Rb: klachten niet reëel en aannemelijk, door verzekeraar gevraagde verklaring voor recht dat causaal verband ontbreekt toegewezen
Verzekeraar vraagt en krijgt verklaring voor recht, dat de aard en de ernst van het door benadeelde gestelde letsel ten gevolge van het ongeval in 2008 niet medisch is aangetoond, zodat het causaal verband tussen de huidige klachten het ongeval ontbreekt. In het deskundigenbericht was door de neuroloog geconcludeerd dat sprake was van ernstige chronische pijnklachten zonder een duidelijk somatisch substraat bij een man met een voorgeschiedenis van emotionele gedragsstoornissen. Naar het oordeel van de neuroloog konden de klachten en beperkingen vanuit neurologisch perspectief niet worden beschouwd als reëel, aannemelijk gevolg van het ongeval. Naar het oordeel van de rechtbank komt de conclusie van de neuroloog erop neer dat het medisch causaal verband tussen het ongeval en de klachten en beperkingen ontbreekt. Nader psychiatrisch onderzoek, zoals voorgesteld door de neuroloog wordt afgewezen. Vorderingen in reconventie afgewezen.
Rb: klachten niet reëel en aannemelijk, door verzekeraar gevraagde verklaring voor recht dat causaal verband ontbreekt toegewezen
Rechtbank Overijssel | ongepubliceerd | 17 september 2014 | C/08/121176 HA ZA 11-496
Verzekeraar vraagt en krijgt verklaring voor recht, dat de aard en de ernst van het door benadeelde gestelde letsel ten gevolge van het ongeval in 2008 niet medisch is aangetoond, zodat het causaal verband tussen de huidige klachten het ongeval ontbreekt. In het deskundigenbericht was door de neuroloog geconcludeerd dat sprake was van ernstige chronische pijnklachten zonder een duidelijk somatisch substraat bij een man met een voorgeschiedenis van emotionele gedragsstoornissen. Naar het oordeel van de neuroloog konden de klachten en beperkingen vanuit neurologisch perspectief niet worden beschouwd als reëel, aannemelijk gevolg van het ongeval. Naar het oordeel van de rechtbank komt de conclusie van de neuroloog erop neer dat het medisch causaal verband tussen het ongeval en de klachten en beperkingen ontbreekt. Nader psychiatrisch onderzoek, zoals voorgesteld door de neuroloog wordt afgewezen. Vorderingen in reconventie afgewezen.
vonnis
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/121176 HA ZA 11-496
datum vonnis: 17 september 2014 (vdv)
Vonnis van de rechtbank Overijssel,
enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken,
in de zaak van:
de naamloze vennootschap ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerder in reconventie,
verder te noemen Allianz,
advocaat: mr. J.A. Holsbrink te Almelo,
en
[benadeelde],
wonende te [Woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
verder te noemen [benadeelde],
advocaat: mr. Chr.D. de Vos te Emmen.
Procesverloop
Bij tussenvonnis van 19 september 2012 heeft de rechtbank een deskundigenbericht gelast te verrichten door neuroloog dr. Brunt op basis van de IWMD-vraagstelling met mogelijke inschakeling van een neuropsycholoog.
Dr. Brunt heeft zijn rapport op 19 juli 2013 uitgebracht.
Zowel Allianz als [benadeelde] hebben ieder na deskundigenbericht geconcludeerd respectievelijk aktes uitlating producties genomen en nadien wederom vonnis gevraagd.
De verdere beoordeling van het geschil en de gronden van de beslissing
In conventie en reconventie
1. De opdracht aan deskundige dr. Brunt ligt besloten in overweging (8.) van het laatste tussenvonnis:
Waar Allianz aansprakelijkheid als zodanig heeft erkend zal dientengevolge voor de verdere beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie deskundigenonderzoek nodig zijn teneinde vast te stellen in hoeverre [benadeelde] algeheel dan wel gedeeltelijk of in het geheel niet arbeidsongeschikt is te achten en in hoeverre zulks in causaal verband staat met de botsing van 25 november 2008.
2. Het deskundigenbericht van dr. Brunt dateert van 19 juli 2013. Door dr. Kraaijenbrink is met instemming van partijen op verzoek van dr. Brunt een hulponderzoek uitgevoerd dat dateert van 18 juli 2013 en deel uitmaakt van het deskundigenbericht van dr. Brunt
3. Uit het deskundigenbericht blijkt dat dr. Brunt ten behoeve van het vervaardigen van zijn rapport het medisch dossier van [benadeelde] heeft ontvangen, [benadeelde] is onderzocht en partijen in de gelegenheid zijn gesteld op het conceptrapport te reageren.
De rechtbank constateert daarnaast dat dr. Brunt aan de hand van de door de rechtbank gegeven (IWMD-)vraagstelling zijn antwoorden en conclusies in het deskundigenbericht (weer)geeft.
4. De rechtbank stelt vast dat het deskundigenrapport van dr. Brunt volgens de daartoe geldende regelen tot stand is gekomen, neemt het daarin gestelde en met name de conclusies, die deugdelijk zijn onderbouwd, over, zodanig dat op basis daarvan in de zin van de hiervoor geciteerde rechtsoverweging verder in deze zaak recht kan worden gedaan.
5. De diagnose en conclusie van dr. Brunt luidt:
Er is sprake van ernstige chronische pijnklachten zonder een duidelijk herkenbaar of aannemelijk actueel somatisch substraat, met een aantal niet somatisch te verklaren klachten en verschijnselen, met ernstige psychosociale ontregeling en gedragsmatig en cognitief disfunctioneren, en met als zeer ernstig ervaren invaliditeit en verlies van levensperspectief, bij een man met een voorgeschiedenis van min of meer uitgesproken emotionele gedragsstoornissen als reactie op ervaren onrecht na een gewelddadige bedreiging c.q. geweldsdelict.
Daarmee kunnen zijn klachten en beperkingen vanuit neurologisch perspectief naar mijn oordeel niet worden beschouwd als reëel, aannemelijk gevolg van het onderhavige ongeluk. In hoeverre mogelijke initiële somatische klachten hebben geleid of hebben bijgedragen aan een psychische en emotionele ontregeling kan ik niet goed beoordelen, zoals er bij het aanvullende NPO ook geen goed onderscheid gemaakt kan worden tussen verschillende achtergronden die mogelijk bijdragen aan zijn ernstige psychosociale en cognitieve disfunctioneren.
6. Naar het oordeel van de rechtbank komt deze conclusie van dr. Brunt erop neer dat het medisch causaal verband tussen het ongeval en de klachten en beperkingen, als gesteld door [benadeelde], ontbreekt.
7. De rechtbank deelt deze conclusie.
8. Met Allianz is de rechtbank van mening dat enig nader psychiatrisch onderzoek, zoals weliswaar door dr. Brunt gesuggereerd, echter niet opportuun is te achten, daar die klachten van [benadeelde] betreffen, die niet als ongevalsgevolg te duiden zijn en derhalve buiten het bestek van deze procedure vallen.
9. Evenmin geeft het door [benadeelde] bij conclusie na deskundigenbericht overgelegde onderzoek van het Mathias-Spital Ziekenhuis in Rheine (D) aanleiding tot nader onderzoek en/of rapportage, waar hierbij immers drie hernia’s zijn gevonden, die degeneratief zijn en derhalve niet ongevalsgerelateerd kunnen zijn.
Deze bevindingen zijn eerder een bevestiging van de conclusie van dr. Brunt, dat de huidige klachten van [benadeelde] geen ongevalsgevolg zijn.
Conclusies
10. Het voorgaande leidt ertoe dat de primair geformuleerde vordering van Allianz in conventie, te kwalificeren als een vordering tot verklaring voor recht, zal worden toegewezen met veroordeling van [benadeelde], als in bet ongelijk gestelde partij, in de proceskosten, die van de deskundige daarin begrepen.
De vordering in reconventie van [benadeelde] wordt afgewezen en ook hier wordt [benadeelde] als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten verwezen.
De rechtbank:
In conventie:
1. Verklaart voor recht, dat de aard en de ernst van het door [benadeelde] gestelde letsel ten gevolge van het ongeval op 25 november 2008 niet medisch is aangetoond, zodat het causaal verband tussen de huidige klachten van [benadeelde] en het ongeval op 25 november 2008 ontbreekt.
Il. Veroordeelt [benadeelde] in de kosten van de procedure aan de zijde van Allianz gevallen, ten deze begroot op € 79,26 aan deurwaarderskosten, € 568,- aan griffierechten, 6 5.633,– aan {voorgeschoten) kosten van de deskundige. € 1.356,— aan salaris voor de advocaat zomede de nakosten ad € 131, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de proceskosten en de nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente.
III. Verklaart het dictum van dit vonnis onder (11.) uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst af enig meer of anders gevorderd, in reconventie:
V. Wijst af de vorderingen van [benadeelde] tegen Allianz.
VI. Veroordeelt [benadeelde] in de proceskosten aan de zijde van Allianz gevallen en tot op deze uitspraak begroot op nihil aan verschotten en € 2.682,- aan salaris voor de advocaat.
VII. Verklaart het dictum van dit vonnis onder (VI.) uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. van der Veer en op woensdag 17 september 2014 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.