Rb: tussentijds hoger tegen deelgeschilprocedure toegestaan
Eiseres verzoekt de rechtbank verlof te verlenen om tussentijds hoger beroep in te stellen tegen beschikking in deelgeschilprocedure. In de deelgeschilprocedure oordeelde de rechter dat de val van eiseres over een mat op de kermis een ongelukkige samenloop van omstandigheden was. De rechtbank staat het tussentijds hoger beroep toe.
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
04-11-2020
Datum publicatie
16-11-2020
Zaaknummer
C/16/508735 / HA ZA 20-574
Rechtsgebieden
Burgerlijk procesrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Artikel 1019 cc lid 3 Rv. Tussentijds hoger beroep van een beschikking in een deelgeschil.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/508735 / HA ZA 20-574
Vonnis van 4 november 2020
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. F.J. Straathof te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
- de naamloze vennootschap
NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ,
gevestigd te Den Haag,
gedaagden,
advocaat mr. A.K. Sjouw te ‘s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde sub 1] genoemd worden.
1 De procedure
1.1.
[eiseres] heeft een vordering ingesteld tegen [gedaagde sub 1] met een dagvaarding. In de dagvaarding heeft zij de rechtbank verzocht verlof te verlenen om tussentijds hoger beroep in te stellen tegen de beschikking van 10 juni 2020 van deze rechtbank in de deelgeschilprocedure met rekestnummer C/16/497218 / HA RK 20-34 (hierna: het deelgeschil). [gedaagde sub 1] heeft aangegeven dat zij zich voor dit verzoek refereert aan het oordeel van de rechtbank.
1.2.
De rechtbank heeft bepaald dat vonnis wordt gewezen
2 De overwegingen
2.1.
[eiseres] is op 29 april 2018 gevallen. Op die dag had [gedaagde sub 1] kabels gelegd voor de elektriciteitsvoorziening van de plaatselijke kermis en deze kabels afgedekt met een rubberen mat. Volgens [eiseres] is zij gevallen toen ze op de mat stapte, die spekglad was geworden door de regen. In het deelgeschil heeft [eiseres] de rechtbank verzocht om te bepalen dat [gedaagde sub 1] en haar aansprakelijkheidsverzekeraar Nationale Nederlanden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gevolgen van haar val, omdat door het gebruik van een ondeugdelijke mat een gevaarlijke situatie was ontstaan.
2.2.
De rechtbank heeft in de beschikking van 10 juni 2020 geoordeeld dat [gedaagde sub 1] niet aansprakelijk is voor de val van [eiseres] , maar dat sprake was van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Met dit oordeel heeft de rechtbank een beslissing gegeven over de materiële rechtsverhouding tussen partijen, zoals bedoeld in artikel 1019cc lid 1 Rv. Deze beslissing is uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven in de zin van laatstgenoemd artikel. Tegen deze beslissing kan daarom op grond van artikel 1019cc lid 3 Rv onder a, na toestemming van de rechter in de bodemprocedure, hoger beroep worden ingesteld als van een tussenvonnis.
2.3.
In de dagvaarding heeft [eiseres] uiteengezet om welke reden de beslissing in de beschikking onjuist is. Nu niet is gesteld of gebleken dat – kort gezegd – sprake is van nieuwe feiten of een juridische misslag op grond waarvan de (bodem)rechter terug zou kunnen komen van de in het deelgeschil gegeven beslissing, is de (bodem)rechter gebonden aan die beslissing. De mogelijkheid bestaat dat het gerechtshof over dit geschil een andere beslissing neemt. De rechtbank ziet hierin en om redenen van proceseconomische aard aanleiding tussentijds hoger beroep toe te staan van de beschikking.
2.4.
De zaak zal worden aangehouden in afwachting van de procedure in hoger beroep.
3 De beslissing
De rechtbank,
3.1.
staat hoger beroep toe van de op 10 juni 2020 gegeven beschikking met rekestnummer C/16/497218 / HA RK 20-34 in de tussen partijen gevoerde deelgeschilprocedure,
3.2.
bepaalt dat de zaak in afwachting van de procedure in hoger beroep zal worden aangehouden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2020.
type: SM/4183
coll: