Rb, deelgeschil: causaal verband nekhernia en ongeval vastgesteld op basis gezamenlijk expertiserapport; uurtarief € 290,- niet redelijk

Samenvatting:

Verzoek om verklaring voor recht dat tussen ongeval en de nekhernia een medisch causaal verband bestaat wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank neemt hierbij het op gezamenlijk verzoek opgestelde expertiserapport als uitgangspunt. Er is geen sprake van ontoereikend rapport of rapport dat qua wijze van totstandkoming niet voldoet aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. Bezwaar verzekeraar dat expertiserend arts zich te veel heeft laten leiden door de mededelingen van benadeelde is onvoldoende om het rapport op bovengenoemde gronden terzijde te stellen. Kosten deelgeschil: € 4.047,20. De rechtbank acht uurtarief van € 290,- niet redelijk en gaat uit van € 240,-.

LJN: BV0631, Rechtbank Rotterdam , 382847 / HA RK 11-162

 

 

Datum uitspraak: 11-01-2012

Datum publicatie: 11-01-2012

Rechtsgebied: Civiel overig

Soort procedure: Eerste aanleg – enkelvoudig

Inhoudsindicatie: Deelgeschilprocedure. Rapportage van gezamenlijk aangezochte medisch deskundige leidend voor partijen? Geen sprake van ontoereikend rapport of rapport dat qua wijze van totstandkoming niet voldoet aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. Op grond van rapport staat causaal verband vast. Niet vast staat of en tot welke omvang sprake is van verlies van arbeidsvermogen.

Vindplaats(en): Rechtspraak.nl

 

 

 

 

 

Uitspraak

 

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector kanton

zaaknummer / rekestnummer: 382847 / HA RK 11-162

Beschikking van 11 januari 2011

in de zaak van

[verzoeker],

wonende te Den Haag,

verzoeker,

verweerder in voorwaardelijk tegenverzoek,

advocaat mr. J.M. Comans-Diesfeldt,

tegen

de naamloze vennootschap ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,

gevestigd te Rotterdam,

verweerster,

verzoekster in voorwaardelijk tegenverzoek,

advocaat mr. H.A. Kragt.

Partijen worden hierna aangeduid als [verzoeker] respectievelijk Allianz.

1.  De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  het verzoekschrift ter behandeling van een deelgeschil ex artikel 1019w Rv, ter griffie ingekomen op 11 juli 2011, met producties;

– het verweerschrift, tevens voorwaardelijk tegenverzoek van de zijde van Allianz, met producties;

– de ter zitting door [verzoeker] overgelegde brief van zijn behandelend neuroloog d.d. 23 november 2011.

Het verzoekschrift is behandeld ter zitting van 14 december 2011. Daarbij waren alle partijen (vertegenwoordigd) aanwezig. [verzoeker] heeft bij die gelegenheid foto’s getoond.

2.  De vaststaande feiten

2.1  Op 29 juni 2009 is [verzoeker] een ongeval overkomen. [verzoeker] is als bestuurder van een bestelwagen van achteren aangereden door een bij Allianz voor wettelijk aansprakelijkheid verzekerde personenauto. [verzoeker] stond op het moment van de aanrijding stil met de bestelwagen.

2.2  Allianz heeft namens haar verzekerde de aansprakelijkheid voor het voorval erkend.

2.3  Ten tijde van het ongeval op 29 juni 2009 was [verzoeker] op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst van [bedrijf 1] (ook wel [bedrijf 2]) als chauffeur voor 40 uur per week.

2.4  Begin september 2009 heeft [verzoeker] zich (voor het eerst) gemeld bij zijn huisarts met nekklachten.

2.5  Op 24 september 2009 is het tijdelijk dienstverband met [bedrijf 1] geëindigd.

2.6  Op 19 februari 2010 is [verzoeker] door [persoo[persoon 1], neurochirurg, geopereerd aan een tweetal nekhernia’s.

2.7  Op 15 oktober 2010 heeft er in overleg tussen partijen een medische expertise plaatsgevonden bij neurochirurg [pers[persoon 2] (hierna: [persoon 2]). De neurochirurg heeft op 24 december 2010 gerapporteerd. Dit rapport luidt, voor zover thans relevant, als volgt:

“Anamnese

Het betrokkene overkomen ongeval vond plaats op 29.06.2009.Voor het ongeval heeft betrokkene nooit nekklachten gehad; ook was hij niet eerder betrokken bij een verkeersongeval. Als transporteur van medicamenten en bijvoorbeeld ook isotopen reed betrokkene op de avond van het ongeval in zijn Volkswagenbus. (…) In Rotterdam stond hij te wachten voor een verkeerslicht. Kijkend in de spiegel zag hij een Renault aankomen, die niet stopte. De bestuurder van deze auto heeft later gezegd dat hij door de laagstaande zon betrokkene niet had gezien. Hij reed met ongeveer 80 km/uur tegen de auto van betrokkene aan. (…) De klap was zo hard dat zijn horloge brak. Hij sloeg door de klap met zijn lichaam en hoofd eerst naar voren, daarna naar achteren. Hij had een gordel aan. Betrokkene is erg lang. De hoofdsteun zat hierdoor niet op de hoogte van de nek. In een bus is een hoofdsteun volgens betrokkene echter niet afstelbaar. Hij is niet bewusteloos geweest en had geen verwondingen.

Wel had hij onmiddellijk nekklachten. Tijdens de aanrijding voelde hij een knak in zijn nek. Hij bemerkte ook onmiddellijk een doof gevoel in de linker handpalm. Betrokkene weet dit aanvankelijk aan het feit dat hij zich met de linker hand tegen het stuur had afgezet; de rechter hand had hij bij de handrem. Betrokkene bemerkte ook meteen pijn in de linker onderarm. Behalve de eerder genoemde dove handpalm had hij ook dove gevoelens in duim en wijsvinger links. De kracht van de hand en arm leek goed. Kort na het ongeval passeerde toevallig een ambulance. Het ambulancepersoneel heeft betrokkene nagekeken. Er werden geen afwijkingen gezien. Betrokkene is naar huis doorgereden. Thuis kreeg hij ook forse hoofdpijn occipitaal gelokaliseerd, optrekkend vanuit de nek. Deze klacht bestond de volgende dag ook nog in de zin van een zeurende hoofdpijn en een doof gevoel. Betrokkene weet dit eraan, dat hij waarschijnlijk met zijn hoofd tegen de hoofdsteun was aangekomen. De pijn in de linkerarm werd steeds erger evenals de dove gevoelens in de handplam en de digiti I en II links.

De volgende dag heeft betrokkene de medicamenten nog weggebracht. Betrokken heeft ook verder doorgewerkt. Hij had net een nieuwe baas en wilde geen vrijaf nemen. Het ging echter niet goed met hem; met name vanwege de nek- en hoofdpijn en de forse pijn in de linkerarm. De nekpijn was erger dan de armpijn. De twee maanden na het ongeval zijn de klachten steeds erger geworden. Betrokkene slikte hiervoor veel Ibuprofen. De nekbewegingen, met name rotatie en lateralisatie naar links en rechts, waren beperkt. Betrokkene kreeg hierdoor meer nekpijn, meer armpijn links en ook een toename van slapende gevoelens in ulnaire onderarm, hand en vingers.

Op 07.09.2009 is betrokkene naar zijn huisarts gegaan. (…). De neurochirurg was tevreden. Betrokkene heeft na de operatie geen kraag gekregen; wel fysiotherapie. Verder werd hem geadviseerd regelmatig te fietsen. Door de operatie is betrokkene veel verbeterd.

Huidige klachten

Zo af en toe heeft betrokkenen een slechte dag met een stijve nek. Na een halve dag gaat dit meestal weer over. De nekbewegingen zijn heel goed verbeterd. Betrokkene heeft een nekpijn meer, geen hoofdpijn meer, geen uitstralende pijn en geen tintelingen.

(…)

LICHAMELIJK ONDERZOEK

(…)

Bij het onderzoek worden aldus geen neurologische afwijkingen vastgesteld.

BESPREKING MEEGEZONDEN MEDISCHE INFORMATIE

(…)

Bespreking röntgenfoto’s

– 07.09.2009, X-cwk. Geen duidelijke afwijkingen, noch degeneratief, ook geen fracturen. Mogelijk is de tussenwervelschijf C4-5 iets versmald.

– 02.11.09 MRI-cwk. HNP C5-6 in de zin van discussekwestratie. De sekwester breidt zich uit naar caudaal achter het wervellichaam van C6. Er lijkt ook ter hoogte van C6-7 links een prolaps te bestaan.

– 14.12.2009, CT-swk. Geen duidelijke afwijkingen noch degeneratief. Ook geen fracturen. De op de MRI waargenomen prolapsen worden op de CT niet gezien. Dit is niet verwonderlijk daar op een CT het best benige afwijkingen worden gevisualiseerd en minder goed wekedelen afwijkingen.

– 20.02.2010 en 12.08.2010, X-cwk. Inmiddels is een partiële corporectomie gedaan van C6. In het defect is een cage geplaatst, welke is afgedekt met een plaatje en gefixeerd met 4 schroeven. De staat van de halswervelkolom is goed.

BEANTWOORDING GESTELDE VRAGEN

1. De situatie na ongeval

a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen?

Antwoord a. Betrokkene was op 29.06.2009 betrokken bij een achterop aanrijding. Er was sprake van flexie-extensieletsel. Meteen na het ongeval had betrokkene nekpijn en uitstralende pijn in linker hand, tevens dove gevoelens in de linker hand. Door betrokkene is allereerst zelf een afwachtende houding aangenomen. De nek- en uitstralende linker armklachten namen echter zodanig toe dat hij uiteindelijk op 07.09.2009 zijn huisarts [persoon 3] heeft bezocht. Deze heeft het onderzoek uitgebreid met X-cwk, die geen afwijkingen toonden. Wegens het persisteren der klachten werd betrokkene doorverwezen naar de neuroloog Wirtz (13.10.2009). Deze heeft het onderzoek uitgebreid met een MRI-cwk.Volgens de neuroloog was hierop een afwijking ter hoogte van C6-7 links te zien, gepaard gaande met een forse vernauwing van het wervelkanaal ter plaatse. De afwijking in de zin van een discussekwestratie ter hoogte van C5-6 werd kennelijk niet gezien.

Wegens het persisteren der klachten werd betrokkene doorverwezen naar een neurochirurg: eerst naar neurochirurg [persoon 4]. Het contact met hem was matig, reden waarom betrokkene is gegaan naar de neurochirurg [persoon 5]. Behalve de afwijking ter hoogte van C6-7 links op de MRI zag deze neurochirurg ook een hernia ter hoogte van C5-6 rechts. Wegens het persisteren der klachten werd terecht gesproken over operatieve behandeling. Betrokkene werd op 19.02.2010 geopereerd door neurochirurg [persoon 1]. Bij de operatie werd een partiële corporectomie gedaan van het wervellichaam van C6. Onder het ligamentum longitudinale posterior werd een grote sekwester gevonden en verwijderd. Het operatieverslag vermeldt dat de sekwester lag achter het corpus van C5 – dit moet C6 zijn – de MRI toont dit niveau ook. Bij de operatie werden de C7 wortel links en de C6 wortel rechts gedecomprimeerd. Het defect werd opgevuld met een cage en afgedekt met een plaat en 4 schroeven. Het postoperatieve verloop was goed. De voor de operatie bestaande radiculaire klachten waren verdwenen. Betrokkene hield nog een tijd nekpijn.

Ten tijde van mijn onderzoek was de nekpijn verdwenen. Wel had betrokkene af en toe nog een stijve nek met name bij lateralisatie.

(…)

c. Wilt u bij uw antwoord op de vragen 1a en 1 b aangeven welke gegevens u ontleent aan het relaas van betrokkene en welke u ontleent aan onderzoek van de door u verkregen medische gegevens?

Antwoord c. Betrokkene kon de Anamnese goed vertellen. Samen met de net genoemde medische informatie werd goede informatie gekregen over betrokkene’s ziektegeschiedenis na het hem overkomen ongeval.

d. Wat zijn uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?

Antwoord d. Bij lichamelijk onderzoek worden eigenlijk nauwelijks afwijkingen vastgesteld, behalve een geringe beperking bij lateraliseren van de nek, links iets meer dan rechts. Neurologische afwijkingen worden niet vastgesteld. Er bestonden geen tekenen meer van een radiculair syndroom.

De bij betrokkene gemaakte röntgenfoto’s en scans werden bekeken. Bij betrokkene was er geen sprake van degeneratieve afwijkingen, ook geen fracturen. Op de MRI werd heel duidelijk een sekwester gezien afkomstig uit de discus C5-6, zich uitbreidend achter het wervellichaam van C6. Ik denk ook dat er sprake was van een discusprolaps C6-7 links.

e. Wat is de diagnose op uw vakgebied?

Antwoord e. Diagnose:

1. Status na traumatische discussekwestratie C5-6 en waarschijnlijk ook c6-7 links.

2. Status na partiële corporectomie C6 met verwijdering discussekwestratie, tevens spondylodese met cage in defect in C6, afgedekt met plaat een schroeven.

f. Indien er sprake is van klachten waarbij geen medisch objectiveerbare afwijkingen kunnen worden vastgesteld, kunt u dan gemotiveerd aangegeven wat uw differentiaal diagnostische overwegingen zijn?

Antwoord f. er zijn geen differentiaal diagnostische overwegingen. Er is duidelijk sprake van een traumatische discussekwestratie. De radiculaire klachten zijn meteen na het ongeval ontstaan. Door het ongeval, in de zin van een flexie/extensietrauma, is een scheur opgetreden in de annulus fibrosus, waardoor het discussekwestraat naar buiten is geperst.

g. Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de Ned. Ver. Van Neurologie, eventueel aangevuld met de (…) AMA-guides, 5e editie, aangevuld met eventuele richtlijnen van uw eigen beroepdsvereniging?

Antwoord g. (…) Betrokkene onderging een cervicale spondylodese. Dit geeft een B.I.-percentage van 8%. Er werd een discectomie gedaan van de niveaus C5-6 en C6-7. Opgeteld geeft dit een BI-percentage van 7%. Combinerend geeft dit een B.I.-percentage van 8 + 7 = 14%. (…)

h. Welke beperkingen ondervindt betrokkene naar uw oordeel in zijn huidige toestand in het dagelijks leven, bij de vrijetijdsbesteding, bij het verrichten van huishoudelijk werkzaamheden en bij het verrichten van loonvormende arbeid? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen deskundige?

Antwoord h. Loonvormende arbeid. Betrokkene is heel goed hersteld van de operatie. Bij bepaalde bewegingen krijgt betrokkene nog wat klachten in de nek, bijvoorbeeld bij lateralisatie in eindstand en bij zwaar tillen, d.w.z. boven de 25 kg. Betrokkene bemerkt ook nekklachten als hij enige tijd boven schouderhoogte werkt. Zelf geeft betrokkene gebruik van de nek niet als beperkt aan. Naar mijn oordeel dient overbelasting van de nek, bijvoorbeeld door extreem zwaar tillen, vermeden te worden.

Voor ADL bestaan geen beperkingen. Omdat zijn partner werkt, doet betrokkene het huishouden. Hij kan dit goed aan. Alleen tilt hij zware boodschappen in twee keer naar zijn appartement op de 4e verdieping.

Als hobby heeft betrokkene kluswerk aangegeven. Tot op heden heeft nog alleen lichte klussen gedaan. Op dit punt is hij zijn activiteiten aan het uitbreiden. Hij bemerkt voornamelijk beperkingen als hij boven zijn macht werkt, bijvoorbeeld boven schouderhoogte.

2. De hypothetische situatie zonder ongeval

a. Zijn er op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest, of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval betrokkene niet was overkomen.

Antwoord a. Op mijn vakgebied zijn er geen klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest, of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval betrokkene niet was overkomen. De discussekwestratie was traumatisch. Het is erg onwaarschijnlijk dat deze ook zonder ongeval zou zijn opgetreden; met name omdat de wervels er op de standaard röntgenfoto’s goed uitzagen.

(…)”

2.7  Allianz heeft aan [verzoeker] in ieder geval een bedrag van € 12.750,- aan voorschotbetalingen onder algemene titel voldaan.

3.  Het geschil

3.1  [verzoeker] verzoekt de rechtbank te verklaren voor recht dat tussen het [verzoeker] op 29 juni 2009 overkomen ongeval en de gezondheidsklachten (nekhernia) een medisch causaal verband bestaat en te verklaren voor recht dat [verzoeker] als gevolg van het hem op 29 juni 2009 overkomen ongeval schade lijdt en zal lijden in de vorm van verlies van arbeidsvermogen, met begroting van de kosten als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 Rv op een bedrag van € 4.935,58.

3.2  [verzoeker] heeft aan zijn verzoek, tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven vaststaande feiten, het volgende ten grondslag gelegd.

3.2.1 Op grond van de inhoud van het rapport van [persoon 2] staat vast dat sprake is van medisch causaal verband tussen het ongeval en de nekhernia. Allianz weigert het rapport van [persoon 2] te volgen voor wat betreft dit causale verband. Allianz doet dat ten onrechte, nu het onderzoek door [persoon 2] in gezamenlijk overleg heeft plaatsgevonden en [persoon 2] een ter zake zeer kundige neurochirurg is. Het rapport is dan ook bindend voor partijen. 3.2.2 Volgens Allianz is geen sprake is van verlies van arbeidsvermogen omdat de dienstbetrekking tussen [verzoeker] en [bedrijf 1] hoe dan ook zou zijn geëindigd. Dat standpunt is onjuist. Zonder het ongeval zou [verzoeker] naar redelijke verwachting in staat zijn geweest om kort na de beëindiging van het dienstverband met [bedrijf 1] op 24 september 2009, ander werk te vinden tegen een netto maandloon van € 2.500,-. Door de gevolgen van het ongeval is dat [verzoeker] niet gelukt. Daaruit volgt dat [verzoeker] een verlies aan arbeidsvermogen heeft.

3.2.3 [verzoeker] heeft kosten gemaakt wegens juridische bijstand tot een bedrag van

€ 4.935,58.

3.3  Het verweer van Allianz strekt primair tot afwijzing van het verzoek omdat volgens Allianz geen sprake is van een verzoek in de zin van artikel 1019 Rv. Het subsidiaire verweer van Allianz strekt tot afwijzing van het verzoek omdat van het door [verzoeker] gestelde medische causale verband tussen het ongeval en de (gestelde) klachten volgens Allianz geen sprake is. Het meer subsidiaire verweer strekt ertoe dat tot uitgangspunt wordt genomen dat uit het rapport van [persoon 2] niet tot nauwelijks van beperkingen blijkt.

3.4 Allianz heeft de volgende verweren gevoerd.

3.4.1 Het verzochte is niet geschikt voor behandeling in een deelgeschil. Het verzoek van [verzoeker] kan geen bijdrage leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

3.4.2 [persoon 2] heeft ten onrechte medische causaliteit aangenomen. [persoon 2] heeft zich daarbij uitsluitend gebaseerd op de anamnese, dat wil zeggen de mededelingen van [verzoeker]. De conclusie van [persoon 2] is niet op medische informatie gebaseerd. Om die reden dient het rapport niet tot uitgangspunt te worden genomen en staat het medisch causaal verband dus niet vast.

3.4.3 Zonder nader onderzoek door een neurochirurg, verzekeringsarts en arbeidsdeskundige heeft [verzoeker] geen vordering op Allianz. Dat betekent dat eerst nadere deskundige rapportage nodig is.

3.4.4 Indien het rapport van [persoon 2] al tot uitgangspunt wordt genomen, geldt dat uit dat rapport volgt dat [verzoeker] inmiddels niet of nauwelijks meer beperkingen ondervindt als gevolg van het ongeval en de nekhernia. Omdat beperkingen ontbreken, is er nu noch in de toekomst sprake van schade door verlies van arbeidsvermogen, verlies van zelfwerkzaamheid en/of kosten van huishoudelijke hulp.

3.4.5 Voor zover al sprake is van beperkingen die in causaal verband staan met het ongeval geldt dat [verzoeker] met de betaling door Allianz van in totaal € 32.750,- reeds volledig schadeloos is gesteld.

3.4.6 Omdat volgens Allianz sprake is van een geschil dat zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure dienen de juridische kosten voor rekening van [verzoeker] te blijven.

3.5  Allianz heeft een voorwaardelijk tegenverzoek aangekondigd in haar verweerschrift, voor het geval de rechtbank mocht oordelen dat het verzoek van [verzoeker] zich wel leent voor behandeling in een deelgeschil, althans mocht oordelen dat het verzoek van [verzoeker] moet worden afgewezen omdat medische causaliteit niet op het rapport van [persoon 2] kan worden gebaseerd en derhalve een nieuwe medische beoordeling dient plaats te vinden (vgl. 3.4.3 hiervoor). Voor dat geval kondigt Allianz een verzoek aan, ertoe strekkend dat de rechtbank neurochirurg Staal te Groningen zal benoemen en, voor zover nodig, verzekeringsarts [persoon 6] en arbeidsdeskundige [persoon 7]. Ter zitting is dat verzoek echter uiteindelijk expliciet niet gedaan c.q. ingetrokken.

4.  De beoordeling

4.1  [verzoeker] heeft zich tot de rechtbank gewend met een verzoek als bedoeld in artikel 1019w Rv. In genoemd artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure in letsel- en overlijdensschadezaken opgenomen.

4.2  In de eerste plaats dient te worden beoordeeld of het verzoek zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Volgens Allianz is dat niet het geval.

4.3  De rechtbank overweegt dat het doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- en overlijdensschade de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter in te schakelen, waardoor partijen een extra instrument in handen krijgen ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen. In de deelgeschilprocedure kunnen geschillen aan de orde komen omtrent of in verband met een deel van hetgeen terzake van de schade door dood of letsel tussen partijen rechtens geldt. De beslissing daarover dient ingevolge artikel 1019z Rv bij te kunnen dragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering zoals die zou luiden indien de zaak ten principale aanhangig zou zijn gemaakt. Met andere woorden: de rechterlijke uitspraak moet partijen in staat stellen om de buitengerechtelijke onderhandelingen weer op te pakken en mogelijk definitief af te ronden.

4.4

4.4.1 Een verzoek als het onderhavige, dat er in essentie toe strekt dat wordt vastgesteld dat uitgegaan kan worden van een beschikbaar deskundigenrapport en daarmee dat sprake is van medisch causaal verband tussen ongeval en letsel en van verlies van arbeidsvermogen, leent zich naar het oordeel van de rechtbank bij uitstek voor behandeling in het kader van een deelgeschilprocedure. Juist met het oog op dit type deelgeschillen is de regeling in het leven geroepen. Dat er tussen partijen mogelijk nog andere geschilpunten zijn en dat de beslechting van dit deelgeschil niet meebrengt dat direct een vaststellingsovereenkomst kan worden gesloten, is niet relevant. Aannemelijk is immers dat de beslechting van dit deelgeschil over de vraag of de in februari 2010 geopereerde nekhernia ongevalsgevolg is en over de vraag of in dat verband sprake is van verlies van arbeidsvermogen, de weg kan openen voor verdere onderhandelingen die uiteindelijk tot een vaststellingsovereenkomst kunnen leiden.

4.4.2 Voor zover Allianz heeft aangevoerd dat nu reeds duidelijk is dat, zelfs als de nekhernia ongevalsgevolg is, Allianz [verzoeker] inmiddels volledig schadeloos heeft gesteld door de door haar verrichte betalingen en dat om die reden geen sprake is van een deelgeschil in de zin van artikel 1019z Rv, passeert de rechtbank die stelling. Voor dat geval is vooralsnog onvoldoende duidelijk wat de omvang van de door [verzoeker] geleden schade is. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen of alle door [verzoeker] – al dan niet – geleden schade reeds is vergoed. Daartoe wordt mede verwezen naar 4.6 van dit vonnis.

De rechtbank zal het verzoek dan ook inhoudelijk behandelen.

4.5  Beoordeeld dient thans te worden of partijen dienen uit te gaan van het rapport van [persoon 2].

4.5.1 Niet in geschil is op zichzelf dat bij [verzoeker] in december 2009 een nekhernia is geconstateerd, zodat dit in rechte vast staat. [verzoeker] concludeert op basis van dat feit en het rapport van [persoon 2] dat de hernia ongevalsgevolg is. Allianz heeft evenwel aangevoerd dat [persoon 2] op onjuiste gronden, want uitsluitend op grond van door [verzoeker] verstrekte informatie, tot de conclusie is gekomen dat de nekhernia is veroorzaakt door het ongeval.

4.5.2 De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Vast staat dat partijen in gezamenlijk overleg hebben besloten tot inschakeling van [persoon 2], teneinde [persoon 2] te laten rapporteren over de uit het ongeval voortvloeiende medische gevolgen. Over de vraagstelling waren (en zijn) partijen het eens; ook de deskundigheid van [persoon 2] staat niet ter discussie. Relevant daarbij is nog dat Allianz uit eigen beweging heeft ingestemd met de inschakeling van [persoon 2] en dat het haar, eventueel na onderzoek naar de gebruikelijke wijze van rapporteren door [persoon 2], vrijstond een andere medisch deskundige voor te stellen.

4.5.3 Indien partijen in het kader van onderzoek naar de schadeafwikkeling in verband met de aansprakelijkheid van één van hen, overeenkomen om gezamenlijk een medisch deskundige aan te zoeken die gezamenlijk geformuleerde vragen dient te beantwoorden, verbinden zij zich daarmee om de rapportage van de ingeschakelde deskundige in beginsel als uitgangspunt voor hun verdere behandeling van de zaak te nemen.

Dit zou anders kunnen zijn indien de rapportage ontoereikend is voor de schadeafwikkeling en/of inhoudelijk of voor wat betreft de wijze van totstandkoming niet voldoet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs gesteld mogen worden.

4.5.4 Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan hier geen sprake. Allianz heeft uitsluitend aangevoerd dat [persoon 2] zich bij zijn conclusie teveel heeft laten leiden door de mededelingen van [verzoeker]. De enkele omstandigheid dat – volgens Allianz -[persoon 2] teveel naar [verzoeker] heeft geluisterd is onvoldoende om het rapport op bovengenoemde gronden terzijde te stellen. Juist is dat [persoon 2] in zijn rapport een uitgebreide anamnese (zie 2.7) heeft opgenomen, doch daarnaast heeft [persoon 2] ook gerapporteerd over door hem zelf verricht onderzoek en de conclusies besproken van medische onderzoeken die [verzoeker] heeft ondergaan. Uit het rapport volgt dat [persoon 2] zelf de foto’s c.q. scans die door de diverse medische specialisten van de nek/rug van [verzoeker] zijn gemaakt heeft bestudeerd. Niet gezegd kan dan ook worden dat [persoon 2] zijn conclusie uitsluitend op de door [verzoeker] verstrekte informatie heeft gebaseerd. Daarbij komt dat [persoon 2] de IWMD-vraagstelling helder, gemotiveerd en uitgebreid heeft beantwoord, zodat voor partijen voldoende inzichtelijk is hoe [persoon 2] tot zijn conclusie is gekomen. Voor zover [persoon 2] voor wat betreft het moment van het ontstaan van de nekklachten bij [verzoeker] waarde heeft toegekend aan hetgeen [verzoeker] daarover heeft meegedeeld, is dat tegen deze achtergrond niet zodanig bezwaarlijk dat dat het terzijde stellen van het rapport rechtvaardigt. In dat verband acht de rechtbank van belang dat [persoon 2] onder 1f van het rapport heeft opgemerkt dat het hier “duidelijk een traumatische discussekwestratie” betreft en onder 2a dat de wervels er goed uitzagen, terwijl aanwijzingen dat [verzoeker] een ander trauma heeft meegemaakt geheel ontbreken. Tegen deze achtergrond ziet de rechtbank onvoldoende grond om de bevindingen van de neurochirurg in dit geval niet bindend te achten voor partijen.

4.5.5 Dat betekent dat tussen partijen op grond van het rapport van [persoon 2], vast staat dat de bij [verzoeker] opgetreden nekhernia in medisch causaal verband staat tot het ongeval op 29 juni 2009. De verzochte verklaring voor recht dat tussen het [verzoeker] op 29 juni 2009 overkomen ongeval en de nekhernia een medisch causaal verband bestaat zal dan ook worden gegeven.

4.6  Dat geldt niet voor de verklaring voor recht dat [verzoeker] als het gevolg van het omgeval schade lijdt en zal lijden in de vorm van verlies van arbeidsvermogen. Hoewel er vanuit gegaan wordt dat sprake is van medische causaliteit tussen het ongeval en de nekhernia en op zich aannemelijk is dat [verzoeker] als gevolg van die hernia in elk geval enige tijd niet (volledig) heeft kunnen werken, valt op grond van de thans beschikbare gegevens niet te zeggen of dat letsel ook heeft geleid – en zal leiden – tot schade wegens verlies aan verdienvermogen. Weliswaar geeft [persoon 2] in zijn rapport aan dat sprake is van een blijvend invaliditeitspercentage van 14% voor de gehele persoon van [verzoeker], doch daar staat tegenover dat [persoon 2] concludeert dat [verzoeker] heel goed is hersteld van de operatie aan de nekhernia, in het algemeen nauwelijks beperkingen heeft en in ieder geval geen beperkingen heeft voor huishoudelijke werkzaamheden en het uitvoeren van zijn hobby “klussen”. Voorts heeft [persoon 2] gerapporteerd dat [verzoeker] zelf het gebruik van de nek niet als beperkt heeft aangegeven. Uit het rapport lijkt dan ook te volgen dat [verzoeker] ten tijde van het onderzoek niet of nauwelijks beperkingen ondervond van het ongeval. Hierbij moet in zoverre een kanttekening worden geplaatst dat [persoon 2] neurochirurg is en het in beginsel niet tot zijn expertise behoort om verlies aan arbeidsvermogen vast te stellen, terwijl [persoon 2] geen verzekeringarts of arbeidsdeskundige heeft ingeschakeld bij zijn onderzoek; niet uit te sluiten valt dat nadere rapportage aan het licht zal brengen dat (toch/wel) beperkingen bestaan, maar de huidige gegevens bieden daarvoor niet genoeg houvast. Op grond van de door [verzoeker] ter zitting overgelegde brief (van 23 november 2011) van neuroloog [persoon 8] van Medisch Centrum Haaglanden kan die conclusie in ieder geval niet getrokken worden. Nog daargelaten dat het hier geen informatie van een gezamenlijk aangezochte deskundige betreft, [persoon 8] doet in deze brief geen uitspraken over mogelijke beperkingen van [verzoeker]. [persoon 8] heeft in deze brief, kennelijk ten behoeve van de huisarts van [verzoeker], aantekening gemaakt van de door [verzoeker] geuite klachten en het medisch beleid dat in dat verband zal worden gevolgd. Voorts heeft [persoon 8] aangegeven na aanvullend onderzoek te hebben geconstateerd dat er geen sprake is van een recidief nekhernia. Over beperkingen en verlies van arbeidsvermogen wordt, zoals gezegd, niet gerept.

Bij gebreke van nadere informatie over mogelijke, resterende beperkingen en de invloed daarvan op het verdienvermogen, is het dus thans niet mogelijk om vast te stellen of [verzoeker] als gevolg van het ongeval verlies nog aan arbeidsvermogen lijdt of zal lijden, temeer daar partijen op dat punt lijnrecht tegenover elkaar staan.

Daarbij komt nog, dat de verzochte verklaring voor recht niet alleen ziet op het verlies aan arbeidsvermogen, maar ook op de daaruit voortvloeiende schade. Daarover bestaat onvoldoende duidelijkheid.

Zelfs voor het verleden, vóór de operatie, een periode waarvan, zoals uit het voorgaande is op te maken, op zich aannemelijk is dat er verlies van verdienvermogen is geweest, is dat het geval. [verzoeker] is in elk geval enige tijd na het ongeval blijven doorwerken. Op 24 september 2009 is zijn dienstverband beëindigd; over de situatie daarna (tot aan het onderzoek door [persoon 2]) zijn niet voldoende gegevens bekend c.q. verschillen partijen van mening.

4.7  Al het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek van [verzoeker] tot verklaring voor recht dat [verzoeker] als gevolg van het ongeval schade lijdt in de vorm van verlies aan arbeidsvermogen niet toewijsbaar is.

4.8  Nu Allianz ter zitting het vooraf aangekondigde (voorwaardelijke) tegenverzoek heeft ingetrokken, is dat tegenverzoek hier niet langer aan de orde. Desalniettemin raadt de rechtbank partijen aan om in overleg over te gaan tot gezamenlijke inschakeling van een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, teneinde inzicht te verkrijgen in bestaan en omvang van eventuele beperkingen bij [verzoeker] en de mogelijkheden voor [verzoeker] om loonvormende arbeid te verrichten.

Voor de verdere afwikkeling van het geschil tussen partijen is het voorts van belang dat meer duidelijkheid omtrent de vroegere inkomsten van [verzoeker] wordt verkregen. In het bijzonder ligt in de rede dat [verzoeker] zijn stelling dat hij een netto-maandinkomen had gehad van € 2.500,- indien het ongeval hem niet was overkomen en dat hij in de periode voorafgaand aan het dienstverband met [bedrijf 1] ook steeds een dergelijk maandinkomen had, anders dan in deze procedure is gedaan, zoveel mogelijk met concrete, van derden (bijvoorbeeld de belastingdienst) afkomstige stukken staaft.

4.9  [verzoeker] heeft verzocht zijn kosten te begroten in de zin van artikel 1019aa lid 1 Rv. De rechtbank dient daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen. Of sprake is van redelijke kosten hangt af van de vraag of het redelijk is dat die kosten zijn gemaakt én of de hoogte van deze kosten redelijk is.

[verzoeker] heeft verzocht de bedoelde kosten te begroten op € 4.935,58, gebaseerd op 12,5 uren van de advocaat à € 290,- exclusief 6% kantoorkosten en BTW. Allianz heeft aangevoerd dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat geen sprake is van een deelgeschil. Dat verweer wordt onder verwijzing naar hetgeen is overwogen onder 4.4 (erop neerkomend dat wel sprake is van een deelgeschil) verworpen. De rechtbank is van oordeel dat het maken van kosten zonder meer redelijk is in verband met de vaststelling in rechte van de waarde van het rapport van [persoon 2]. De rechtbank is wèl met Allianz van oordeel dat het uurtarief van € 290,- exclusief kantoorkosten en BTW gelet op het financiële belang en de complexiteit van de zaak en de ervaring en het specialisme van de advocaat in het kader van dit deelgeschil niet redelijk is. De rechtbank zal een uurtarief van € 240,- in aanmerking nemen. De rechtbank begroot de kosten mitsdien op € 3.784,20 (12,5 uur maal € 240,- vermeerderd met 6% kantoorkosten en vermeerderd met 19% BTW), te vermeerderen met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 263,-, in totaal dus € 4.047,20. Voor het in aanmerking nemen van de in het verzoekschrift genoemde reiskosten ad € 100,- is in dit kader geen plaats.

5.  De beslissing

De rechtbank,

verklaart voor recht dat tussen het [verzoeker] op 29 juni 2009 overkomen ongeval en de in december 2009 bij [verzoeker] geconstateerde nekhernia een medisch causaal verband bestaat;

begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 Rv op € 4.047,20;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2012.?

1861/106

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey