Rb, deelgeschil: verzoek om deskundigenbericht niet geschikt voor deelgeschilprocedure, kosten afgewezen
Benadeelde verzoekt rechter om een onafhankelijk medisch deskundige aan te wijzen en een deskundigenbericht op te stellen. 1. De rechtbank oordeelt dat een verzoek tot het gelasten van een deskundigenonderzoek het bereik van de deelgeschilprocedure te buiten gaat. Hiervoor bestaat reeds een passend procesrechtelijk instrument, de verzoekschriftprocedure tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht. 2. Los daarvan oordeelt de rechtbank dat ook wezenlijke andere geschilpunten tussen partijen bestaan, zodat toewijzing van het verzoek niet zal bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. 3. Deelgeschil volstrekt onnodig en onterecht gestart, kosten afgewezen.
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C109/429901 / HA RK 12-638
Beschikking van 25 februari 2013
in de zaak van
[VERZOEKER],
wonende te [WOONPLAATS],
verzoeker,
advocaat mr. F.B. van Batenburg te Alphen aan den Rijn,
tegen
de naamloze vennootschap [VERZEKERAAR]
verweerster,
advocaat mr. H. van Katwijk te Ermelo.
Partijen zullen hierna [VERZOEKER] en [VERZEKERAAR] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 25 oktober 2012, met producties;
– het op 8 januari 2013 ingekomen verweerschrift, met producties;
– de brief van 9 januari 2013, met producties, van de zijde van [VERZOEKER].
1.2. Op 14 januari 2013 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Hierbij zijn verschenen: [VERZOEKER] in persoon, bijgestaan door mr. Van Batenburg voornoemd, alsmede mr. Van Katwijk voornoemd namens [VERZEKERAAR].
1.3. Ten slotte is een datum voor beschikking bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 13 maart 2004 heeft in Noordwijkerhout een aanrijding plaatsgevonden tussen [VERZOEKER] als fietser en een – hem op dat moment inhalende – bromfietser (hierna: het ongeval).
2.2. Op 8 juli 2004 heeft [VERZOEKER] de verzekeraar van de bromfietser – Winterthur, zijnde de rechtsvoorganger van [VERZEKERAAR] – aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. Door de verzekeraar is aansprakelijkheid van de hand gewezen.
3. Het geschil
3.1. [VERZOEKER] verzoekt de rechtbank bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w- 1019cc Rv – voor zover thans nog van belang–:
een onafhankelijk medisch deskundige aan te wijzen en hem te verzoeken aan de hand van de in de letselpraktijk gangbare IWMD-vraagstelling een deskundigenbericht op te stellen;
[VERZEKERAAR] te veroordelen in de kosten van het deskundigenbericht;
[VERZEKERAAR] te veroordelen in de tussentijdse buitengerechtelijke advocaatkosten ex artikel 6:96 BW zoals onderbouwd in productie 3;
[VERZEKERAAR] te veroordelen in de kosten van deze procedure ex artikel 1019aa Rv.
3.2. [VERZOEKER] legt aan zijn verzoek het volgende ten grondslag. Ten gevolge van het ongeval heeft hij letsel opgelopen, waaronder een wervelbreuk en voetletsel. De bestaande klachten hebben ertoe geleid dat hij volledig arbeidsongeschikt is geraakt. Eind 2011 heeft hij aan [VERZEKERAAR] voorgesteld een onafhankelijke medische expertise te laten uitvoeren naar de medische toerekenbaarheid van zijn klachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen aan het ongeval. [VERZEKERAAR] is echter niet bereid om aan een dergelijke expertise mee te werken, omdat in haar visie geen medisch causaal verband bestaat tussen zijn klachten en beperkingen en het ongeval en voorts omdat er volgens [VERZEKERAAR] medische informatie ontbreekt. [VERZEKERAAR] weigert bovendien zonder enige verklaring de tussentijdse buitengerechtelijke advocaatkosten te vergoeden. Volgens [VERZOEKER] zit de zaak muurvast en is een oplossing te vinden in een onafhankelijk onderzoek door een medisch deskundige. De deskundige kan dan eventuele ontbrekende en relevante medische informatie opvragen. Op basis van het door de deskundige op te stellen deskundigenrapport kunnen partijen vervolgens weer in onderhandeling treden, teneinde te trachten de zaak in der minne te regelen, aldus [VERZOEKER].
3.3. [VERZEKERAAR] voert gemotiveerd verweer. [VERZEKERAAR] stelt zich primair op het standpunt dat het verzoek zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure en subsidiair dat de verzochte beslissing niet kan worden beschouwd als een stap ter oplossing van het volledige geschil. Meer subsidiair is [VERZEKERAAR] van mening dat een deskundigenonderzoek niet zinvol is, omdat het medisch dossier van [VERZOEKER] niet compleet is en de feiten derhalve niet vaststaan.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Behandeling in een deelgeschilprocedure
4.1. In de eerste plaats dient, gezien het primaire verweer van [VERZEKERAAR], te worden beoordeeld of het verzoek zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure.
4.2. De rechtbank overweegt dat het verzoek van [VERZOEKER] om een onafhankelijk medisch deskundige aan te wijzen en hem te verzoeken aan de hand van de IWMD-vraagstelling een deskundigenbericht op te stellen, in wezen een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 202 lid 1 Rv betreft. Mede gezien de wetsgeschiedenis bij de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade is de rechtbank van oordeel dat een verzoek tot het gelasten van een deskundigenonderzoek het bereik van de deelgeschilprocedure te buiten gaat. Immers, voor de behandeling van een dergelijk verzoek bestaat reeds een passend procesrechtelijk instrument, specifiek bedoeld om te bewerkstelligen dat de rechter een deskundige benoemt, en de deelgeschilprocedure vormt hierop slechts een aanvulling. Bovendien kent de verzoekschriftprocedure tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht eigen, van de deelgeschilprocedure afwijkende, regels ten aanzien van de vergoeding van kosten. De rechtbank concludeert dan ook dat het onder a opgenomen verzoek moet worden afgewezen, nu dit geen deelgeschil betreft in de zin van artikel 1019w lid 1 Rv zoals door de wetgever bedoeld.
4.3. Los daarvan geldt dat het verzoek naar het oordeel van de rechtbank ook op grond van artikel 1019z Rv dient te worden afgewezen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is immers gebleken dat niet alleen verschil van mening bestaat omtrent het causale verband tussen de door [VERZOEKER] gestelde klachten en beperkingen enerzijds en het ongeval anderzijds, maar dat ook wezenlijke andere geschilpunten tussen partijen bestaan. Zo betwist [VERZEKERAAR], met een beroep op overmacht in de zin van artikel 185 Wegenverkeerswet, dat zij aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval en staat – voor zover wel aansprakelijkheid dient te worden aangenomen – de mate van eigen schuld van [VERZOEKER] niet vast. Deze geschilpunten zullen ook na een toewijzing van het verzoek nog tussen partijen bestaan. Ter zitting is door de advocaat van [VERZOEKER] uitdrukkelijk te kennen gegeven dat, gezien de veelheid aan geschilpunten die partijen verdeeld houdt, een bodemprocedure zijn cliënt niet verder zal helpen. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat met het verzochte deskundigenonderzoek de weg zal zijn vrijgemaakt voor een minnelijke regeling. Gelet hierop is de rechtbank –anders dan [VERZOEKER] – van oordeel dat geen, althans onvoldoende aanwijzingen bestaan dat een toewijzing van het verzoek kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
4.4. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het onder a genoemde verzoek afwijzen. Dit brengt met zich dat ook het onder b genoemde verzoek om [VERZEKERAAR] te veroordelen in de kosten van het deskundigenbericht zal worden afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.5. Met [VERZEKERAAR] is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van [VERZOEKER] om [VERZEKERAAR] te veroordelen in de tussentijdse buitengerechtelijke advocaatkosten niet voor toewijzing in aanmerking komt. De aansprakelijkheid van [VERZEKERAAR] voor de door [VERZOEKER] gestelde letselschade staat immers vooralsnog niet vast. Artikel 6:96 BW biedt dan ook geen grondslag voor vergoeding van de door [VERZOEKER] gemaakte buitengerechtelijke kosten. Daaraan doet niet af dat [VERZEKERAAR] in een eerder stadium wel bereid is geweest £ 6.000,– aan buitengerechtelijke kosten te voldoen, nu [VERZEKERAAR] te kennen heeft gegeven die kosten te hebben vergoed om te bezien of de zaak pragmatisch kon worden afgedaan. Bovendien is gebleken dat [VERZOEKER] procedeert op basis van een toevoeging. In zoverre bestaat derhalve aan zijn zijde geen financiële belemmering om voort te procederen. Gezien het voorgaande zal ook het onder c opgenomen verzoek worden afgewezen.
Kosten deelgeschil
4.6. Ondanks de afwijzing van het verzoek dient in beginsel op de voet van artikel 1019aa Rv begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Daarbij dient de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (TK 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 12).
4.7. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting leidt de rechtbank af dat [VERZOEKER] de onderhavige procedure in de eerste plaats heeft aangewend voor het gelasten van een deskundigenonderzoek en dat het verzoek inzake de buitengerechtelijke kosten daaraan gekoppeld is. Uit hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 4.2 is overwogen volgt dat deze procedure niet bedoeld is voor een verzoek tot het gelasten van een deskundigenonderzoek. Er bestond (en bestaat) een procesrechtelijk instrument dat duidelijk wel bedoeld is voor de behandeling van een dergelijk verzoek. Met de aanwending van de deelgeschilprocedure bestond dan ook een reëel risico dat de daarmee gepaard gaande werkzaamheden niet tot enig resultaat zouden leiden, ook al is sprake van een ruime uitleg van het begrip deelgeschil in de parlementaire geschiedenis en de jurisprudentie. De beslissing op dit punt lag zo voor de hand dat het indienen van het verzoek volstrekt onnodig en onterecht dient te worden geoordeeld. Dat tevens een verzoek met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten is ingediend maakt dit onder de gegeven omstandigheden niet anders. Nu de kosten van de behandeling van het verzoek gelet op het voorgaande niet voor vergoeding in aanmerking komen, kan begroting van deze kosten achterwege blijven.
4.8. Gelet op het voorgaande is – nog daargelaten dat de aansprakelijkheid van [VERZEKERAAR] voor de gevolgen van het [VERZOEKER] overkomen ongeval niet vast staat – voor een veroordeling van [VERZEKERAAR] in de kosten van deze procedure geen plaats. Het daartoe strekkende verzoek zal derhalve worden afgewezen.
4.9. Voor de door [VERZEKERAAR] verzochte veroordeling van [VERZOEKER] in de door haar gemaakte proceskosten is evenmin plaats. De rechtbank overweegt hiertoe dat artikel 289 Rv, dat de grondslag vormt voor een veroordeling in de proceskosten, ingevolge artikel 1019aa lid 3 Rv niet van toepassing is en dat gesteld noch gebleken is dat het indienen van het onderhavige verzoek door [VERZOEKER] jegens [VERZEKERAAR] onrechtmatig is.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1. wijst het verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.