek eerst op 18 oktober 2013, en derhalve buiten de termijn voor het indienen van een verweerschrift heeft gedaan, is het hof van oordeel dat hij kan worden ontvangen in zijn verzoek. Het hof neemt daartoe in aanmerking dat de vrouw niet onredelijk is bemoeilijkt in het voeren van verweer, mede gelet op de tijd tussen het indienen van het aanvullend verzoek en de mondelinge behandeling, terwijl het verzoek anderszins evenmin in strijd is met de goede procesorde.
Inhoudelijk
4.3 Tussen partijen is in hoger beroep nog in geschil:– de omvang van de ontbonden gemeenschap van goederen;
– de plicht voor de vrouw tot het afleggen van rekening en verantwoording over het ten tijde van het huwelijk door haar gevoerde beheer over het gezamenlijke inkomen en vermogen;
– de wijze van toedeling van de kapitaalverzekering bij Delta Lloyd met polisnummer [nummer] aan de man; en
– de verknochtheid van de door de man ontvangen letselschade-uitkering.
* De omvang van de ontbonden gemeenschap van goederen / rekening en verantwoording
4.4 De man heeft zich op het standpunt gesteld dat de vrouw rekening en verantwoording dient af te leggen ten aanzien van het beheer van het inkomen en het vermogen van partijen in de periode dat de man in Spanje verbleef, en dat zij inzage dient te verstrekken in de door haar in deze periode voor partijen gedane belastingaangiften. Indien zou blijken dat er bestanddelen van de boedel zijn verzwegen, dienen deze volgens de man op grond van artikel 3:194 lid 2 van het Burgerlijke Wetboek (BW) aan hem te worden toegedeeld.
4.5 Het hof overweegt als volgt. Op grond van de overgelegde stukken bestaat naar het oordeel van het hof geen reden om aan te nemen dat er bestanddelen van de boedel zijn verzwegen. Het hof ziet dan ook geen aanleiding tot toepassing van artikel 3:194 lid 2 BW. Voor zover de man inlichtingen wenst over de besteding van de gelden van partijen, met name ten tijde van zijn verblijf in Spanje, is van belang dat de vrouw gemotiveerd heeft toegelicht dat het gezinsinkomen van partijen destijds voor een groot deel opging aan woonlasten, huur van het appartement van de man in Spanje, autoverzekering, wegenbelasting, ziektekostenverzekering, abonnementen voor beleggingstijdschriften voor de man en de kosten van de thuiswonende, studerende kinderen van partijen, die niet in hun eigen levensonderhoud en studiekosten konden voorzien. Naar het oordeel van het hof is de vrouw op grond van het destijds geldende artikel 1:98 BW niet gehouden tot het afleggen van verdere rekening en verantwoording. Het hof neemt bij dit oordeel tevens in aanmerking de door de vrouw overgelegde e-mail van de man van mei 2010, waarvan de inhoud door de man niet is betwist en waaruit blijkt dat de man op dat moment van mening was dat de vrouw de administratie altijd goed en zorgvuldig heeft gedaan.
4.6 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek van de man in incidenteel appel om de vrouw op te dragen om rekening en verantwoording af te leggen voor het geheel van het inkomen en vermogen gedurende de huwelijkse periode vanaf 14 september 2001 en de eventueel verzwegen of achtergehouden bestanddelen toe te delen aan de man zal worden afgewezen.
* De wijze van toedeling van de kapitaalverzekering bij Delta Lloyd aan de man
4.7 Het hof stelt voorop dat het door beide partijen ondertekende proces-verbaal van de zitting van de rechtbank van 13 juli 2012 een vaststellingsovereenkomst betreft, waarbij de man en de vrouw, ter voorkoming van onzekerheid of verschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, zich jegens elkaar hebben gebonden aan een vaststelling daarvan.
4.8 Het proces-verbaal bevat de afspraak dat de kapitaalverzekering bij Delta Lloyd met polisnummer [nummer] op naam van de man, aan de man zal worden toegedeeld, onder verrekening van de helft van het saldo per 31 december 2011 aan de vrouw.
4.9 De man stelt zich op het standpunt dat deze afspraak onjuist is vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst. Hij voert daartoe aan dat de toedeling zoals door de rechtbank verwoord tot gevolg heeft dat hij fors wordt onderbedeeld, nu gebleken is dat hij over het aan de vrouw uit te keren bedrag 72% belasting verschuldigd is. Volgens de man hebben partijen bedoeld overeen te komen dat de kapitaalverzekering zal worden gesplitst, waarna partijen ieder 50% van de kapitaalverzekering bezitten en een eigen keuze kunnen maken voor omzetting in een lijfrente of uitbetaling.
4.10 De vrouw stelt zich op het standpunt dat partijen ten aanzien van de kapitaalverzekering bij Delta Lloyd een bindende regeling hebben getroffen om hun geschil op te lossen en dat het hof deze tussen partijen gemaakte afspraak niet kan vernietigen. Dat partijen een verdeling bij helfte van de kapitaalverzekering voor ogen zouden hebben gehad, wordt door de vrouw betwist. Zij voert daartoe aan dat de man ook ten aanzien van de Alex-beleggingsrekening geen verdeling bij helfte voor ogen had.
4.11 Het hof overweegt als volgt. Ter zitting is door beide partijen bevestigd dat de fiscale gevolgen van de overeengekomen wijze van verdeling van de kapitaalverzekering bij Delta Lloyd niet met partijen zijn besproken, noch door hun respectieve advocaten, noch door de rechtbank. Dit laat evenwel onverlet dat de afspraak zoals deze is opgenomen in de vaststellingsovereenkomst tussen partijen bindend is en geen onderdeel meer vormt van de rechtsstrijd tussen partijen in hoger beroep. Voor zover de man van mening is dat de betreffende afspraak onjuist is vastgelegd, is de dagvaardingsprocedure bij de rechtbank de juiste rechtsingang om dit aan de orde te stellen. Het hof zal het verzoek van de man in zijn aanvullend incidenteel appel dan ook afwijzen.
* Verknochtheid saldo Alex-beleggingsrekening
4.12 Tussen partijen is in geschil of het saldo van de beleggingsrekening bij Alex, rekeningnummer [nummer], als aan de man verknocht moet worden beschouwd, zodat dit niet in de gemeenschap valt en derhalve niet in de verdeling behoeft te worden betrokken.
4.13 Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof gebleken dat de man in 1996 of 1997 betrokken is geweest bij een ongeval, als gevolg waarvan hij letsel heeft opgelopen en definitief arbeidsongeschikt is geraakt. Met de verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval, ZLM Verzekeringen, is een vaststellingsovereenkomst gesloten, door de man ondertekend op 2 oktober 2000 en door ZLM Verzekeringen ondertekend op 25 september 2000. Daarbij is overeengekomen dat ZLM Verzekeringen aan de man als vergoeding voor alle schade, bekend of onbekend, materieel zowel als immaterieel, geleden of nog te lijden, een bedrag van ƒ 1.000.000 betaalt, op welk bedrag in mindering komt de reeds door ZLM betaalde voorschotten van ƒ 300.000,-. De man heeft verklaard dat daarmee is voldaan aan alle aanspraken welke hij ter zake van het verkeersongeval jegens ZLM Verzekeringen en/of haar verzekerde heeft gehad en/of nog zou kunnen doen gelden en heeft kwijting verleend tegen betaling van het resterende bedrag van ƒ 700.000.
4.14 Artikel 1:94 lid 3 BW bepaalt dat goederen en schulden die aan een der echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn, slechts in de gemeenschap vallen voor zover die verknochtheid zich hiertegen niet verzet.
4.15 De vragen of een goed dan wel een schuld, wegens het hoogstpersoonlijke karakter daarvan, in afwijking van de hoofdregel van artikel 1:94 lid 2 BW, aan een der echtgenoten is verknocht en, zo ja, in hoeverre die verknochtheid zich ertegen verzet dat het goed respectievelijk de schuld in de gemeenschap valt – een en ander als bedoeld in artikel 1:94 lid 3 BW – kunnen niet in hun algemeenheid worden beantwoord. De beantwoording is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder met name de aard van dat goed respectievelijk die schuld, zoals deze mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald (vgl. HR 15 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC0377, NJ 2008/275, RFR 2008/50 en HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1749, NJ 2012/407, RFR 2012/79).
4.16 Door de vrouw is niet betwist dat de aanspraak van de man op de schadevergoeding, in elk geval deels, aan de man was verknocht. De vrouw stelt zich echter primair op het standpunt dat door de voldoening van de verschuldigde geldsom door de verzekeraar aan de man, deze aanspraak teniet is gegaan. Het geldbedrag is gestort op een bankrekening en van een dergelijk ontvangen geldbedrag kan volgens de vrouw niet meer worden gesteld dat dit naar zijn aard zodanig verknocht is dat het niet in de huwelijksgemeenschap valt.
4.17 Het hof dient derhalve in de eerste plaats te beoordelen of de door de man staande het huwelijk uit hoofde van de letselschade-uitkering ontvangen gelden als aan hem verknocht kunnen worden beschouwd. In dit kader overweegt het hof als volgt.
