PIV-Bulletin 2012, 2 Enkeltje Den Haag, alstublieft! – Voortijdig gestrand of slechts oponthoud …
Column van … Jørgen Simons Enkeltje Den Haag, alstublieft! – Voortijdig gestrand of slechts oponthoud … Reizen met de trein viel weer niet mee deze winter. Strenge vorst, sneeuw en vallende ijsklompen blokkeerden de wissels. Ellenlange vertragingen en frustrerende omwegen waren het gevolg, en soms was het zelfs de vraag of de eindbestemming überhaupt nog […]
Column van … Jørgen Simons
Enkeltje Den Haag, alstublieft! – Voortijdig gestrand of slechts oponthoud …
Reizen met de trein viel weer niet mee deze winter. Strenge vorst, sneeuw en vallende ijsklompen blokkeerden de wissels. Ellenlange vertragingen en frustrerende omwegen waren het gevolg, en soms was het zelfs de vraag of de eindbestemming überhaupt nog wel bereikt zou worden. Precies zo is het de laatste jaren eigenlijk ook met personenschades en de toepassing van de Wet Bescherming Persoonsgegevens.
De reis begon in 2009 in Zutphen. Na een beroep van een slachtoffer op art. 35 Wbp oordeelde de rechtbank dat de verzekeraar van een al aansprakelijk bevonden gynaecoloog aan het slacht-offer een volledige opgave diende te verstrekken van elke verwerking van persoonsgegevens, inclusief persoonsgegevens uit het medisch dossier. Tevens diende de verzekeraar afschriften te verstrekken van de door het slachtoffer geselecteerde informatiedragers. Daaronder vielen uitdrukkelijk ook de adviezen van de medisch adviseur van de verzekeraar. Van het inzagerecht waren slechts uitgezonderd (1) de werkaantekeningen van de medisch adviseur; (2) de interne notities die de gedachten bevatten van leden van de functionele eenheid en die uitsluitend waren bedoeld voor intern overleg en beraad; en (3) vrijwel alle correspondentie tussen de verzekeraar en haar advocaat. Het beroep van de verzekeraar op het beginsel van fair trial and equality of arms en de uitzondering van art. 43 sub e Wbp werd grotendeels verworpen.
De eerste tussenstop was Utrecht, eind 2010. Hier was specifiek een verzoek aan de orde tot inzage van het door de medisch adviseur van de verzekeraar (van een ziekenhuis) opgesteld medisch advies. De rechtbank honoreerde het beroep op de uitzondering van art. 43 sub e Wbp deze keer wel. Adviezen van medisch adviseurs dienen er – daar waar het gaat om vermeend onjuist medisch handelen – vooral toe de verzekeraar in staat te stellen een standpunt in te nemen jegens de wederpartij en het beraad daarover vertrouwelijk te kunnen voeren. Het medisch advies hoefde door de verzekeraar niet aan het slachtoffer te worden verstrekt.
Op weg naar Den Haag is de trein vooralsnog gestrand in Amsterdam. Op 31 januari 2012 heeft het hof beslist dat het medisch advies van de medisch adviseur van een verzekeraar (wederom van een ziekenhuis) niet is uitgezonderd van het inzagerecht (LJN BV2565). Een dergelijk rapport – dat de neerslag vormt van een medisch oordeel van een deskundige – valt niet aan te merken als een interne notitie die de persoonlijke gedachten van een medewerker bevat. Een medisch advies valt daardoor niet onder de uitzondering van art. 2 lid 2 sub a Wbp. Ook het beroep op de uitzondering van art. 43 sub e Wbp wordt niet gehonoreerd. De verzekeraar heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hier een uitzondering op het inzagerecht noodzakelijk is in het belang van haar eigen bescherming of die van de rechten en vrijheden van anderen. De verzekeraar moet het medisch advies dan ook in kopie aan het slachtoffer verstrekken. Ten aanzien van de andere stukken in het dossier dient de verzekeraar een volledig overzicht te verstrekken. Tevens dient daarbij per document beknopt te worden aangegeven waarover het stuk handelt en om welke reden de verzekeraar van mening is dat een van de genoemde uitzonderingen daarop van toepassing is. Gezien het principiële karakter van deze zaak heeft het hof bepaald dat tussentijds cassatieberoep kan worden ingesteld.
De vraag rijst of de eindbestemming uiteindelijk wel zal worden bereikt. Op de kopijdatum voor deze column was in ieder geval nog niet bekend of er cassatieberoep is ingesteld. Als dat gebeurt, is het vervolgens nog de vraag of de cassatierechter er ook iets mee kan. De door het hof gemaakte belangenafweging lijkt op het eerste oog immers vooral van feitelijke aard. Toch hoop ik van harte dat de Hoge Raad zich over deze materie zal buigen en het juiste spoor zal weten te vinden. Het belang voor de personenschadepraktijk is er groot genoeg voor.
Mr. ir. J.P.M. Simons, advocaat bij Leijnse Artz in Rotterdam
(De column is steeds op persoonlijke titel, bestaat uit maximaal 630 woorden en de naam van de auteur wordt altijd -vermeld. Red.)