Rb: werkgeversaansprakelijkheid, gewrichtsklachten niet in uitoefening werkzaamheden ontstaan

Samenvatting:

Werkneemster (schoonmaakster) raakt arbeidsongeschikt door gewrichtsklachten in de polsen, de nek, de rug en benen en stelt werkgever aansprakelijk. De rechtbank oordeelt dat werkneemster onvoldoende heeft aangetoond dat zij schade heeft geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden. Voor zover kan worden uitgegaan van de door de werknemer geschetste feiten en omstandigheden, kan niettemin worden vastgesteld dat er een directe relatie is tussen het ontstaan/verergeren en het voorbestaan van de door de werknemer gestelde klachten en de bij de werkgever verrichte werkzaamheden. (vervolg)

Vervolg samenvatting:
Aan de rapportage van de deskundige wordt echter voorbijgegaan, aangezien de deskundige zijn oordeel mede heeft gebaseerd op niet rechtens vaststaande feiten en omstandigheden. In de overige medische stukken wordt geen relatie gelegd tussen de klachten en de werkzaamheden, aldus de rechtbank.
(met dank aan mr Sanne Rutten van Dirkzwager voor de samenvatting)

 Volledige uitspraak:

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Kanton – Locatie Oost Gelre
Zaaknummer: 443434 CV 11-784

vonnis d.d. 14 november 2011 van de kantonrechter

in de zaak van:

[Benadeelde]
wonende [Woonplaats],
eiseres, hierna te noemen “[Benadeelde]”,
gemachtigde: mr. P.B. Bodamèr,

Tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ISS Nederland
statutair gevestigd te Utrecht,
gedaagde, hierna te noemen “ISS”
gemachtigde: mr. H.M. Kruitwagen.

Het verdere procesverloop
Dit blijkt uit:
– het tussenvonnis d.d. 11 juli 2011;
– de op 6 september 2011 gehouden comparitie van partijen waarvan aantekening is gehouden door de griffier:
– de brieven van de gemachtigden van partijen.
Hierna is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 [Benadeelde] is vanaf 1998 in dienst geweest bij Schoonmaakbedrijf EW (hierna: EVV), dat schoonmaakwerkzaamheden verrichtte in Jongerenhuis Harreveld (hierna: Harreveld). [Benadeelde] heeft vanaf die tijd op dezelfde locatie gewerkt, totdat de werkzaamheden per 1 oktober 2005 werden overgenomen door ISS. Met ingang van die datum is [Benadeelde] bij ISS in dienst getreden voor € 28,63 uur per week.
2.2 EW besteedde ongeveer 170 tot 200 uren per week aan schoonmaakactiviteiten bij Harreveld. Het werkplan dat ISS met Harreveld is overeengekomen, voorzag in 78 schoonmaakuren.
2.3 Op 12 mei 2006 heeft [Benadeelde] zich ziek gemeld, waarna zij het werk heeft hervat op 29 mei 2006. Op deze dag is door ISS aan het CWI toestemming gevraagd de arbeidsovereenkomst op te zeggen wegens bedrijfseconomische redenen. Een dag later heeft [Benadeelde] zich wederom ziek gemeld, in verband met gewrichtsklachten. De toestemming is door het CWI verleend, waarna [Benadeelde] per 16 oktober 2006 is ontslagen.