4.18 Niet ieder goed dat in de plaats treedt van een verknocht goed kan eveneens of op dezelfde wijze als aan een van de echtgenoten verknocht worden beschouwd. In casu zijn de uit hoofde van de letselschade-uitkering ontvangen gelden in de plaats gekomen van de verknochte aanspraak op deze gelden en dient aan de hand van het hiervoor onder rechtsoverweging 4.15 omschreven criterium opnieuw te worden beoordeeld of sprake is van verknochtheid van deze gelden (vgl. Hoge Raad 26 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF2295). Anders dan de vrouw meent is het ook voor wat betreft een tijdens het huwelijk in geld ontvangen letselschade-uitkering mogelijk om tot een verknochtheid te concluderen die zich ertegen verzet dat die uitkering in de gemeenschap valt. (vgl. HR 7 december 2012, ECLI:NL:HR:2012BY0957). Wel is om tot verknochtheid te concluderen vereist dat aangetoond wordt dat ten tijde van de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap, de in geld ontvangen letselschade-uitkering nog te identificeren is, in die zin dat aangetoond kan worden dat de uit hoofde van letselschade-uitkering ontvangen geldsom geheel of althans voor een deel nog aanwezig is. Daartoe is alleen ruimte indien de ontvangen geldsom te midden van het aanwezige geld nog als een afzonderlijk goed is te onderkennen.
4.19 Ter zitting is vast komen te staan dat de ontvangen gelden, zowel het voorschot van
ƒ 300.000 als het restant van ƒ 700.000,- eerst op een gezamenlijke rekening van partijen zijn gestort. Volgens partijen moet dit ofwel de betaalrekening bij ABN AMRO Bank ofwel de spaarrekening bij Avéro zijn geweest.
4.20 De man heeft ter zitting gesteld dat het totale bedrag van ƒ 1.000.000,- vervolgens in gedeelten is doorgestort op de beleggingsrekening die partijen hadden geopend bij Alex.
4.21 Naar het oordeel van het hof is dat laatste evenwel onvoldoende vast komen te staan. Weliswaar zijn, zoals ook door partijen bevestigd, bedragen overgeboekt van de gezamenlijke bankrekening(en) van partijen naar de Alex-beleggingsrekening, maar niet vastgesteld kan worden dat dit de gelden zijn die de man heeft ontvangen uit hoofde van de letselschade-uitkering. Het hof neemt daartoe in aanmerking dat noch de betaalrekening bij ABN AMRO, noch de spaarrekening bij Avéro uitsluitend was gevoed met gelden afkomstig van de letselschade-uitkering. Partijen hebben ter zitting immers verklaard dat op de betaalrekening bij ABN AMRO ook de inkomsten van partijen binnenkwamen en dat vanaf deze rekening de betalingen werden gedaan, terwijl op de spaarrekening bij Avéro volgens partijen ook andere (spaar)gelden van partijen werden gestort. Naar het oordeel van het hof is gelet op het vorenstaande niet vast komen te staan dat de uit hoofde van de letselschade-uitkering ontvangen geldsom nog aanwezig is op de Alex-beleggingsrekening en is deze derhalve niet meer te identificeren. Van verknochtheid van het saldo op de Alex-beleggingsrekening aan de man kan gelet hierop ook geen sprake zijn.
4.22 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het principaal appel van de vrouw slaagt. Het primaire en het subsidiaire verzoek van de man in het incidenteel appel zullen worden afgewezen.
4.23 Tussen partijen is niet in geschil dat het totale saldo van de Alex-beleggingsrekening per peildatum € 211.596,- bedroeg, bestaande uit een creditsaldo van € 160.693,09 en een totale portefeuillewaarde inclusief shortposities van € 50.903,34. Het hof zal de Alex-beleggingsrekening toedelen aan de man, onder de verplichting voor hem om de helft hiervan, € 105.798,- uit te keren aan de vrouw. De bestreden beschikking zal in zoverre worden vernietigd.
De slotsom
4.24 Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als volgt.
5 De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 16 januari 2013 waarvan beroep, voor zover daarbij de beleggingsrekening bij Alex is toegedeeld aan de man onder de verplichting voor de man om € 67.511,00 binnen twee weken na dagtekening van die beschikking aan de vrouw uit te betalen;
en in zoverre opnieuw beslissende :
deelt de beleggingsrekening bij Alex toe aan de man, onder de verplichting voor de man om een bedrag van € 105.798,- binnen twee weken na dagtekening van deze beschikking uit te keren aan de vrouw;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het incidenteel hoger beroep van de man.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. van der Meer (voorzitter), J.G. Idsardi en G.K. Schipmölder en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 13 mei 2014 in bijzijn van de griffier.