Rb: deelgeschilprocedure niet bedoeld om gehele resterende geschil te beslechten, verzoek en kosten afgewezen
Whiplash, psychische klachten. Benadeelde verzoekt in deelgeschilprocedure om verklaring voor recht dat psychiatrisch expertiserapport bindend is en dat causaal verband bestaat tussen lichamelijke en psychische klachten en het ongeval. Daarnaast verzoekt zij om een voorschot van € 344.000,- ter zake van geleden schade, een voorschot van € 25.000,- aan immateriële schade i.v.m. observatieonderzoek en 60.661,90 aan BGK. De rechtbank wijst het verzoek af, aangezien de deelgeschilprocedure niet is bedoeld om in wezen het gehele resterende geschil tussen partijen te beslechten. Kosten deelgeschil afgewezen, nu het verzoek als volstrekt onterecht dient te worden aangemerkt.
ECLI:NL:RBROT:2014:5443
Instantie: Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak: 16-07-2014
Datum publicatie: 17-07-2014
Zaaknummer: C-10-448331 – HA RK 14-277
Rechtsgebieden: Civiel recht
Bijzondere kenmerken: Rekestprocedure
Inhoudsindicatie: Deelgeschilprocedure. Geen deelgeschil. Verzoek strekt in wezen tot beslechting van het gehele resterende geschil.
Vindplaatsen: Rechtspraak.nl
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Team Handel
zaaknummer / rekestnummer: C/10/448331 / HA RK 14-277
Beschikking van 16 juli 2014
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te Rotterdam,
verzoekster,
advocaat mr. C.A. Pors,
en
1. de naamloze vennootschap REAAL SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
2. [verweerder 2],
wonende te Capelle aan de IJssel,
verweerders,
advocaat mr. H. van Katwijk.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [verzoekster], Reaal en [verweerder 2].
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het verzoekschrift, met producties,
– het verweerschrift, met producties,
– de door [verzoekster] bij brief van mr. Pors van 3 juni 2014 toegezonden producties,
– de mondelinge behandeling ter openbare zitting van 17 juni 2014,
– de pleitnota van [verzoekster].
2 De feiten
2.1. [verzoekster] is op 31 juli 2008 een verkeersongeval (hierna ook: het ongeval) overkomen. Daarbij is [verweerder 2] als bestuurder van een ingevolge de bepalingen van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) bij Reaal verzekerde personenauto van achteren tegen de personenauto waarvan [verzoekster] bestuurder was, aangereden.
2.2. Reaal heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.
2.3. Na het ongeval heeft [verzoekster] bij Reaal aanspraak gemaakt op schadevergoeding in verband met onder meer nek- en schouderklachten, hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid, concentratiestoornissen en vermoeidheid als gevolg van een post whiplash syndroom, een posttraumatisch stresssyndroom en depressiviteit.
2.4. Op gezamenlijk verzoek van (de medisch adviseurs van) [verzoekster] en Reaal heeft prof.dr. M. Kuilman een psychiatrische expertise verricht en op 25 april 2012 zijn rapport uitgebracht. De diagnose van prof.dr. Kuilman luidt: een chronische aanpassingsstoornis met somatoforme kenmerken en een depressieve component op de voorgrond.
2.5. In opdracht van Reaal heeft SecureAdvance [verzoekster] op 25, 26 en 27 juli 2012 en op 16, 17 en 20 augustus 2012 geobserveerd.
2.6. Op 10 augustus 2012 heeft een gezamenlijk bezoek van de schaderegelaar van Reaal en de belangenhartiger van [verzoekster], mr. Pors, bij [verzoekster] thuis plaatsgevonden. Voorafgaande aan het bezoek is op verzoek van de schaderegelaar door [verzoekster] informatie verstrekt over haar dagindeling. Naar aanleiding van het bezoek heeft de schaderegelaar een rapport uitgebracht. Met de inhoud van dit rapport heeft [verzoekster] zich niet verenigd; zij heeft op 20 september 2012 haar reactie aan Reaal toegezonden.
2.7. Op 28 augustus 2012 is [verzoekster] telefonisch medegedeeld dat Reaal een persoonlijk onderzoek naar haar heeft laten verrichten. Het rapport van de observatie is op 10 oktober 2012 aan haar verstrekt.
2.8. Bij e-mail aan mr. Pors van 29 augustus 2012 heeft Reaal medegedeeld dat zij op basis van de resultaten van het persoonlijk onderzoek het schaderegelingstraject staakt.
2.9. Reaal heeft in totaal € 3.500,- aan voorschotten onder algemene titel en € 4.500,- voor buitengerechtelijke kosten aan [verzoekster] voldaan.
3 Het geschil
3.1. Het verzoek luidt – na vermeerdering van het verzoek ter zitting – :
a. a) te verklaren voor recht dat het expertiserapport van professor Kuilman bindend
is tussen partijen en dat de bevindingen en conclusies van professor Kuilman als uitgangspunt dienen te gelden bij de vaststelling van de ongevalsgevolgen en de geleden en nog te lijden schade;
b) te verklaren voor recht dat het causaal verband bestaat tussen de door [verzoekster]
sinds het ongeval ondervonden lichamelijke en psychische klachten en het ongeval van 31 juli 2008, waarvoor Reaal en [verweerder 2] aansprakelijk zijn;
c) Reaal en [verweerder 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van een voorschot onder algemene titel ter hoogte van primair € 344.000,00, subsidiair een bedrag in goede justitie te bepalen, ter zake van de schade die door [verzoekster] is geleden en [verzoekster] nog zal lijden ten gevolge van het haar overkomen ongeval d.d. 31 juli 2008;
d) Reaal en [verweerder 2] hoofdelijk te veroordelen aan [verzoekster] te betalen een bedrag van € 25.000,- ter compensatie van het leed dat haar is aangedaan door haar bloot te stellen – zonder een goede aanwijsbare reden – aan een observatieonderzoek;
e) Reaal en [verweerder 2] hoofdelijk te veroordelen aan [verzoekster] te betalen een bedrag van € 60.661,90 ter zake van de gemaakte (openstaande) buitengerechtelijke kosten tot en met 2013, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, primair vanaf de vervaldata van de betreffende facturen, subsidiair vanaf de datum van het verzoekschrift;
f) te bepalen dat het overleg tussen partijen, aldus het schaderegelingstraject, binnen 14 dagen na de te wijzen beschikking wordt hervat, waarbij de uitkomsten van het persoonlijk onderzoek buiten beschouwing wordt gelaten;
g) Reaal en [verweerder 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de door [verzoekster] gemaakte kosten zoals bedoeld in artikel 1019aa Rv en die kosten te begroten op een bedrag ad € 3.067,98 (zonder comparitie van partijen) respectievelijk € 6.850,00 (met comparitie van partijen), te vermeerderen met het griffierecht en de kosten van het geding.
3.2. Reaal en [verweerder 2] voeren verweer dat strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van [verzoekster] in haar verzoek, althans tot afwijzing van het verzoek. Daarnaast voeren zij aan dat indien de kosten van het deelgeschil door de rechtbank worden begroot deze dienen te worden bepaald op vijftien uur en een uurtarief van € 200,- exclusief BTW en dat bij afwijzing van het verzoek hooguit plaats is voor een begroting van de kosten van rechtsbijstand.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover van belang – ingegaan.
4 De beoordeling
4.1. Het verzoek van [verzoekster] berust op artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In dat artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. Deze procedure is ingevoerd bij de Wet deelgeschilprocedure voor letsel en –overlijdensschade en biedt zowel de persoon die schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden, de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter te adiëren. Doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. Gezien het bepaalde in artikel 1019z Rv wordt het verzoek afgewezen voor zover de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De investering in tijd, geld en moeite moet aldus worden afgewogen tegen het belang van het verzoek en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren.
4.2. Reaal en [verweerder 2] voeren als verweer aan dat geen sprake is van een deelgeschil in de zin van artikel 1019w Rv omdat met alle onderdelen van het verzoek van [verzoekster] in feite het volledige geschil tussen partijen aan de rechtbank is voorgelegd.
4.3. Juist is dat, zoals [verzoekster] stelt, in de memorie van toelichting bij de totstandkoming van de Wet deelgeschilprocedure voor letsel en –overlijdensschade (kamerstukken II 2007/08, 31518, nr. 3) op diverse punten is benadrukt dat het toepassingsgebied van de wet ruim is en dat elk onderdeel van het verzoek van [verzoekster] op zichzelf onder de reikwijdte van de deelgeschilprocedure kan vallen. Dat neemt echter niet weg dat de deelgeschilprocedure niet is bedoeld om in wezen het gehele resterende geschil tussen partijen te beslechten. Dit blijkt uit de woorden van de toenmalige minister van Justitie: “Als er zo veel deelgeschil is dat het ook het hele geschil is, dan is de deelgeschilprocedure niet de geëigende weg, maar moet de bodemprocedure worden gevolgd.” (Behandeling van het wetvoorstel op 25 juni 2009, TK 100-7939).
4.4. Het verzoek van [verzoekster] strekt er toe dat de rechtbank de geschillen tussen partijen over de (on)rechtmatigheid van het door Reaal uitgevoerde persoonlijk onderzoek, de gebondenheid aan de bevindingen en conclusies in het expertiserapport van prof.dr. Kuilman, het causaal verband tussen de gestelde lichamelijke en psychische klachten en het ongeval en de omvang van de door [verzoekster] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, inclusief de immateriële schade door de gestelde onrechtmatige observatie, en de buitengerechtelijke kosten beslecht. Het primair verzochte voorschot op de door het ongeval geleden en nog te lijden schade ad € 344.000 omvat een groot aantal schadeposten die ieder door Reaal en [verweerder 2] worden bestreden. Deze schadeposten betreffen reiskosten, kosten van huishoudelijke hulp, verlies arbeidsvermogen op basis van het inkomen van [verzoekster] voor het ongeval, verlies van zelfwerkzaamheid, medische kosten, telefoon- en portokosten en smartengeld. Slechts de pensioenschade, de belastingschade en de schade door een gemiste carrièrekans zijn in dit geding niet aan de orde. Deze ondergeschikte schadeposten, waarover [verzoekster] kennelijk nog wil door onderhandelen, doen er niet aan af dat haar verzoek er op neer komt dat in wezen het gehele resterende geschil tussen partijen wordt beslecht. Dit wordt niet anders doordat [verzoekster] het verzochte voorschot ter zitting als nevenverzoek heeft betiteld, nu zij dat onderdeel van het verzoek uitdrukkelijk en zonder enig voorbehoud heeft gehandhaafd.
4.5. Uit het vorenstaande volgt dat het verzoek geen deelgeschil betreft en dus moet worden afgewezen.
4.6. De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek wordt afgewezen. Bij de begroting van de kosten dient de rechtbank de redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4.7. Het verzoek zal worden afgewezen, omdat het geen deelgeschil betreft. Deze beslissing lag zo voor de hand dat het indienen van het verzoek als volstrekt onterecht dient te worden aangemerkt. De begroting van de kosten van de procedure kan derhalve achterwege blijven.
5 De beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.C. Verschuur en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2014.