PIV-Bulletin 2012-2, “De maatschappelijke functie van verzekeren is ondergesneeuwd geraakt”
“De maatschappelijke functie van verzekeren is ondergesneeuwd geraakt” – Wansinkiaanse wijsheden … PvS Op 1 september 2011 ging mr. J.H. Wansink met emeritaat. Tot dan was hij bijzonder hoogleraar Verzekeringsrecht aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Han Wansink heeft veel voor het verzekeringswezen betekend. Hij schreef belangwekkende boeken en artikelen over vooral aansprakelijkheidsverzekering en was […]
“De maatschappelijke functie van verzekeren is ondergesneeuwd geraakt” – Wansinkiaanse wijsheden …
PvS
Op 1 september 2011 ging mr. J.H. Wansink met emeritaat. Tot dan was hij bijzonder hoogleraar Verzekeringsrecht aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Han Wansink heeft veel voor het verzekeringswezen betekend. Hij schreef belangwekkende boeken en artikelen over vooral aansprakelijkheidsverzekering en was voorzitter of lid van talrijke commissies, besturen, adviesraden en tuchtraden in de branche. Eind jaren negentig zag hij het PIV ontstaan, maar deze nieuwkomer in het veld was hem aanvankelijk een gruwel.
Het was in de tweede helft van de jaren negentig dat het plan was opgevat om Audalet, de organisatie die de neutrale standaard voor de berekening van personenschade bewaakt, om te vormen tot het Nationaal Platform Personenschade (tegenwoordig De Letselschade Raad). Han Wansink was destijds voorzitter van de raad van advies van Audalet. “De verzekeraars wilden niet aan dat Nationaal Platform Personenschade meedoen en gingen voor een eigen club”, vertelt hij. “Wij vonden dat ongeveer het aller-slechtste wat zij konden doen. In die tijd was het nog behoorlijk oorlog over de regeling van letselschade. Als je dan bezig bent om met elkaar een platform te vormen en een van de belangrijkste partijen gaat een eigen kasteel oprichten, met een slotgracht eromheen, dan is dat natuurlijk weinig constructief. Er zijn toen felle discussies geweest, onder meer met het Verbond van Verzekeraars, en zelf ben ik nog behoorlijk onaangenaam door de verzekeringswereld bejegend, maar uiteindelijk is dat kasteel er dan toch gekomen: het PIV. Maar tegelijkertijd kwam er ook een Nationaal Platform Personenschade, waarvan Wim Deetman de eerste voorzitter was en waaraan de verzekeraars ook deelnamen. Daardoor bleek het PIV toch niet de vesting die wij vanuit de buitenwereld vreesden. Theo Kremer was als directeur gevraagd en dat is een man die bruggen kan slaan. Ik heb grote bewondering voor wat hij en zijn medewerkers in de loop van de jaren hebben gedaan.”
Veertig jaar verzekeringen
Han Wansink begon zijn loopbaan in 1972 als tweede man op het directiesecretariaat van de Algemeene Verzekering Maatschappij Providentia aan de Herengracht in Amsterdam. Geboeid geraakt door het fenomeen verzekeren en gedreven door een grote mate van wetenschappelijke nieuwsgierigheid kon hij in 1974 aan de slag op het Verzekeringsinstituut aan de juridische faculteit van de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Dit instituut was drie jaar eerder door de Stichting Verzekeringswetenschap opgericht. In deze stichting participeerden (de voorgangers van) het Verbond van Verzekeraars, het Actuarieel Genootschap, de Stichting Vakontwikkeling Verzekeringsbedrijf, de Unie van Assurantietussenpersonen en de Vereniging voor Verzekeringswetenschap. De eerste hoogleraar van het Verzekeringsinstituut was professor Van der Feltz. Han Wansink was er de eerste voltijds medewerker. In 1980 kreeg hij van de Stichting Verzekeringswetenschap de gelegenheid om een halfjaar in de Verenigde Staten te studeren, waar hij een kantoor had bij AMEV Holdings op de 97e verdieping van het WTC in New York. Hij begon daar met een proefschrift over verzekering en consumentenbescherming, maar kreeg niet het goede gevoel bij de aanpak van dit onderwerp. Uiteindelijk schreef hij enkele jaren later een proefschrift over de algemene aansprakelijkheidsverzekering, waarop hij in oktober 1987 promoveerde. Twee jaar later, in september 1989, werd hij tot bijzonder hoogleraar Verzekeringsrecht aan de Erasmus Universiteit benoemd en in 2004 tot hoogleraar Verzekeringsrecht aan Universiteit Leiden. Zijn functie in Rotterdam heeft hij 22 jaar bekleed, tot zijn emeritaat in september 2011.
Aandacht voor vakopleidingen
Tegelijk met de pensionering van Wansink werd de Stichting Verzekeringswetenschap geliquideerd en ontviel dus de financiële basis van het Verzekeringsinstituut. “Dat was nog wel even spannend”, aldus Wansink. “De Stichting Verzekeringswetenschap, die volledig door het Verbond van Verzekeraars werd gefinancierd, betaalde niet alleen mij, maar ook de twee medewerksters van het instituut. De juridische faculteit toonde zich bereid het Verzekeringsinstituut over te nemen, omdat het verzekeringsrecht binnen de faculteit tot een onderdeel met aanzien in binnen- en buitenland was uitgegroeid. Dat ging echter niet door, omdat de faculteit door de onderwijsherziening zich financieel met zwaar weer geconfronteerd zag. Uiteindelijk is met financiële steun van een groot aantal advocatenkantoren en twee sponsoren uit de verzekeringswereld een nieuwe stichting opgericht. Dankzij deze stichting blijft het Verzekeringsinstituut voortbestaan totdat de juridische faculteit over vier jaar de financiering weer overneemt. Als alles goed gaat, zal de nieuwe hoogleraar Verzekeringsrecht op korte termijn worden benoemd.” De gang van zaken met de Stichting Verzekeringswetenschap maakt Wansink enigszins cynisch. “De stichting is opgericht in een tijd dat het verzekeringsbedrijf nog aandacht voor vakopleiding had en het van groot belang achtte dat die opleiding ook aan de universiteit plaatsvond. De stichting financierde niet alleen een hoogleraar Verzekeringsrecht, maar ook een hoogleraar Verzekeringseconomie, een hoogleraar Actuariaat en her en der nog meer opleidingen. Maar op een gegeven moment is besloten om dat allemaal niet meer op structurele basis te financieren.” Het was de primaire opdracht van het Verzekeringsinstituut om op universitair niveau uit te dragen dat het vak verzekeringen vooral interessant is, en niet saai, zoals in het algemeen het imago van verzekeringen is. “In onze beleving is verzekeren echt boeiend”, aldus Wansink. “Verzekeren staat immers niet op zichzelf. Je verzekert iets en dat iets heeft zijn eigen wereld, zijn eigen regels en zijn eigen beleving. Wie zich breed in het verzekeringsrecht oriënteert, gaat echt door alle activiteiten en aspecten van het leven heen.”
Sociale functie
Ter gelegenheid van zijn emeritaat gaf Han Wansink begin november 2011 een afscheidscollege. Daarin benadrukte hij het uitgangspunt gedurende zijn hele loopbaan dat bij een onafhankelijk wetenschappelijk instituut een kritische instelling past vanuit een positieve grondhouding. “Ik speelde het spel van de advocaat van de duivel”, aldus Wansink, “en hield de ander een spiegel voor bij wijze van waarschuwing voor ontwikkelingen die afbreuk doen aan de sociale functie van verzekering.” Volgens Wansink past het karakter van het product verzekering slecht bij een primair op rendement gerichte bedrijfsvoering en is juist daardoor de maatschappelijke functie van verzekeren ondergesneeuwd geraakt. “Verzekeren speelt zich af op het snijvlak van maatschappelijke verantwoordelijkheid en platte handel”, zo zegt hij. “Het probleem zit volgens mij in de beleidscultuur. Veertig jaar geleden waren het geen managers, accountants of marketingmensen die het verzekeringsbedrijf runden, zoals nu het geval is. Ik begrijp wel dat je als ‘klassieke’ jurist uit Leiden geen grote verzekeringsmaatschappij kunt leiden, want daar heb je andere eigenschappen en andere kwaliteiten voor nodig. En ik begrijp ook wel dat het nu allemaal meer economisch is en op rendement is gericht. Dat neemt echter niet weg dat je in mijn beleving tegen twee dingen aanloopt. In de eerste plaats is het twijfelachtig of je met verzekeringen rendement kunt plannen en halen, want je verzekert onheilen en als het een paar keer goed misgaat, zijn je bedrijfsresultaten naar de knoppen. In de tweede plaats heb je als verzekeraar een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Verzekeraars zijn er om mensen met verzekeringen een bepaalde financiële zekerheid te bieden en ook dat gaat niet altijd gepaard met het realiseren van grote rendementen. Je moet dus een bepaald snijpunt vinden en het is mijn stelling, dat de echte managers van tegenwoordig moeite hebben om dat snijpunt een beetje richting maatschappelijke verantwoordelijkheid te leggen. En precies daardoor zijn er regelmatig botsingen tussen de maatschappij en het verzekeringswezen.”
Bedrijfsjuristen
Volgens Wansink zullen verzekeringsmaatschappijen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid beter kunnen invullen wanneer zij vooral bedrijfsjuristen een meer nadrukkelijke rol in de bedrijfsvoering geven. “Mijn te vroeg overleden oud-collega Harry Honée, hoogleraar Ondernemingsrecht, heeft de bedrijfsjurist eens getypeerd als het geweten van een onderneming. Tegenwoordig echter komen zij niet meer aan bod en worden zij alleen maar als lastig ervaren. Bedrijfsjuristen, zo denkt men, dragen niet aan de winst bij. Dat is natuurlijk niet zo, maar economen, accountants en marketingmensen vinden dat de man die de verzekeringen verkoopt, meer oplevert dan de jurist die tijdig zegt dat iets niet door de beugel kan of dat een regeling moet worden getroffen om aan maatschappelijke druk tegemoet te komen. Managers zijn alleen maar bang dat de jurist het beleid wil meebepalen, terwijl hij alleen maar adviseert om iets te doen of te laten of om er nog eens naar te kijken. Vroeger zat de bedrijfsjurist veel dichter bij de leiding van de onderneming. Vergeet ook niet dat een verzekering uiteindelijk een juridisch product is. De inhoud ervan is heel gevoelig voor omgevingsfactoren en heb je dus niet zelf in de hand. Een rechter kan beslissen dat een clausule op basis waarvan een verzekeraar denkt dat hij niet hoeft te betalen, anders moet worden uitgelegd, waardoor die verzekeraar toch over de brug moet komen. En juist omdat een verzekering een juridisch product is, moet de bedrijfsjurist alle ruimte hebben om er zijn licht over te laten schijnen voordat het in de markt wordt gezet.”
Gedragscodes met meetbare normen
Han Wansink wil niet de indruk wekken dat het volgens hem in de verzekeringsbranche allemaal kommer en kwel is. Vooral juicht hij het toe dat het in de afgelopen jaren is gelukt om gedragscodes op te stellen waarin meetbare normen zijn opgenomen. “En dan springt de letselschaderegeling eruit”, zo zegt hij beslist. “Het PIV heeft daar een geweldige bijdrage aan geleverd. Die letselschaderegeling werd natuurlijk op een gegeven moment ontdekt als iets waar je goed geld mee kunt verdienen. Als gevolg daarvan hebben partijen zich lange tijd van de ene casus naar de andere geworsteld en is over allerlei vraagstukken oorlog gevoerd. Bij de afwikkeling van een letselschade gaat het echter vooral ook om compassie met het slachtoffer. Ik ben lid van de Tuchtraad Financiële Dienstverlening en we behandelen dus ook klachten over de handelwijze van aansprakelijkheidsverzekeraars. Onlangs hebben we nog eens duidelijk aangegeven dat een verzekeraar in de communicatie en de omgang met slachtoffers zich in hun positie moet inleven. Het aardige is overigens dat we heel weinig klachten over de letselschaderegeling hebben en de klachten die we hebben, zijn altijd ongegrond verklaard. Ook op dat gebied is er dus enorm veel verbeterd!”