PIV: vragen over medische machtiging voor UWV
PIV: vragen over medische machtiging voor UWV PIV | 08 juli 2013 1. Moet het UWV een medische machtiging van betrokkene overleggen alvorens de medisch adviseur van de aangesproken aansprakelijkheidsverzekeraar de beschikbare informatie uit het persoonlijk dossier mag gebruiken in zijn reactie richting UWV? Als met het “gebruiken” bedoeld wordt het “overleggen van die […]
PIV: vragen over medische machtiging voor UWV
PIV | 08 juli 2013
1. Moet het UWV een medische machtiging van betrokkene overleggen alvorens de medisch adviseur van de aangesproken aansprakelijkheidsverzekeraar de beschikbare informatie uit het persoonlijk dossier mag gebruiken in zijn reactie richting UWV?
Als met het “gebruiken” bedoeld wordt het “overleggen van die informatie” in te houden, is het zonneklaar dat dit zonder medische machtiging nimmer is toegestaan. Geldt dit nu ook voor louter “gebruiken”, in de betekenis dat met die reeds in het persoonlijk dossier voorhanden zijnde medische informatie de oordeelsvorming van de medisch adviseur wordt bepaald en hij daarover ten behoeve van de regresclaim aan de behandelaar adviseert?
Alle artsen en dus ook de medisch adviseurs zijn gebonden aan de voor hen geldende beroepsregels van de KNMG. De richtlijnen van de KNMG kennen specifieke regels voor het omgaan met medische informatie, zowel ten aanzien van het opvragen van die informatie als het gebruik ervan. Vanwege de hoge mate van privacy-gevoeligheid van de gegevens waarmee artsen omgaan, wordt van hen verwacht de grootst mogelijke zorgvuldigheid aan de dag te leggen als het gaat om het werken met en/of verspreiden van informatie over personen. Dit vindt haar oorsprong in de voor artsen hoog in het vaandel staande geheimhoudingsplicht. De speelruimte om daar van af te wijken is nagenoeg nihil. Naast zorgvuldigheid speelt ook proportionaliteit een rol, al is dit voor de onderhavige problematiek minder significant. Proportionaliteit speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol bij de vraag tot hoever de medische informatie-inwinning moet strekken.
Zonder uitdrukkelijke toestemming (schriftelijke machtiging) van een betrokkene mogen de medisch adviseurs op geen enkele wijze, noch direct (zelf), noch indirect (via de schadebehandelaar door overleggen van hun adviezen) medische informatie over die persoon aan derden ter beschikking stellen. Dat beperkt zich niet enkel tot de verkregen informatie, maar geldt ook voor op basis van die informatie door hen zelf opgestelde medische adviezen ten behoeve van de afwikkeling van de persoonlijke schade. Immers, in die adviezen kan aan informatie geappelleerd worden, die betrokkene zelf nimmer aan derden overgelegd zou willen zien. Zelfs het noemen van de bronnen (denk aan pre-existente behandelingen bij een psychiater, waarvan een betrokkene niet wil dat derden daar lucht van krijgen) waarop in de persoonlijke schadebeoordeling een bepaald standpunt is ingenomen, kan al de privacy van een betrokkene schenden.
Ook de schadebehandelaar is gebonden aan beroepsregels, waaronder de in dit verband relevante Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële instellingen. Volgens artikel 16 Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) is verwerking van gegevens betreffende de gezondheid van een persoon verboden. De wet kent daarop uitzonderingen. Die uitzonderingen zijn geëxpliciteerd in de gedragscode. Art. 6.1.3. behandelt specifiek het gebruiken van persoonsgegevens betreffende de gezondheid voor een andere dan de persoonlijke schadeclaim, zoals een claim van het UWV. Dit artikel kent daarop maar één uitzondering namelijk als de betrokkene expliciet toestemming heeft gegeven voor gebruik voor de beoordeling van een andere claim. Het komt nooit voor dat een verzekeraar voorafgaand aan een vraag van het UWV reeds expliciete instemming heeft van de betrokkene. Immers de medische machtiging moet zo beperkt mogelijk zijn en mag dus niet standaard zien op zowel de persoonlijke schade als op vorderingen van regresnemers.
Omdat de gedragscode het gebruik van persoonsgegevens strikt beperkt kom je niet toe aan de vraag of een medisch adviseur met gebruik van de informatie uit het persoonlijk medisch dossier mag adviseren. Ook mag de schadebehandelaar zijn medisch adviseur niet vragen om gebruik van de medische informatie voor de vordering van het UWV. Immers, hij behoort te weten dat de gedragscode, die hem als werknemer van een verzekeraar rechtstreeks bindt, dit gebruik verbiedt. Dit alles kan niet anders dan tot de conclusie leiden dat zonder een door betrokkene getekende machtiging geen medische informatie in welke vorm dan ook (noch stukken uit de behandelend sector, noch zelfs adviezen gebaseerd op die stukken uit de behandelend sector) aan regresnemers, waaronder het UWV mag worden overgelegd.
2. Het UWV geeft aan dat, op basis van het afgesloten convenant, de medisch adviseur van de verzekeraar een dergelijke machtiging niet nodig heeft en dat hij de beschikbare medische informatie mag (zelfs moet) gebruiken bij het opstellen van zijn oordeel over de claim van het UWV. Het UWV baseert zich daarbij op de tekst van het convenant en dan met name op art. 7 lid 1.
Het UWV gaat hier erg kort door de bocht en verliest uit het oog hoe het gestelde in art. 7 lid 1 tot stand is gekomen. In het verleden waren er aansprakelijkheidsverzekeraars die vrijwel standaard verlangden dat regresnemers hun vorderingsrecht zowel ter zake de schuldvraag als met betrekking tot de medische causaliteit onderbouwden. Dit ging zelfs zover dat al was de schuldvraag en/of die medische beoordeling in het kader van het persoonlijk schaderegelingstraject al voldoende duidelijk de regresnemer toch verzocht werd dit traject nog eens over te doen. Onder het adagium ‘wie eist, bewijst’ werd op die manier de regresnemer in veel gevallen opgezadeld met “dubbel” werk (dat overigens voor beide partijen onnodige kosten en inspanningen met zich meebracht). Art. 7 lid 1 is vooral bedoeld om die dubbele en daarmee vooral inefficiënte werkwijze uit te bannen. Is voor de behandelaar bij de verzekeraar uit de hem reeds ter beschikking staande medische informatie
voldoende helder dat medische causaliteit als mogelijk verweer tegen de regresclaim geen issue meer is, dan moet dat volstaan en is er geen enkele noodzaak voor een medische discussie.
Is er wel aanleiding voor een medische (causaliteits)discussie geldt dat de schadebehandelaar niet schizofreen is. Als hij weet waarom een vordering van de benadeelde geheel of gedeeltelijk is afgewezen, dan kan hij het UWV voorstellen de vordering te regelen op een analoge wijze. Aanvaardt het UWV dat niet dan rust de bewijslast bij het UWV en zal deze een machtiging moeten overleggen. Het UWV is er goed van op de hoogte dat artikel 7 sub 1 van het convenant beperkte werking heeft. Dit aspect is behandeld geweest bij de continuering van het convenant en het UWV heeft de spiegelbeeldsituatie opgenomen in sub 3 van het genoemde artikel.
3. In hoeverre speelt nog de verhouding tussen verzekeraar en medisch adviseur een rol indien deze medisch adviseur niet in dienst van de verzekeraar is. Kan dit convenant tussen verzekeraar en UWV ook de medisch adviseur binden?
Of een medisch adviseur nu wel of niet in loondienst is verandert niets aan het feit dat een medicus gezien zijn maatschappelijke functie en lidmaatschap van de KNMG een zelfstandige los van zijn opdrachtgever staande verantwoordelijkheid heeft om zich naar zijn beroepsregels te gedragen. De opdrachtgever c.q. de werkgever zal de invulling van de beroepsregels door de medisch adviseur moeten respecteren omdat die zijn verantwoordelijkheid betreffen. De toetsing is niet aan de opdrachtgever, maar aan de medisch adviseur zelf (en zijn tuchtcollege).
Dit neemt niet weg dat er wel een verschil is tussen de medisch adviseur in loondienst en de medisch adviseur als opdrachtnemer. De medisch adviseur in loondienst is werknemer van een verzekeraar en moet zich daarom direct gedragen naar de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen. De medisch adviseur als opdrachtnemer is daar niet direct door gebonden. Tot relevante verschillen leidt dit overigens niet.
De feitelijke verantwoordelijkheid voor het medisch dossier ligt in de handen van de medisch adviseur. Als werkgever of opdrachtgever echter ligt de formele verantwoordelijkheid in het kader van de WBP, art. 1, bij de verzekeraar zelf. De gedragscode noemt de medisch adviseur in artikel 2 sub n als de verantwoordelijke. Behoudens specifieke afspraken zie ik niet in dat dit ook geldt voor medisch adviseurs die niet in loondienst zijn.
Los van het vorenstaande wordt nergens in het onderhavige convenant van een medisch adviseur van de verzekeraar verlangd de convenantbepalingen te laten prevaleren boven zijn beroepsregels. Art 7 kent in lid 1 geen specifieke verwijzing naar de medisch adviseur. In lid 2 waar de medisch adviseur wel nadrukkelijk genoemd wordt, vraagt hij juist informatie in plaats van de optie waarbij van hem verlangd zou worden informatie – uit andere bronnen – te verstrekken.
4. Het UWV stuurt soms wel en soms niet een machtiging van betrokkene toe. Doet men dit om van het ‘gezeur’ af te zijn of zijn zij hiertoe verplicht?
Buiten kijf staat dat als het UWV echt zelf wil beschikken over de bij verzekeraars in bezit zijnde medische informatie, het overleggen van een medische machtiging onontbeerlijk is. In de andere gevallen zou het UWV de mening kunnen zijn toegedaan dat toegeven aan het verzoek om een machtiging te verstrekken louter wordt gedaan om van het gezeur af te zijn. In zaken waar de behandelaar voor de beoordeling van de medische aspecten van de regresclaim in voldoende mate kan putten uit zijn kennis over de medische informatie uit het persoonlijk dossier waardoor discussie met de regresnemer overbodig wordt, dient die behandelaar zich te onthouden van het vragen om een machtiging. Immers, verzoekt de behandelaar dan toch om een machtiging kan dat door de regresnemer terecht als “gezeur” worden bestempeld. Volgt er wel discussie over de medische aspecten en wenst het UWV een onderbouwing van een gehele of gedeeltelijke afwijzing van haar vordering, zal zij ten behoeve van die medische onderbouwing een machtiging moeten overleggen.
Doet zich een dergelijke feitelijke situatie voor, is het goed te beseffen dat het UWV medische informatie en visies van verzekeraars aan de behandelaars bij verzekeraars zelf pleegt te vragen. Het UWV staat over het algemeen niet in rechtstreeks contact met de medisch adviseur. Die schadebehandelaar toetst aan de hand van zijn beroepsregels, waaronder de gedragscode. Die code, zo is hierboven al uiteengezet, biedt de behandelaar nagenoeg geen ruimte om zonder machtiging medische informatie te verstrekken.
mr. H.J. van der Hoeven, Allianz Nederland C. Visser, Reaal verzekeringen