Nieuwe rekenmethode overlijdensschade – Een omwenteling

Samenvatting:

Nieuwe rekenmethode overlijdensschade – Een omwenteling Mr. H.J. van der Hoeven – Allianz Nederland Schadeverzekering – Lid van de Denktank Overlijdensschade Deze pakkende titel vormde de noemer waaronder op woensdag 19 november in Theater Gooiland te Hilversum een symposium werd gehouden over de ‘Nieuwe rekenmethode overlijdensschade’. Die methode, geïnitieerd en tot stand gekomen onder de […]

Nieuwe rekenmethode overlijdensschade – Een omwenteling

Mr. H.J. van der Hoeven – Allianz Nederland Schadeverzekering – Lid van de Denktank Overlijdensschade

Deze pakkende titel vormde de noemer waaronder op woensdag 19 november in Theater Gooiland te Hilversum een symposium werd gehouden over de ‘Nieuwe rekenmethode overlijdensschade’. Die methode, geïnitieerd en tot stand gekomen onder de bezielende leiding van Jessica Laumen – senior rekenkundige personenschade Laumen Expertise en arbeidsdeskundige – is nader uitgewerkt door een naar achtergrond zo breed mogelijk gemêleerd gezelschap personenschadendeskundigen, verenigd in de Denktank Overlijdensschade.

Daarbij is niet lichtzinnig te werk gegaan:

­       zo werd reeds in een vroegtijdig stadium De Letselschade Raad betrokken met als oogmerk die nieuwe methodiek in een richtlijn te vatten;

­       zijn er in den lande voor diverse betrokken groeperingen consultatieronden gehouden;

­       is er uitvoerig overleg gepleegd met het Personenschade Instituut van Verzekeraars en heeft het Nibud als onafhankelijke instantie een belangrijke inbreng gehad in de onderbouwing van cijfermateriaal. De bevindingen van de denktank zijn in een fraai vormgegeven ‘notitie’ helder uiteengezet. Op het eind van dit symposium zijn de eerste twee exemplaren van deze Notitie Denktank Overlijdensschade door Jessica overhandigd aan staatssecretaris Fred Teeven en aan Aleid Wolfsen (voorzitter platformoverleg van De Letselschade Raad). Voor het zover was, werd door de voor een collega invallende dagvoorzitter Jaap Sap (senior rechter en op persoonlijke titel lid van de denktank) ruimte gegeven aan een aantal inleiders om de introductie van deze nieuwe methodiek wat meer vorm te geven.

Als eerste spreker plaatste Ilona van der Zalm – wetenschappelijk docent Erasmus Universiteit Rotterdam en lid van de denktank – het recht op een overlijdensschadevergoeding in een historisch perspectief. Met als basis het Romeins recht werd via Hugo de Groot en Napoleon ons huidige art. 6:108 BW belicht. Tot slot ging zij kort in op de oude berekeningsmethodiek en onderkende zij daarbij een aantal knelpunten, waaronder de wijze van toedeling van de variabele lasten die nog op de op aardappelconsumptie begrote Amsterdamse Schaal uit 1917 is geënt. Het wegnemen van die knelpunten bij toepassing van de nieuwe rekenmethode is in haar visie een grote stap vooruit.

De tweede inleider, Arno Akkermans – hoogleraar privaatrecht Vrije Universiteit Amsterdam en lid van de denktank – somde eerst een aantal knelpunten van de oude rekenmethode op. Zo wees hij er onder meer op dat de oude verdeling tussen vaste en variabele lasten strategisch denken (sturen naar een zo hoog mogelijke schade-uitkomst) kan uitlokken. Ook kan de oude methode tot contra-intuïtieve of zelfs tot onwerkelijke uitkomsten leiden. Neem de overgebleven partner, die voor het voldoen van de vaste lasten afhankelijk wordt van (de schadevergoeding van) zijn kinderen. Dergelijke uitkomsten zijn niet aan nabestaanden uit te leggen. Het nieuwe systeem biedt modernisering en vereenvoudiging. Het is daardoor minder vervreemdend en biedt betrokkenen door de betere begrijpelijkheid een intrinsieke meerwaarde, welke meerwaarde zelfs tot betere rouwverwerking kan leiden.

Tot slot ging Akkermans nog in op een tweetal kwesties, te weten: voordeelverrekening en gescheiden vorderingsrechten. Beide aspecten staan buiten de rekenmethode an sich, maar behelzen de te maken juridisch normatieve keuzes. Voordeelverrekening blijft vooralsnog een discussiepunt, waar partijen onderling uit moeten komen. Om ook dit aspect in de toekomst te tackelen, deed hij de suggestie branche breed overeen te komen een nader vast te stellen standaardbedrag en opgekomen voordelen vrij te laten. Daarmee zou de personenschadebranche ook die discussie kwijt zijn. Ten aanzien van het gescheiden vorderingsrecht wees hij ons er op dat nabestaanden ieder een eigen vorderingsrecht hebben. Dat is inherent aan het vermogensrecht, waarbij een gezin wel een economische eenheid is, maar geen rechtspersoon. Echter, individuele vorderingsrechten hoeven niet te worden gespecificeerd. Voor de omvang van de totale (gezins)schade maakt het niet uit en de overgebleven ouder kan bij afwikkeling handelen namens zichzelf en tevens als wettelijk vertegenwoordiger van de kinderen. Zijn aanbeveling luidt dan ook: “als het niet nodig is, doe het dan ook niet”. Mocht er toch aanleiding zijn wel tussen vorderingsgerechtigden onderling te specificeren, doe dat dan op basis van de gegevens van het Nibud.

Dagvoorzitter Sap vatte een deel van het betoog van Akkermans samen met de vraag waar de wederzijdse deskundigen bij de afwikkeling van overlijdensschaden voor willen staan: “maximalisatie van schadevergoeding of maatschappelijk verantwoord ondernemen”.

Jessica Laumen, als laatste spreker voor de pauze, begon met een aansprekend voorbeeld van drie gezinnen, van dezelfde gezinssamenstelling, met hetzelfde inkomen, maar qua woonlasten drie totaal verschillende situaties. Zij liet rekenkundig zien tot welk verschil in schadevergoeding dit leidt voor elk van die drie gezinnen ingeval de oude rekenmethode wordt toegepast. Aan de hand van dit prangende voorbeeld en enkele andere voorbeelden van knelpunten, onder andere in de sfeer van de vaste en variabele lasten, kwam zij uit bij de basis voor de nieuwe rekenmethode, namelijk het gezin zowel vóór overlijden als na overlijden als economische eenheid zien. De nieuwe methode berekent de gezinsschade. Het wegvallen van een ouder leidt immers enkel tot het wegvallen van hetgeen die ouder binnen dat gezin consumptief gebruikte. Die consumptie is voor de diverse huishoudens – op basis van gezinsomvang, een leeftijdgrens van jonger dan wel gelijk of ouder dan dertien jaar en verschillende hoogten van het besteedbaar inkomen – door het Nibud in percentages vertaald. Dat percentage wordt als Weggevallen Normatieve Uitgaven (WNU) in mindering op het besteedbaar inkomen gebracht. Daar blijft het niet bij maar het voert te ver om de hele rekenmethode in dit kader nader uiteen te zetten. In dit bulletin vindt u elders aan de hand van Hans Tiemersma een lezenswaardig artikel waar in de nieuwe rekenmethode uitvoeriger wordt belicht.

Laumen eindigde met te benadrukken dat de nieuwe methode hedendaags, transparant, normatief, persoonlijk en casus-gebonden is. Bovenal is deze rekenmethode uit te leggen aan nabestaanden.

Na de pauze liet de dagvoorzitter ons een glimp opvangen van de uitkomst van de onder de rechterlijke macht gehouden consultatieronde. Voor rechters is het hebben van zekerheid over de betrouwbaarheid van de cijfers waarmee gerekend wordt van groot belang. Dat bij dit proces het Nibud als onafhankelijke instantie betrokken is, zal er zeker toe bijdragen dat de rechterlijke macht op dit punt vertrouwen in de rekenmethode heeft. Dat het Nibud nauwgezet te werk is gegaan, maakte de volgende inleider duidelijk.

Anna van der Schors, wetenschappelijk medewerker Nibud, vertelde vol enthousiasme hoe zij binnen dit voorlichtingsinstituut te werk is gegaan met het onderzoek naar de WNU-percentages bij overlijden. Daarbij werd een onderscheid gemaakt naar inkomensonafhankelijke en inkomensafhankelijke bestanddelen. De eerste categorie ziet op posten die ongeacht de hoogte van het inkomen veelal per persoon vaststaan, zoals de zorgpremie. Voor inkomensafhankelijke bestanddelen geldt: hoe hoger het inkomen hoe meer men in een gezin aan dergelijke posten besteedt. Deze splitsing is nodig om voor de zeven verschillende beoordeelde gezinsinkomenssituaties de juiste WNU-percentages in kaart te kunnen brengen. Hoe detaillistisch dit alles door het Nibud is opgepakt, werd nog eens duidelijk aan de hand van voorbeelden ter zake de kosten voor voeding, energie en vervoer. Om zo objectief mogelijk alle facetten van die posten te kunnen doorrekenen, zijn daarbij gegevens aan het CBS ontleend.

Als laatste spreker wist Deborah Lauria – directeur De Letselschade Raad – de zaal te boeien door op een ludieke manier duidelijk te maken welke ontwikkelingen huishoudens hebben doorgemaakt sedert de tijd van de Amsterdamse ‘aardappelschaal’. Hoogste tijd voor iets nieuws en zij gaf daarbij aan heel blij te zijn met dit initiatief uit de markt en de manier waarop de denktanker handen en voeten aan heeft gegeven. Zij gaf voorts aan dat vanaf het moment dat De Letselschade Raad bij dit – toen nog – initiatief voor een nieuwe rekenmethode betrokken is, ernaar wordt gestreefd die methodiek in een richtlijn vast te leggen. Die richtlijn, zo is haar stellige overtuiging, komt er binnenkort. In concept is de richtlijn zo goed als af, op een paar tekstuele aanpassingen na waarover nog overeenstemming bereikt moet worden. Zij sloot af met de opmerking dat deze methode er voor iedereen is en sprak daarbij de hoop uit dat vanaf nu ook alle betrokken partijen voor het berekenen van overlijdensschade uitsluitend nog de nieuw methode zullen hanteren. Hierbij hield zij het publiek voor dat “een hogere vergoeding niet per definitie een betere vergoeding is.” De kracht van de nieuwe rekenmethode zit in de zuiverheid van de te hanteren uitgangspunten.

Het volgende programmaonderdeel bood de aanwezigen gelegenheid tot het stellen van vragen. Hoewel daar niet op grote schaal gebruik van werd gemaakt, verdienen een drietal vragen en antwoorden het om genoemd te worden. Zo vroeg Arnold van Kouterik van Van Kouterik Personenschade zich allereerst af hoe deze rekenmethode toe te passen bij de toenemende verscheidenheid aan samenlevingsvormen, temeer daar waar de methode zich richt op een traditioneel doorsnee gezin. Hem werd voorgehouden dat die laatste groep nog altijd het gros van de huishoudens vormt. Noch de oude, noch de nieuwe rekenmethode zijn een-op-een toepasbaar op allerlei bijzondere samenlevingsvormen. In afwijkende gevallen zal het aan de creativiteit van partijen overgelaten worden om in de geest van de nieuwe methode tot schadewaardering te komen. Voorts vroeg Van Kouterik zich af hoe te handelen als er toch aan cherry-picking gaat worden gedaan. Dagvoorzitter Sap gaf aan te hopen dat dit achterwege blijft, nu er naar zijn mening sprake is van een groot draagvlak voor de nieuwe methode. Helemaal uitsluiten dat er niet aan cherry-picking gedaan zal worden, is onmogelijk. En mocht het toch zo ver komen, dan zal in het meest vergaande geval de rechter zich moeten uitspreken.

Een andere vraag werd door Maarten Tromp van Tromp Advocaten gesteld. Hij deelde de visie van Akkermans niet dat een verdeling van de (gezins)schade over de vorderingsgerechtigden niet altijd nodig zou zijn. Hij wees er op dat het de taak van een belangenbehartiger is om de rechten van iedere vorderingsgerechtigde te bewaken, in het bijzonder de rechten van kinderen. In reactie werd er nog eens op gewezen dat specificeren van ieders aandeel in de berekende gezinsschade mogelijk is en daarvoor zelfs door het Nibud percentages zijn gegeven. Daarbij zal in geval van minderjarigen het verkrijgen van een kantonrechters-machtiging nog altijd als vereiste gelden en er met betrekking tot het al dan niet verdelen en zo ja, de wijze van die verdeling door een daartoe bevoegde instantie worden meegekeken.

Teeven en Wolfsen waren inmiddels gearriveerd, zodat het tijd leek voor het officiële deel. Daar werd echter door Ronald Moray een goochelstokje voor gestoken. Als illusionist liet hij zich door Teeven en Wolfsen assisteren bij een act met ijzeren ringen. Bij het aaneenrijgen van die zo op het oog solide ringen, gaf hij aan dat die ringen symbool staan voor samenwerking tussen partijen. Moray sloot zijn goochel act af door Deborah Lauria te laten sprankelen als een echte Miss Magic.

Daarna was het dan toch de beurt aan Laumen om de eerste exemplaren van de notitie aan Teeven en Wolfsen te overhandigen. Voorafgaand aan dat officiële moment gaf zij aan hoe zij al die jaren van werken naar dit moment ervaren heeft. Zij bedankte iedereen die aan het resultaat heeft meegewerkt. Teeven liet haar weten trots op het resultaat te mogen zijn en benadrukte het belang van zelfregulering. Zonder wetswijziging is de personenschadebranche er in geslaagd de positie van slachtoffers te verbeteren. Dat laatste is een speerpunt van dit kabinet en dat blijkt naar zijn zeggen ook uit initiatieven als het wetsvoorstel Zorg- en affectieschade. Ook Wolfsen feliciteerde Laumen en de denktank.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey