Rb, deelgeschil: twijfel en onduidelijkheid over getuigenverklaringen, vordering afgewezen.

Samenvatting:

Benadeelde reed op een voorrangsweg. Hij stelt te zijn afgesneden, waardoor hij tegen een boom is gereden. Voorafgaand aan het deelgeschil heeft op verzoek van de WA-verzekeraar een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden. In het deelgeschil verzoekt benadeelde de rechtbank: I te verklaren voor recht dat de verzekeraar volledig aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade; II te verklaren dat de verzekeraar gehouden is een voorschot te betalen van € 25.000, -; III te verklaren voor recht dat benadeelde met wat door hem in deze verzoekschriftprocedure naar voren is gebracht, aan zijn stelplicht en bewijslast voor de vaststelling van aansprakelijkheid heeft voldaan. De rechtbank oordeelt dat: I Gelet op de twijfel en onduidelijkheid die is gerezen over de afgelegde verklaringen benadeelde het nodige bewijs niet heeft geleverd. Nadere bewijsvoering in een deelgeschilprocedure is niet mogelijk. Het verzoek wordt afgewezen. II Benadeelde heeft te weinig informatie overgelegd om de letselschade (immaterieel en studievertraging) te onderbouwen. De vordering wordt afgewezen. III De gevorderde verklaring voor recht onder III past niet in de deelgeschilprocedure, maar in een bodemprocedure. Kosten begroot op € 2.336,40 (uurtarief € 198 i.p.v. € 297, – aantal uur 11,8 i.p.v. 15,8). De verzochte kostenveroordeling door verzekeraar wordt afgewezen.

Beschikking
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht zitting houdend te Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/33 2948 / HA RK 12-519

Beschikking van 7 maart 2013 in de zaak van

[Verzoeker],
wonende te [Woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. J.F.D. Bruinsma,

tegen

naamloze vennootschap UNIGARANT VERZEKERINGEN,
gevestigd te Hoogeveen,
verweerster,
advocaat mr. J.F. Koorevaar.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het verzoekschrift
het verweerschrift

de mondelinge behandeling.

Partijen zullen hierna [Verzoeker] en Unigarant genoemd worden.

Voorafgaand aan de zitting is aan [Verzoeker] bericht dat de kantonrechter onbevoegd is in deze zaak te oordelen nu [Verzoeker] heeft aangegeven dat het uiteindelijk bedrag dat hij vordert groter is dan € 25.000,–. De rechtbank zal de zaak daarom behandelen.

2. De feiten

2.1. Op 16 januari 2011 om of omstreeks 0:00 uur heeft zich een aanrijding voorgedaan op de Einsteindreef te Utrecht ter hoogte van de kruising met de Seinedreef. [Verzoeker] reed met een personenauto van het merk Mercedes met kenteken [Kenteken] over de Einsteindreef. [Verzoeker] is naar links uitgeweken en is tegen een boom aangereden. De Mercedes heeft schade opgelopen.

2.2. [Verzoeker] reed op een voorrangsweg. Een andere automobilist, [Andere autobobilist], reed met een personenauto van het merk Ford Escort vanaf de Seinedreef de Einsteindreef op. [Andere automobilist] is voor wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Unigarant.

2.3. [Andere automobilist] is gestopt en heeft met [Verzoeker] overlegd. Hier waren een tweetal straatcoaches bij aanwezig die de politie hebben ingeschakeld. Vervolgens is een aanrijdingformulier ingevuld.

2.4. Dit aanrijdingsformulier is in het ongerede geraakt als gevolg waarvan [Verzoeker] met behulp van de politie de volgende dag een nieuw formulier heeft ingevuld. Bij het onderwerp ‘opmerkingen’ staat vermeld: "sneed mij af. ik kon geen kant meer op en ontweek de bestuurder."

