Rb, deelgeschil: sport- en spelsituatie: geen aansprakelijkheid voor val tijdens fietstoertocht

Samenvatting:

Verzoeker en verweerder namen beiden deel aan een fietstoertocht voor een goed doel. Verweerder is met zijn voet uit de ‘toeclip’ geschoten en gevallen. Als gevolg daarvan is ook verzoeker ten val gekomen. De rechtbank acht verweerder niet aansprakelijk. De rechtbank oordeelt dat sprake is van een sport-en spelsituatie. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verweerder de ‘verhoogde aansprakelijkheidsdrempel’ die voor sport- en spelsituaties geldt, niet overstijgt. Gesteld noch gebleken is dat verweerder bij het fietsen een groter risico heeft genomen dan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs verantwoord was. De enkele omstandigheid dat de voet van verweerder uit de toeclip is geschoten, is daartoe onvoldoende. Kosten deelgeschil begroot op € 3.634,40 (uurtarief € 200,-).

Beschikking


RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/l3/542348 / HA RK 13-142

Beschikking van 24 oktober 2013

in de zaak van

[Eiser]
wonende te [Woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. E.W. Bosch te Naaldwijk,

tegen

1. [Verweerder 1.],

wonende te [Woonplaats],
2. de naamloze vennootschap DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verweerders,
advocaat mr. M. Wisse te Amsterdam.

Verzoeker zal hierna [Verzoeker] worden genoemd. Verweerders zullen hierna [Verweerder 1.], Delta Lloyd en gezamenlijk [Verweerder 1.] c.s. worden genoemd.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het verzoekschrift ex artikel 1019w Rv. met producties, ingekomen ter griffie op 28 mei 2013,
– de tussenbeschikking van 18 juli 2013, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
– het verweerschrift met producties,
– het proces-verbaal van behandeling van een verzoekschrift, gehouden op 10 september 2013 met de daarin genoemde stukken.

1.2. De beschikking is bepaald op heden.

2. De feiten

2.1. [Verzoeker] en [Verweerder 1.] zijn werkzaam bij verschillende vestigingen van De Koning & Hartman B.V.

2.2. Op 9 september 2012 namen [Verzoeker] en [Verweerder 1.] deel aan de ‘Ride for the Roses’, een jaarlijks terugkerend sponsorevenement waarmee geld wordt ingezameld voor KWF Kankerbestrijding. Men kon zich voor drie toertochten inschrijven, een toertocht van 25 kilometer, een toertocht van 50 kilometer en een cycletour van 100 kilometer. [Verzoeker] en [Verweerder 1.] namen deel aan de cycletour van 100 kilometer.

2.3. In het reglement van de cycletour van 100 kilometer (hierna: het reglement) staat, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
”(…)
– Houd je aan de gemiddelde snelheid van 25 t/m 28 km/u.
– Het karakter van de tocht is niet die van een wedstrijd, maar die van een recreatieve toertocht die gezamenlijk wordt verreden.
– Geef een ander de ruimte. Als je in het peloton rijdt, blijf zoveel mogelijk rechts rijden. (…)
(…)
– Deelname is op eigen risico.
– Tijdens het fietsen van de Cycletour is het dragen van een helm verplicht.
(…)
– De Cycletour kent een massaal vertrek. Eerst vertrekken de prominenten en de bedrijventeams, gevolgd door de individuele deelnemers. (…)”

2.4. Tijdens een poging het tempo wat op te voeren, ruim na de start, is [Verweerder 1.] met zijn voet uit de ‘toeclip’ (een kliksysteem waarmee de schoenen van de wielrenner aan de trapper vast klikken) geschoten, waarna hij met zijn fiets zijn evenwicht heeft verloren en is gevallen. Als gevolg daarvan is ook [Verzoeker] ten val gekomen (hierna: het ongeval). Zowel [Verweerder 1.] als [Verzoeker] hebben lichamelijk letsel opgelopen als gevolg van het ongeval.

2.5. Op 8 oktober 2012 heeft de advocaat van [Verzoeker] [Verweerder 1.] aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en mogelijk nog te lijden schade.

2.6.Delta Lloyd is de aansprakelijkheidsverzekeraar van [Verweerder 1.]. Zowel Delta Lloyd als [Verweerder 1.] hebben aansprakelijkheid voor het ongeval afgewezen.

3. Het deelgeschil

3.1. [Verzoeker] verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat [Verweerder 1.] aansprakelijk is voor de door [Verzoeker] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval. Voorts verzoekt [Verzoeker] voor recht te verklaren dat zowel [Verweerder 1.] als Delta Lloyd gehouden zijn om aan [Verzoeker] de schade te vergoeden die [Verzoeker] als gevolg van het ongeval heeft geleden en nog zal lijden. Tot slot verzoekt [Verzoeker] de rechtbank de kosten van deze procedure te begroten en [Verzoeker] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van die kosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.

3.2. [Verzoeker] legt aan zijn verzoeken ten grondslag dat [Verweerder 1.] jegens hem aansprakelijk is voor de door hem geleden schade op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens [Verzoeker] is het ongeval ontstaan doordat [Verweerder 1.] de door hem bestuurde, geleende, fiets niet onder controle hield, althans doordat [Verweerder 1.] niet heeft voorkomen dat hij uit evenwicht raakte doordat zijn voet uit de toeclip schoot. Aangezien [Verweerder 1.] en Delta Lloyd aansprakelijkheid voor het ongeval afwijzen, wenst [Verzoeker] de vraag of [Verweerder 1.] aansprakelijk is voor de door hem geleden schade als gevolg van het ongeval in dit deelgeschil aan de rechtbank voor te leggen. [Verzoeker] meent dat partijen, nadat die vraag beantwoord is, de onderhandelingen kunnen oppakken en de zaak minnelijk zullen kunnen regelen. Om die reden draagt het oordeel van de rechtbank bij aan het naderbij brengen van een vaststellingsovereenkomst, aldus [Verzoeker].

3.3. [Verweerder 1.] en Delta Lloyd betwisten niet dat het onderhavige geschil geschikt is om te worden voorgelegd in een deelgeschilprocedure. Wel betwisten [Verweerder 1.] en Delta Lloyd dat [Verweerder 1.] aansprakelijk is voor de door [Verzoeker] geleden schade. Zij stellen zich op het standpunt dat sprake is van een sport- en spelsituatie waarin zich een risico heeft verwezenlijkt dat inherent is aan de wielersport en dat [Verzoeker] door deelname aan de cycletour heeft aanvaard. In de gegeven omstandigheden was het niet onrechtmatig dat [Verweerder 1.] uit zijn toeclip schoot, aldus [Verweerder 1.] en Delta Lloyd. Ook overigens zijn de gedragingen van [Verweerder 1.] niet onrechtmatig geweest, maar is veeleer sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Meer subsidiair, indien de rechtbank van oordeel is dat wel sprake is geweest van onrechtmatig handelen van [Verweerder 1.], beroepen [Verweerder 1.] en Delta Lloyd zich op eigen schuld van de zijde van [Eiser]. [Verweerder 1.] en Delta Lloyd verzetten zich tot slot tegen de (hoogte van de) verzochte veroordeling in de kosten.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling


Leent het verzoek zich voor behandeling in een deelgeschilprocedure?

4.1. De deelgeschilprocedure is bedoeld voor de situatie waarin partijen in het buitengerechtelijke onderhandelingstraject stuiten op geschilpunten die de buitengerechtelijke afwikkeling belemmeren. Partijen kunnen in een deelgeschilprocedure de rechter vragen om op die geschilpunten te beslissen, zodat zij vervolgens verder kunnen met de buitengerechtelijke onderhandelingen, met als doel het sluiten van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)).

4.2. Partijen zijn verdeeld over de vraag of [Verweerder 1.] aansprakelijk is voor de schade die [Verzoeker] ten gevolge van het ongeval heeft geleden. Met partijen is de rechtbank van oordeel dat de aard van dit geschil zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure en dat de beslechting van dit deelgeschil de weg vrij zal kunnen maken voor verdere schikkingsonderhandelingen en aldus zal kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen. De rechtbank zal thans dan ook overgaan tot de inhoudelijke beoordeling van het verzoek.

Aansprakelijkheid

sport- en spelsituatie?
4.3. [Verzoeker] stelt zich primair op het standpunt dat [Verweerder 1.] jegens hem aansprakelijk is vanwege onrechtmatig handelen en dat in het onderhavige geval geen sprake is van een sport- en spelsituatie, zodat de daarvoor geldende ‘verhoogde aansprakelijkheidsdrempel’ niet van toepassing is. Daartoe stelt [Verzoeker] dat
(i) uit het reglement blijkt dat er sprake is van een recreatieve toertocht en dat het uitdrukkelijk niet om een wedstrijd gaat, er was immers geen competitief element;
(ii) de voorgeschreven snelheid van 25 tot 28 kilometer per uur gelijk staat aan de snelheid van een beginnend wielrenner;
(iii) het ongeval is ontstaan doordat [Verweerder 1.] de door hem geleende fiets niet goed had afgesteld en
(iv) dat laatste de oorzaak is geweest van het ongeval, hetgeen ook had kunnen gebeuren als partijen in een andere setting samen zouden zijn gaan fietsen.

