Rb: belangenbehartiger heeft voldoende gewezen op risico’s van sluiten van vaststellingsovereenkomst
Benadeelde vordert verklaring van recht dat belangenbehartiger is tekort geschoten in zijn verplichtingen als een zorgvuldig handelend letselschaderegelaar. Hij stelt dat belangenbehartiger negatief had moeten adviseren t.a.v. het sluiten van de vaststellingsovereenkomst. De rechtbank acht belangenbehartiger niet aansprakelijk. Belangenbehartiger heeft benadeelde uitdrukkelijk en in niet voor uitleg vatbare bewoordingen een- en andermaal gewezen op het risico van het sluiten van deze vaststellingsovereenkomst. Het moet benadeelde volstrekt duidelijk zijn geweest dat hij, door hiermee akkoord te gaan, zijn kans op een hogere schadevergoeding prijsgaf.
ECLI:NL:RBNHO:2019:2269
Uitspraak delen
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
03-04-2019
Datum publicatie
15-04-2019
Zaaknummer
C/15/275386 / HA ZA 18-412
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – enkelvoudig
Op tegenspraak
Inhoudsindicatie
Letselschade. Verslechtering medische toestand na regeling tegen finale kwijting. Geen fout van letselschaderegelaar Tijbout. Deze heeft het slachtoffer een- en andermaal uitdrukkelijk en in niet mis te verstane bewoordingen hiervoor gewaarschuwd.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/275386 / HA ZA 18-412
Vonnis van 3 april 2019
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. B. Wernik te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXPERTISE EN SCHADEREGELINGBUREAU TIJBOUT B.V.,
gevestigd te Zaandam,
gedaagde,
advocaat mr. M.E. Franke te Voorburg.
Partijen zullen hierna [eiser] en Tijbout genoemd worden.
1
De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
–
het tussenvonnis van 10 oktober 2018
–
het proces-verbaal van comparitie van 14 februari 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2
De feiten
2.1.
[eiser] is op 26 mei 2006 het slachtoffer geworden van een verkeersongeval waarbij hij letselschade heeft geleden. [eiser] heeft kort daarop in het ziekenhuis een metalen pin in zijn bovenbeen geplaatst gekregen.
2.2.
Het voertuig dat het letsel heeft veroorzaakt was tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij RVS Schadeverzekering N.V. (RVS). RVS heeft haar aansprakelijkheid (gedeeltelijk) erkend.
2.3.
Tijbout heeft in opdracht van [eiser] bemiddeld bij het krijgen van schadevergoeding. In het najaar van 2009 heeft [eiser] verzocht om een regeling met RVS. Voor RVS werd de schaderegeling behandeld door Andriessen en Geurts Expertise (hierna ook: A&G en Andriessen).
2.4.
In het dossier bevinden zich onder meer de volgende stukken.
– een telefoonnotitie van Tijbout van 2 september 2009. Deze notitie behelst, voor zover van belang, het volgende:
“Tel. in cliënt. (…) Wil met spoed van de zaak af. (…) Graag op korte termijn contact met A&G opnemen om te zien of zij daartoe bereid zijn.
Aantal dingen spelen. Er ligt nog een verzoek om medische expertise te laten verrichten. Dat is eigenlijk noodzakelijk om (toekomstige) risico’s in beeld te brengen. Hoe lang duurt het voordat dat duidelijk is? Moet hij rekening houden met enkele maanden. Toelichting gegeven. Heeft hij geen tijd voor. Regel maar zonder expertise. Behelst groot risico! Als verzekeraar mee wil in alternatieve voorstel, zal dat vermoedelijk definitief zijn. Kan hij bij verslechtering niet meer op de zaak terug komen. Moet hij zich goed realiseren. Snapt hij, maar dat risico accepteert hij. Heeft nu dringend geld nodig.”
– een telefoonnotitie van Tijbout van 3 september 2009. Deze notitie behelst, voor zover van belang, het volgende:
“Tel in cliënt. Wil nog even spreken over alternatieve voorstel. Wat zijn dan mijn gedachten. Ik denk aan € 65.000. (…) Zit alleen wel risico aan. Als er snel geregeld moet worden, dan heb ik geen inzicht in toekomstige risico’s, daar is de expertise voor nodig. Als het letsel in de toekomst zou verslechteren, dan zou daar een probleem kunnen ontstaan aangezien ik verwacht dat RVS definitief wil regelen. Hij heeft geld dringend nodig. Neemt risico voor lief. Als er nu geregeld kan worden voor € 65.000 dan is hij akkoord. Heeft niet mijn voorkeur! Financiële nood mag geen reden zijn om toekomstige risico’s te verwaarlozen. Begrijpt hij, maar wil niet wachten op uitkomst expertise. Ik bevestig per korte brief.”
– een brief van Tijbout aan [eiser] van 3 september 2009. Deze brief behelst, voor zover van belang, het volgende:
“Geachte heer [eiser],
Wij spraken elkaar vandaag opnieuw telefonisch.
U heeft aangegeven met spoed tot een afwikkeling in uw dossier te willen komen, vanwege een met uw broer op te starten bedrijfje. Hiervoor dient u over een startkapitaal te beschikken.
Wij bespraken een aantal mogelijkheden, waarbij ik tot een slotbetaling van € 65.000 kom. Daarbij heb ik u wel gewezen op de risico’s die er bestaan, als u nu zou willen regelen. Er heeft nog geen medische expertise plaatsgevonden, dus de exacte omvang en risico’s met betrekking tot het door u opgelopen risico zijn niet bekend. Als er al een risico op verslechtering van uw medische situatie bestaat, dan kan daarover nu niets zinnigs gezegd worden.
U heeft laten weten niet over te willen gaan tot een dergelijk onderzoek en te kiezen voor een snelle, pragmatische afwikkeling. De toekomstige risico’s neemt u daarbij voor lief. U heeft mij mondeling bevestigd op de hoogte te zijn van de consequenties van uw beslissing. Op uw uitdrukkelijk verzoek zal ik het voorstel nu voorleggen aan Andriessen.”
– een brief van Tijbout aan [eiser] van 28 september 2009. Deze brief behelst, voor zover van belang, het volgende:
“(…) In het verlengde van de met u gemaakte afspraken zend ik u bijgaand een van de verzekeringsmaatschappij van de tegenpartij ontvangen vaststellingsovereenkomst en belastinggarantie, in tweevoud. (…)
Voor de goede orde meld ik nog even, dat de vaststellingsovereenkomst, eenvoudig gezegd, betekent dat u akkoord gaat met de vermelde schadebedragen en dat het dossier voor eens en altijd wordt gesloten. U kunt er in de toekomst niet meer op terugkomen.”
2.5.
[eiser] heeft na bemiddeling van Tijbout op 29 september 2009 een vaststellingsovereenkomst getekend met RVS, waarbij [eiser], kort gezegd, akkoord gaat met een slotbetaling van € 65.000,- tegen finale kwijting. Letterlijk:
“Beide partijen verklaren, ieder voor zichzelf, alle goede en kwade kansen en gevolgen van de onderhavige minnelijke regeling te aanvaarden en deswege uitdrukkelijk afstand te doen van ieder beroep op toekomstige of reeds ingetreden aan hen al of niet bekende feiten of omstandigheden te ener of te anderer zijde, welke ook, die anders invloed zouden kunnen hebben op de omvang van de aansprakelijkheid of op de omvang van de door het ongeval veroorzaakte schade.”
2.6.
In 2014 is de metalen pin uit het bovenbeen van [eiser] verwijderd. Twee weken later is zijn been spontaan gebroken.
2.7.
Op 17 maart 2018 heeft [eiser] Tijbout aansprakelijk gesteld wegens een vermeende beroepsfout.
3
Het geschil
3.1.
[eiser] vordert samengevat – een verklaring van recht dat Tijbout toerekenbaar is tekort geschoten in zijn verplichtingen als een zorgvuldig handelend letselschaderegelaar. Hij voert daartoe aan dat Tijbout negatief had moeten adviseren ten aanzien van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst, althans een hoger bedrag had moeten bedingen. Ter zitting voert [eiser] voorts aan dat Tijbout hem de financiële risico’s duidelijker had moeten maken.
3.2.
Tijbout voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4
De beoordeling
4.1.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of Tijbout toerekenbaar tekort is geschoten door [eiser] de vaststellingsovereenkomst tegen finale kwijting te laten tekenen terwijl geen sprake was van een medische eindtoestand of medische expertise.
4.2.
Tijbout voert een aantal verweren, waaronder het verweer dat geen sprake is van een tekortkoming. [eiser] is door Tijbout een- en andermaal gewaarschuwd dat een wijziging in de medische situatie van [eiser] niet tot herziening van de vaststellingsovereenkomst kon leiden, aldus Tijbout.
4.3.
[eiser] betwist de telefoongesprekken waarvan de notities hierboven zijn aangehaald niet. Ook betwist hij niet de ontvangst van de brieven van Tijbout van 3 en 28 september 2009. Hij voert echter desondanks aan dat hij onvoldoende is gewaarschuwd, onder meer omdat Tijbout hem niet heeft voorgerekend welk bedrag hij mogelijk zou mislopen als zijn medische toestand onverhoopt verslechterde.
4.4.
De rechtbank volgt [eiser] hierin niet, en overweegt daartoe als volgt.
Tijbout heeft [eiser] uitdrukkelijk en in niet voor uitleg vatbare bewoordingen een- en andermaal gewezen op het risico van het sluiten van deze vaststellingsovereenkomst. Het moet [eiser] volstrekt duidelijk zijn geweest dat hij, door hiermee akkoord te gaan, zijn kans op een hogere schadevergoeding prijsgaf. Daarbij is door Tijbout uitdrukkelijk gewaarschuwd dat [eiser], door zonder medische expertise tegen finale kwijting te regelen, het risico van een verslechtering van zijn medische situatie voor lief nam. Desondanks heeft [eiser] er bewust voor gekozen de vaststellingsovereenkomst te sluiten. Naar het oordeel van de rechtbank reikt de zorgplicht van een redelijk handelend letselschadebemiddelaar in beginsel niet zo ver dat deze naast het duidelijk waarschuwen dát er (financiële) risico’s kleven aan het sluiten van een bepaalde vaststellingovereenkomst zonder medische expertise of medische eindtoestand, ook nog concrete bedragen moet noemen die zijn cliënt mogelijk misloopt bij een eventuele verslechtering van de medische toestand. Dat Tijbout [eiser] deze ondertekening niet heeft aangeraden is voldoende duidelijk. Voorts is het de taak van Tijbout [eiser] te wijzen op de risico’s en hem zorgvuldig voor te lichten. Niet om op enig moment nog te weigeren aan een regeling mee te werken. Tijbout heeft aan haar zorgplicht voldaan.
4.5.
Voor zover de onzorgvuldigheid van Tijbout daarin zou zijn gelegen dat een te laag bedrag aan schadevergoeding is bedongen, deelt de rechtbank dit standpunt niet. [eiser] heeft nagelaten deze stelling op enigerlei wijze te onderbouwen. Dat had wel op haar weg gelegen, niet alleen nu Tijbout onbetwist heeft gesteld dat de huidige schadeomvang onbekend is, maar ook omdat door het ontbreken van medische expertise destijds niet kon worden vastgesteld welke risico’s er precies op de loer lagen. Dat destijds een ‘hogere’ schadevergoeding had moeten zijn bedongen, ontbeert juist daarom onderbouwing.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat Tijbout niet is tekortgeschoten. De vordering moet worden afgewezen.
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Tijbout worden begroot op:
– griffierecht € 626,00
– salaris advocaat € 1.086,00 (2,0 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 1.712,00
5
De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Tijbout tot op heden begroot op € 1.712,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2019.1
1
type: JR