2.4 In een brief van reumatoloog P.J.H. Lanting aan de huisarts van [Benadeelde] d.d. 28 maart 2007 is onder meer het volgende vermeld:
Anamnese : al een jaar of 7 tot 8 hinder van de DIP gewrichten bdz. die pijnlijk en knokkelig zijn. Sinds oktober 2005 ook hinder van de polsen en de MCP gewrichten. Ze heeft het gevoel dat de polsen ook wat voller zijn en ze heeft ook last van de schouders. Ze werkt in de schoonmaak. Aanvankelijk kon zij dit goed volhouden maar nu bij het opvoeren van de werkdruk lukt het haar niet meer en ze is nu al langere tijd in de ziektewet. (…)
Er komt arthrose in de familie voor.
(…)
Conclusie:
1 . Arthralgieen op basis van evidente poly-articulaire arthrose met noduli van Heberden en in mindere mate noduli van Bouchard. Anamnestisch zijn er ook zwellingen van de polsen geweest maar nu bij onderzoek is dit niet meer aanwezig. Mogelijk is hier sprake geweest van secundaire synovitisverschijnselen bij de arthrose.
2. rugklachten (…)
3. aspecifieke spierklachten, dit ook in relatie met een hoge werkdruk.
(…
)”
2.5 Medisch adviseur en verzekeringsarts J.F.G. Wolthuis heeft op verzoek van de (voormalig) gemachtigde van [Benadeelde] op 11 februari 2008 onder meer het volgende gerapporteerd:
“(…)
BESCHOUWING:
Uit de beschikbare stukken blijkt overduidelijk dat hier medio/najaar 2005 sprake is van het opvoeren van de werkdruk met zo’n 60% (f).
Geheel los van de arbeidsrechterlijke kwalificatie hiervan is er dus sprake van een zeer forse werkdrukverhoging in werkzaamheden, schoonmaak, waarvan een ieder weet dat dit fysiek belastend is, zeker onder die omstandigheden.
Betrokkene was voor de ziekmelding weliswaar bekend met enige rugklachten en ook met een vorm van slijtage aan enige (met name hand)gewrichten doch ze kon daar haar werkzaamheden altijd prima mee uit voeren.
Het behoeft geen enkel betoog dat een werkdruktoename van 60% als directe oorzaak voor de forse klachtentoename van begin 2006 aangemerkt moet worden.
(…)
Ik ben er van overtuigd dat de directe aanleiding voor de klachtentoename en van de beperkingen de verhoogde werkdruk was: niet alleen het klachtenverloop wijst in die richting, maar de werkdruk is bij zowel huisarts als ook bij de reumatoloog als relevant punt aan de orde geweest.
Het is volstrekt aannemelijk dat de pijnklachten forser waren en langer aanhielden dan bij volstrekt "normale" gewrichten. Het is niet verbazingwekkend dat het herstel dan ook langer dan gebruikelijk op zich heeft laten wachten.
De situatie vanwege de gewrichten is dus in elk geval tot medio 20071 toen het geheel redelijk ‘Hot rust” leek te zijn gekomen (spierpijn) aan de overmatige belasting in de werksituatie toe te schrijven.
(…)
De vraag is dan of er ook sprake is van een blijvend verband tussen de overmatige werkbelasting en de nadien (2007) blijkbaar ook nog aanhoudende gewrichtsklachten.
Overwogen moet dan worden dat slijtage op zich niet snel pijnlijk is doch hoort bij ‘‘natuurlijke veroudering”. Pas bij forse slijtage dan wel op hogere leeftijd ontstaan pijnklachten.
Op enig moment zouden er zonder overbelasting dus mogelijk ook wel pijnklachten zijn ontstaan doch het is een wel haast onmogelijke opgave om aan te geven op welk moment dat zonder overbelasting zou zijn geweest.

CONCLUSIE(S)/ADVIES :
(…)
1. Er is dus sprake van een beeld wat in feite als “getraumatiseerde arthrose” is aan te merken en waardoor betrokkene vanaf mei 2006 is ziek gemeld. Er is wel enig herstel opgetreden tot medio 2007, maar de situatie van voorheen is niet meer bereikt.
2. Het is zeer waarschijnlijk dat e.e.a. is geluxeerd door de forse werkdruktoename in fysiek zwaar werk.”
2.6 In de rapportage van de arbeidsdeskundige d.d. 17 april 2008, op gemaakt in het kader van de WIA per eerste dag na het vervullen van de wachttijd op 27 mei 2008, is onder meer vermeld dat [Benadeelde] ongeschikt is voor het werk van interieurverzorgster. Zij is ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse <35%.
2.7 De aansprakelijkheidsverzekeraar van ISS, RSA Nederland, heeft het expertisebureau Cordaet verzocht een toedrachtonderzoek in te stellen. Cordaet heeft ter zake op 23 september 2008 gerapporteerd. In het rapport is onder meer vermeld:
“VIS IE VERZ EKE RDE
(…)
Overigens hanteert verzekerde bepaalde normen en calculatiemodellen die in de branche gebruikelijk zijn. Dat het nieuwe werkprogramma in minder uren moest gebeuren, heeft volgens verzekerde echter niet te maken met de normen of de calculatie, maar met het feit dat het aantal werkzaamheden simpelweg behoorlijk werd verminderd in opdracht van de jongereninstelling.
(…)
Dat de overname van de werkzaamheden zo moeizaam is gegaan, wijdt verzekerde aan het feit dat de schoonmakers niet veranderingsgezind en flexibel waren en nogal verknocht aan het oude werk en de manier waarop dat werd ingevuld. In het oude programma was waarschijnlijk ook veel wachttijd ingevuld en was er ruimte voor veel contact met de cliënten van het jongerenhuis.
(…)
Alle schoonmaakwerkzaamheden worden nog steeds gedaan door mensen die van EW zijn overgenomen. Er is nauwelijks sprake van ziekteverzuim en zowel werknemers als opdrachtgever zijn tevreden volgens verzekerde.
(…)

Over de werkbelasting deelt verzekerde mee dat de wederpartij feitelijk niet meer heeft gewerkt dan zij bij EW altijd heeft gedaan. Door de geschetste omstandigheden heeft wederpartij eerst haar oorspronkelijke werk op dezelfde manier kunnen voortzetten, waarna er gedurende een maandenlange periode sprake was van instructie, aanpassing en het langzaam gaan werken volgens het nieuwe werkplan. Hoewel het nieuwe werkplan voorziet in een minder aantal uren, hebben de medewerkers nog vrij lang het oorspronkelijke aantal uren gewerkt en betaald gekregen om langzaam aan de situatie te kunnen wennen.
Voor zover verzekerde bekend is, heeft wederpartij in de korte periode dat zij voor ISS heeft gewerkt nooit geklaagd over fysieke problemen ten gevolge van het werk. Ook zijn er geen andere werknemers die fysieke klachten hebben gemeld bij de overname van het werk of daarna. (…)
Uit de dossiergegevens blijkt dat wederpartij mogelijk gewrichtsklachten heeft ten gevolge van artrose. Artrose duidt op een slijtageverschijnsel dat uiteraard niet plotseling ontstaat. Het lijkt moeilijk voorstelbaar dat wederpartij artrose heeft opgelopen in de korte periode dat zij bij ISS heeft gewerkt, namelijk van 1 oktober 2005 tot I mei 2006. Wederpartij heeft in deze periode in principe hetzelfde werk gedaan als alle jaren daarvoor en heeft ook de ingekorte werkzaamheden in eerste instantie nog op basis van het oorspronkelijke aantal uren kunnen doen. (…)”
2.8 Op 16 december 2008 heeft verzekeringsarts M. Tolsma in haar medisch advies onder meer het volgende vermeld:
“(…)
Overwegingen:
1. (…) Een objectieve inventarisatie van werkzaamheden en taken, alsmede hun arbeidsdeskundige belasting, geobjectiveerd middels bv de NlOSH-methode, ontbreekt hier (…) volledig.
De conclusie, dat er sprake zou zijn geweest van een extreme verhoging van de werkdruk lijkt dan ook vooral te zijn gebaseerd op de subjectieve mening van betrokkene m.b.t. dit punt.
2. opvallend is ook dat de bedrijfsarts in zijn notities of brieven geen enkele keer een relatie legt tussen de klachten en het werk dan wel melding maakt van een veranderde werkdruk,
3. uit het huisartsdossier blijkt dat er geen sprake is van een blanco voorgeschiedenis; betrokkene heeft sedert haar 18e jaar last van rugklachten, in 2000 werd er reeds slijtage in de beide handen aangetoond. Slijtage is een natuurlijk proces dat niet verdwijnt, wel geleidelijk progressief is in de loop van de tijd.
4. overigens kan ik in de stukken nergens terugvinden dut deze reeds aanwezige slijtage is toegenomen na 2005; ook hier berust de constatering van een toename puur op het gegeven dat betrokkene meer klachten aangeeft. Objectief medisch worden er eigenlijk geen veranderingen, zoals een toename van noduli of zwelling of van de röntgenologische afwijkingen, beschreven.
Advies:
(…)
4. op 30-05-06 meldt betrokkene zich ziek vanwege gewrichts- en spierklachten, ze wordt dan begeleid door de bedrijfsarts die geen relatie tussen de klachten en het werk legt, evenmin een melding doet in het kader van een beroepsgebonden aandoening. Het doel is tot en met september terugkeer in het eigen werk, daar stopt de verslaglegging.
5. in het UWV rapport door de verzekeringsarts staat geen diagnosecode vermeld, of er gecodeerd is als beroepsgerelateerde aandoening kan ik niet beoordelen, maar in de tekst wordt nergens een relatie met het werk gelegd. Wel noteert de VA de mededeling van betrokkene m.b.t. de uitbesteding en de verwachtte verhoogde werkdruk.
(…)
9. verder gaat het in deze casus om arthrose, een natuurlijk verouderingsproces dat blijkbaar al in 2000 gedocumenteerd is. De gebruikelijke progressie van deze aandoening en het feit, dat de klachten na ziekmelding niet verminderen, bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling zijn ze immers nog steeds actueel, pleit overigens tegen een relatie met het werk.
10. mijn collega acht de forse werkdruktoename verantwoordelijk voor een luxatie van de klachten, neemt aan dat het gaat om een getraumatiseerde arthrose.
Op grond van de beschikbare stukken acht ik een relatie met het werk niet aangetoond; mijn argumenten daarvoor gaf ik reeds weer.
11. Samenvattend acht ik een beroepsgerelateerde aandoening niet aangetoond.”
2.9 Wolthuis schrijft in een brief aan de gemachtigde van [Benadeelde] van 25 maart 2009 onder meer:
“(…)

Op het advies van collega Tolsma zou ik als volgt willen reageren:
1. zij wijst er op dat er geen “objectieve inventarisatie van de werkzaamheden en taken alsmede arbeidsdeskundige belasting" beschikbaar is. Ik ben het daar gezien voorgaande zondermeer mee eens. (…)
2. Uit het geheel en ook teruglezend in de eerdere berichten wordt nog wel duidelijk dat de werkelijke belastingtoename vanaf 01-10-05 aanwezig was.
3. (…)

4. Ik heb wel onderkend dat er geen blanco voorgeschiedenis is, maar de degeneratieve afwijkingen en klachten waren niet abnormaal of ernstig en geheel leeftijdsconform. In de situatie zonder forse toename van de belasting was een snelle verslechtering zoals nu na enkele maanden is ontstaan. Mijn collega onderkent dat ook wel in haar 4-e overweging. (…)
5. Ik herhaal dat niet de arthrose op zich werkgerelateerd moet worden geacht, maar wel de traumatisering daarvan ofwel het ontstaan van de pijnklachten door overmatige belasting. Hier moet ik dus wel aan toevoegen dat ik niet 100% zeker weet of er dat er daadwerkelijk een forse toename van de werkdruk is geweest, maar die indruk houd ik wel.
(… )”

2.10 Tolsma heeft in een aanvullend advies van 23 mei 2011 onder meer het volgende vermeld:
“(…)
3. ook geeft hij (Wolthuis, kantonrechter) aan dat een relatie tussen de klachten en een overbelasting op hei werk gezien het tijdspad aannemelijk lijkt, maar er geen duidelijk objectieve onderbouwing is van de werkdruk, wat dit betreft komen onze visies dus overeen.
4. mijn collega geeft verder aan dat er weliswaar geen sprake is van een blanco voorgeschiedenis, maar de pre-existente slijtage niet ernstig was en geheel leeftijdsconform; m.b.t. dit punt ben ik echter een andere mening toegedaan.
De röntgenfoto’s van de handen, waarop de slijtage is vastgesteld, dateren immers uit 2000, betrokkene was toen 48 jaar. Een artrose met gewrichtsspleetversmalling, haakvorming en sclerose past niet bij deze leeftijd en wordt normaliter pas op veel oudere leeftijd gezien.
5. gezien het feit dat er dus al sprake was van een forsere slijtage dan op grond van de leeftijd kon worden verwacht, is het mijns inziens niet geheel onaannemelijk dat ook de progressie forser zou zijn geweest dan gebruikelijk.
(…)”
2. De vordering en het verweer
3.1 [Benadeelde] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. voor recht zal worden verklaard dat ISS aansprakelijk is voor de door [Benadeelde] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade op grond van artikel 7:658 BW wegens het niet voldoen aan zorgplicht jegens haar, welke schade nader zal worden opgemaakt en vereffend volgens de wet;
II. ISS zal worden veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, niet veroordeling van lSS in de kosten van de procedure.
3.2 Zij legt aan haar vordering, bezien tegen de achtergrond van de feiten, het volgende ten grondslag.
Na overname van het project Harreveld door ISS was er sprake van een teruggang van 200 te besteden uren naar 78 te besteden uren, terwijl de oppervlakte van de schoon te maken objecten gelijk bleef en de personele bezetting van 10 naar 3,5 FTE slonk. De werkzaamheden moesten dus in 39% van de tijd worden uitgevoerd. Harreveld bestaat uit diverse locaties en conform de regels moesten de sleutels in het hoofdgebouw worden opgehaald en mochten de sleutels van een ander gebouw eerst worden afgegeven als de andere waren ingeleverd. Omdat de gebouwen niet direct naast elkaar zijn gelegen, is dit een omvangrijke extra tijdsbesteding die niet is ingecalculeerd in de te besteden uren. De werkzaamheden waren dan ook niet uit te voeren in de te besteden tijd. Bovendien waren de materialen waarmee de schoonmaaksters moesten werken, van inferieure kwaliteit. In overleg met ISS is uiteindelijk besloten tot een overgangsperiode van 1 februari 2006 tot 1 mei 2006, waarin de schoonmaakuren geleidelijk werden afgebouwd. Voor [Benadeelde] bleek het onmogelijk de grote toename van de werkzaamheden, het ontbreken van de voorheen wel aanwezige wringers en goede dweilkarren, niet vol te houden. Haar klachten namen stormenderhand toe. De gewrichtsklachten verergerden in de polsen, de nek, rug en benen. Zij moest zich volledig arbeidsongeschikt laten verklaren voor schoonmaakwerkzaamheden. [Benadeelde] kent ernstige lichamelijke beperkingen die volledig dan wel grotendeels zijn veroorzaakt door de zware huishoudelijke werkzaamheden en het niet adequate werkmateriaal, gecombineerd met de extreem hoge werkdruk. De financiële gevolgen voor [Benadeelde] zijn enorm. Buiten het ontstane verlies aan verdienvermogen is [Benadeelde] beperkt in haar eigen huishouding en is sprake van behoefte aan huishoudelijke hulp. Zij heeft een elektrische fiets moeten aanschaffen en zij kan haar hobby niet meer uitoefenen. ISS is als haar werkgever op grond van het bepaalde in artikel 7:658 BW aansprakelijk voor de door haar geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade.
3.3 ISS heeft verweer gevoerd tegen de vordering en geconcludeerd tol afwijzing, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de proceskosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, bij niet-tijdige betaling te vermeerderen met de wettelijke rente. De inhoud van haar verweer zal hieronder waar nodig aan de orde komen.
4. De beoordeling
4.1 Hier wordt vooropgesteld dat op grond van art. 7:658 lid 2 BW [Benadeelde] moet stellen en zo nodig bewijzen, dat zij de schade waarvan zij vergoeding vordert, heelt geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden. Dit betekent dat zij moet stellen en eventueel moet bewijzen dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd en de uitoefening van de werkzaamheden waarin de schade gesteld wordt te zijn geleden.
4.2 [Benadeelde] heeft met betrekking tot de werkzaamheden betoogd, dat na overname van het project Harreveld door ISS, sprake is geweest van een (fors) toegenomen werkdruk. Ter zitting is hierop desgevraagd door [Benadeelde] een nadere toelichting gegeven. [Benadeelde] heeft aangegeven dat zij voorheen, toen Harreveld nog door EW werd schoongemaakt, vier gebouwen in dertig uur tijd moest doen, terwijl zij bij ISS negen gebouwen in tweeëntwintig uur tijd moest schoonmaken. Volgens [Benadeelde] was dit niet mogelijk, zodat zij werk heeft laten liggen dat voorheen wel gedaan werd. Uiteindelijk hebben haar werkzaamheden zich beperkt tot voornamelijk het schoonmaken van wc’s en douches, aldus [Benadeelde], waarbij zij meer handelingen per minuut heeft uitgevoerd dan toen zij Harreveld in dienst van EW schoonmaakte. [Benadeelde] moest bij ISS schoonmaken met microvezeldoeken, hetgeen zwaarder gaat dan het schoonmaken met natte doeken. Na een maand ongeveer is [Benadeelde] weer overgegaan tot het schoonmaken met natte doeken, die dan uitgewrongen moesten worden. [Benadeelde] heeft voorts aangegeven dat zij geen goede dweilkar had, maar slechts de beschikking had over een mop die in een emmer moest worden uitgedrukt. De stofzuiger was ook veel zwaarder dan de stofzuiger waarmee zij bij EW werkte, aldus [Benadeelde].
4.3 [Benadeelde] heeft naar eigen zeggen slechts gedurende een maand, derhalve een half jaar voordat zij wegens gewrichtsklachten uitviel, ook daadwerkelijk met de door EW voorgeschreven microvezeldoeken gewerkt.
Met betrekking tot de stofzuigers heeft [Benadeelde] slechts gesteld dat deze zwaarder waren dan zij gewend was; dat deze een dergelijk gewicht hadden dat met het werken hiermee gezondheidsklachten zouden kunnen ontstaan heeft zij niet gesteld.
[Benadeelde] heeft verder aangegeven dat zij moest werken met inferieure materialen, maar deze stelling is niet verder feitelijk onderbouwd.
Voormelde feiten en omstandigheden kunnen derhalve niet tot de gevolgtrekking leiden dat [Benadeelde] schade heeft geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden.

4.4 [Benadeelde] heeft in de dagvaarding gesteld dat de werkzaamheden na overname door ISS, in 39% van de tijd moesten worden uitgevoerd. Ter comparitie is gebleken van de onjuistheid van deze – overigens door ISS betwiste – stelling, waar [Benadeelde] uiteen heeft gezet dat zij telkens aan de afdelingshoofden vroeg welke werkzaamheden moesten gebeuren en andere werkzaamheden na de overname niet meer heeft verricht. [Benadeelde] heeft wel aangegeven dat de werkdruk veel hoger lag en dat zij meer handelingen per minuut moest uit voeren. Ook heeft zij aangegeven dat zij uiteindelijk voornamelijk douches en wc’s moest reinigen, waarbij zij veel moest wringen en waarvoor zij geen goede dweilkar ter beschikking had doch slechts een mop die in een emmer moest worden uitgedrukt. Een verdere feitelijke onderbouwing heeft zij niet gegeven.
4.5 Veronderstellenderwijs uitgaande van de door [Benadeelde] geschetste feiten en omstandigheden als onder 4.4 weergegeven, kan niettemin niet worden vastgesteld dat er een directe relatie is tussen het ontstaan/verergeren en voortbestaan van de door haar gestelde klachten en de bij ISS verrichte werkzaamheden.
De enige rapportages waaruit dit zou kunnen worden afgeleid, zijn die van Wolthuis, hiervoor weergegeven onder 2.5 en 2.1 I. Wolthuis is hierbij evenwel uitgegaan van de omstandigheid dat dezelfde werkzaamheden in minder tijd verricht moesten worden en de door [Benadeelde] in eerste instantie genoemde toename van de werkdruk, hetgeen evenwel, zoals hiervoor is overwogen, niet juist is. Ook is Wolthuis uitgegaan van de mededelingen van [Benadeelde] dat gewerkt moest worden met redelijk verouderd materiaal. Waar Wolthuis zijn oordeel kennelijk mede heeft gebaseerd op niet rechtens vaststaande feiten en omstandigheden, kan dit niet zonder meer worden gevolgd.
In de rapportage van Tolsma is vermeld dat de bedrijfsarts geen relatie tussen de klachten en de werkzaamheden heeft gelegd en niet door [Benadeelde] is gesteld dat dit op enig moment wel het geval is geweest. Ook in de andere overgelegde medische stukken wordt deze relatie niet gelegd: In de patiëntgegevens van de huisarts wordt bij 22 mei 2006 weliswaar melding gemaakt van overbelasting op het werk met daarachter “moet talloze wc’s en douches schoonmaken”, maar niet blijkt dat de huisarts de gewrichtsklachten hiermee in verband heeft gebracht. Reumatoloog Lanting tenslotte maakt in zijn brief van 28 maart 2007, als hiervoor weergegeven onder 2.4, wel melding van klachten in relatie met een hoge werkdruk, maar Lanting legt deze relatie met aspecifieke spierklachten, en dus niet met de gewrichtsklachten waarop de vordering van [Benadeelde] is gebaseerd. Waar Wolthuis in zijn rapportage meldt dat de werkdruk “als relevant punt aan de orde is geweest”, kan hij ook hierin niet worden gevolgd omdat hiervoor nergens steun wordt gevonden in de stukken.

4.6 Het bovenstaande leidt tot het oordeel, dat [Benadeelde] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat de gepretendeerde klachten zijn veroorzaakt door de bij ISS door haar uitgeoefende werkzaamheden. Dit betekent dat aan bewijslevering zo nodig door deskundigen, niet wordt toegekomen en dat de vordering aanstonds zal worden afgewezen. De overige stellingen en weren behoeven geen bespreking omdat die dit oordeel niet anders kunnen maken.
4.7 [Benadeelde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten als na te melden.
5. De beslissing
5.1 De kantonrechter:
5.2 wijst de vordering af;
5.3 veroordeelt [Benadeelde] in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van ISS worden vastgesteld op € 300,)) als gemachtigdensalaris. te voldoen binnen veertien dagen na heden en voor het geval voldoening niet binnen veertien dagen na heden plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na heden tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.C.J.I.M. van Dorp en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey