Rb: kosten deskundige voor rekening verzoekers na uitoefening blokkeringsrecht
Voorlopig deskundigenonderzoek. Verzoekers maken namens hun dochter gebruik van blokkeringsrecht. De rechtbank overweegt dat in de wet niet is geregeld wie de kosten in dat geval moet dragen. De rechtbank overweegt: een partij in een civiele procedure is – o.g.v. art. 198 lid 3 Rv – verplicht mee te werken aan een door de rechter gelast deskundigenonderzoek. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij in de omstandigheden van het gegeven geval geraden acht. Van het niet voldoen is sprake indien een partij met een beroep op het blokkeringsrecht heeft verhinderd dat van het deskundigenbericht mededeling wordt gedaan aan de wederpartij en de rechter (zie HR 26 maart 2004, NJ 2009, 340). Een passend gevolg is naar het oordeel van de rechtbank dat verzoekers de meeste gerede partij zijn om de kosten van de deskundige te betalen.
ECLI:NL:RBMNE:2022:1363, Rechtbank Midden-Nederland, C/16/508989 / HA RK 20-231 (rechtspraak.nl)
ECLI:NL:RBMNE:2022:1363
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
02-03-2022
Datum publicatie
20-05-2022
Zaaknummer
C/16/508989 / HA RK 20-231
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – enkelvoudig
Beschikking
Inhoudsindicatie
Voorlopig deskundigenonderzoek, blokkeringsrecht uitgeoefend door verzoekers, verzoekers daarom meest gerede partij om kosten deskundige te betalen.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/508989 / HA RK 20-231
Beschikking van 2 maart 2022
in de zaak van
1[verzoeker sub 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
- [verzoekster sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
handelend ieder voor zich alsook in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van hun thans nog minderjarige dochter [minderjarige] ,
verzoeksters,
advocaat mr. R.M.A. Lensen te Terneuzen,
tegen
de stichting
STICHTING SINT ANTONIUS ZIEKENHUIS,
gevestigd te Nieuwegein,
verweerster,
advocaat mr. M.L. Jinkes de Jong te Zoetermeer.
Partijen zullen hierna De Ouders en het St. Antonius worden genoemd.
1De verdere procedure
1.1.
Verwezen wordt naar de op 19 mei 2021 in de onderhavige zaak gegeven beschikking en het daarin weergegeven procesverloop tot dan toe.
1.2.
Bij beschikking is een deskundige benoemd, drs. [A] .
1.3.
Bij e-mail van 6 oktober 2022 hebben De Ouders aan drs. [A] bericht dat zij een beroep doen op het blokkeringsrecht namens hun dochter, waardoor aan zijn werkzaamheden een einde komt.
1.4.
Drs. [A] heeft op 7 oktober 2021 de eindnota en het deskundigenbericht ingediend bij de rechtbank.
1.5.
Op 22 november 2021 heeft mr. Lensen namens de ouders verzocht het rapport uit het rechtbankdossier te verwijderen en alle papieren en digitale kopieën daarvan te vernietigen.
1.6.
De rechtbank heeft vervolgens het deskundigenrapport vernietigd nu uit de Leidraad deskundigen in civiele zaken volgt dat als een beroep is gedaan op het blokkeringsrecht, de deskundige het rapport verder aan niemand toestuurt.
2De beoordeling
2.1.
Omdat het loon van de deskundige op grond van artikel 199 lid 3 Rv door de griffier ten laste van ’s Rijks kas is gebracht, dient op grond van artikel 205 lid 2 Rv te worden vastgesteld welk deel van het loon van de deskundige door elk van de partijen dient te worden gedragen. Het loon van drs. [A] bedraagt € 1.547,28 inclusief 21% BTW.
2.2.
Artikel 205 lid 2 Rv beantwoordt niet de vraag wie de meest gerede partij is om in de kosten van een deskundigenbericht te worden veroordeeld en ook de parlementaire geschiedenis biedt hierover geen duidelijkheid. Tijdens de parlementaire behandeling heeft de minister wel aangegeven geen inbreuk te willen plegen op het beginsel dat de verliezende partij de kosten draagt, maar als geen bodemprocedure volgt of aansprakelijkheid buiten rechte wordt erkend, blijft onduidelijk wie de “verliezende partij” is. Het past de rechtbank in beginsel ook niet om zich, in het kader van de beslissing die op grond van artikel 205 lid 2 Rv over de kosten moet worden genomen, uit te laten over de mogelijke aansprakelijkheid, nu het debat daarover nog niet is gevoerd en partijen dat – kennelijk – ook (nog) niet ten overstaan van een rechter wensen te voeren.
2.3.
In deze zaak overweegt de rechtbank als volgt. Een partij in een civiele procedure is – sinds 1 januari 2002 op grond van art. 198 lid 3 Rv – verplicht mee te werken aan een door de rechter gelast deskundigenonderzoek. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij in de omstandigheden van het gegeven geval geraden acht. Van het niet voldoen is sprake indien een partij met een beroep op het blokkeringsrecht heeft verhinderd dat van het deskundigenbericht mededeling wordt gedaan aan de wederpartij en de rechter (zie HR 26 maart 2004, NJ 2009, 340).
2.4.
Uitgangspunt is dus dat De Ouders niet heeft hebben voldaan aan hun verplichting mee te werken aan een door de rechter gelast deskundigenonderzoek. Het gevolg daarvan is in ieder geval dat het door de rechter bevolen voorlopige deskundigenbericht niet tot stand is gekomen. Een ander passend gevolg is naar het oordeel van de rechtbank dat De Ouders de meeste gerede partij zijn om de kosten van de deskundige te betalen. Zij zullen daarom worden veroordeeld in de kosten van de deskundige.
3De beslissing
De rechtbank:
3.1.
bepaalt dat De Ouders de kosten van het voorlopig deskundigenbericht van
drs. [A] van € 1.547,28 (inclusief 21% BTW) geheel dienen te dragen;
3.2.
draagt aan de griffier op voor de kosten van het deskundigenbericht aan De Ouders een gespecificeerde betalingsspecificatie toe te zenden.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.P. Drijkoningen en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2022.