Rb, deelgeschil: bepaling verlies van arbeidsvermogen vennoot v.o.f. te complex voor deelgeschilprocedure
De rechtbank is met de verzekeraar van oordeel dat het geschil over de schade wegens verlies van arbeidsvermogen van de arbeidsongeschikte vennoot dermate veel tijd, geld en moeite gaat kosten, dat dit geschil zich niet leent voor een deelgeschilprocedure. De rechtbank overweegt daarbij dat
de bewijslast op benadeelde rust. Partijen hebben tegenstrijdige deskundigenrapporten overgelegd. Gelet op die tegenstrijdige rapporten is nadere bewijslevering en/of deskundigenadvies nodig. Kosten deelgeschil afgewezen.
Volledige uitspraak:
LJN: BW0695, Rechtbank ‘s-Gravenhage , 404847 / HA RK 11-622
Datum uitspraak: 22-03-2012
Datum publicatie: 03-04-2012
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Letselschade. Deelgeschilprocedure. Verzoek de hoogte van de schade (verlies arbeidsvermogen en derving oudedagsvoorziening) te bepalen op grond van artikel 1019z Rv afgewezen. Kosten deelgeschil eveneens afgewezen.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 404847 / HA RK 11-622
Beschikking van 22 maart 2012
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. J.M. Comans- Diesfeldt te Alkmaar,
tegen
de naamloze vennootschap
NATIONALE NEDERLANDEN N.V.,
statutair gevestigd te ‘s-Gravenhage,
verweerster,
advocaat mr. V. Oskam te Rotterdam.
Partijen zullen hierna "[verzoeker]" en "Nationale Nederlanden" genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 12 oktober 2011, met vier producties;
– het verweerschrift, met acht producties;
– het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 februari 2012 en de daarin genoemde stukken.
1.2. Ten slotte is een datum voor beschikking bepaald.
2.De feiten
2.1.Op 23 maart 1996 is [verzoeker], tijdens zijn werkzaamheden als vennoot van de vennootschap onder firma Knijn en Freha, een bedrijfsongeval overkomen (hierna: "het ongeval"), als gevolg waarvan [verzoeker] letsel heeft opgelopen. [verzoeker] is met zijn linkerhand in een zogenaamde uienafstaartmachine terechtgekomen. De noodstopvoorziening van de machine werkte niet naar behoren.
2.2.Bij arrest van 10 november 2005 van het Gerechtshof te Amsterdam in een procedure tussen [verzoeker] als eiser en het inmiddels gefailleerde Europa Perfect B.V. (hierna: "Europa Perfect"), de leverancier van de uienafstaartmachine, als gedaagde is voor recht verklaard dat Europa Perfect aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het ongeval, nader op te maken bij staat.
2.3. Nationale Nederlanden is de aansprakelijkheidsverzekeraar van Europa Perfect. Nationale Nederlanden heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend en de schadeafwikkeling ter hand genomen.
2.4. De heer J.G.M. van Bohemen van LTB Adviseurs en Accountant B.V. (hierna: "Van Bohemen") heeft op verzoek van [verzoeker] een berekening van de schade als gevolg van het opgelopen letsel opgesteld. Op verzoek van Nationale Nederlanden heeft de heer N. Pott van Cordaet Personenschade B.V. (hierna: "Pott") het rapport van Van Bohemen beoordeeld.
3.Het geschil
3.1. [verzoeker] verzoekt de rechtbank bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019 Rechtsvordering (hierna: "Rv") te bepalen dat de schadepost verlies arbeidsvermogen over de periode 1 januari 2008 tot januari 2028 € 644.907,– bedraagt en de schadepost derving oudedagsvoorziening € 80.000,–, en dat de kosten van deze procedure door Nationale Nederlanden worden vergoed, aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 5.939,30.
3.2. [verzoeker] legt aan zijn verzoeken ten grondslag dat de aansprakelijkheid van Nationale Nederlanden reeds is vastgesteld en dat tussen partijen geen verschil van mening bestaat over de overige schadeposten, zodat de rechtbank de tussen partijen vastgelopen onderhandelingen met een toewijzing van het verzoek weer kan vlottrekken. Volgens [verzoeker] moet bij het vaststellen van de schadeposten verlies arbeidsvermogen en derving oudedagsvoorziening worden uitgegaan van de in opdracht van hem door Van Bohemen vervaardigde schadeberekening.
3.3. Nationale Nederlanden voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
Behandeling van het geschil in een deelgeschilprocedure
4.1. Ter beoordeling staat in de eerste plaats of het verzoek van [verzoeker] zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019w-1019cc Rv, zoals [verzoeker] stelt en Nationale Nederlanden betwist.
4.2. De rechtbank overweegt dat de deelgeschilprocedure volgens de memorie van toelichting bij de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade betrokkenen bij een geschil over letsel- en overlijdensschade de mogelijkheid biedt in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter in te schakelen. Zij krijgen hiermee een extra instrument ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen (Kamerstukken II, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 2). Gezien de ratio van de deelgeschilprocedure om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, dient de rechtbank te toetsen of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Daartoe zal beoordeeld moeten worden of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure (31518, nr. 3, p. 10).
4.3. De rechtbank is met Nationale Nederlanden van oordeel dat voor een beslissing op het onderhavige verzoek nadere bewijslevering en/of deskundigenadvies nodig is, als gevolg waarvan de procedure dermate veel tijd, geld en moeite gaat kosten, dat dit niet opweegt tegen het belang van de vordering en de bijdrage die de beslissing kan leveren aan de totstandkoming van een minnelijke regeling. Daartoe is het volgende van belang.
4.4. Op [verzoeker] als benadeelde partij rust de bewijslast ten aanzien van de omvang van de schade. Partijen hebben tegenstrijdige deskundigenrapporten overgelegd. Tegenover het rapport van Van Bohemen staat immers het door Nationale Nederlanden overgelegde rapport van Pott, waarin gemotiveerd de juistheid van het rapport van Van Bohemen in twijfel wordt getrokken. Gelet op die tegenstrijdige rapporten is nadere bewijslevering en/of deskundigenadvies nodig. Bovendien is door Nationale Nederlanden onbetwist, althans onvoldoende gemotiveerd betwist, aangevoerd dat voor de beoordeling van de vraag of de onderhavige schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen nadere gegevens van [verzoeker] noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld met betrekking tot het door [verzoeker] geschetste toekomstscenario (in de situatie zonder ongeval) van een bedrijfsontwikkeling naar tulpenbroei, de door [verzoeker] gestelde rooskleurige ontwikkeling van de vennootschappen in de situatie dat [verzoeker] het ongeval niet was overkomen en gegevens omtrent zijn huidige inkomenssituatie (hoe loopt de onderneming, hoeveel WAZ-uitkering ontvangt hij, aangiftes inkomstenbelasting). Ook de rechtbank acht die gegevens van belang voor het bepalen van de onderhavige schadeposten.
4.5. Voor zover [verzoeker] heeft willen betogen dat de rechtbank wel de uitgangspunten kan bepalen die moeten worden gehanteerd bij de bepaling van het verlies arbeidsvermogen, is dat standpunt naar het oordeel van de rechtbank juist. [verzoeker] heeft echter niet gesteld welke uitgangspunten dat dan moeten zijn, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat.
4.6. Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek op grond van artikel 1019z Rv zal worden afgewezen.
Kosten
4.7.Ook als het verzoek op grond van artikel 1019z Rv wordt afgewezen, dient de rechtbank de kosten van deze procedure te begroten op grond van artikel 1019aa Rv. Dit is alleen dán anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank sprake. Deze beslissing lag zo voor de hand dat het indienen van het verzoek volstrekt onterecht dient te worden geoordeeld. Nu de kosten bij de behandeling van het verzoek daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen kan begroting van deze kosten achterwege blijven.
5.De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L.M. Luiten en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.