Rb: 2 ongevallen: verzekeraar 1e ongeval aansprakelijk tot aan moment 2e ongeval
Verkeersongeval in 2002, val van dak in 2010. Alternatieve causaliteit ( HR 2 februari 1990, NJ 1990,292 en HR 7 december 2001, NJ 2002, 576). De rechtbank oordeelt dat niet vast is komen te staan dat de val van het dak een gevolg is van het eerste ongeval. De val van het dak komt voor risico van benadeelde. Zijn feitelijke situatie na het tweede ongeval, nadat ook het eerste ongeval had plaatsgevonden, is gelijk aan de hypothetische situatie waarin het tweede ongeval had plaatsgevonden maar het eerste ongeval wordt weggedacht. Dit leidt tot de conclusie dat de verzekeraar vanaf het tweede ongeval niet aansprakelijk is voor de schade die wordt geleden na het optreden van het tweede ongeval. Smartengeld (hoofdpijn, concentratiestoornissen etc): € 28.—,- (gevorderd € 56.000,-). Diverse schadeposten. Schade vrijwel geheel vergoed met door verzekeraar verstrekte voorschotten ad € 110.000,-.
Volledige uitspraak:
LJN: BW2924, Rechtbank Amsterdam , 486921 / HA ZA 11-1015
Datum uitspraak: 11-04-2012
Datum publicatie: 17-04-2012
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Eerste aanleg – meervoudig
Inhoudsindicatie: Letselschade. In deze zaak is na een eerste (verkeers)ongeval de aansprakelijkheid door de verzekeraar erkend, waarna zich een tweede ongeval heeft voorgedaan. Tot hoe ver rijkt de verplichting tot schadevergoeding? Tweede ongeval voor risico benadeelde. Smartengeld.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 486921 / HA ZA 11-1015
Vonnis van 11 april 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. J.I. van der Winden te Amsterdam,
tegen
naamloze vennootschap
DELTA LLOYD LEVENSVERZEKERINGEN N.V.,
de rechtbank leest: Delta Lloyd Schadeverzekeringen N.V.
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J. Boer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Delta Lloyd genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het tussenvonnis van 27 juli 2011;
– het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 8 december 2011 met de daarin genoemde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend althans niet (voldoende) gemotiveerd betwist, dan wel op basis van de onweersproken inhoud van overgelegde producties, het volgende vast.
2.2. [eiser], geboren [1965], is op 4 februari 2002, rijdend op zijn fiets,
aangereden door een automobiliste, die aan [eiser] geen voorrang verleende. [eiser] kwam als gevolg van deze aanrijding met zijn hoofd op het dak van de auto terecht en vervolgens op de grond. [eiser] heeft ten gevolge van dit ongeval letsel opgelopen.
2.3. De automobiliste was op het moment van het ongeval verzekerd bij
Schadeverzekering Maatschappij Erasmus N.V. Deze vennootschap is opgegaan in Delta Lloyd Groep Particuliere Schadeverzekeringen N.V. die vanaf oktober 2010 weer is opgegaan in Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. (hierna beide aangeduid als ‘Delta Lloyd’). Delta Lloyd heeft namens haar verzekerde aansprakelijkheid voor de schade van [eiser] als gevolg van het ongeval erkend.
2.4. Delta Lloyd heeft onder algemene titel een totaalbedrag van EUR 110.000,- aan
voorschotten voor geleden vermogensschade aan [eiser] betaald.
2.5. [eiser] was ten tijde van het ongeval werkzaam als bestuurlijk juridisch medewerker
bij de gemeente Diemen. In mei 2004 is zijn arbeidsovereenkomst door zijn werkgever beëindigd na mislukte pogingen tot reïntegratie. [eiser] ontvangt een WAO-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%.
2.6. In november 2004 is op gezamenlijk verzoek van partijen [eiser] medisch onderzocht
door neuroloog dr. [A] (hierna ‘[A]’). Dit onderzoek heeft zijn weerslag gevonden in een rapport van 4 november 2011, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
(…)
VI. Conclusie:
Bij het ongeval op 04.02.2002 heeft betrokkene een schedeltrauma opgelopen met als gevolg een commotio cerebri.
In de periode die volgde heeft zich een complex aan verschijnselen ontwikkeld, thans voor een gedeelte te duiden als een postcommotioneel syndroom.
Er zijn echter ook aanwijzingen voor een depressief toestandsbeeld.
(…)
BEANTWOORDING VAN DE DOOR U GESTELDE VRAGEN:
(…)
Vraag 2a: Welke zijn de door betrokkene aangegeven (resterende) klachten en verschijnselen (op uw vakgebied) in samenhang met het ongeval?
Antwoord: (…) Samengevat heeft hij gedurende de gehele dag hoofdpijnklachten in combinatie met vermoeidheid, concentratie- en geheugenstoornissen , coördinatie- en balansverstoringen, piepgeluiden in het hoofd, depressieve gevoelens en tenslotte ook een hakkelende spraak. Bij het neurologisch onderzoek worden overigens geen afwijkingen vastgesteld.
b: welke klachten en/of verschijnselen kunnen daarbij -op grond van uw medisch onderzoek- als ongevalsgevolg worden beschouwd?
Antwoord: Alle beschreven klachten kunnen als ongevalsgevolg worden beschouwd. (…).
d: Zouden de huidige klachten en/of verschijnselen ook ter eniger tijd ontstaan zijn als betrokkene het ongeval niet was overkomen?
Zo ja, kunt u een indicatie geven wanneer deze zouden zijn opgetreden?
Antwoord: De huidige klachten en verschijnselen zouden naar mijn oordeel niet zijn ontstaan indien betrokkene het ongeval niet was overkomen. Zij kunnen derhalve worden beschouwd als uitsluitend ongevalsgevolg. (…)
Vraag 4a: Welke beperkingen stelt betrokkene te ondervinden bij activiteiten van het dagelijks leven, in de vrije tijdsbesteding en bij de beroepsuitoefening (incluis huishoudelijk arbeid)?
Antwoord: (…) Hij ervaart wel beperkingen in de vrije tijdsbesteding en bij de beroepsuitoefening, inclusief de huishoudelijke arbeid. Deze beperkingen betreffen het verrichten van zware lichamelijke bezigheden, vooral wanneer deze ook lang volgehouden moeten worden. Het hoeft daarbij niet expliciet te gaan om bezigheden die uitsluitend rug- of nekbelastend zijn. In het algemeen gesproken is de draagkracht van betrokkene beperkt. (…).
b: In welke mate zijn de door betrokkene aangegeven beperkingen- op grond van uw medisch onderzoek op uw vakgebied- aannemelijk te achten en samenhangend met het doorgemaakte ongeval?
Antwoord: De door betrokkene aangegeven beperkingen zijn aannemelijk op basis van de aanwezigheid van een postcommotioneel syndroom en als zodanig ook te begrijpen als gevolg van het ongeval. Een deel van de beperkingen hangt samen met een depressief toestandsbeeld en het is afhankelijk van de bevindingen bij en psychiatrisch onderzoek of dit in samenhang kan worden gezien met het ongeval. (…)
2.7. Het op gezamenlijk verzoek van partijen uitgebrachte rapport van 5 oktober 2005
van psychiater prof. dr. [B] (hierna ‘[B]’) houdt, voor zover van belang, in:
(…)
III.1: Samenvatting
Op 04/02/2002 wordt onderzochte als fietser aangereden door een auto. Hij is 5-10 minuten bewusteloos geweest, geen retrograde amnesie. Op de eerstehulppost van het ziekenhuis wordt de diagnose gesteld op een commotio cerebri. Verder heeft onderzochte een sleutelbeenfractuur, een snijwond en enkele kneuzingen. Hij hoeft niet te worden opgenomen, ligt thuis 2-3 weken op bed met hoofdpijn, misselijkheid, overgevoeligheid voor licht/geluid, een in de loop van de tijd afnemende ‘piep’ in de oren en algemene malaise. Ruim twee maanden na het ongeluk heeft hij op arbeidstherapeutische basis zijn werk hervat, maar dat werd een mislukking, onderzochte kon zich niet handhaven. Hij staakte zijn werk en is uiteindelijk met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100 in de WAO ingelijfd. Terugblikkend: na een aanvankelijke verbetering een verslechtering. De reeds genoemde klachten worden gecompliceerd door prikkelbaarheid en agressieve ontladingen. Onderzochte kreeg minder vat op zichzelf en de situatie, zijn echtgenote moest steeds meer taken van hem overnemen. Een half jaar na het ongeluk lage rugklachten. Verder -terugziend- een onveranderd beeld.
(…)
Actuele toestand: continue hoofdpijn. Voorts problemen met het evenwicht/de coördinatie betrekking hebbend op armen en benen. Moeheid en een snelle vermoeibaarheid. Overgevoeligheid voor zintuigprikkels. (…) Recentelijk is er in de relatie met zijn partner wel sprake geweest van “een dal” volgens betrokkene deels als gevolg van de nasleep van het ongeval en samenhangend met zijn prikkelbaarheid. (…) Ten slotte was er zelfs de dreiging van uiteengaan. Maar na “een gesprek” zijn de problemen opgehelderd. (…)
IV In antwoord op uw vraagstelling:
1. (…)
Welke diagnose(n) stelt u op uw vakgebied? Welke behandelingen werden ingesteld met welk resultaat?
Antwoord: mijn diagnose luidt een vooral door somatisering en regressie gekenmerkte chronische aanpassingstoornis. Op As-II: geen aanwijzingen voor een persoonlijkheidsstoornis, maar wel is de anamnese indicatief voor (tot aan het ongeval gecompenseerde) neurotische karaktertrekken en een verhoogde kwetsbaarheid. De ingestelde behandelingen heb ik geschetst. Het resultaat is tot dusver niet groot. (…)
2b. Welke klachten en/of verschijnselen kunnen daarbij – op grond van uw medische onderzoek – als ongevalgevolg worden beschouwd?
Antwoord: de klachten en verschijnselen die ik heb geschreven kunnen als ongevalgevolg worden beschouwd indien u bereid bent daarbij ook de indirecte ongevalgevolgen te betrekken, zie in dat verband de beschrijving die ik gaf van de ziekmakende en ziektebestendige invloed uit de posttraumatische situatieve context.
2c. Zijn er nog andere factoren cq preëxistente ziekten of aandoeningen hiervan op invloed? Zo ja, in welke mate?
Antwoord: geen preëxistente ziekten of aandoeningen. Wel heb ik in mijn verslag gewezen op een pretraumatisch neurotische kwetsbaarheid die in belangrijke mate een bijdrage heeft geleverd tot de klachten waarmee we vanuit mijn vakgebied worden geconfronteerd. Overigens teken ik hierbij aan dat onderzochte zich tot aan het ongeval met die neurotische structuur jarenlang zonder manifeste aanpassingsstoornissen heeft weten staande te houden.
2d. Zouden de huidige klachten en/of verschijnselen ook te enige tijd ontstaan zijn als betrokkene het ongeval niet was overkomen? Zo ja, kunt u een indicatie geven wanneer deze zouden zijn opgetreden?
Antwoord: aangenomen dat onderzochte niet met vergelijkbare calamiteiten zou zijn geconfronteerd als het ongeval en de consequenties ervan voor zijn positie in werk en gezin, heb ik geen argumenten om te verwachten/voorspellen dat de huidige klachten en/of verschijnselen te eniger tijd ook wel zouden zijn ontstaan, zonder dat betrokkene door het ongeval was getroffen. (….)
4a. Welke beperkingen stelt betrokkene te ondervinden bij:
– Activiteiten van het dagelijks leven?
Antwoord: geen beperkingen
– In de vrijetijdsbesteding?
Antwoord: beperkingen als gevolg van de lichamelijke klachten waarvoor onderzochte het vaak moet laten afweten en men in feite niet op hem kan rekenen.
– De beroepsuitoefening?
Antwoord: onderzochte acht zichzelf volkomen arbeidsongeschikt en weet zich daarbij gesterkt door één en andermaal bevestigde beslissingen van UWV (80-100% arbeidsongeschiktheid).
– Huishoudelijke arbeid?
Antwoord: zie wat daarover is gezegd onder het hoofdstuk “vrijetijdsbesteding’.
4b. In welke mate zijn de door betrokkene aangegeven beperkingen – op grond van uw medisch onderzoek op uw vakgebied – aannemelijk te achten en samenhangend met het doorgemaakte ongeval?
Antwoord: die samenhang is er, mits u de indirecte ongevalgevolgen zoals ik die geschetst heb vanuit de posttraumatische situatieve context laat meewegen.
(…).
2.8. Door partijen is in 2007 een gezamenlijke opdracht aan rekenkundig bureau
[C] Expertise (hierna ‘[C]’) gegeven om het fictieve carrièreverloop van [eiser] zonder ongeval in kaart te brengen. Op basis hiervan is het verlies aan verdienvermogen van [eiser] berekend, hetgeen is neergelegd in een rapport van 1 november 2007 en, na verwerking van opmerkingen en kritiekpunten van partijen, in een tweede rapport van 14 april 2008.
Op verzoek van [eiser] heeft [C] op 8 december 2010 nog een vervolgrapport uitgebracht.
2.9. In juni 2008 is [eiser] met zijn gezin verhuisd van [plaats] naar [plaats].
2.10. Eind mei 2010 heeft de echtgenote van [eiser] te kennen gegeven dat zij tot
echtscheiding over wilde gaan.
2.11. Op 31 mei 2010 is [eiser] van de rand van het dak van zijn huis gevallen. Door deze
val heeft [eiser] ernstig letsel opgelopen.
2.12. De medisch adviseur van [eiser], dr. [D], heeft daarover onder meer het
volgende opgenomen in een medisch advies van 23 december 2010:
(…)
Bericht d.d. 07-10-2010 van [E], revalidatiearts in De Vogellanden:
Opname van 12 juli tot 7 oktober 2010 in het revalidatiecentrum. Situatie na val van 9 meter hoogte op 31 mei 2010 met als gevolgen kneuzinghaarden in de rechter voorhoofdkwab, breuken van aangezicht, beide knieschijven, linker elleboog (in het onderstel deel van het opperarmbeen), rechter elleboog (ter hoogte van het achterste botuitsteeksel), rechter spaakbeen (in het onderste deel) en kopje van het linker middenhandsbeentje.
Neemt middelen tegen hoge bloeddruk.
De pijnklachten in de armen nemen af maar de beweeglijkheid van de linker elleboog is nog fors beperkt, evenals de kracht in rechter pols/hand. De kniepijn neemt af maar het fixatiemateriaal is beiderzijds veelvuldig uitgebroken, waardoor huiddefecten bestaan. Er is onvoldoende botgenezing van de knieschijven waardoor het fixatiemateriaal slechts gedeeltelijk verwijderd kan worden. Werd door de othopeed in de Isala Klinieken behandeld en zal nu door deze van het Scheperziekenhuis te Emmen opgevolgd worden.
Kan een half uur pijnvrij wandelen zonder hulpmiddelen maar nog niet fietsen. Is ADL-zelfstandig en in een echtscheidingsprocedure verwikkeld.
Neuropsychologisch onderzoek: problemen in aandacht, inprenting, terughalen van grote hoeveelheden onsamenhangende informatie en laaggemiddeld werkgeheugen. Geen aanwijzingen voor onderpresteren. Moeite met plannen, dagstructuur en grenzen aangeven. Zal in het Scheperziekenhuis poliklinisch revalidatie krijgen.
Bespreking
Cliënt heeft als gevolg van de val op 31 mei 2010 forse letsels op neurologisch en orthopedisch chirurgisch vakgebied opgelopen. Op zich zijn de hersenletsels forser dan na het verkeersongeval van 4 februari 2002, doch de bevindingen bij het recente neuropsychologisch onderzoek zijn analoog aan deze bij een soortgelijk onderzoek in juni 2007. (…).
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert om:
a) Delta Lloyd te veroordelen tot betaling van verlies aan verdienvermogen ten bedrage van EUR 404.936,43;
b) Delta Lloyd te veroordelen tot betaling van overige vermogensschade ten bedrage van:
– de posten conform de schadestaat EUR 58.910,59,
– toekomstig verlies aan zelfwerkzaamheid EUR 8.795,-,
– toekomstige overige kosten EUR 8.143,-,
c) Delta Lloyd te veroordelen tot betaling van smartengeld ten bedrage van EUR 56.000,-
d) Delta Lloyd te veroordelen tot betaling van een bedrag van EUR 1.340,73 wegens kosten van [C] Expertise bij factuur d.d. 9 december 2010 alsmede de rente over dit bedrag per datum van de dagvaarding,
e) een voorbehoud op te nemen en eiser toe te staan een aanvullende schadevergoeding te vorderen voor zover in de toekomst komt vast te staan dat de rechten van eiser op de van overheidswege aan hem toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel de aan hem in de toekomst toe te kennen AOW-uitkering substantieel zullen wijzigingen op grond waarvan er reden is de berekening van [C] te herzien;
f) te bepalen dat de reeds betaalde voorschotten ter hoogte van in totaal EUR 110.000,- in mindering kunnen worden gebracht op de door gedaagde te betalen bedragen;
g) Delta Lloyd te veroordelen in de kosten van dit geding;
h) met verklaring dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal zijn.
3.2. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij de volgende medische en psychische klachten heeft ten gevolge van het verkeersongeval:
– hoofdpijnklachten;
– overgevoeligheid voor licht en geluid;
– misselijkheid;
– concentratiestoornissen;
– coördinatie- en balansproblemen,
– verminderde fijne handmotoriek;
– moeheid;
– een hinderlijke piep in hoofd en oren;
– depressiviteit;
– onzekerheid;
– overprikkelbaarheid;
– soms agressiviteit.
3.3. [eiser] stelt – kort samengevat – dat hij ten gevolge van het verkeersongeval in alle opzichten beperkt is, niet meer kan werken en niet meer normaal kan functioneren in zijn gezin.
3.4. Delta Lloyd voert verweer en voert onder meer aan dat het causaal verband tussen de door [eiser] gevorderde schade en het ongeval in 2002 doorbroken is door het tweede ongeval van [eiser] in 2010.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Gedagvaarde partij
4.1. Delta Lloyd heeft in haar conclusie van antwoord betoogd dat de verkeerde partij is gedagvaard, namelijk Delta Lloyd Levensverzekeringen N.V. in plaats van Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. Delta Lloyd heeft echter zowel in haar conclusie van antwoord als ter gelegenheid van de comparitie van partijen uitdrukkelijk aangegeven dat er vanuit kan worden gegaan dat Delta Lloyd Schadeverzekeringen N.V. de gedagvaarde partij is. De raadsvrouw van [eiser] heeft op zitting verklaard hiermee akkoord te kunnen gaan. De rechtbank zal daarom met partijen als uitgangspunt nemen dat in plaats van Delta Lloyd Levensverzekeringen N.V. Delta Lloyd Schadeverzekeringen N.V. moet worden gelezen.
Het tweede ongeval
4.2. Vast staat dat partijen in gezamenlijk overleg hebben besloten tot inschakeling van deskundigen [A] en [B]. Uit deze rapporten volgt onder meer dat het ongeval in 2002 tot lichamelijke en psychische klachten en beperkingen bij [eiser] heeft geleid. Tussen partijen is ook niet in geschil dat [eiser] als gevolg van zijn klachten beperkt is in zijn beroepsuitoefening en vrijetijdsbesteding en dat zijn klachten en beperkingen hebben geleid tot schade. Partijen strijden wel over de hoogte van de door [eiser] gevorderde schade.
4.3. De belangrijkste vraag die partijen daarbij verdeeld houdt is de vraag of de
gevolgen van het tweede ongeval van [eiser] voor risico van [eiser] dienen te blijven, zoals Delta Lloyd aanvoert, of dat Delta Lloyd ook voor de schade als gevolg van dat tweede ongeval aansprakelijk is, zoals [eiser] betoogt.
4.4. De rechtbank neemt bij de beoordeling van deze vraag het volgende uitgangspunt
in acht. Indien zich na een schadeveroorzakende gebeurtenis waarvoor iemand aansprakelijk is jegens de benadeelde, een latere gebeurtenis voordoet die dezelfde schade zou hebben veroorzaakt als die schade niet reeds was ontstaan, doet dat niet af aan de reeds gevestigde verplichting tot schadevergoeding van de voor de eerste gebeurtenis aansprakelijke. Behalve in gevallen waarin de latere gebeurtenis voor risico van de benadeelde komt, bestaat er geen grond daarover anders te oordelen indien het gaat om voortdurende schade. In dit laatste geval kan de pleger van de onrechtmatige daad niet aansprakelijk worden gehouden voor de schade die wordt geleden na het optreden van de tweede oorzaak. Die schade zou vanaf dat moment toch geleden zijn en kan, nu als uitgangspunt geldt dat ieder in beginsel zijn eigen schade draagt, niet aan de onrechtmatige daad worden toegerekend (HR 2 februari 1990, NJ 1990,292 [Vermaat/Staat] en HR 7 december 2001, NJ 2002, 576 [Gemeente Leeuwarden/Los]).
4.5. Ten aanzien van de vraag of de val van het dak te kwalificeren valt als een
gebeurtenis die dezelfde schade zou hebben veroorzaakt als het eerste ongeval niet zou hebben gevonden, overweegt de rechtbank het volgende.
4.6. Delta Lloyd heeft in dit verband aangevoerd dat een vergelijking zal moeten
worden gemaakt tussen de situatie met het eerste ongeval en de hypothetische situatie zonder het eerste ongeval. Volgens Delta Lloyd moet voor die hypothetische situatie rekening worden gehouden met de medische toestand van [eiser] zoals die al ten tijde van het het eerste ongeval bestond (de predispositie).
