Rb, deelgeschil: sporthal niet aansprakelijk voor val van trap met ongelijke treden

Samenvatting:

Benadeelde valt van tribunetrap met ongelijke treden en loopt letsel op. De rechtbank acht de gemeente als bezitter van de sporthal niet aansprakelijke ex art. 6:174 BW/art. 6:162 BW. Niet kan met succes worden gesteld dat de trap door de afwijkende maten vanaf trede 7 en lager ten opzichte van de hoger gelegen treden tot en met tribune 13 niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen. Het had benadeelde bij voldoende oplettendheid moeten opvallen dat de diepte van de treden vanaf trede 7 wijzigde. Uit de omstandigheid, dat de gemeente de tribune enkele maanden na het ongeval heeft aangepast, kan niet de conclusie worden getrokken dat de tribune voorheen gebrekkig was. 2. Kosten deelgeschil vastgesteld op € 4528,54; gevorderd € 8055,75, maar aantal uren teruggebracht van 26,1 naar 14; uurtarief € 240.

ECLI:NL: RBDHA:2015:2432
Instantie: Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak: 10-03-2015
Datum publicatie: 11-03-2015
Zaaknummer: C-09-472751 – HA RK 14-466
Rechtsgebieden: Civiel recht
Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Deelgeschil. Val van tribunetrap in sporthal door een misstap. Trap met treden met verschillende diepte. Op een tribune dient extra oplettendheid in acht te worden genomen. Geen gebrekkig opstal of od. De val is het gevolg van onvoldoende oplettendheid.
Vindplaatsen: Rechtspraak.nl

Uitspraak
beschikking
RECHTBANK DEN HAAG
Team kanton
SG
zaaknummer / rekestnummer: C/09/3400005 / 14-84365

Beschikking van 10 maart 2015

in de zaak van

[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
advocaat mr. C.E. Jeekel te Zwolle,

tegen

1 de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE LEIDEN,
zetelend te Leiden,
2. de naamloze vennootschap ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
h.o.d.n. Centraal Beheer Achmea,
gevestigd en kantoorhoudende te Apeldoorn,
verweersters,
advocaat mr. M.T. Spronck te Apeldoorn.

Verzoekster zal hierna worden aangeduid als [verzoekster], verweerster sub 1 als de gemeente en verweersters tezamen als de gemeente c.s. (vrouwelijk enkelvoud).

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 9 september 2014, met producties;
– het verweerschrift, met een productie.

1.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 februari 2015. Hierbij zijn verschenen: [verzoekster] in persoon en haar echtgenoot, bijgestaan door mr. Jeekel, alsmede mr. Spronck namens de gemeente c.s. Van de zijde van [verzoekster] is ter zitting nog een stuk overgelegd.

1.3. Ten slotte is een datum voor beschikking bepaald.

2 De feiten

2.1. De sporthal Vijf Meihal te Leiden (hierna: de sporthal) wordt geëxploiteerd door Sportbedrijf Leiden, dat een onderdeel van de gemeente is.

2.2. [verzoekster] en haar echtgenoot hebben op 12 februari 2012 een uitverkochte basketbalwedstrijd in de sporthal bezocht. Bij binnenkomst in de sporthal is [verzoekster], die sportschoenen aan had, via een trap omhoog gelopen naar de dertiende rij op de tribune, waar zij en haar echtgenoot hun zitplaatsen hadden. Na afloop van de wedstrijd is [verzoekster] via een andere – gelijkvormige – trap de tribune af gelopen.

2.3. Van bovenaf bezien bestaat de trap vanaf rij 13 tot en met rij 8 steeds uit een trede van 42 centimeter diep gevolgd door een stuk tribune van 43 centimeter diep. Na het stuk tribune van rij 8 volgt trede 7 van 22 centimeter diep, gevolgd door een stuk tribune van 23 centimeter diep. Hierna zijn er twee treden (6 en 5) van elk 22,5 centimeter diep en vervolgens een looppad van ruim een meter diep. Daarna volgen weer een aantal rijen stoelen met steeds een trede van 42 centimeter diep en een stuk van 43 centimeter diep. Er zijn geen trapleuningen. Op onderstaande foto (links) en het bovenaanzicht (rechts) zijn de treden 5 tot en met 8 trede met cijfers gemarkeerd.

2.4. [verzoekster] is bij het afdalen van de tribune ter hoogte van trede 7 ten val gekomen, waarbij zij op het looppad (zie het bovenaanzicht hierboven) is terecht gekomen. Naast een blauw scheenbeen en een bloedneus heeft zij daarbij letsel opgelopen aan haar linker elleboog, te weten een radiuskopfractuur.

2.5. Omstreeks juni 2012 is de tribune in de sporthal aangepast, in die zin dat trede 7 is verlengd, er een extra trede is geplaatst bij het stuk tribune onder trede zeven, de kleur van de treden is gewijzigd van beige/grijs naar oranje en er op elke trede een antislipstrip is aangebracht.

3 Het geschil

3.1. [verzoekster] verzoekt – zakelijk weergegeven – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
– te verklaren voor recht dat de gemeente jegens [verzoekster] aansprakelijk is voor de door [verzoekster] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het ongeval van 12 februari 2012;
– de gemeente c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] binnen veertien dagen na deze beschikking van een voorschot van € 4.500 op de nader vast te stellen materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de beschikking tot aan die der algehele voldoening;
– de kosten van [verzoekster] – vermeerderd met het griffierecht – te begroten op 27 uur en het uurtarief te bepalen op € 240 exclusief 6% kantoorkosten en 21% BTW en derhalve de betreffende kosten te begroten op € 6.480 exclusief kantoorkosten en BTW, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag, en de gemeente c.s. te veroordelen tot betaling van dit bedrag op de derdenrekening van Ace Letselschade Advocaten binnen vijf werkdagen na deze beschikking.

3.2. [verzoekster] legt aan haar verzoek ten grondslag – verkort en zakelijk weergegeven – dat de tribune in de sporthal gebrekkig was en dat op de gemeente als bezitter van de tribune de kwalitatieve aansprakelijkheid rust als bedoeld in artikel 6:174 van het Burgerlijk Wetboek (BW), in samenhang beoordeeld met artikel 6:162 BW. Door de wisselende diepte van de treden op de trap van de tribune was de trap ongeschikt om bezoekers zonder gevaar naar beneden te laten lopen. Daarmee is de trap intrinsiek ongeschikt voor het doel waarvoor deze veelvuldig en stelselmatig werd gebruikt.

3.3. De gemeente c.s. voert gemotiveerd verweer. Zij betwist dat de trap van de tribune gebrekkig is. Voor zover hiervan wel sprake zou zijn, stelt de gemeente c.s. dat het ongeval deels te wijten is aan de eigen schuld van [verzoekster], doordat zij onvoldoende oplettendheid heeft betracht bij het lopen op de trap.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
Inhoudelijke beoordeling

4.1. [verzoekster] heeft verschillende verklaringen afgelegd over de drukte op de trap ten tijde van het ongeval. Ter zitting heeft [verzoekster] gesteld dat zij na afloop van de wedstrijd heeft gewacht tot de ergste drukte voorbij was. Vervolgens is zij op een lege trap naar beneden gelopen, waarbij zij vrij zicht op de trap had. De eerste tien stappen waren afwisselend treden en stukken tribune met een diepte van 42 respectievelijk 43 cm. Bij de elfde stap stapte [verzoekster] alleen met haar hiel op de hiervoor genoemde trede 7 met een diepte van 22 cm. Omdat zij in een cadans liep en niet verwachtte en gezien had dat deze trede aanmerkelijk smaller was dan de voorgaande treden, is zij vervolgens voorover gevallen, aldus [verzoekster]. Op dat moment liep er niemand voor haar. Wel stond er naast de trap een vrouw die folders uitdeelde, waardoor [verzoekster] volgens eigen zeggen is afgeleid. Ook stonden er mensen naast de trap op het looppad, terwijl er in de zaal ook nog van alles gaande was, aldus nog steeds [verzoekster].

4.2. Hoewel de gemeente c.s. de door [verzoekster] gestelde toedracht heeft betwist, is de kantonrechter van oordeel dat nadere bewijslevering achterwege kan blijven, omdat zelfs wanneer de kantonrechter veronderstellenderwijs uitgaat van de door [verzoekster] ter zitting gestelde gang van zaken, de kantonrechter het verzoek afwijst. De kantonrechter is namelijk van oordeel dat ten tijde van het ongeval geen sprake was van een gebrekkig opstal als bedoeld in artikel 6:174 BW. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.

4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat de trap voldeed aan het Bouwbesluit. Niet kan met succes worden gesteld dat de trap door de afwijkende maten vanaf trede 7 en lager ten opzichte van de hoger gelegen treden tot en met tribune 13 niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen. De rechtbank stelt voorop dat bij het beklimmen en afdalen van trappen van tribunes een extra oplettendheid en voorzichtigheid dient te worden betracht omdat het een feit van algemene bekendheid is dat de trappen van tribunes (of het nu gaat om sporthallen, stadions of concert- en theaterzalen) afwijken van een standaard trap en ook de afstand van de te nemen treden voortdurend kan wijzigen, al naar gelang de constructie van de tribune en de plaatsing van de stoelen. Die oplettendheid is ook geboden omdat in veel gevallen – zoals ook in het onderhavige geval – geen trapleuningen aanwezig zijn omdat de constructie van een tribune dat niet toelaat.

4.4. Weliswaar is voorstelbaar dat [verzoekster], toen zij van de tribune afliep, op de eerste tien treden en stukken tribune van gelijke lengte een bepaalde cadans in haar loopritme ontwikkelde, zoals [verzoekster] heeft gesteld, maar dit ontslaat haar niet van de voornoemde oplettendheid. Weliswaar mocht zij er, zolang ze tussen de stoelen liep van uitgaan dat de treden even diep waren, maar op het moment dat de tribune feitelijk eindigt, diende zij erop bedacht te zijn dat de situatie kon wijzigen. [verzoekster] mocht er dan ook niet vanuit gaan dat de treden van de gehele trap dezelfde lengte zouden hebben en dat zij de gehele trap in dezelfde cadans kon aflopen. Trede 7 bevond zich op de overgang van de rijen met stoelen naar het looppad. Daarbij is van belang, zoals blijkt uit de foto onder rov. 2.3., dat [verzoekster] zelfs bij een normale oplettendheid in de door haar gestelde situatie waarin ze vrij zicht had en er geen mensen voor haar liepen, voor haar voldoende zichtbaar moet zijn geweest dat vanaf trede 7 de diepte van alle treden tot aan het looppad wijzigde, zeker gezien het grote verschil in diepte (een halvering van 42/43 naar 22 cm).

4.5. Het voorgaande maakt dat het [verzoekster] bij de door haar in de gegeven omstandigheden in acht te nemen oplettendheid had moeten opvallen dat de diepte van de treden vanaf trede 7 wijzigde. Voor zover [verzoekster] heeft aangevoerd dat zij is afgeleid door een vrouw die folders uitdeelde en omdat er in de zaal ook nog van alles gaande was, komt dit voor haar rekening en risico. [verzoekster] heeft erkend dat de vrouw die folders uitdeelde stond opgesteld op het looppad onderaan de trap, zodat zij eerst de trap met de nodige oplettendheid had kunnen afdalen alvorens de folder in ontvangst te nemen.

4.6. De omstandigheid dat de gemeente de tribune enkele maanden na het ongeval van [verzoekster] heeft aangepast, maakt wellicht dat de situatie thans veiliger is dan voorheen, maar hieruit kan niet de conclusie worden getrokken dat de tribune voorheen gebrekkig was. Voor zover [verzoekster] heeft gesteld dat in de nieuwe situatie de treden in een sterk van de tribune afwijkende kleur zijn geverfd, geldt dat ook in de oude situatie de kleur van de treden afweek van de kleur van de tribune, zoals uit de in het geding gebrachte foto’s blijkt. Daarmee had de gemeente voldaan aan haar – uit het ontbreken van een trapleuning voortvloeiende – verplichting om er voor te zorgen dat de vorm en afmeting van de verschillende treden, en daarmee de afwijking vanaf trede 7, voldoende kenbaar was voor bezoekers. Tot slot leidt de afwezigheid van antislipstroken in de oude situatie er niet toe dat de trap toen gebrekkig was, waarbij van belang is dat [verzoekster] niet heeft gesteld dat zij is uitgegleden, maar een misstap heeft gemaakt vanwege de diepte van trede 7, zodat causaal verband ontbreekt.

4.7. Het voorgaande leidt ertoe dat de gemeente niet op grond van de artikelen 6:174 en/of 6:162 BW aansprakelijk is voor het ongeval.

4.8. Gelet op het voorgaande zullen de verzoeken om een verklaring voor recht en om een voorschot worden afgewezen.

Kosten deelgeschil
4.9. Op grond van artikel 1019aa Rv dient de kantonrechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt te begroten, waarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking dienen te worden genomen. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets te worden gehanteerd: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn.

4.10. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat voor begroting van de kosten ook plaats is in geval van afwijzing van het verzoek. Dit is alleen anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. De kantonrechter is van oordeel dat van deze laatste situatie in dit geval geen sprake is, nu het [verzoekster] niet al op voorhand duidelijk had moeten zijn dat het verzoek niet zou slagen. De kantonrechter acht het derhalve redelijk dat met de onderhavige procedure kosten zijn gemaakt. Gelet hierop zal de kantonrechter overgaan tot begroting van de kosten.

4.11. Ter zitting heeft mr. Jeekel een aangepaste urenspecificatie overgelegd. Zij stelt op grond hiervan dat zij tot de zitting 19,17 uur aan deze deelgeschilprocedure heeft besteed. Voorts begroot zij voor de zitting (inclusief reistijd, voor- en nabespreking) 6 uur en voor de werkzaamheden na de zitting 1 uur. De totale kosten stelt mr. Jeekel derhalve thans op € 8.055,75, te weten 26,17 uur à 240 per uur, 6% kantoorkosten en 21% BTW.

4.12. De gemeente c.s. voert verweer tegen de opgevoerde kosten. Het betreft een uurtarief van een gespecialiseerd letselschadeadvocaat, zodat mag worden verwacht dat de advocaat adequaat en efficiënt te werk gaat. De gemeente c.s. acht maximaal zeven uur voor het indienen van het verzoekschrift redelijk, terwijl zij voor bestudering van het verweerschrift en voorbereiden en bijwonen van de zitting en eventuele nawerkzaamheden ook een aantal van zeven uur redelijk acht.

4.13. De rechtbank is van oordeel dat in het licht van de op grond van het gehanteerde uurtarief te verwachten specialisatie een tijdsbesteding van 14 uren voor de deelgeschilprocedure redelijk is. De kantonrechter zal de kosten dan ook begroten op een bedrag van € 4.309,54 (14 uur x € 240, vermeerderd met kantooropslag van 6% en BTW van 21%). Deze kosten zullen worden vermeerderd met het door [verzoekster] betaalde griffierecht van € 219, zodat het totaal uitkomt op een bedrag van € 4.528,54.

4.14. Nu de kantonrechter de vermeende aansprakelijkheid van de gemeente voor de gevolgen van het ongeval niet heeft vastgesteld, zal het verzoek te bepalen dat de gemeente c.s. de kosten van dit deelgeschil aan Ace Letselschade Advocaten dient te betalen worden afgewezen. Dit betekent dat het onder rov. 4.13. begrote bedrag uitsluitend verschuldigd is indien de aansprakelijkheid van de gemeente alsnog in rechte komt vast te staan en het begrote bedrag met het oog op de uiteindelijk vast te stellen schade aan de hiervoor genoemde dubbele redelijkheidstoets voldoet. Het is – indien het zover komt – dan ook aan de bodemrechter om uiteindelijk te bepalen of het begrote bedrag volledig voor vergoeding in aanmerking komt.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1. wijst het verzoek af;

5.2. begroot de kosten van dit verzoek aan de zijde van [verzoekster] op € 4.528,54 inclusief BTW.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.L.M. Luiten en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey