Rb: ongeval op roltrap, uitleg vrijwaringsbeding
Ongeval op een roltrap op Schiphol . Schiphol treft schikking met slachtoffer zoekt verhaal op beheerder van roltrappen. Uitleg vrijwaringsbeding, Haviltex. De rechtbank komt tot het oordeel dat voor de aansprakelijkheidsclausule en de vrijwaringsclausule geldt dat deze alleen gegronde claims betreffen. De conclusie is dat KONE terecht stelt dat zij Schiphol slechts hoeft te vrijwaren wanneer is komen vast te staan dat de roltrap een gebrek vertoont. Nu niet is gebleken van een gegronde aanspraak van de passagier op Schiphol en volgens de hierboven gegeven uitleg de aansprakelijkheidsclausule en de vrijwaringsclausule alleen betrekking hebben op gegronde vorderingen van derden wordt de vordering van Schiphol afgewezen.
ECLI:NL:RBAMS:2021:7575, Rechtbank Amsterdam, C/13/695081 / HA ZA 20-1289 (rechtspraak.nl)
ECLI:NL:RBAMS:2021:7575
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
22-12-2021
Datum publicatie
05-01-2022
Zaaknummer
C/13/695081 / HA ZA 20-1289
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Ongeval op een roltrap. Kan Schiphol na het treffen van een schikking met het slachtoffer verhaal nemen op KONE, aan wie zij het beheer van roltrappen en liften heeft uitbesteed? Uitleg van de aansprakelijkheids- en de vrijwaringsclausule.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/695081 / HA ZA 20-1289
Vonnis van 22 december 2021 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHIPHOL NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
eiseres,
advocaat mr. J.H.C. Van der Roest te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KONE B.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. R.A.G. de Vaan te Leiden.
Partijen zullen hierna Schiphol en KONE genoemd worden.
1De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
–
het tussenvonnis van 25 augustus 2021,
–
het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 13 december 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2De feiten
2.1.
KONE en Schiphol zijn voor de periode 2011-2015 een overeenkomst aangegaan met betrekking tot het beheer en onderhoud van roltrappen, liften en dergelijke van Schiphol. In deze overeenkomst wordt Schiphol SNBV genoemd en KONE Opdrachtnemer. Deze overeenkomst luidt voor zover in dit geding van belang als volgt:
“41 Aansprakelijkheid, vrijwaring en verzekeringen
41.1
Iedere tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van Opdrachtnemer geeft SNBV het recht om Opdrachtnemer te verplichten tot gehele of gedeeltelijke ongedaanmaking van de tekortkoming en/of de gevolgen daarvan voor rekening en risico van Opdrachtnemer.
41.2
Opdrachtnemer is aansprakelijk voor alle schade die door SNBV en/of derden wordt geleden als gevolg van (tekortkoming in) de op grond van deze Overeenkomst verrichte Werkzaamheden of geleverde zaken en/of als het gevolg van het handelen of nalaten van Opdrachtnemer, dan wel zijn personeel of door hem ingeschakelde derden. De aansprakelijkheid van Opdrachtnemer heeft zowel betrekking op directe als indirecte schade.
(…)
41.4: Opdrachtnemer vrijwaart SNBV tegen alle aanspraken van derden in verband met de uitvoering van deze Overeenkomst. De vrijwaring heeft mede betrekking op alle schade en kosten die SNBV in verband met zulk een aanspraak lijdt of maakt.”
2.2.
Een passagier heeft Schiphol bij brief van haar advocaat van 28 augustus 2013 aansprakelijk gesteld voor door haar geleden schade. Deze brief luidt voor zover hier van belang als volgt:
“Cliënte kwam samen met haar twee dochters terug van Tenerife met een vlucht van Arke Fly met vluchtnummer OR 676. Nadat het vliegtuig was geland en zij door de passagiersbrug waren gelopen moesten zij met de roltrap omhoog in de richting van de bagageband. Toen zij bijna boven waren op de roltrap hoorde cliënte een harde tik uit de roltrap komen. Direct daarna rolde de roltrap plotseling terug waardoor cliënte ten val is gekomen. Omstanders riepen dat zij naar boven moesten rennen tegen de richting van de roltrap in, hetgeen de dochters is gelukt, maar cliënte niet. Zij is met haar linkerknie tegen een trede van de roltrap aangekomen waardoor zij letsel heeft opgelopen. De knie bloedde hevig en was opgezwollen. Een omstander (…) heeft haar geholpen en de wond verzorgd. Zij is eveneens getuige van het ongeval. Cliënte is vervolgens met een rolstoel van Schiphol (…) naar de EHBO op Schiphol gebracht. (…) Op de EHBO is de wond aan de knie verzorgd en hierna is zij door haar schoonzuster opgehaald en naar huis gebracht.”
De roltrap waarop de passagier stelt te zijn gevallen is roltrap RT53, die valt onder de tussen Schiphol en KONE gesloten overeenkomst. Het gestelde ongeval wordt hierna het Incident genoemd.
2.3.
KONE heeft in een brief van 30 maart 2016 aan Schiphol het volgende geschreven:
“Aangaande het incident met roltrap RT053 (equipmentnummer: 10255562) op 12 augustus 2013 informeer ik u als volgt;
Constatering: [de passagier] zou zijn aangekomen met vlucht OR676 op 12 augustus 2013 omstreeks 24:00 uur en zou vanuit de passagiersbrug gate D85 een omhoog draaiende roltrap hebben betreden, welke beweerdelijk plotseling stopte en in de tegenovergestelde richting begon te draaien. Vervolgens zou zij EHBO behandeling van haar knie hebben gekregen. RT053, welke zich bij Gate D85 bevindt, is uitgelegd om zowel opwaarts als neerwaarts te kunnen draaien. Naar aanleiding van bovengenoemd incident heeft KONE in de persoon van een monteur en een productdeskundige betreffende roltrap in december 2013 onderzocht. Er is getracht het incident te reproduceren, dit is niet gelukt. Het is technisch onmogelijk gebleken dat een roltrap van draairichting verandert tijdens normaal bedrijf. Dit wil zeggen dat wanneer een roltrap in opgaande richting in bedrijf is, deze niet zonder tussenpozen van een aantal minuten van richting kan veranderen. De roltrap waar het incident op heeft plaatsgevonden is een roltrap welke geschikt is voor 2 draairichtingen. Indien de roltrap naar verloop van tijd bv opwaarts heeft gedraaid zonder personen aanbod zal deze stoppen met draaien en gedurende een x aantal minuten wachten om te worden vrijgegeven voor beide richtingen. Dit wordt duidelijk weergegeven in de zuil naast de roltrap dmv een display (bij zowel de op als de afstap). In dit display wordt ook duidelijk weergegeven dat de roltrap nog niet geschikt is voor gebruik.
Indien een persoon dan toch de roltrap betreedt zal deze eerst in tegengestelde richting gaan draaien, dit is volgens de wetgeving “machine richtlijnen” toegestaan.
(…)
(…)
Duidelijk is te zien dat de roltrap van afstand is gestart op 12-8-2013 om 23:06, de eerst volgende melding is op 13-8-2016 om 2:46.
Er wordt aangegeven dat de roltrap in opwaarts richting stopte en daarna neerwaarts ging draaien.
Technisch gezien is dit onmogelijk omdat de roltrap automatisch altijd opwaarts start na het stilvallen, dit is bij deze roltrap uitgetest destijds en nogmaals dd 25-3 -2016.”
2.4.
Bij brief van 25 oktober 2016 heeft de raadsman van Schiphol aan KONE onder meer het volgende geschreven:
“Tegelijkertijd bevat de overeenkomst tussen SNBV en KONE d.d. 2011-2015 (overeenkomst 00002068) een vrijwaringsbepaling, op basis waarvan KONE SNBV dient te vrijwaren voor alle schade die SNBV en/of derden lijden als gevolg van door KONE verrichte werkzaamheden of geleverde zaken. Gelet op artikel 3 van het Programma van Eisen (PvE) valt roltrap 53 onder de assetlijst. Het is KONE’s taak om deze en andere roltrappen te beheren en om passagiers veilig en comfortabel te vervoeren. Nu het slachtoffer betoogt dat de roltrap niet goed werkte en zelfs een gevaarlijke, onveilige situatie zou hebben opgeleverd, kan – mits de bewering van het slachtoffer juist blijkt te zijn – gesteld worden dat er sprake is van een tekortkoming aan de zijde van KONE, waarvoor zij Schiphol dient te vrijwaren.
(…)
De enige partij die op basis van technische gegevens de beweringen van het slachtoffer kan weerleggen is KONE. Daarom lijkt het mij zinvol om de mogelijkheden te verkennen waarlangs (de verzekeraar van) KONE de verdere behandeling van deze claim van SNBV overneemt en samen met de advocaat van het slachtoffer onderzoek gaat verrichten naar de werkelijke toedracht van de valpartij.”
2.5.
Tussen Schiphol en KONE heeft overleg plaatsgevonden over het overnemen van de behandeling van de claim van de passagier door KONE. Hierover is geen overeenstemming bereikt.
2.6.
De passagier begrootte haar schade op € 115.000,-. Schiphol heeft de claim aanvankelijk afgewezen, met verwijzing naar de bevindingen van KONE. Later heeft Schiphol een schikking getroffen met de passagier, die inhield dat zij geen aansprakelijkheid erkende en dat zij de passagier tegen finale kwijting een bedrag van € 56.000 betaalde.
3Het geschil
3.1.
Schiphol vordert samengevat – veroordeling van KONE tot nakoming van de Vrijwaring zoals deze is opgenomen in het contract tussen Schiphol en KONE, zodat KONE Schiphol moet vrijwaren voor de volledige schade die zij heeft geleden naar aanleiding van de Claim van de Passagier, zijnde EUR 113.047,88, althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, met veroordelen van KONE in de wettelijke handelsrente en de kosten van dit geding, inclusief de nakosten. een en ander, voor zover de wet het toelaat, uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
Het gevorderde bestaat uit het schikkingsbedrag van € 56.000 en uit juridische kosten tot een bedrag van € 57.047,88.
3.3.
Schiphol baseert haar eis op de onder 2.1 geciteerde aansprakelijkheids- en vrijwaringsclausule en stelt dat nu de passagier schade heeft geleden op de roltrap, KONE haar voor de aanspraken van de passagier moet vrijwaren.
Vanwege de Aansprakelijkheidsclausule en de Vrijwaring in de Overeenkomst heeft Schiphol er bij KONE op aangedrongen dat zij de afhandeling van de claim van de passagier op zich zou nemen. KONE heeft dat echter geweigerd.
Omdat het door de passagier geclaimde schadebedrag in geen verhouding stond tot de kosten van het voeren van een langdurige en kostbare procedure waarin elkaar tegensprekende bewijsmiddelen zouden moeten worden afgewogen, heeft Schiphol besloten om de schade naar eigen inzicht met de passagier af te handelen.
3.4.
Volgens Schiphol maken de tekst van de overeenkomst en de bedoeling van
partijen duidelijk dat de integrale verantwoordelijkheden, risico’s en bevoegdheden met betrekking tot de door KONE verrichte werkzaamheden en de door haar geleverde zaken zoals roltrap RT53 – zo volledig en optimaal mogelijk aan KONE werden uitbesteed.
3.5.
Schiphol stelt dat de aansprakelijkheidsclausule inhoudt dat KONE aansprakelijkheid aanvaardt voor alle schade die door Schiphol of door derden wordt geleden en die het gevolg is van werkzaamheden die op grond van de overeenkomst worden verricht. Dit ziet op zowel directe als indirecte schade. Met de vrijwaring vrijwaart KONE Schiphol daarnaast expliciet voor aanspraken van derden in verband met de uitvoering van de Overeenkomst. KONE vrijwaart Schiphol hiermee dus van alle schade en kosten die ontstaan als gevolg van een claim van een derde. Daarbij is het volgens Schiphol niet van belang of aansprakelijkheid is komen vast te staan of niet. Desgevraagd heeft zij ter zitting verklaard dat zowel gegronde als ongegronde aanspraken van derden moeten worden vergoed door KONE. De claim van de Passagier is een aanspraak die is ontstaan gedurende de uitbesteding, en aldus in verband met de uitvoering van de Overeenkomst.
KONE moet Schiphol vrijwaren voor alle schade die zij heeft geleden: zowel het schikkingsbedrag, als de indirecte kosten, zoals kosten van juridische bijstand.
De ratio achter de Overeenkomst is dat Schiphol er bij dergelijke claims tussenuit dient te vallen, aldus Schiphol.
3.6.
KONE voert verweer, zij stelt dat zij Schiphol slechts hoeft te vrijwaren wanneer is komen vast te staan dat de roltrap RT53 een gebrek vertoont. Dat is echter niet komen vast te staan. Uit het onder 2.3 aangehaalde onderzoek blijkt dat niet is gebleken dat de roltrap een gebrek heeft vertoond. KONE betwist ook dat de door de passagier gestelde toedracht van het incident juist is. Zolang niet vast staat dat de roltrap een gebrek vertoonde, wordt de vrijwaring volgens KONE niet ‘getriggerd’ en moet Schiphol de zaak met de passagier zelf oplossen.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
4.1.
Partijen zijn het er over eens dat de wederzijdse verplichtingen indien een derde stelt schade te hebben geleden afhangen van de uitleg van de tussen hen overeengekomen bepalingen 41.2 en 41.4 zoals geciteerd onder 2.1. Over die uitleg en over de uitlegmaatstaf verschillen zij van mening. Schiphol meent dat een ‘voorshands taalkundige uitleg’ moet worden gevolgd, volgens KONE is dat niet juist omdat over de overeenkomst in het geheel niet is onderhandeld en geldt de Haviltexmaatstaf.
4.2.
In het Haviltex-arrest1 oordeelde de Hoge Raad dat bij de uitleg van een overeenkomst niet alleen moet worden gelet op de tekst daarvan, maar ook op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan wat zij zijn overeengekomen mochten toekennen en op wat zij gezien hun wederzijdse verklaringen en gedragingen op grond van de overeenkomst redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan onder meer van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van die partijen kan worden verwacht.
In dit geval gaat het om twee grote bedrijven, die na een Europese aanbesteding een gedetailleerd contract hebben gesloten waarmee een aanzienlijk financieel belang is gemoeid. Die omstandigheden leiden er toe dat aan de bewoordingen van de overeenkomst een groot gewicht mag worden gehecht, al sluit dat niet uit dat de overige omstandigheden tot een andere uitleg kunnen leiden.
4.3.
Partijen zijn het oneens over de taalkundige uitleg van de aansprakelijkheidsbepaling. Schiphol wijst er op dat in artikel 41.2 het woord ‘tekortkoming’ tussen haakjes staat. Volgens Schiphol worden in geschreven taal haakjes gebruikt om een gedeelte van een zin die – meestal – niet essentieel voor de rest van het verhaal is af te zonderen. Met andere woorden, indien een gedeelte tussen haakjes is gezet, moet de zin zonder het stuk tussen haakjes te lezen zijn en kan het stuk tussen de haakjes feitelijk worden weggedacht. Indien het expliciet de bedoeling van partijen was geweest dat een tekortkoming essentieel was geweest voor het intreden van de aansprakelijkheid van KONE, dan hadden zij dit niet tussen haakjes gezet. Nu de schade is ontstaan terwijl KONE de onderhouds- en beheertaken uitvoerde, is KONE op grond van de aansprakelijkheidsclausule aansprakelijk voor de ontstane schade, aldus Schiphol.
4.4.
KONE betwist deze taalkundige uitleg. Als de door Schiphol ingeschakelde opsteller van het contract werkelijk voor ogen had dat het bestaan van een tekortkoming in de werkzaamheden (of een gebrek aan de geleverde zaken) géén noodzakelijke voorwaarde zou zijn voor het ontstaan van aansprakelijkheid, zou de opsteller van het contract die woorden wel geheel hebben weggelaten. Ronde haakjes worden niet alleen gebruikt om een gedeelte van een zin af te zonderen dat – meestal – niet essentieel is voor de rest van het verhaal (zoals Schiphol stelt), maar zij worden in de Nederlandse taal bijvoorbeeld ook veelal gebruikt voor een verklaring of toevoeging.
4.5.
Bovendien stelt KONE dat er een causaal verband moet bestaan tussen de schade die Schiphol of een derde lijdt enerzijds en de werkzaamheden die door KONE worden verricht of gebreken aan de goederen die door KONE werden geleverd anderzijds.
De dagvaarding is op dit punt volgens KONE tegenstrijdig. Enerzijds zegt Schiphol (volgens KONE terecht) dat KONE aansprakelijk is voor “schade als gevolg van de onderhoud- en beheertaak van KONE”, anderzijds stelt zij dat KONE aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan “tijdens het uitoefenen van het beheer en van de genoemde verantwoordelijkheid en daarmee als gevolg daarvan”. Volgens KONE wordt in deze laatste redenering gelijktijdigheid ten onrechte voorgesteld als causaal verband. Het enkele feit dat iemand een claim instelt tijdens de looptijd van de Overeenkomst, betekent nog niet dat deze claim het gevolg is van de uitvoering daarvan, aldus KONE.
4.6.
De rechtbank acht de betekenis van de woorden tussen haakjes in artikel 42.2 niet doorslaggevend. Ook als in dit geval de woorden “tekortkoming in” worden weggedacht, bestaat volgens artikel 41.2 van de tussen partijen gesloten overeenkomst alleen aansprakelijkheid voor schade “als gevolg van” de op grond van deze overeenkomst verrichte werkzaamheden of geleverde zaken en/of het handelen of nalaten van Opdrachtnemer, dan wel zijn personeel of door hem ingeschakelde derden.
KONE voert dan ook terecht aan dat er een causaal verband vereist is tussen de verrichte werkzaamheden of geleverde zaken en de door een derde geleden schade. Dat verband bestaat slechts als de schade door die werkzaamheden of geleverde zaken is veroorzaakt. Dat impliceert een tekortkoming. Het enkele feit dat een derde schade stelt te hebben geleden gedurende de looptijd van de overeenkomst is dus onvoldoende voor aansprakelijkheid. Anders gezegd: alleen een gegronde claim van een derde leidt tot aansprakelijkheid.
4.7.
Vervolgens is de vraag hoe de vrijwaringsclausule moet worden uitgelegd. Ook in de vrijwaringsclausule wordt een verband geëist.
“Opdrachtnemer vrijwaart SNBV tegen alle aanspraken van derden in verband met de uitvoering van deze Overeenkomst.”
Daarbij is kennelijk met “aanspraken van derden” bedoeld aanspraken tot vergoeding van schade zoals bedoeld in artikel 41.2. Dat betekent dat onder
“aanspraken van derden in verband met de uitvoering van deze Overeenkomst” moet worden verstaan:
aanspraken van derden tot vergoeding van schade als gevolg van de op grond van deze overeenkomst verrichte werkzaamheden of geleverde zaken en/of het handelen of nalaten van Opdrachtnemer, dan wel zijn personeel of door hem ingeschakelde derden.
Dit leidt tot de conclusie dat ook voor de vrijwaring geldt dat deze alleen gegronde claims betreft.
4.8.
Nu de door Schiphol verdedigde taalkundige uitleg van de aansprakelijkheids- en vrijwaringsclausule (die inhoudt dat hieronder zowel gegronde als ongegronde claims vallen) niet juist is, is de vraag of de overige in het kader van de Haviltex-uitleg relevante omstandigheden tot een ander oordeel leiden. Schiphol heeft zich daarbij beroepen op het doel van de overeenkomst, namelijk om de verantwoordelijkheden en risico’s ten aanzien van haar Assets – zoals de roltrap RT53 – uit te besteden aan KONE.
In de processtukken heeft Schiphol het standpunt ingenomen dat het in strijd zou zijn met de uitbestedingsintentie van Schiphol als zij een aanspraak van een derde ten aanzien van de Assets – zoals de roltrap RT53 – zelf zou moeten afhandelen. Ter zitting heeft Schiphol evenwel erkend dat de tussen Schiphol en KONE gesloten overeenkomst geen verplichting van KONE bevat om claims van derden in behandeling te nemen. Kone stelt dat zij daartoe bereid was, Schiphol stelt dat zij dat steeds heeft geweigerd. Maar omdat er geen verplichting was voor KONE om de behandeling over te nemen is ook niet van belang of zij dat al dan niet geweigerd heeft.
4.9.
Dat betekent dat de vraag is of uit de uitbestedingsgedachte voortvloeit dat de kosten die Schiphol maakt bij de behandeling van een claim altijd op grond van de vrijwaringsbepaling voor rekening van KONE kunnen worden gebracht.
4.10.
Dat is niet het geval. Een dergelijke ruime uitleg komt er in wezen op neer dat elke claim waarin wordt gerefereerd aan door KONE beheerde assets, voor rekening van KONE zou komen, of deze claim nu gegrond is of niet. Niet is in te zien dat dit noodzakelijk uit de uitbestedingsgedachte voortvloeit. Het gaat daarbij immers zoals Schiphol ook zelf stelt om “de verantwoordelijkheden en risico’s” met betrekking tot de Assets; die woorden impliceren dat het moet gaan om enige vorm van tekortkoming in de sfeer van KONE (of een op KONE rustende wettelijke risicoaansprakelijkheid), hetgeen bij een ongegronde claim niet het geval is.
Een verplichting tot claimbehandeling zou wel kunnen passen bij de uitbestedingsgedachte, maar niet in geschil is dat die tussen partijen niet is overeengekomen.
4.11.
De conclusie is dat KONE terecht stelt dat zij Schiphol slechts hoeft te vrijwaren wanneer is komen vast te staan dat de roltrap RT53 een gebrek vertoont.
4.12.
De rechtbank merkt hierbij op dat de hierboven gegeven uitleg van de aansprakelijkheids- en vrijwaringsbepaling ook overeenstemt met de uitleg die Schiphol zelf daar aanvankelijk aan heeft gegeven, zoals blijkt uit de onder 2.4 aangehaalde brief. In die brief gaat Schiphol er vanuit dat de juistheid van de beweringen van het slachtoffer moet komen vast te staan en dat dan sprake is van een tekortkoming aan de zijde van KONE, waarvoor zij Schiphol dient te vrijwaren. Met andere woorden: aanvankelijk ging ook Schiphol ervan uit dat de vrijwaring alleen gegronde claims betrof.
4.13.
Schiphol heeft zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat de aanspraak van de passagier niet gegrond was, maar is later alsnog een schikking aangegaan.
KONE heeft steeds betwist dat de roltrap gebrekkig was en heeft de gegrondheid van de aanspraak van de passagier daarom betwist. In dit geding heeft Schiphol het betoog van KONE zoals weergegeven onder 2.3 niet gemotiveerd betwist. Er moet daarom in dit geding vanuit worden gegaan dat de aanspraak ongegrond was.
4.14.
Nu niet is gebleken van een gegronde aanspraak van de passagier op Schiphol en volgens de hierboven gegeven uitleg de aansprakelijkheidsclausule en de vrijwaringsclausule alleen betrekking hebben op gegronde vorderingen van derden, zal de vordering van Schiphol moeten worden afgewezen. Hetgeen partijen verder hebben aangevoerd behoeft geen bespreking.
4.15.
Schiphol zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van KONE worden begroot op:
– griffierecht 4.131,00
– salaris advocaat 3.540,00 (2,0 punten × tarief € 1.770)
Totaal € 7.671,00
De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
5De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Schiphol in de proceskosten, aan de zijde van KONE tot op heden begroot op € 7.671,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.3.
veroordeelt Schiphol in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 167,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Schiphol niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2021.2
1HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158; NJ 1981/635 m.nt. CJHB.
2type: RHCJ coll: