Rb: verzoek om voorlopig getuigenverhoor m.b.t. blootstelling aan blubberachtige substantie tijdens detentie toegewezen, geen zwaarwichtige bezwaren
Verzoek tot het horen van medewerkers van penitentiaire inrichting in voorlopig getuigenverhoor. Verzoeker legt aan verzoek ten grondslag dat hij tijdens zijn detentie werkzaamheden heeft moeten verrichten, waarbij hij bij het werken in een reservoir met een blubberachtige substantie buiten bewustzijn is geraakt. Alvorens eventueel een juridische procedure tegen De Staat te starten wenst verzoeker meer duidelijkheid krijgen over de samenstelling van deze blubberachtige substantie. De kantonrechter wijst het verzoek toe. Nu het verzoek voldoet aan de wettelijke vereisten moet het in beginsel worden toegewezen. Dit is slechts anders indien het verzoek in strijd zou zijn met de goede procesorde, de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel wordt misbruikt of het verzoek afstuit op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.
Rb: verzoek om voorlopig getuigenverhoor t.a.v. blootstelling aan blubberachtige substantie tijdens detentie toegewezen, geen zwaarwichtige bezwaren
RBROT 020322 Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor tzv blootstelling aan blubberachtige substantie tijdens detentie toegewezen
ECLI:NL:RBROT:2022:3140
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
02-03-2022
Datum publicatie
28-04-2022
Zaaknummer
9499564 VZ VERZ 21-16451
Rechtsgebieden
Burgerlijk procesrecht
Verbintenissenrecht
Bijzondere kenmerken
Beschikking
Inhoudsindicatie
Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor toegewezen. Geen sprake van verzoek in strijd met de goede procesorde, misbruik van bevoegdheid of enig ander zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 9499564 VZ VERZ 21-16451
uitspraak: 2 maart 2022
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats verzoeker],
verzoeker,
gemachtigde: mr. R.J. Michielsen,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon de Staat der Nederlanden, (Ministerie van Justitie en Veiligheid, meer speciaal de Dienst Justitiële Inrichtingen Penitentiaire Inrichting Rotterdam “De Schie” te Rotterdam,
zetelend te Den Haag,
verweerder,
vertegenwoordiger: [naam 1].
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[verzoeker]’ en ‘De Staat’.
1.Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het verzoekschrift van 18 oktober 2021, met bijlagen;
het verweerschrift, met bijlagen.
De mondelinge behandeling heeft op 2 februari 2022 plaatsgevonden
De beschikking is bepaald op heden.
2.Het geschil
2.1
[verzoeker] verzoekt een voorlopig getuigenverhoor te bevelen en wenst de volgende personen als getuige te laten horen:
–
[naam 2], medewerker arbeid “poedercoaterij” PI De Schie;
–
[naam 3], penitentiair medewerker;
–
[naam 4], General Manager van [naam bedrijf];
–
[naam 5], plv. vestigingsdirecteur PI De Schie.
2.2
[verzoeker] legt aan zijn verzoek het volgende ten grondslag. [verzoeker] heeft tijdens zijn detentie in de PI De Schie te Rotterdam werkzaamheden in opdracht van De Staat moeten verrichten, waarbij hij op 1 november 2017 bij het werken in een reservoir met onbekende substantie buiten bewustzijn is geraakt. [verzoeker] had nadien last van misselijkheid en knie(huid)klachten. Alvorens eventueel een juridische procedure tegen De Staat te starten – strekkende tot vergoeding van de door hem geleden materiële/immateriële schade als gevolg van de blootstelling aan een blubberachtige substantie – wenst [verzoeker] meer duidelijkheid krijgen over de samenstelling van deze blubberachtige substantie.
2.3
De Staat heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor, op welk verweer hierna – voor zover voor de beoordeling van belang – zal worden ingegaan.
3.De beoordeling
3.1
Uitgangspunt is dat de kantonrechter in beginsel een getuigenverhoor beveelt als een belanghebbende of -in het geval van een reeds aanhangig geschil- één der partijen dit verzoekt, en het bewijs door getuigen is toegelaten.
3.2
Nu het verzoek van [verzoeker] voldoet aan de wettelijke vereisten moet het in beginsel worden toegewezen. Dit is slechts anders indien het verzoek in strijd zou zijn met de goede procesorde, de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel wordt misbruikt of het verzoek afstuit op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Verder geldt dat een verzoeker zonder voldoende belang geen bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te verzoeken toekomt (artikel 3:303 Burgerlijk Wetboek).
3.3
De Staat meent dat [verzoeker] geen belang heeft bij zijn verzoek. Allereerst omdat De Staat ruim twee jaar na het aan [verzoeker] betaalde voorschot – in afwachting van een eventuele onderbouwing van het causale verband tussen het incident en het knieletsel – niets meer van de gemachtigde van [verzoeker] heeft vernomen. Het is ook de vraag of na zoveel tijd een zinvol getuigenverhoor nog mogelijk is. Daarnaast betwijfelt De Staat dat het voorlopig getuigenverhoor over de samenstelling van het slib meer informatie geeft over de causaliteit tussen het incident en het knieletsel van [verzoeker]. [verzoeker] stelt echter dat hij met het voorlopig getuigenverhoor enkel duidelijkheid wil verkrijgen over de samenstelling van de substantie. Die duidelijkheid kan hem helpen bij het bepalen van zijn positie rond eventuele aansprakelijkstelling. De kantonrechter oordeelt dat hieruit voldoende een belang van [verzoeker] blijkt. Het standpunt dat [verzoeker] geen belang heeft bij zijn verzoek acht de kantonrechter daarom niet juist en wordt verworpen. Niet is gebleken dat [verzoeker] om andere redenen geen belang zou hebben of dat één van de andere afwijzingsgronden zoals in punt 3.2 vermeld, zich hier voordoet.
3.4
Ten aanzien van de voorgestelde getuigen door [verzoeker] voert De Staat aan dat enkel [naam 2] kan worden opgeroepen als getuige, omdat hij de enige is die daadwerkelijk aanwezig was bij het incident en hij zelf ook in het vat met het slib is geweest, voorafgaand aan [verzoeker]. [verzoeker] stelt daarentegen dat hij ook belang heeft bij het oproepen van de overige getuigen. Gelet op het verzoek van [verzoeker] ziet de kantonrechter geen aanleiding om het getuigenverhoor te beperken tot bepaalde getuigen.
3.5
Gelet op het bovenstaande wordt het verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor toegewezen.
4.De beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek toe;
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 21 maart 2022 om 13.30 uur voor het opgeven door [verzoeker] van de te horen getuigen en het opgeven door beide partijen van verhinderdata;
bepaalt dat [verzoeker] de verhinderdata van alle betrokkenen, inclusief de getuigen, voor de maanden mei tot en met juli 2022 moet opgeven;
bepaalt dat De Staat de verhinderdata van zijn zijde voor de bovengenoemde maanden eveneens moet opgeven;
bepaalt dat partijen de bovenbedoelde opgave ook bij akte mogen insturen, te ontvangen door de griffie uiterlijk de dag voorafgaand aan voornoemde rolzitting, om 12.00 uur;
bepaalt dat een getuigenverhoor wordt gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100 in Rotterdam ten overstaan van de kantonrechter die deze beschikking wijst.
Deze beschikking is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236