[eiser] betwist dat er bij hem sprake is van een verhoogde psychische kwetsbaarheid op grond waarvan te verwachten viel dat hij ook zonder het ongeval uit 2002 arbeidsongeschikt was geraakt. Volgens hem zijn er in het psychiatrisch rapport van [B] geen aanwijzingen waaruit volgt dat [eiser] zonder het eerste ongeval ook rekening had moeten houden met dreigende arbeidsongeschiktheid.
4.7. Delta Lloyd voert verder aan dat het aannemelijk is dat de ongevalsgevolgen van
de val van het dak zorgen voor blijvende beperkingen die volledige ongeschiktheid voor het uitvoeren van werk en taken rondom het huis met zich meebrengen. Delta Lloyd betoogt dat, indien de objectief vast te stellen gevolgen van de val van het dak niet leiden tot blijvend verlies aan arbeidsvermogen, dat dan de verhoogde kwetsbaarheid van [eiser] hiertoe aanleiding geeft.
Door [eiser] is hier tegenin gebracht dat de val van het dak nooit zelfstandig tot volledige en blijvende arbeidsongeschiktheid zou hebben geleid. Hij wijst in dat verband op informatie van zijn behandelaars (revalidatiearts en psycholoog) na het tweede ongeval, waaruit volgens [eiser] blijkt dat hij na enige revalidatie weer op het zelfde niveau van fysiek herstel (dan wel: fysieke klachten en beperkingen) was teruggekeerd als die waarin hij ten tijde van het tweede ongeval verkeerde.
4.8. Ten aanzien van de stelling van [eiser] dat zijn fysieke klachten en beperkingen zich
na zijn revalidatie vanwege het tweede ongeval weer op hetzelfde niveau bevinden als voorafgaand aan dit tweede ongeval, overweegt de rechtbank dat daarmee nog niet is komen vast te staan dat het tweede ongeval zelfstandig geen fysieke klachten en beperkingen op het onderhavige niveau voor [eiser] heeft opgeleverd. Nu bovendien met name de mentale klachten en beperkingen van [eiser] ten grondslag zijn gelegd aan de vordering, kan hetgeen [eiser] heeft opgemerkt ten aanzien van zijn relatief spoedig fysieke herstel na het tweede ongeval hem in dit verband niet baten.
4.9. De rechtbank neemt voorts, evenals partijen, de overwegingen en conclusies van
[B] en [A] tot uitgangspunt. [B] heeft in zijn rapport in antwoord op vraag 2d ‘zouden de klachten en/of verschijnselen ook te enige tijd ontstaan zijn als betrokkenen het ongeval niet was overkomen?’ het volgende geantwoord:
‘aangenomen dat onderzochte niet met vergelijkbare calamiteiten zou zijn geconfronteerd als het ongeval en de consequenties ervan voor zijn positie in werk en gezin, heb ik geen argumenten om te verwachten/voorspellen dat de huidige klachten en/of verschijnselen te eniger tijd ook wel zouden zijn ontstaan, zonder dat betrokkene door het ongeval was getroffen’.
4.10. Uit het antwoord van [B] op vraag 2d. blijkt dat hij op zijn hiervoor
weergegeven uitgangspunt een uitzondering aanbrengt voor de situatie dat [eiser] ‘met vergelijkbare calamiteiten zou zijn geconfronteerd’. De rechtbank leidt hieruit af dat indien dit het geval zou zijn, de onderhavige klachten en/of verschijnselen van [eiser] wel zouden (zijn) ontstaan. De rechtbank is met Delta Lloyd van oordeel dat het tweede ongeval van [eiser] moet worden aangemerkt als een met het eerste ongeval vergelijkbare calamiteit, zoals [B] het weergeeft. Hiertoe wordt overwogen dat het tweede ongeval wat betreft ernst en omvang minstens op één lijn gesteld kan worden met het eerste ongeval. Dit brengt mee dat de mentale gevolgen die het tweede ongeval als zodanig teweeg moeten hebben gebracht bij [eiser], gelet op zijn door [B] gediagnosticeerde pretraumatische neurotische kwetsbaarheid, in elk geval vergelijkbaar kunnen worden geacht met die van het eerste ongeval en derhalve in diezelfde lijn liggen.
4.11. Op basis van het bovenstaande valt de val van het dak te kwalificeren als een
gebeurtenis die in grote lijnen dezelfde schade zou hebben veroorzaakt als de (eerdere) schade niet reeds was ontstaan door het eerste ongeval. Dat betekent dat, zoals volgt uit het hiervoor onder 4.4. weergegeven uitgangspunt, Delta Lloyd in beginsel aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade als gevolg van de val van het dak. Zoals echter eveneens onder 4.4. weergegeven geldt hierop één uitzondering, namelijk als deze latere gebeurtenis, dus de val van het dak, voor risico van [eiser] komt.
4.12. Ten aanzien van dit punt is door [eiser] aangevoerd dat de val van het dak niet voor
zijn risico komt. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft de raadsvrouwe van [eiser] aangevoerd dat er samenhang lijkt te bestaan tussen het eerste ongeval en de val van het dak. Zij heeft betoogd dat de val van het dak plaats vond een dag nadat de echtgenote van [eiser] kenbaar had gemaakt te willen scheiden. Onduidelijk is gebleven wat [eiser] precies bovenop het dak deed, maar het had alle schijn van een wanhoopsactie, aldus de raadsvrouw. De rechtbank begrijpt deze stellingen aldus dat [eiser] hiermee het standpunt inneemt dat het tweede ongeval oorzakelijk niet los valt te zien van het eerste ongeval. Delta Lloyd heeft deze (nadere) stellingname van [eiser] betwist.
4.13. De rechtbank overweegt op dit punt als volgt. Het komt de rechtbank niet
onbegrijpelijk voor dat de stellingen aan de zijde van [eiser] met enige aarzeling en voorzichtigheid zijn ingekleed, zoals ter comparitie door zijn raadsvrouwe toegelicht. De rechtbank acht evenwel de betwisting van Delta Lloyd terecht opgeworpen, dat hiermee onvoldoende concreet is onderbouwd dat de val van het dak het gevolg is van het eerste ongeval, en de schade als gevolg van de val van het dak om die reden derhalve niet binnen de risicosfeer van [eiser] valt. Zelfs indien het door [eiser] hierover gestelde in dit stadium voldoende zou worden geacht, overweegt de rechtbank dat een beoordeling van een en ander zou vergen dat er nader onderzoek wordt gelast, bijvoorbeeld naar de psychische gesteldheid van [eiser]. Daarvoor bestaan echter onvoldoende aanknopingspunten. In dat geval zou aan een deskundige immers onder meer de vraag moeten worden voorgelegd of de huwelijksproblemen tussen [eiser] en zijn echtgenote het gevolg zijn geweest van het ongeval van [eiser] in 2002, nu de aankondiging van de echtscheiding volgens [eiser] weer de reden zou zijn geweest voor de val van het dak. De vraag naar de oorzaak van het uiteenvallen van een huwelijk leent zich naar zijn aard niet voor een deskundigenonderzoek in het kader van een geschil over schadevergoeding als hier aan de orde. Er valt immers niet te verwachten dat een deskundige op een dergelijke complexe vraag, die zo zeer tot het privé-domein van niet alleen [eiser] maar ook van zijn ex-echtgenote behoort, een zinnig, betrouwbaar en voor de schadeafdoening bruikbaar antwoord zal kunnen geven. Daarbij geldt dat, zoals Delta Lloyd onweersproken heeft aangevoerd, een toerekening niet snel kan worden aangenomen omdat de schade als gevolg van de val van het dak in 2010 alleen al in tijd ver verwijderd is van het verkeersongeval in 2002. Samengevat acht de rechtbank de stellingen van [eiser], tegen de hierboven geschetste achtergrond, onvoldoende concreet en onderbouwd om op basis hiervan over te gaan tot een deskundigenonderzoek. Dit betekent dat de rechtbank geen reden ziet om [eiser] gelegenheid te bieden voor bewijslevering op dit punt.
4.14. Uit het bovenstaande volgt dat niet vast is komen te staan dat de val van
het dak een gevolg is van het eerste ongeval. De val van het dak, het tweede ongeval dus, komt voor risico van [eiser]. Zijn feitelijke situatie na het tweede ongeval, nadat ook het eerste ongeval had plaatsgevonden, is gelijk aan de hypothetische situatie waarin het tweede ongeval had plaatsgevonden maar het eerste ongeval wordt weggedacht. Dit leidt, met in achtneming van de onder r.o. 4.4. weergegeven maatstaf, tot de conclusie dat Delta Lloyd vanaf 31 mei 2010 (datum tweede ongeval) niet aansprakelijk is voor de schade van [eiser] die wordt geleden na het optreden van het tweede ongeval. De schadevergoedingsplicht van Delta Lloyd beperkt zich dus tot de schade van [eiser] tot juni 2010, waarvoor zij wèl aansprakelijk is.
4.15. Met deze tussenconclusie als uitgangspunt zal de rechtbank hierna de door [eiser]
gevorderde schadeposten bespreken.
Verlies verdienvermogen
4.16. [eiser] heeft aan verlies verdienvermogen – tot en met juni 2010 – een bedrag van EUR
81.000,- gevorderd. Delta Lloyd heeft aangegeven dat dit bedrag correct is en erkent dit deel van de vordering.
4.17. Partijen hebben in dit verband uitvoerig gedebatteerd over de juistheid van de twee
rapporten die door [C] zijn opgesteld. Het eerste rapport van [C], van 1 november 2007, is naar aanleiding van een gezamenlijke opdracht tot stand gekomen. In het tweede rapport van [C], van 14 april 2008, is een andere carrière-inschatting voor [eiser] gemaakt. Volgens dit tweede rapport zou [eiser] in 2013 een carrièrestap maken, met een hoger verlies aan verdienvermogen als gevolg. Nu hiervoor reeds is geoordeeld dat Delta Lloyd aansprakelijk is voor de schade van [eiser] tot het moment van het ongeval in 2010, en het verschil in de rapporten van [C] tot uiting komt in de periode van na 2013, behoeft dit meningsverschil over de rapporten geen bespreking meer.
4.18. De schadepost van EUR 81.000,- is niet tussen partijen in geschil en kan
worden toegewezen.
Schadeposten op schadestaat
4.19. Ten aanzien van de overig gevorderde schade heeft [eiser] een schadestaat
opgesteld waarin vermogensschade, geleden in de periode 4 februari 2002 tot juni 2010, is opgenomen. [eiser] stelt dat deze kosten redelijke kosten zijn die zonder het ongeval niet gemaakt zouden zijn. Delta Lloyd heeft een groot deel van de posten betwist.
4.20. [eiser] heeft ten opzichte van een aantal van deze posten gesteld dat Delta Lloyd
geen verweer meer kan voeren omdat deze posten al jaren op de schadestaat staan en [eiser] met Van Ameyde Interschade B.V. (hierna ‘Van Ameyde’), tot november 2009 het door Delta Lloyd gemachtigde schaderegelingsbureau, overleg heeft gevoerd over deze kosten in het kader van de bevoorschotting door Delta Lloyd. Om die reden zou Delta Lloyd haar recht om verweer te voeren hebben verwerkt.
4.21. Delta Lloyd heeft hier tegenin gebracht dat die onderhandelingen met [eiser] slechts
zijn gevoerd in het kader van bevoorschotting, waarbij door Van Ameyde steeds uitdrukkelijk een voorbehoud bij de schadestaat werd gemaakt. Hierbij is door Van Ameyde regelmatig aangegeven dat er in algemene termen bezwaar werd gemaakt tegen de in de schadestaat opgenomen posten maar dat hierover in het kader van een eindregeling nog zou worden gesproken, aldus Delta Lloyd.
4.22. De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak enkel tijdsverloop of
stilzitten onvoldoende is voor het aannemen van rechtsverwerking. [eiser] heeft geen nadere feiten, anders dan enkel tijdsverloop, gesteld op grond waarvan hij de conclusie trekt dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Delta Lloyd geen verweer meer zou voeren ten aanzien van de schadeposten. Dit had, temeer in het licht van het verweer van Delta Lloyd, wel op zijn weg gelegen. De verwijzing van [eiser] naar het feit dat er jarenlang schikkingsonderhandelingen zijn gevoerd is in dat kader onvoldoende, nu daaraan op zichzelf geen vertrouwen ontleend kan worden dat met de thans betwiste schadeposten zou worden ingestemd. Andere omstandigheden op grond waarvan benadeling van [eiser] moet worden aangenomen zijn gesteld noch gebleken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat Delta Lloyd haar recht om verweer te voeren tegen de schadeposten niet heeft verwerkt.
4.23. De rechtbank zal de gevorderde schadeposten hierna per onderdeel bespreken.
Eigen risico IZA en no claim IZA
4.24. [eiser] heeft een bedrag van EUR 5.289,43 voor vergoeding van schade betreffende
eigen risico IZA gevorderd en een bedrag van EUR 374,- voor vergoeding van schade betreffende no claim IZA.
4.25. De kosten voor no claim IZA (EUR 374,-) zijn niet door Delta Lloyd betwist, dus
dit deel van de gevorderde schadevergoeding kan worden toegewezen.
4.26. Ten aanzien van de kosten voor eigen risico IZA heeft Delta Lloyd aangevoerd dat
uit de overgelegde overzichten niet kan worden afgeleid in hoeverre de door [eiser] ondergane behandelingen in causaal verband staan met het ongeval uit 2002. Daarbij staat op een aantal overzichten vermeld dat sprake is van een eigen bijdrage ten behoeve van alternatieve hulp. Het is voor Delta Lloyd onduidelijk hoe dit zich verhoudt met de vordering van [eiser] ten aanzien van de hieronder genoemde kosten van alternatieve geneeskunde, aldus Delta Lloyd.
4.27. Gelet op het verweer had het op de weg van [eiser] gelegen om ten aanzien van deze
kosten een uitleg te geven en/of een onderbouwing te overleggen. Nu dit niet is gebeurd kan, als gevolg van het tekortschieten van de stellingen en de onderbouwingen daarvan aan de zijde van [eiser], niet worden vastgesteld dat deze kosten in causaal verband staan met het ongeval uit 2002. Dit deel van de vordering zal daarom als onvoldoende onderbouwd gesteld worden afgewezen.
Kosten acupunctuur, massage, reiki en Van Gemert therapie
4.28. [eiser] heeft voorts bedragen gevorderd voor de kosten van acupunctuur (EUR
7250,35), massage en reiki (EUR 730,-) en Van Gemert therapie (EUR 759,10).
4.29. Ten aanzien van deze kosten heeft Delta Lloyd zich bereid verklaard een bedrag
van EUR 1.500,- te betalen. Ten aanzien van het meerdere heeft Delta Lloyd aangevoerd dat deze kosten slechts voor vergoeding in aanmerking komen voor zover ze in redelijkheid gemaakt zijn. Van die redelijkheid is pas sprake in geval van een medische indicatie voor het ondergaan van de behandelingen. Nu die medische indicatie voor dergelijke therapieën ontbreekt, kan geen sprake zijn van causaal verband met het ongeval, aldus Delta Lloyd. Ten aanzien van de acupunctuur is in dit verband nog door Delta Lloyd betoogd dat acupunctuur volgens de website van de Nederlandse Vereniging voor Acupunctuur onder meer zou helpen bij allergieën, gewrichtsproblemen, maag- en darmproblemen, verslavingsproblemen en problemen aan de urinewegen. Delta Lloyd betwist dat er gebleken is van een causaal verband tussen de behandelingen en het ongeval in 2002. Ook voert Delta Lloyd hier aan dat nergens uit blijkt dat deze kosten daadwerkelijk gemaakt zijn.
4.30. [eiser] heeft gesteld dat deze methodes zijn benut om zijn pijn te verminderen,
maar heeft nagelaten om, na dit verweer, stukken te overleggen of anderszins een onderbouwing te geven waaruit de medische indicatie voor deze therapieën en behandelmethoden blijkt. Bedoelde nadere onderbouwing was echter in het licht van de gemotiveerde betwisting wel geboden. Dit deel van de vordering zal daarom – met uitzondering van het onbetwiste deel van EUR 1.500,- – worden afgewezen.
Kosten manuele therapie en paracetamol
4.31. [eiser] vordert een bedrag aan EUR 52,50 voor manuele therapie en EUR 334,47 voor
paracetamol. Delta Lloyd heeft deze kosten niet betwist. Deze kosten kunnen daarom worden toegewezen.
Kosten telefoon-, porto-, kopieer, en administratiekosten
4.32. [eiser] vordert voorts telefoonkosten (EUR 466,33), portokosten (EUR 153,45),
kopieerkosten (EUR 253,-) en administratiekosten (EUR 272,-), derhalve een totaalbedrag van EUR 1.144,78.
4.33. Delta Lloyd heeft aangegeven bereid te zijn een bedrag van EUR 150,- van deze
kosten te betalen. Delta Lloyd heeft het meerdere betwist en aangevoerd dat nergens wordt uitgelegd waarom ieder jaar zo’n 350 kopieën door [eiser] worden gemaakt of waarom hij zoveel telefoonkosten als gevolg van het ongeval heeft.
4.34. De rechtbank stelt vast dat geen nadere specificatie is gegeven van de aard van de
gevorderde kosten terwijl niet valt in te zien waarom het totaal van deze kosten niet al per datum dagvaarding geconcretiseerd hadden kunnen zijn. Een totaalbedrag van EUR 500,- aan met het ongeval in verband staande telefoon-, porto-, kopieer- en administratiekosten acht de rechtbank evenwel redelijk en derhalve toewijsbaar.
Parkeer- en reiskosten
4.35. [eiser] vordert voorts voor parkeerkosten een bedrag van EUR 85,50 en voor
reiskosten een bedrag van EUR 3.735,19.
4.36. Delta Lloyd heeft ten aanzien van deze kosten gesteld bereid te zijn een bedrag van
EUR 500,- te betalen maar betwist het meerdere omdat deze kosten grotendeels betrekking hebben op reizen naar de hiervoor besproken behandelaren uit de alternatieve sector.
4.37. De rechtbank is met Delta Lloyd van oordeel dat van de reiskosten wegens
bezoeken aan behandelingen voor acupunctuur, massage, reiki en Van Gemert therapie niet gezegd kan worden dat deze ongevalgerelateerd zijn, gelet op hetgeen hierboven reeds werd overwogen. Voor zover de vordering hierop is gericht, zal deze derhalve worden afgewezen. De overige genoemde kosten, een totaalbedrag van EUR 898,63, zijn wel toewijsbaar nu noch het causaal verband met het ongeval in 2002, noch de hoogte ervan door Delta Lloyd zijn betwist, en deze kosten de rechtbank redelijk voorkomen.
Overblijfkosten en oppaskosten
4.38. [eiser] heeft voorts overblijfkosten ter hoogte van EUR 2.822,15 en oppaskosten ter
hoogte van EUR 847,- gevorderd, derhalve een totaalbedrag aan EUR 3.669,15. [eiser] heeft aangevoerd hij overdag rust diende te nemen en hij vanwege zijn klachten geen drukke kinderen om zich heen kon hebben.
4.39. Delta Lloyd heeft hier tegenin gebracht dat de onderbouwing van deze kosten
ontbreekt, terwijl uit de dagvaarding evenmin valt af te leiden in hoeverre deze kosten in causaal verband staan met het ongeval in 2002. Voorts is aangevoerd dat de toenmalige echtgenote van [eiser] geen werk buitenshuis verrichtte en daarom zorg kon dragen voor de kinderen.
4.40. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat het argument van Delta Lloyd, dat de
toenmalige echtgenote kon zorgdragen voor de kinderen, geen houdt snijdt. Dit zou immers in huis hebben moeten plaatsvinden, terwijl de stelling van [eiser] nu juist is dat de overblijf- en oppaszorg nodig waren omdat hij overdag thuis was en rust nodig had. Gelet op het overige verweer had het echter op de weg van [eiser] gelegen om ten aanzien van deze kosten een onderbouwing geven. Nu dit niet is gebeurd, is onvoldoende in te schatten welk verschil het ongeval heeft gemaakt ten aanzien van de behoefte aan opvang voor de kinderen. Daarom zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
Kosten huishoudelijke hulp
4.41. [eiser] heeft een bedrag van EUR 9.480,88 gevorderd voor kosten aan huishoudelijke
hulp, aangevuld met EUR 888,- voor werkzaamheden door een glazenwasser, derhalve een totaalbedrag van EUR 10.368,88. Dit deel van de vordering is gebaseerd op ongeveer drie uur huishoudelijke hulp per week.
4.42. Delta Lloyd heeft hier tegenin gebracht dat [eiser] een fulltime dienstverband had en
zijn echtgenote geen werk buitenshuis verrichtte. Als [eiser] al actief was in het huishouden dan was zijn bijdrage daarin gering, aldus Delta Lloyd.
4.43. De rechtbank neemt bij de beoordeling hiervan eveneens de rapporten van
[A] en [B] tot uitgangspunt. In het rapport van [A] is onder meer als antwoord op de vraag ‘Welke beperkingen stelt betrokkene te ondervinden bij activiteiten van het dagelijks leven, in de vrije tijdsbesteding en bij de beroepsuitoefening (incluis huishoudelijk arbeid)? weergegeven:
”Hij ervaart wel beperkingen in de vrije tijdsbesteding en bij de beroepsuitoefening, inclusief de huishoudelijke arbeid. Deze beperkingen betreffen het verrichten van zware lichamelijke bezigheden, vooral wanneer deze ook lang volgehouden moeten worden. Het hoeft daarbij niet expliciet te gaan om bezigheden die uitsluitend rug- of nekbelastend zijn. In het algemeen gesproken is de draagkracht van betrokkene beperkt
De rechtbank gaat er daarmee eveneens vanuit dat [eiser] tengevolge van het ongeval beperkt in staat is geweest tot huishoudelijk werk en dienaangaande aangewezen was op hulp. [eiser] heeft in dit verband nog betoogd dat de gevorderde paar uur huishoudelijke hulp per week redelijk is, dat met de hulp zijn deel van het werk in huis werd opgevangen en zijn echtgenote verder het gros van het werk in huis bleef doen. Zijn echtgenote zou bovendien na het ongeval veel meer dan zijn huishoudelijke taken hebben overgenomen, zoals regel- en administratieklusjes, aldus [eiser]. De rechtbank overweegt dat bij de bepaling van de behoefte aan huishoudelijke hulp in het kader van de begroting van de schade geen rekening dient te worden gehouden met die huishoudelijke taken die door de partner kunnen worden overgenomen voor zover die over te nemen taken het normale en gangbare niet overstijgen. Daarvoor moet wel voldoende zijn gebleken dat er taken zijn overgenomen. [eiser] heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij voor het ongeval een beperkt deel van de huishoudelijke taken verrichte en dat zijn vrouw het gros deed. Hoewel de betwisting door Delta Lloyd daartoe noopte is niet nader door [eiser] toegelicht of onderbouwd waaruit zijn aandeel in de huishoudelijke taken vóór het ongeval in 2002 bestond. Daarmee is ontoereikend gesteld dat dit taken betrof die hij nadien niet meer kon verrichten en dat het noodzakelijk was hiervoor huishoudelijke hulp in te schakelen, De rechtbank zal dan ook dit deel van de vordering afwijzen.
Overige diverse kosten
4.44. [eiser] heeft in de schadestaat onder het kopje ‘diverse kosten’ nog een groot aantal
kostenposten opgevoerd met een totaalbedrag van EUR 25.995,25.
4.45. Van deze kosten heeft Delta Lloyd zich ten aanzien van de volgende posten aan het
oordeel van de rechtbank gerefereerd: fietsreparaties, fietsstoeltje, jas, fietsonderhoud, vervangende vakantie, halters, zwemabonnement, caravanonderhoud, gasmelder, warmtelamp, lening, UWV-bezwaar. Nu de rechtbank deze kosten redelijk acht zal het totaalbedrag van deze posten, een bedrag van EUR 1.920,75, als onbetwist, worden toegewezen.
4.46. [eiser] heeft onder deze ‘diverse kosten’ ook een bedrag van EUR 4.080,-
opgenomen met als omschrijving ‘minder gunstige hypotheek’. Delta Lloyd heeft aangevoerd dat nergens door [eiser] is duidelijk gemaakt op grond waarvan dit bedrag wordt gevorderd en waarop dit bedrag precies betrekking heeft. Nu [eiser] deze post niet nader heeft geconcretiseerd kan het causaal verband tussen de gevorderde kosten en de ongevalsrelateerde klachten en beperkingen van [eiser] niet worden vastgesteld, zodat dit deel van de vordering reeds hierom zal worden afgewezen.
4.47. Ten aanzien van de posten tuinonderhoud, dakgoot, haardhout, verhuiskosten,
schoorsteenveger, schuur, schilderen (binnenmuren en buitenwerk) en verbouwingskosten, caravanstalling en caravan opbouwen, massage en glazenwasser, een totaalbedrag van
EUR 19.994,50, heeft Delta Lloyd aangevoerd dat niet is onderbouwd dat [eiser], het ongeval weggedacht, deze werkzaamheden voor zijn rekening zou hebben genomen. Verder wordt ten aanzien van onder meer de verbouwingskosten en het schilderwerk door Delta Lloyd aangevoerd dat niet duidelijk is gemaakt waaruit deze werkzaamheden bestaan en dat niet is gesteld in hoeverre [eiser] de vaardigheden en (in verband met zijn fulltime baan) de tijd had om dergelijke verbouwingen zelf uit te voeren. Ook betwist Delta Lloyd bij gebrek aan wetenschap dat bij de verbouwingskosten en schilderskosten 20% materiaalkosten van de factuur dient te worden afgetrokken. Tenslotte betoogt Delta Lloyd dat het niet redelijk is om aan te nemen dat [eiser] helemaal geen werkzaamheden meer kan verrichten, waarbij Delta Lloyd verwijst naar het rapport van [A], waarin wordt opgemerkt dat [eiser] slechts beperkt is bij het verrichten van zware lichamelijke bezigheden. Ten aanzien van de posten caravanstalling en caravan opbouwen is door Delta Lloyd nog betoogd dat zonder nadere uitleg onbegrijpelijk waarom het rijden van de caravan naar een binnenstalling te belastend zou zijn voor [eiser], zeker gezien het feit dat [eiser] kennelijk wel in staat is geweest om naar diverse geneeskundigen af te reizen. Verder betwist Delta Lloyd dat de ogenschijnlijk lichte handelingen van het opbouwen van een voortent bij een caravan te belastend voor [eiser] zou zijn. Het voorstel van Delta Lloyd is om bij dit deel van de opgevoerde kosten voor verlies zelfwerkzaamheid uit te gaan van de richtlijn van de Letselschaderaad. Delta Lloyd erkent in dit verband een totaalbedrag voor verlies zelfwerkzaamheid van EUR 1.600,-.
4.48. Na de hiervoor weergegeven verweren van Delta Lloyd heeft [eiser] deze kosten niet
nader onderbouwd noch geconcretiseerd. Zo is er bijvoorbeeld ten aanzien van de kosten voor de verbouwing niet omschreven welke verbouwingswerkzaamheden dit betreft en evenmin valt voor de rechtbank op basis van het thans door [eiser] aangevoerde vast te stellen dat [eiser] zonder ongeval zelf de verbouwing van zijn woning ter hand zou hebben genomen. De rechtbank zal om die reden deze kosten begroten en hierbij aansluiten bij de aanbeveling die de Letselschaderaad op het punt van zelfwerkzaamheid hanteert. In het – onbetwiste deel van het – rapport [C] wordt uitgegaan van een normbedrag van EUR 500,- per jaar. Dit betekent dat (7,5 jaar x EUR 500,-) een bedrag van EUR 3.750,- zal worden toegewezen.
Toekomstige kosten
4.49. [eiser] heeft voorts nog toekomstige kosten voor verlies arbeidsvermogen, verlies
zelfwerkzaamheid en medische kosten gevorderd. Uit het voorgaande volgt dat deze schadeposten niet voor toewijzing in aanmerking komen nu deze betrekking hebben op de periode na juni 2010. Dit betekent dat ook het in het petitum onder e) gevorderde niet zal worden toegewezen.
4.50. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft de raadsvrouw van [eiser] nog
aangevoerd dat er een dubbeltelling in een aantal van deze posten zit ten opzichte van de bedragen genoemd in het rapport [C]. Gelet op het feit dat die dubbeltelling enkel de gevorderde toekomstige kosten betreft, behoeft deze dubbeltelling hier geen bespreking meer.
Kosten factuur [C]
4.51. [eiser] vordert verder nog de kosten van de factuur van [C] ter grootte van EUR
1.340,73. Dit betreft de kosten voor het laatste rapport van 8 december 2010 waarin [C] haar eerdere rapport(en) heeft herzien en geactualiseerd. Deze herziening was nodig omdat het verlies aan verdienvermogen en de pensioenschade iets was toegenomen terwijl de kosten van thuiszorg lager bleken te zijn dan aanvankelijk gedacht, aldus [eiser].
4.52. Delta Lloyd betwist dat deze kosten kosten zijn in het kader van artikel 6:96 BW
omdat deze kosten zouden zijn gemaakt nadat het minnelijke overleg al was gestaakt. De kosten vallen daarmee onder de reguliere proceskostenveroordeling, aldus Delta Lloyd.
4.53. De rechtbank deelt deze opvatting van Delta Lloyd niet. Met betrekking tot de
vraag of de opgevoerde kosten kunnen worden aangemerkt als redelijke kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en schade dan wel verkrijging van voldoening buiten rechte ex artikel 6:96 lid 2 sub b en c BW overweegt de rechtbank dat in een letselschadezaak zoals de onderhavige tot aan de dagvaarding kan worden geprobeerd een minnelijke regeling te treffen. Voor het voeren van dergelijk overleg met een verzekeraar is het aan de zijde van een slachtoffer nodig deskundige bijstand in te roepen teneinde inzicht te kunnen bieden in de omvang van de schade. De rechtbank acht de door [eiser] gevorderde kosten nog voor dat doel bestemd. Het waren naar het oordeel van de rechtbank tevens redelijke kosten voor werkzaamheden die naar redelijkheid gemaakt konden worden. Het verweer van Delta Lloyd op dit onderdeel wordt derhalve verworpen en deze kosten ter grootte van EUR 1.340,73, alsmede de hierover gevorderde en niet weersproken wettelijke rente, zullen worden toegewezen.
Smartengeld
4.54. [eiser] heeft een bedrag aan immateriële schade gevorderd van EUR 56.000,- en heeft
ter onderbouwing van dit bedrag onder meer verwezen naar in zijn ogen vergelijkbare uitspraken uit de zogenoemde Smartengeldgids 2006.
4.55. Delta Lloyd heeft de hoogte van het gevorderde bedrag betwist en onder meer
betoogd dat de in die uitspraken beschreven letsels en beperkingen aanzienlijk ernstiger zijn dan het letsel van [eiser]. Delta Lloyd is bereid uit te gaan van een bedrag aan immateriële schade van EUR 15.000,-, inclusief wettelijke rente.
4.56. De rechtbank is van oordeel dat Delta Lloyd gehouden is tot vergoeding van de
immateriële schade die [eiser] heeft geleden ten gevolge van het verkeersongeval. Bij de begroting van het smartengeld naar billijkheid dient rekening te worden gehouden met alle relevante omstandigheden van het geval, waaronder in ieder geval de aard van de aansprakelijkheid, de ernst van het aan de aansprakelijke partij te maken verwijt en de aard, ernst en duur van het geconstateerde letsel. Daarbij wordt acht geslagen op de bedragen die in vergelijkbare gevallen door de rechter zijn toegekend. Met Delta Lloyd acht de rechtbank de door [eiser] aangehaalde gevallen in onvoldoende mate vergelijkbaar om reeds aan de hand daarvan de immateriële schadevergoeding vast te stellen. Een belangrijk verschil ziet zij reeds daarin, dat in die voorbeelden sprake was van hersenletsel in neurologische zin, en dergelijk hersenletsel bij [eiser] niet is vastgesteld. Meer toegespitst op de situatie van [eiser] zelf overweegt de rechtbank ten aanzien van de immateriële schade als volgt.
4.57 Vast staat dat [eiser] door het ongeval in 2002 klachten heeft opgelopen die hem belemmeren in zijn functioneren. Hij heeft onder meer hoofdpijnklachten, concentratiestoornissen, last van vermoeidheid en coördinatie- en balansproblemen. [eiser] heeft niet alleen zijn werk moeten opgeven maar ondervindt ook bij zijn dagelijkse bezigheden klachten en beperkingen. Hoewel, zoals hierboven onder 4.13 is overwogen, de gevolgen van een en ander voor het gewezen huwelijk van [eiser] niet nader zijn in te schatten in de zin die [eiser] voorstaat, houdt de rechtbank er bij de toekenning van smartengeld rekening mee dat de klachten van [eiser] wel degelijk hun weerslag hebben gehad op zijn sociale en familiaire leven. Gelet op al deze omstandigheden acht de rechtbank een toekenning van een bedrag van in totaal EUR 28.000,- aan smartengeld in het onderhavige geval billijk.
Conclusie schadevergoeding
4.58 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat voor vergoeding in aanmerking komen:
– EUR 81.000,00 verlies verdienvermogen
– EUR 374,00 no claim IZA
– EUR 1.500,00 acupunctuur, massage, reiki en Van Gemert therapie
– EUR 52,50 kosten manuele therapie
– EUR 334,47 kosten paracetamol
– EUR 500,00 telefoon-, porto-, kopieer, en administratiekosten
– EUR 898,63 parkeer- en reiskosten
– EUR 1.920,75 diverse kosten
– EUR 3.750,00 kosten verlies zelfwerkzaamheid
– EUR 1.340,73 kosten factuur [C]
– EUR 28.000,00 smartengeld
– EUR 119.671,08 totaal.
4.59 De reeds door Delta Lloyd betaalde schadevergoeding van EUR 110.000,- dient in
mindering te worden gebracht op de voor vergoeding in aanmerking komende schadeposten met in achtneming van het bepaalde in artikel 6:44 BW.
Het gevorderde voorbehoud
4.60 [eiser] vordert een voorbehoud op te nemen en hem toe te staan een aanvullende schadevergoeding te vorderen voor zover in de toekomst komt vast te staan dat de rechten van eiser op de van overheidswege aan hem toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel de aan hem in de toekomst toe te kennen AOW-uitkering substantieel zullen wijzigingen op grond waarvan er reden is de berekening van [C] te herzien. Uit het voorgaande volgt dat deze vordering niet toewijsbaar is, nu deze betrekking heeft op mogelijke wijzigingen in een na juni 2010 gelegen periode.
Proceskosten
4.61 [eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden
veroordeeld. De kosten aan de zijde van Delta Lloyd worden begroot op:
– griffierecht 3.537,00
– salaris advocaat 5.160,00 (2 punten × tarief EUR 2.580,00)
Totaal EUR 8.697,00.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt Delta Lloyd om aan [eiser] te betalen een bedrag van EUR 119.671,08 (honderdnegentien duizend zeshonderd eenenzeventig euro en acht eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van EUR 1.340,73 vanaf 28 maart 2011 tot de dag van volledige betaling, onder vermindering van een bedrag van EUR 110.000,- met inachtneming van het bepaalde in artikel 6:44 BW,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Delta Lloyd tot op heden
begroot op EUR 8.697,00,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. van Eekeren, mr. K. Mans en mr. S. Ju en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2012.?