2.5. [Andere automobilist] heeft na het ongeval een schriftelijke verklaring afgelegd, waarin het volgende staat vermeld:
"Op 16 januari 2011 zie ik een auto tegen een boom staan. Ik kom uit de bocht en zie een auto langs mij op het gras tegen een boom knallen, ik stopte om te helpen.
Toen parkeerde ik mijn auto verderop om de weg vrij te maken. De bestuurder van de verongelukte auto stapt uit en begint mij te bedreigen.
Ik heb hem effe laten gaan. Hij heeft iemand gebeld, toen kwam hij en zei, dat hij mij moest ontwijken. Hij wil mij de schuld geven. Toen kwam de vader aanfietsen van de bestuurder. Vader zegt waarom ben je niet tegen die andere auto aangereden.
Vader en zoon hebben een gesprek over een brand en diefstal verzekering, dit lukte hem niet.
Er is politie bijgekomen wat zij niet wilden, ik ga mee verhaal doen bij het politiebureau.
Hij neemt contact op om een afspraak te maken, dat als ik zeg dat ik fout zit dat hij mijn no-claim verlies zou betalen. Ik heb gezegd dat ik daar niet aan meewerk. Hij en zijn zoon hebben mij zelf verteld dat ze al eerder verzekeringen hebben opgelicht.
Het was dus een eenzijdige aanrijding zonder tegenpartij."

2.6. De WAM verzekeraar Unigarant heeft opdracht gegeven aan een deskundige om de zaakschade in kaart te brengen. Deze is vastgesteld op een bedrag van € 9.722,30.

2.7. Op 3 maart 2011 heeft Unigarant aan [Verzoeker] laten weten dat zij de aansprakelijkheid van het ongeval afwijst wegens tegenstrijdigheid in de verklaringen van partijen aangaande de toedracht alsmede vanwege het ontbreken van getuigen van het ongeval.

2,8,[Verzoeker] heeft Unigarant nadien aansprakelijk gesteld en vervolgens is een correspondentie tussen partijen op gang gekomen, waarbij Unigarant nog steeds de aansprakelijkheid heeft afgewezen.

2.9. Unigarant heeft de rechtbank bij verzoekschrift van 28 november 2011 verzocht een voorlopig getuigenverhoor te gelasten, waarbij is verzocht [Verzoeker] en [Andere automobilist] te horen.

2.10. Op 8 maart 2012 heeft een eerste voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden, waarbij [Verzoeker], [Andere automobilist] en [De wijkagent], wijkagent, zijn gehoord.

2.11. [Verzoeker] heeft hier onder meer het volgende verklaard:
"(…)
2. Ik teken op een uitdraai van Googlemaps die u mij geeft in, zoals het gegaan is. Bij een putje aan de linkerkant van de weg ben ik de berm opgeschoten en tegen een boom geknald Ik reed ongeveer 70 km per uur.
Ik schat dat [Andere automobilist] 40-50 km per uur reed. U zegt mij dat dit naar uw idee vrij hard is, omdat het een haakse bocht betreft. Ik denk dat hij voor mij langs wilde, anders zou hij wel zijn gestopt.
4. Die nacht om ongeveer 00.15 – 00.45 uur ben ik op mijn mobiel gebeld door een buschauffeur, die mij vroeg of het mijn Mercedes was die hij had zien staan. Hij had gezien wat er gebeurd was en vroeg mij hoe dat gekomen
was. Ik heb het toen verteld. Hij zei dat dat klopte met wat hij gezien had. Ik vroeg hem of hij als getuige wilde optreden, maar daar had hij niet zo veel zin in. Hij zei dat hij op lijn 6 reed richting Zuilen, dus aan de andere kant van de Einsteindreef. Ik heb zijn telefoonnummer nog. Zij naam is A. [Buschauffeur]. Hij is een kennis van mij. Zodoende had hij mijn telefoonnummer. (…)
5. (…) Ik vroeg aan [Andere automobilist] waarom hij geen voorrang had verleend en waarom hij mij had afgesneden. De straatcoaches waren daar nog bij. Hij ontkende dat hij mij had afgesneden.
(…)
8. Ik was erbij toen [Andere automobilist] schuld bekende bij mijn vader. Dat was nog op de plaats van het ongeluk. Mijn vader vroeg namelijk waarom hij mij had afgesneden, en [Andere automobilist] zei toen: ‘Ik heb hem niet gezien. ’ Daar zijn geen andere getuigen bij geweest.
11. U houdt mij voor dat [Andere automobilist] heeft verklaard dat wij begonnen over brand en diefstal. Dit is helemaal niet waar.
12. Ik ken [X] van de advertentie. Daarvoor kende ik hem niet. Ik heb met hem gesproken, mijn vader niet. Hij heeft nog geen beloning ontvangen, want dat hangt af van het resultaat. Wij hebben niet afgesproken wat hij dan zou krijgen. Hij heeft gezegd dat hij erbij is geweest. (…) Hij stond er dus precies met zijn neus bovenop. (…)


Op vragen van mr. Koorevaar heeft hij onder meer het volgende geantwoord:

“(…)
4. Het nummer van de buschauffeur wil ik u niet geven. U vraagt mij hoe goed ik hem ken. Hij is een kennis van mijn ouders, dus ook van mij. Ik ken hem redelijk goed.(…)
8. Toen ik moest uitwijken zag ik niet dat [X] op die hoek stond. Ik was immers bezig met die manoeuvre. Ik heb later een aantal mensen bij ‘E’ zien staan. Ik neem aan dat [X] daar toen bij stond, maar ik kan mij niet herinneren dat ik hem daar toen heb zien staan. Ik kende hem immers nog niet.
9. Ik heb [X] voor het eerst gezien na de advertentie.


[Andere automobilist] heeft onder meer het volgende verklaard:

3. Ik wilde rechtsaf van de Seinedreef de Einsteindreef op. Voor ik de bocht wilde maken zag ik een auto over het gras glijden. Ik was eerst gestopt bij de haaientanden voor het fietspad om te kijken of er fietsers aan kwamen, dit was niet zo. Ik zag de auto pas toen hij al op het gras reed. Ik stond ongeveer één meter voor de tweede rij haaientanden, of ik reed nog heel langzaam in zijn 1. (…) Ik schrok en vond dat hij een ongelooflijke snelheid had. Ik ben toen rechtsaf geslagen. De auto gleed toen nog over het gras. Ik dacht: ‘het lijkt alsof iemand daar zit te spelen
(…)"

2.11. Op vragen van mr. Bruinsma heeft [Andere automobilist] onder meer het volgende geantwoord:

“(…)
7.
Ik ken [X] misschien vijfjaar. Ik zie hem misschien één keer per halfjaar. Over dit ongeluk heb ik hem niet gesproken, waarom zou ik. Hij was er immers niet bij. U vraagt mij hoe ik dat weet. Ik weet dat omdat ik hem anders zou hebben gezien. (…)”.

2.12. [De wijkagent] heeft onder meer het volgende verklaard:

“(…)”
2. Er stond zeker een man of 8 toen ik aan kwam, [Andere automobilist], [Verzoeker] en kennelijk wat familieleden. (…)Ik heb niet tegen [Andere automobilist] gezegd: ‘het is jouw schuld ook al ben je niet gebotst’. Ik was als enige aanwezig en behulpzaam bij het invullen van het formulier. [Andere automobilist] heeft niet gezegd dat het zijn schuld was. Hij heeft gezegd dat hij er niets mee te maken had. (…)
6. U toont mij productie 5 bij het verweerschrift. Ik ken die meneer goed, en wel zakelijk. Ik ben wijkagent in Votulast. Hij behoort tot een criminele jeugdgroep. Ik kende hem al voor de aanrijding. Ik heb hem die avond niet gezien of gesproken.
7. Als [X] onder de mensen die ik daar gezien heb aanwezig zou zijn geweest, zou ik hem zeker hebben herkend. Ik zou hem dan ook hebben aangesproken, dat doen we altijd als we ze tegenkomen. (…)

2.13. Op 7 juni 2012 zijn de getuigen [Buschauffeur], [X] en [Verzoeker] in tegenverhoor gehoord.
[Buschauffeur] heeft onder meer het volgende verklaard:
"(…)
1. U vraagt mij of ik familie ben van [Verzoeker]. De broer van mijn vader, [Buschauffeur] is een verre oom van [Verzoeker]. De broer van mijn vader is een neef van [Y].
(…)
4. Ik teken de plek waar ik bij het stoplicht stond in met X op een uitdraai van Googlemaps (nummer I). Verder geef ik met A de route van de Mercedes aan en met B die van de andere auto. Ik denk dat het een Ford Escort was. Ik zal hem verder de Ford noemen. Ik zag dat de Ford vanuit de Seinedreef rechtsaf de Einsteendreef opreed, eerst naar de linker rijstrook, toen naar de rechter rijstrook en bij de stoplichten weer naar de linker rijstrook. Ik weet niet meer welke snelheid de Ford had toen hij de Einsteindreef opreed. Toen de Ford de kruising op reed
was de Mercedes iets voor de kruising. Ik heb dat zo gezien. Ik zag dat de Mercedes de middenberm op reed. Ik weet zeker dat de Mercedes op de Ford zou zijn geknald als hij niet zou zijn uitgeweken.
(…)
5. Ik teken op de uitdraai van Streetview (uitdraai 2) met X in waar ik voor het stoplicht stond. Ik had redelijk goed zicht omdat er op die hoek een open plek
was. Ik weet zeker dat de Mercedes op de Ford zou zijn geknald als hij niet was uitgeweken omdat ik zag dat de Ford het eerst de kruising op reed en de Mercedes daarna de berm op reed. (…)
6. (…) Ik kon het bovendien goed zien omdat ik in de bus wat hoger zat.
Op de vragen van mr. Koorevaar heeft [Buschauffeur] onder meer het volgende geantwoord:
Ik heb [Verzoeker] gebeld omdat ik hem uit de auto heb zien komen. (…)

16. Ik wilde eerst niet getuigen omdat ik dacht dat alles wel duidelijk was. Toen [Verzoeker] het mij nog een keer vroeg heb ik nee gezegd omdat ik geen zin had hier tijd in te steken. De rechter zegt mij dat ik als getuige recht heb op schadevergoeding. Dat wist ik toen niet.
(…)


[X] heeft onder meer het volgende verklaard:

1. “lk ken [Verzoeker] niet. Ik heb hem vandaag voor het eerst gesproken. Ik ben met de bus naar de rechtbank gekomen. [Andere automobilist] ken ik ook niet, ik heb hem wel gesproken. (…)
3. Ik zat een auto te zoeken op Marktplaats en zag een advertentie voor een ongeval op de Einsteindreef. Ik heb toen een mailtje gestuurd naar [Verzoeker]. Er is niets over een beloning gesproken. In de advertentie stond ook niets over een beloning.
6. Ik stond dus op de hoek Seinedreef/Einsteindreef. Ik zag een Escort rechtsaf slaan, vlak achter mij. Ik zag het vanuit mijn linker ooghoek. Hij pakte de meest linker baan. Daar reed een Mercedes. Ik kan mij niet goed herinneren welke auto het eerst op de kruising was. Volgens mij de Mercedes, maar dat weet ik niet zeker. Ik weet wel zeker dat de Escort voor de Mercedes langs ging. De afstand was misschien 50 centimeter. Ik zag de Mercedes de middenberm opschieten. Ik weet voor 100% zeker dat ze elkaar geraakt zouden hebben als de Mercedes rechtdoor zou zijn gereden. De Ford is niet voor de Mercedes gaan rijden. Het
was meer dat ze ongeveer naast elkaar reden, de voorkant van de Escort een heel klein stukje voor de voorkant van de Mercedes, maar in ieder geval niet andersom. Ik denk dat de Escort 30 KM per uur heeft gereden. De Mercedes denk ik 60-70 KM per uur. Je zou ook kunnen zeggen dat de Escort de Mercedes van de linker rijstrook heeft gedrukt, een soort afsnijden zeg maar. De Escort heeft nooit op de rechterrijstrook gereden, hij pakte meteen de linker rijstrook.
7. Ik ben blijven staan. Ik zag dat er een paar straatcoaches aan kwamen fietsen. De Mercedes was al tegen een boom gereden. De straatcoaches zijn naar de Mercedes gegaan. Ik ben daarom doorgelopen omdat er al zoveel mensen waren (…).


Op de vragen van mr. Koorevaar heeft hij onder meer het volgende geantwoord:

"(…)
13. Ik heb [Verzoeker] nooit eerder gesproken, ook niet voor de zitting. Ik zie hem vandaag voor het eerst. Dat weet ik echt heel zeker.
14. In de advertentie stond niets over een beloning. Ik weet dat heel zeker, echt heel zeker.
15. U toont mij pagina 1 van productie 5 bij het verzoekschrift (de advertentie op Marktplaats). Ik kan mij niet herinneren dat ik dat stukje over de beloning heb gelezen. De eerste paar regels kan ik mij wel herinneren. U toont mij pagina 4. Dat is inderdaad mijn reactie. Ik heb dat telefoonnummer gebeld en kreeg een oudere man aan de lijn. Ik heb mijn gegevens doorgegeven. (…)
16. U houdt mij voor wat [Verzoeker] als getuige heeft verklaard in punt 12 op pagina 3 en punt 9 pagina 4. Ik kan mij niet herinneren dat ik [Verzoeker] heb gezien. Zijn vader heb ik twee keer gesproken: Een keer telefonisch en een keer persoonlijk. Dit laatste was in Overvecht Noord, vlakbij de autoboulevard. Ik denk dat het bij hem voor de deur is geweest. Hij had mij gevraagd elkaar daar te ontmoeten. Hij heeft mij in dat gesprek uitgelegd wat er was gebeurd, namelijk dat er een ongeluk was gebeurd en dat er getuigen nodig waren. Ik heb toen niet aan hem gezegd wat ik had gezien, maar wel dat ik bereid was om te getuigen wat ik had gezien. De vader heeft toen niets over de beloning gezegd. (…)"

[Verzoeker] heeft onder meer het volgende verklaard:

1. U leest mijn getuigenverklaring van 8 maart jongstleden voor: pagina 3 punt 12 en pagina 4 punt 9. U houdt mij verder voor wat [X] als getuige heeft verklaard op pagina 6 punt
U vraagt mij wie gelijk heeft. Beiden. Ik heb [X] op straat gezien. Kennelijk heeft hij mij niet gezien. Ik weet niet meer of ik met hem heb gesproken. Ik weet wel zeker dat mijn vader hem heeft gesproken. Nu u dit opnieuw vraagt zeg ik over dit laatste: dat weet ik niet meer.
2. Vóór de advertentie heb ik [X] wel gezien. Ik kende hem van gezicht. Ik wist niet hoe hij heette. Hij woonde bij mij in de buurt. Ik ben ook maar een mens. Kennen is een groot woord. Kennen is persoonlijk. Kennen is van zien. Ik herkende hem na de advertentie.
(…)

4. (…) Kennelijk is er na mijn getuigenverklaring van 8 maart jongstleden iets uit mijn geheugen verdwenen. Ik ben een erg vergeetachtige jongen. Ik sta sinds kort onder behandeling van een psychiater. Dat heeft allemaal te maken met het ongeluk. (…)"

2.14. Unigarant en haar gemachtigde hebben op 11 juni 2012 aangifte gedaan van meineed, gepleegd door [Verzoeker] en [X].

2.15. Unigarant heeft een verkeersongevallendeskundige laten onderzoeken of [Buschauffeur] vanuit de door hem genoemde positie en in de beschikbare tijd kan hebben gezien hoe [Andere automobilist] de Einsteindreef opreed. Deze heeft onder meer het volgende geconcludeerd:
"(…)
De zojuist genoemde foto ‘s laten zien dat het zicht op de splitsing wordt belemmerd door: een drietal vlaggenmasten, een vijftal bomen in de berm, enkele lichtmasten en een gemeentebord dat verwijst naar sportaccommodaties (…).
Deze zichtbelemmeringen laten in combinatie met de tamelijk grote afstand (bijna 200 meter) stellen dat [Buschauffeur] misschien in het donker wel het licht van nadere koplampen kan hebben waargenomen, maar niet duidelijk gezien zal hebben hoe de twee voertuigen ten opzichte van elkaar gereden hebben.
(…)
Omdat de bewuste boom waarschijnlijk ook relatief kort bij de splitsing moet worden gesitueerd zal het tevens
“lastig " zijn geweest om waar te nemen dat een voertuig tegen een boom botst (laat staan dat het op die afstand in het donker al mogelijk zou zijn om het merk van dat voertuig vast te stellen). (…)
Hoe lang/kort [Buschauffeur] daar destijds stil heeft moeten staan is niet met zekerheid te zeggen, maar het vermoeden bestaat dat dit minder dan een minuut is geweest. In dat tijdsbestek zou het de berm insturen en de botsing tegen de boom gebeurd kunnen zijn, maar gelet op het gegeven antwoord bij de I‘ vraag (of [Buschauffeur] het een en ander heeft kunnen zien) is er mijns inziens geen basis om er vanuit te gaan dat [Buschauffeur] ook daadwerkelijk datgene heeft kunnen zien met betrekking tot de toedracht (en het merk van de auto) zoals hij heeft verklaard.
(…)"


2.16. In een brief van de huisarts van 21 januari 2013 is het volgende geschreven:

"De heer S. [Verzoeker], geboren 17-02-1992, gebruikt de volgende medicatie:
– sertraline 50 mg 22ddl tab, ivm PTSS en depressieve klachten, vanaf september 2012.
– diclofenac 50 mg 2ddl tab, ivm nekklachten.
– omeprazol 20 mg Iddl tab, maagbeschermer."


3. Het deelgeschil

3.1. [Verzoeker] verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat Unigarant volledig aansprakelijk is voor de door [Verzoeker] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het ongeval d.d. 16 januari 2011;
II. te verklaren dat Unigarant gehouden is aan [Verzoeker] tegen behoorlijk bewijs van kwijting een voorschot op de schade te betalen ten bedrage van € 25.000,–.
III. te verklaren voor recht dat [Verzoeker] met hetgeen door hem in deze verzoekschriftprocedure naar voren is gebracht, aan zijn stelplicht en bewijslast voor vaststelling van de aansprakelijkheid heeft voldaan, zodat indien over de aansprakelijkheid geen definitieve beslissing kan volgen bij een eventuele bodemprocedure de bewijspositie voor partijen duidelijk is.

3.2. Hij legt aan dit verzoek het volgende ten grondslag. [Verzoeker] houdt [Andere automobilist] en zijn verzekeringsmaatschappij volledig aansprakelijk voor de door hem geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van onderhavig verkeersongeval. Hij heeft geen voorrang verleend aan [Verzoeker] toen deze over de Einsteindreef, een voorrangsweg, reed. Doordat [Andere automobilist] de Einsteindreef opreed zonder voorrang te verlenen, moest [Verzoeker] uitwijken om een aanrijding te voorkomen. Doordat [Verzoeker] moest uitwijken kon hij vervolgens een botsing met een boom in de groenstrook naast de rijbaan niet meer vermijden. Door de botsing is de auto van [Verzoeker] zwaar beschadigd. Tevens heeft [Verzoeker] bij het ongeval letsel opgelopen waarvan op dit moment nog niet vast te stellen of het letsel blijvend is. Er zijn vanaf januari 2011 tot eind juli 2012 buitengerechtelijke onderhandelingen gevoerd. Er bestaat voldoende perspectief op buitengerechtelijke afwikkeling van de schade.

3.3. Unigarant heeft verweer gevoerd. Zij heeft allereerst aangevoerd dat zij van mening is dat geen sprake is van een deelgeschil. Unigarant is niet bereid met [Verzoeker] te onderhandelen ongeacht de uitkomst van het deelgeschil, omdat zij van oordeel is dat de claim van [Verzoeker] berust op drie valse getuigenverklaringen. Zij betwist bovendien dat de aanrijding het gevolg is geweest van onrechtmatig handelen van haar verzekerde [Andere automobilist] en dat [Verzoeker] door die aanrijding cascoschade lijdt, gewond raakte en letselschade heeft geleden en lijdt. Zij is van mening dat een aantal getuigen zich schuldig hebben gemaakt aan meineed doordat ze tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd. Daarnaast zijn partijen het ook nog oneens over de schade. Aanvankelijk was er slechts cascoschade en daar is later letselschade bijgekomen.

3.4. Op de stellingen van partijen zal hierna – voor zover nodig – nader worden ingegaan.

4. De beoordeling

4.1. De rechtbank acht, anders dan Unigarant, [Verzoeker] ontvankelijk in zijn verzoek. De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- of overlijdensschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter ter bevordering van de totstandkoming van de minnelijke regeling. Gelet daarop dient de rechtbank te beoordelen of de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst dan wel, indien dat niet het geval is, of het verzoek moet worden afgewezen (artikel 1019z Rv). De vragen die in onderhavige procedure aan de orde zijn gaan over het vaststellen van de aansprakelijkheid en de schade en deze vragen kunnen beide in deelgeschil worden behandeld. Het feit dat partijen niet met de onderhandelingen zijn gestart, zoals door Unigarant is aangevoerd, is onvoldoende voor het oordeel dat het geschil niet geschikt is voor behandeling in de deelgeschilprocedure. De aard van de vordering sluit behandeling in deelgeschil immers niet uit, zodat [Verzoeker] ontvankelijk is. Daarbij merkt de rechtbank op dat de gevorderde verklaring voor recht onder III niet past in een deelgeschilprocedure maar in een bodemprocedure en om die reden hierbij reeds zal worden afgewezen.

4.2. Daarmee komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de vraag of de vorderingen van [Verzoeker], te weten een verklaring voor recht dat Unigarant aansprakelijk is voor de door [Verzoeker] geleden en te lijden schade en de vordering tot betaling van een voorschot, toewijsbaar zijn. Vooropgesteld wordt dat [Verzoeker] dient te bewijzen dat het ongeval is veroorzaakt door [Andere automobilist] en dat hij het gestelde letsel en de gestelde schade heeft geleden.

Getuigenverhoren

4.3. De rechter-commissaris heeft getuigen gehoord op verzoek van Unigarant. De (partij)getuigen [Verzoeker] en [Andere automobilist] hebben tegenstrijdige verklaringen afgelegd omtrent de toedracht van het ongeval. [Verzoeker] heeft – kort samengevat – verklaard dat hij heeft moeten uitwijken voor [Andere automobilist] terwijl [Andere automobilist] hem voorrang had moeten verlenen en [Andere automobilist] heeft – kort samengevat – verklaard dat hij achter [Verzoeker] aan de kruising is opgereden. De getuige ( wijkagent) [De wijkagent] heeft het ongeval niet zien gebeuren en over de toedracht dus geen verklaring kunnen afleggen en hetgeen de getuigen [Buschauffeur] en [X] hebben verklaard over de toedracht van het ongeval komt grotendeels overeen met de verklaring van [Verzoeker].

4.4. Er is twijfel gerezen bij de rechtbank omtrent de verklaring van [X] en de vraag of hij al dan niet aanwezig is geweest bij het ongeval, nu zowel [Andere automobilist] en [De wijkagent] hem beide kennen maar niet op de plek van het ongeval hebben gezien, terwijl hij er volgens de verklaring van [Verzoeker] vlakbij zou hebben gestaan. Dit klemt te meer nu er door [Verzoeker] tegenstrijdig is verklaard over de eventueel aan [X] te betalen beloning, die volgens [Verzoeker] afhankelijk zou zijn van het resultaat. Bovendien neemt de rechtbank daarbij eveneens in aanmerking dat [X] volgens verklaring van de wijkagent [De wijkagent] tot een criminele jeugdgroep behoort.

4.5. Daarnaast zijn er zowel door [Verzoeker] als [X] onduidelijke verklaringen afgelegd over het elkaar kennen en het elkaar eerder gesproken hebben dan wel het zien van de vader van [Verzoeker]. Zo heeft [X] verklaard dat hij [Verzoeker] niet eerder had gezien en heeft [Verzoeker] aanvankelijk verklaard dat hij [X] voor het eerst heeft gezien na de advertentie. Later heeft [Verzoeker] verklaard dat hij [X] wel eerder heeft gezien.

4.6. Eveneens is twijfel gerezen over de verklaring van [Buschauffeur]. Zo staat hij in familierechtelijke relatie tot [Verzoeker], wilde hij aanvankelijk geen verklaring afleggen zonder daarvoor een duidelijke reden te hebben en is er – gelet op het oordeel van een deskundige dat door Unigarant is ingebracht via een rapport – bovendien nog gerede twijfel over de vraag of hij het ongeval kan hebben gezien op de manier zoals hij heeft verklaard. De rechtbank sluit daarbij aan bij de gemotiveerde betwisting van Unigarant, waarbij Unigarant heeft aangevoerd dat nader (technisch) onderzoek nodig is om meer duidelijkheid te verkrijgen over de vraag of de verklaring van [Buschauffeur] al dan niet juist is of juist kan zijn en op eigen waarneming kan berusten.

4.7. Gelet op de twijfel en onduidelijkheid die is gerezen over de afgelegde verklaringen is de rechtbank van oordeel dat [Verzoeker] het benodigde bewijs niet heeft geleverd. Nu nadere bewijslevering in een deelgeschilprocedure niet mogelijk is, zal de rechtbank het verzoek van [Verzoeker] afwijzen.

Schade

4.8. Daarnaast overweegt de rechtbank het volgende ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding. In beginsel heeft Unigarant slechts erkend dat er cascoschade is geleden, waarbij zij de toedracht van het ongeval heeft betwist. De letselschade betwist zij. Dat er letsel is ontstaan naar aanleiding van het ongeval kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden uitgesloten gelet op de onderbouwing van [Verzoeker], echter omtrent de omvang en de intensiteit daarvan is nog zeer weinig informatie beschikbaar. In ieder geval is er te weinig informatie om te kunnen beoordelen of [Verzoeker] in aanmerking komt voor smartengeld. Het enkele feit dat [Verzoeker] (onder meer) pijnstillers voorgeschreven heeft gekregen is onvoldoende om te komen tot het oordeel dat hij recht heeft op immateriële schadevergoeding, nu daarvoor in dit geval vast dient te staan dat hij lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van een door [Andere automobilist] veroorzaakt ongeval. Dat hij deze medicijnen zelf heeft moeten bekostigen is niet gesteld of gebleken, zodat er ook geen reden is hiervoor een materiële schadevergoeding toe te kennen.

4.9. Voorts heeft [Verzoeker] gesteld dat zijn opleiding is vertraagd. Dat er enig causaal verband zou zijn met het ongeval is echter onvoldoende gebleken. Er zijn geen gegevens bekend van hoe hij tijdens de opleiding voor het ongeval heeft gepresteerd en er zijn ook geen gegevens van de school overgelegd dat hij na het ongeval slechter is gaan presteren. Daarmee is het causaal verband met het ongeval onvoldoende aannemelijk gemaakt.

4.10 Daarmee resteert alleen de schadevergoeding voor de casco schade. Daarvoor is een deelgeschilprocedure niet bedoeld. De vorderingen zullen derhalve eveneens om deze reden worden afgewezen.

Kosten deelgeschil

4.11. Met betrekking tot de kosten van de onderhavige deelgeschilprocedure overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 1019aa lid I Rv dient de deelgeschillenrechter de kosten bij de behandeling van het verzoek te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet kan worden toegewezen. Dit lijdt alleen dan uitzondering indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld en daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake. De kosten dienen evenwel te voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. [Verzoeker] maakt aanspraak op vergoeding van een bedrag van € 5.975,09. Unigarant heeft bezwaar gemaakt tegen het gehanteerde uurtarief en het urenaantal. Naar het oordeel van de rechtbank is het redelijk dat [Verzoeker] wat betreft deze procedure juridische bijstand heeft ingeroepen en is voldoende onderbouwd hoe de declaratie van de juridische kosten is opgebouwd. Namens [Verzoeker] is een declaratiespecificatie overgelegd waaruit blijkt dat 15,8 uur aan het voorbereiden van dit deelgeschil is besteed. De rechtbank ziet aanleiding dit urenaantal te verminderen met 4 uur nu volgens de declaratie reeds in september 2011 werkzaamheden zou zijn verricht voor dit deelgeschil hetgeen niet aannemelijk lijkt. Eveneens ziet de rechtbank aanleiding om het uurtarief van € 297,– te matigen tot een tarief van € 198,–, nu de rechtbank van oordeel is dat onvoldoende gebleken is dat de behandeling van deze zaak bijzondere kennis of specialisatie vereist. Daarmee komt het totale urentarief op 11,8. Het totale bedrag aan kosten zal worden begroot op 2.336,40, exclusief BTW te vermeerderen met 7 % kantoorkosten en met het door [Verzoeker] betaalde griffierecht van € 267,–.

4.12. In een kostenveroordeling als door Unigarant in haar verweerschrift verzocht, voorziet de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (in artikel 1019aa Rv) niet. Op grond van artikel 1019aa eerste lid Rv begroot de rechter slechts de kosten aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Dit verzoek van Unigarant zal de rechtbank dus afwijzen.

5. De beslissing

De rechtbank:

5.1. wijst de verzoeken van [Verzoeker] af;

5.2. begroot de kosten van dit deelgeschil op 2.499,96 exclusief BTW, te vermeerderen met het griffierecht van € 267,–;

5.3. wijst de door Unigarant verzochte kostenveroordeling af.

Deze beschikking is gegeven door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2013.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey