Rb: fietser valt over in fietstunnel neergelegde fiets: 25% eigen schuld
Regres zorgverzekeraar. Ongeval waarbij 62-jarige fietser met door regen beslagen bril in fietstunnel ten val komt over fiets die in de fietstunnel zodanig heeft neergelegd, dat deze voor een belangrijk deel op het fietspad lag. De kantonrechter acht de 15 jarige jongen die de fiets daar had neergelegd aansprakelijk. 25% eigen schuld benadeelde.
Volledige uitspraak:
LJN: BX5734,Sector kanton Rechtbank Alkmaar , 387409 CV EXPL 11-6478
Datum uitspraak: 06-06-2012
Datum publicatie: 27-08-2012
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Aanrijding tussen twee fietsers. Toerekening eigen schuld 25%.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
Uitspraak
RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 387409 CV EXPL 11-6478
Uitspraakdatum: 6 juni 2012
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap De Friesland Zorgverzekeraar N.V., gevestigd te Leeuwarden
eisende partij
verder ook te noemen: DFZ
gemachtigde: mr. P.C. Keuning, advocaat te Leeuwarden
tegen
1. [naam], wonende te [plaats], en
2. [naam], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [naam], wonende te [plaats]
3. de naamloze vennootschap N.V. Noordhollandsche van 1816 Schadeverzekeringsmaatschappij, gevestigd te Oudkarspel
gedaagde partijen
verder gezamenlijk ook te noemen: [gedaagden] en afzonderlijk [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en de Noordhollandsche,
gemachtigde: mr. E.N. Zutt, verbonden aan de Noordhollandsche.
Het procesverloop
1. DFZ heeft bij dagvaarding van 23 november 2011 een vordering ingesteld. [gedaagden] hebben schriftelijk geantwoord. Na beraad heeft de kantonrechter bij vonnis van 15 februari 2012 een verschijning van partijen ter terechtzitting bevolen. Die zitting heeft plaatsgevon-den op 24 april 2012, waar voor DFZ is verschenen mr. Keuning, en waar [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] in persoon zijn verschenen, bijgestaan door mr. Zutt, die ook voor de Noordhollandsche is verschenen. Vervolgens is vandaag uitspraak bepaald.
De feiten
2. Op 26 augustus 2010, omstreeks 16:15 uur, heeft een ongeval plaatsgevonden in de fietstunnel van het Heukelspad te [plaats]. Daarbij is [x] (hierna: [x]), die toen 62 jaar oud was, als bestuurder van een fiets ten val gekomen en heeft zij verwondingen opgelopen. Het ongeval heeft plaatsgevonden doordat [x] in de fietstunnel met haar fiets is gebotst op een andere fiets die (deels) op het fietspad lag. [gedaagde sub 1], geboren 8 maart 1995 en ten tijde van het ongeval 15 jaar oud, heeft laatstgenoemde fiets op het fietspad neergelegd en laten liggen.
3. [x] is voor ziektekosten verzekerd bij DFZ. DFZ heeft op grond van de verzekeringsovereenkomst met [x] een bedrag van € 2.068,96 betaald voor geneeskundige behandelingen, die [x] moest ondergaan in verband met de verwondingen die zij bij het ongeval heeft opgelopen.
4. [gedaagde sub 1] is op grond van een polis voor wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij de Noordhollandsche.
5, Bij brief van 20 september 2011 heeft DFZ zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde sub 1] aansprakelijk is voor de schade van [x] als gevolg van het ongeval. Bij brief van 28 september 2011 heeft de Noordhollandsche die aansprakelijk van de hand gewezen.
Het geschil
6. DFZ vordert betaling van een bedrag van € 2.068,96 van [gedaagden] Ook wordt betaling van een bedrag van € 315,35 aan buitengerechtelijke kosten gevorderd. Daarbij stelt DFZ – kort samengevat – dat [gedaagde sub 1] aansprakelijk is voor de door [x] geleden schade en dat geen sprake is van eigen schuld van [x].
7. [gedaagden] erkennen dat [gedaagde sub 1] aansprakelijk is voor de geleden schade, maar zij menen dat [x] in belangrijke mate heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval, zodat de schade op grond van artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) voor het grootste deel voor rekening van DFZ moet blijven.
8. Bij de beoordeling zal zo nodig nog nader op de standpunten van partijen worden ingegaan.
De beoordeling
9. De kantonrechter stelt voorop dat niet in geschil is dat [gedaagde sub 1] aansprakelijk is voor de geleden schade. De zaak gaat over de vraag of er sprake is van ‘eigen schuld’ van [x], zoals bedoeld in artikel 6:101 BW en zo ja, of de schade gelet daarop voor het grootste deel voor rekening van DFZ moet blijven.
10. In artikel 6:101 lid 1 BW is bepaald dat wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht wordt verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist.
11. De kantonrechter overweegt dat artikel 6:101 lid 1 BW meebrengt dat de schade in eerste instantie over [gedaagde sub 1] en [x] verdeeld dient te worden, in evenredigheid met de mate waarin de aan hen toe te rekenen omstandigheden tot het ontstaan daarvan hebben bijgedragen. Daarbij gaat het niet om een beoordeling van de ernst en de mate van verwijtbaarheid van de over en weer gemaakte fouten. Die beoordeling komt gelet op artikel 6:101 lid 1 BW pas aan de orde bij de vraag of een zogeheten billijkheidscorrectie moet worden toegepast, waarbij tevens rekening dient te worden gehouden met alle andere omstandigheden van het geval.
12. Naar het oordeel van de kantonrechter moet de schade voor 25% aan [x] zelf worden toegerekend. Daartoe wordt het volgende overwogen. Vast staat dat [gedaagde sub 1] zijn fiets vóór of in de fietstunnel zodanig heeft neergelegd, dat deze voor een belangrijk deel op het fietspad lag. De omstandigheid dat deze fiets door H.P. de Ruijter op deze wijze op het fietspad is achtergelaten, heeft ertoe geleid [x] met haar fiets in botsing is gekomen met de fiets van [gedaagde sub 1], waardoor het ongeval is ontstaan. In zoverre heeft die omstandigheid dus in belangrijke mate tot het ontstaan van het ongeval bijgedragen. Daar staat tegenover dat [x] in haar verklaring, overgelegd door [gedaagden], stelt dat zij vanuit de stromende regen met beslagen bril de tunnel inreed, zodat zij de op het fietspad liggende fiets niet kon zien, en dat zij geprobeerd heeft de fiets te ontwijken, maar dat dit niet is gelukt. Uit deze verklaring kan niet anders worden afgeleid dan dat [x] zonder goed zicht te hebben de fietstunnel is ingereden. Gelet op de foto’s die zich bij de stukken vinden van de situatie ter plaatste, moet ervan worden uitgegaan dat een gemiddelde fietser met normaal zicht een op het fietspad liggende fiets tijdig had kunnen zien en deze had kunnen ontwijken. De stelling van DFZ dat [x] de fiets vanwege een bocht en een groepje jongeren niet (goed) kon zien, vindt onvoldoende steun in de stukken en genoemd fotomateriaal. Gelet daarop heeft ook [x] zelf in enige mate bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval.
13. De conclusie is dat de door DFZ gestelde schade van € 2.068,96, die op zichzelf niet is betwist door [gedaagden], voor 75% moet worden vergoed, te weten tot een bedrag van
€ 1.551,72. Ook de gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen, omdat de verschuldigdheid daarvan niet is betwist.
14. De gestelde buitengerechtelijke werkzaamheden komen niet voor vergoeding in aanmerking. Tegenover de betwisting daarvan door [gedaagden] heeft DFZ onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd dat zodanige buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht dat een aparte vergoeding daarvoor gerechtvaardigd is. DFZ heeft slechts één brief van haar gemachtigde van 7 september 2011 overgelegd, hetgeen in dit verband onvoldoende is.
15. De conclusie is dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling aan DFZ van een bedrag van € 1.551,72. Ter zitting is door DFZ erkend dat zij geen rechtstreekse aanspraken heeft jegens de Noordhollandsche, zodat de vordering niet kan worden toegewezen waar het de Noordhollandsche betreft.
16. Nu beide partijen op punten ongelijk krijgen, zal worden bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten moet dragen.
De beslissing
De kantonrechter:
Veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, in die zin dat als de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan DFZ van € 1.551,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2011 tot aan de dag van algehele voldoening.
Bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 6 juni 2012 in het openbaar uitgesproken