Hof: appellanten niet-ontvankelijk in hoger beroep tussenvonnis zonder toestemming kantonrechter
Werknemers hebben werkgever aansprakelijk gesteld o.g.v. art 7:658 BW .Zij stellen hoger beroep in tegen tussenvonnis van kantonrechter. Het hof verklaart de werknemers niet-ontvankelijk. De kantonrechter heeft in de overwegingen van het vonnis beslissingen genomen over de bewijslastverdeling en instructie gegeven voor het verdere verloop van de procedure. De kantonrechter heeft in het dictum echter geen beslissingen genomen met betrekking tot enig deel van het gevorderde dat een einde maakt aan het geschil. Het vonnis is daarom een zuiver tussenvonnis en geen deelvonnis. Nu de kantonrechter geen tussentijds hoger beroep heeft opengesteld, verklaart het hof de werknemers niet-ontvankelijk verklaard worden in hun hoger beroep.
ECLI:NL:GHARL:2021:10609, Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 200.300.213 (rechtspraak.nl)
ECLI:NL:GHARL:2021:10609
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16-11-2021
Datum publicatie
15-12-2021
Zaaknummer
200.300.213
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Hoger beroep
Inhoudsindicatie
Tussentijds hoger beroep, Artikel 337 lid 2 Rv; Geen toestemming kantonrechter.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.300.213
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, 8832361)
arrest van 16 november 2021
1[appellant1] ,
wonende te [woonplaats1] ,
- [appellant2],
wonende te [woonplaats2] ,
- [appellant3],
wonende te [woonplaats3] ,
- [appellant4],
wonende te [woonplaats4] ,
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk: de werknemers,
advocaat: mr. H.G.M. van Zutphen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Enrichment Technology Nederland B.V.,
gevestigd te Almelo,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: ETNL,
advocaat: mr. H.M. Kruitwagen.
1De procedure bij de kantonrechter
Voor de procedure in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het tussenvonnis van 20 april 2021 van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo.
2De procedure in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– de dagvaarding in hoger beroep d.d. 6 juli 2021 (met grieven en producties),
– akte uitlating ontvankelijkheid (met producties) van ETNL.
2.2
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald op het griffiedossier.
3De motivering van de beslissing
3.1
De werknemers waren in de periode 2008/2009 tot 1 maart 2015 in dienst bij ETNL. De werknemers stellen dat zij in de uitoefening van hun werkzaamheden medische klachten hebben opgelopen, doordat ETNL haar zorgplicht niet in acht heeft genomen. Zij vorderen daarom ieder op grond van artikel 7:658 BW schadevergoeding van ETNL.
3.2
De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 20 april 2021 overwogen dat uit artikel 7:658 lid 2 BW volgt dat de werknemers eerst dienen aan te tonen dat zij schade hebben geleden in de uitoefening van hun werkzaamheden en dat ETNL daarna om aan aansprakelijkheid te ontkomen moet aantonen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. De kantonrechter heeft de zaak vervolgens verwezen naar de rol van 18 mei 2021. De kantonrechter heeft de werknemers de gelegenheid geboden zich op die datum uit te laten over hun medische klachten en de vraag of die veroorzaakt (kunnen) zijn door de werkzaamheden. Vervolgens hebben de werknemers de kantonrechter verzocht tussentijds hoger beroep tegen het vonnis van 20 april 2021 open te stellen. Dit verzoek heeft de kantonrechter afgewezen.
3.3
De werknemers hebben, zonder toestemming van de kantonrechter, hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 20 april 2021. Zij vorderen dat het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigt met veroordeling van ETNL in de kosten van het geding in beide instanties. De werknemers voeren aan dat tussentijds hoger beroep mogelijk is, omdat het om een deelvonnis gaat omdat daarin ook een einduitspraakcomponent zit. ETNL heeft bij akte geconcludeerd dat de werknemers niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden, omdat het vonnis van 20 april 2021 een zuiver tussenvonnis betreft.
3.4
Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 337 lid 2 Rv van een tussenvonnis slechts tegelijk met het eindvonnis hoger beroep kan worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Bij de toepassing van artikel 337 lid 2 Rv is van belang of het vonnis uitsluitend een tussenvonnis is of mede een (gedeeltelijk) eindvonnis, ook wel een deelvonnis genoemd. Een deelvonnis is een combinatie van een eindvonnis en een tussenvonnis. Indien in het vonnis door een uitdrukkelijk dictum omtrent enig deel van het gevorderde een einde wordt gemaakt aan de instantie, is in zoverre sprake van een eindvonnis.1 Van dat eindvonnisgedeelte dient binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld.
3.5
In dit geval heeft de kantonrechter in de overwegingen van het vonnis beslissingen genomen over de bewijslastverdeling en instructie gegeven voor het verdere verloop van de procedure. De kantonrechter heeft in het dictum echter geen beslissingen genomen met betrekking tot enig deel van het gevorderde dat een einde maakt aan het geschil. Het vonnis van 20 april 2021 is daarom een zuiver tussenvonnis en geen deelvonnis. Nu de kantonrechter geen tussentijds hoger beroep heeft opengesteld, zullen de werknemers niet-ontvankelijk verklaard worden in hun hoger beroep.
3.6
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof de werknemers in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten aan de zijde van ETNL zullen worden begroot op € 5.610,- voor griffierecht en op € 1.114,- voor salaris advocaat (1 punt x appeltarief II). Het hof zal ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.
4De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
verklaart de werknemers niet-ontvankelijk in hun hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 20 april 2021;
veroordeelt de werknemers in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ETNL begroot op € 5.610,- voor griffierecht en op € 1.114,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt de werknemers in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- en de explootkosten van betekening uit de uitspraak in het geval dat de werknemers niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak hebben voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde kostenveroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, K. Mans en C.M.E. Lagarde en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 november 2021.
1HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2905.