4.4. [Verweerder 1.] c.s. menen dat wel degelijk sprake is van een sport- en spelsituatie, zodat de ‘verhoogde aansprakelijkheidsdrempel’ van toepassing is.

4.5.De rechtbank overweegt dat voor een bevestigende beantwoording van de vraag of sprake is van een sport- en spelsituatie niet vereist is dat de bij een ongeval betrokkenen rechtstreeks met elkaar aan het wedijveren zijn, noch dat het slachtoffer van het ongeval, wil hij als deelnemer aan het spel kunnen worden beschouwd, ten tijde van het ongeval ook zelf handelingen verrichtte die karakteristiek zijn voor de beoefening van die sport of dat spel (HR 20 februari 2004, LJN: A01239). De omstandigheid dat de cycletour geen wedstrijdelement heeft, maakt dus niet dat geen sprake zou kunnen zijn van een sport- en spelsituatie. De rechtbank acht voorts van belang dat [Verzoeker] en [Verweerder 1.] deelnamen aan een georganiseerde cycletour met een groot aantal deelnemers; dat voor hen volgens het reglement een voorgeschreven gemiddelde snelheid van 25 tot 28 kilometer per uur gold; en dat het dragen van een helm verplicht was gesteld. De deelnemers aan de cycletour moesten naar het oordeel van de rechtbank dan ook over en weer gevaarlijke gedragingen verbonden aan de beoefening van de wielersport van elkaar verwachten. De stelling van [Verzoeker] dat het ongeval zich ook in een normale verkeerssituatie kon voordoen, kan de rechtbank zonder nadere toelichting (die ontbreekt) niet volgen. [Verweerder 1.] heeft immers onweersproken gesteld dat hij gemiddeld 30 kilometer per uur reed toen hij ‘aanzette’, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank – anders dan [Verzoeker] stelt – aanzienlijk harder is dan de snelheid van een gemiddelde fietser in een normale verkeerssituatie en daarentegen wel past bij het (recreatief) beoefenen van de wielersport. Dat [Verzoeker] naar eigen zeggen niet op een racefiets, maar op een hybridefiets zat, maakt dit niet anders Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dan ook dat in het onderhavige geval sprake is van een sport- en spelsituatie, zodat de daarvoor geldende ‘verhoogde aansprakelijkheidsdrempel’ van toepassing is.

onrechtmatig handelen in een sport- en spelsituatie?
4.6. Voor zover [Verzoeker] zich op het standpunt stelt dat het handelen van [Verweerder 1.] de ‘verhoogde aansprakelijkheidsdrempel’ die voor sport- en spelsituaties geldt, overstijgt, overweegt de rechtbank als volgt.

4.7. Bij de beoordeling van de vraag of een deelnemer aan een sport- en spelsituatie onrechtmatig heeft gehandeld door een gedraging waardoor aan een andere deelnemer letsel is toegebracht, geldt als uitgangspunt dat voor het aannemen van onrechtmatigheid zwaardere eisen worden gesteld dan wanneer die gedraging niet in het kader van die sport- of spelsituatie zou hebben plaatsgevonden. Gedragingen die buiten die sport- of spelsituatie onvoorzichtig en daarom onrechtmatig zouden zijn geweest, behoeven binnen die situatie dit karakter niet te hebben omdat de deelnemers aan het spel in redelijkheid tot op zekere hoogte gevaarlijke gedragingen, althans slecht gecoördineerde, verkeerd getimede, onvoldoende doordachte handelingen, waartoe het spel uitlokt van elkaar hebben te verwachten. Zo’n gedraging wordt niet onzorgvuldig op de enkele grond dat zij door een ongelukkige samenloop van omstandigheden tot gevolg heeft dat een van de deelnemers ernstig letsel oploopt (HR 19 oktober 1990, LJN: AD1456).

4.8. Een gedraging van een deelnemer aan een sport kan niettemin onrechtmatig worden geacht als deze gedraging buiten de regels van het spel, althans buiten de normaal aanvaardbare risico’s van het spel valt en derhalve abnormaal gevaarlijk is, zodat de gedraging door de andere deelnemers aan het spel niet verwacht behoefde te worden. (HR 28 juni 1991, LJN: ZC0300).

4.9. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van [Verweerder 1.] de ‘verhoogde aansprakelijkheidsdrempel’ die voor sport- en spelsituaties geldt, niet overstijgt en overweegt daartoe als volgt. Gesteld noch gebleken is dat [Verweerder 1.] bij het fietsen een groter risico heeft genomen dan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs verantwoord was.
De enkele omstandigheid dat de voet van [Verweerder 1.] uit de toeclip is geschoten, is daartoe onvoldoende. De relevantie – in dit verband – van de stelling van [Verzoeker] dat [Verweerder 1.] op een geleende fiets reed, ontgaat de rechtbank, temeer nu [Verweerder 1.] onweersproken heeft gesteld dat hij de fiets al een jaar te leen had en hij nooit eerder problemen met de toeclip heeft ondervonden. Ook als [Verweerder 1.], nadat zijn voet uit de toeclip was geschoten, een zwaaibeweging zou hebben gemaakt, zoals [Verzoeker] stelt, geldt dat die enkele gedraging in het kader van de cycletour niet als abnormaal gevaarlijk kan worden bestempeld, in de zin dat [Verzoeker] deze gedraging niet behoefde te verwachten. [Verzoeker] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat [Verweerder 1.] zich abnormaal gevaarlijk heeft gedragen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [Verweerder 1.] niet aansprakelijk is voor de door [Verzoeker] als gevolg van het ongeval geleden schade. Hieruit volgt tevens dat [Verweerder 1.] en Delta Lloyd niet gehouden zijn de door [Verzoeker] geleden schade te vergoeden. De verzoeken van [Verzoeker] zullen dan ook worden afgewezen.

Kosten deelgeschil

4.10. [Verzoeker] verzoekt de rechtbank de kosten van dit deelgeschil op de voet van artikel 1019aa Rv te begroten en [Verweerder 1.] en Delta Lloyd te veroordelen in deze kosten. [Verzoeker] heeft met zijn advocaat afgesproken dat in het geval de aansprakelijkheid van [Verweerder 1.] in dit deelgeschil niet wordt vastgesteld, aan hem een laag tarief in rekening zou worden gebracht, maar hij heeft niet gesteld welk tarief dit was. Indien de aansprakelijkheid wel zou worden aangenomen, zou [Verzoeker] een tarief van € 250,00 per uur betalen. [Verzoeker] verzoekt begroting van de kosten op 11.40 uur, vermeerderd met de duur van de mondelinge behandeling, 6% kantoorkosten, btw en € 274,00 aan griffierecht.
[Verweerder 1.] en Delta Lloyd stellen primair dat indien de rechtbank aansprakelijkheid afwijst, het verzoek om vergoeding van de kosten geheel moet worden afgewezen. Indien de rechtbank desondanks overgaat tot begroting van de kosten, verzetten [Verweerder 1.] en Delta Lloyd zich niet tegen het aantal in rekening gebrachte uren, maar wel tegen de hoogte van het uurtarief van € 250,00. Zij achten een tarief van € 200,00 redelijk.

4.11. De rechtbank overweegt dat op de voet van artikel 1019aa Rv in beginsel begroting dient plaats te vinden van de kosten die [Verzoeker] heeft gemaakt in het kader van de deelgeschilprocedure. Daarbij dient de rechter de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets te hanteren: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvan is in het onderhavige geval echter geen sprake. De rechtbank zal derhalve overgaan tot begroting van de kosten van de behandeling van het verzoek op de voet van artikel 1019aa Rv. Wat het uurloon betreft doet zich thans de situatie voor waarin de rechtbank geen aansprakelijkheid vaststelt, zodat [Verzoeker] een laag tarief in rekening zal worden gebracht. Nu evenwel niet is gesteld welk tarief dat is, zal de rechtbank uitgaan van het tarief dat door de wederpartij als redelijk is beoordeeld.

4.12. Het voorgaande in aanmerking nemend zal de rechtbank de kosten van deze procedure begroten op 13.10 uur x € 200,00 + 6% kantoorkosten + 21% btw = € 3.360,40 + € 274,00 griffierecht = € 3.634,40. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake is van aansprakelijkheid van [Verweerder 1.] en Delta Lloyd, zal de verzochte kostenveroordeling worden afgewezen.

5. De beslissing

De rechtbank

5.1. wijst het verzochte af;

5.2. begroot de kosten van deze procedure aan de zijde van [Verzoeker] op € 3.634,40.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.F. Aalders en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2013.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey