Rechtbank: Neuroloog in staat om bestaan klachten vast te stellen
In deze zaak is verzoeker een verkeersongeval overkomen. Daarbij is hij van achter aangereden door een bestuurder van een andere auto. Verzoeker stelt als gevolg van het ongeval pijnklachten in de linker- en rechterschouder, nek en schouderbladen, hoofdpijnklachten, duizeligheid en slapeloosheid te (hebben) ervaren. De WAM-verzekeraar van de bestuurder heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.
Tussen partijen is in geschil of en zo ja welk type deskundige moet worden benoemd om de gestelde klachten en beperkingen vast te stellen.
De rechtbank acht voor de schaderegeling nodig dat het bestaan van de huidige klachten wordt vastgesteld en dat een vergelijking wordt gemaakt tussen de situatie met ongeval en hoe de situatie zou zijn geweest als het ongeval wordt weggedacht. Om die reden beveelt de rechtbank een deskundigenonderzoek door een neuroloog. Een onderzoek door een neuroloog kan volgens de rechtbank helpen vaststellen of de gezondheidsklachten het gevolg zijn van het ongeval, of (deels) verband houden met pre-existente klachten. Dat onderzoek ligt volgens de rechtbank niet op het gebied van een revalidatiearts.
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rekestnummer: C/05/417788 / HA RK 23-54 / 1547 / 876
Beschikking van 11 september 2023
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. Z.J. Rittersma te Laag-Keppel,
tegen
de naamloze vennootschap
N.V. UNIVÉ SCHADE,
gevestigd te Zwolle en kantoorhoudende te Assen,
verweerster,
advocaat mr. G. Loman te Assen.
Partijen worden hierna [verzoeker] en Univé genoemd.
1De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
–
het verzoekschrift
–
het verweerschrift tevens houdende een (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek
–
de mondelinge behandeling. Verschenen zijn de heer [verzoeker] , bijgestaan door
- Rittersma voornoemd, en, van de zijde van Univé, mevrouw [naam bedrijfsjurist] , bedrijfsjurist, bijgestaan door mr. Loman voornoemd. Mr. Rittersma heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen die aan het dossier zijn gevoegd.
2De feiten
2.1.
Op 22 maart 2016 is [verzoeker] een verkeersongeval overkomen, waarbij hij als bestuurder van een personenauto van achter is aangereden door een bestuurder van een andere auto. De bestuurder van deze auto is ingevolge de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) verzekerd bij Univé. Univé heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.
2.2.
[verzoeker] is ter plaatse onderzocht door ambulancemedewerkers, maar niet meegenomen naar het ziekenhuis. De dag na het ongeval heeft [verzoeker] met klachten zijn huisarts bezocht. De huisarts heeft tijdens dit consult fysiotherapie geadviseerd.
2.3.
[verzoeker] stelt als gevolg van het ongeval pijnklachten in de linker- en rechterschouder, nek en schouderbladen, hoofdpijnklachten, duizeligheid en slapeloosheid te (hebben) ervaren. Voor deze klachten is hij onder behandeling geweest bij een fysiotherapeut.
2.4.
Daarnaast is [verzoeker] in 2016 onder behandeling geweest bij een neuroloog. In een bericht van behandelend neuroloog dr. [naam neuroloog] aan de huisarts van [verzoeker] van
29 september 2016 staat, voor zover hier van belang:
“Reden van controle:
- Aanvallen van trillen en slap worden ontstaan na de uitvalsverschijnselen aan de linkerzijde in mei. Geen evidente aanwijzingen voor organisch substraat, er wordt gedacht aan functionele klachten.
- Aanhoudende hoofdpijn na auto-ongeluk maart jongstleden.
- Al jaren last van slaapapneus.
Uitslag MRI hersenen en polysomnografie
Conclusie
- Posttraumatische chronische hoofdpijnklachten. Geen traumatische afwijkingen bij MRI hersenen.
- Milde OSAS, voorts PLMS/RLS waarvan geen klachten.
(…)”
2.5.
Direct na het ongeval is [verzoeker] volledig arbeidsongeschikt verklaard. Na diverse medische behandelingen heeft hij zijn arbeidsuren opgebouwd tot 5 uur per dag. In december 2016 is hij weer volledig uitgevallen en op advies van de bedrijfsarts verwezen voor een multidisciplinair traject en een arbeidsdeskundig onderzoek.
2.6.
In gezamenlijke opdracht van partijen heeft er in 2017 arbeidsdeskundige begeleiding plaatsgevonden door de heer [naam deskundige] . In het voortgangsverslag van
24 augustus 2017 heeft [naam deskundige] opgenomen dat [verzoeker] volledig is gere-integreerd in zijn werk en dat er geen begeleidingsbehoefte meer bestaat bij [verzoeker] . Verder heeft [naam deskundige] opgenomen dat [verzoeker] nog niet geheel klachtenvrij is, dat wil zeggen dat hij nog niet hetzelfde energieniveau heeft als voor het ongeval en af en toe nog hoofdpijn heeft, maar dat de klachten de duurzaamheid van de werkhervatting niet in de weg staan.
2.7.
De medisch adviseur van [verzoeker] , drs. [naam adviseur 1] van Medicus Intermediair, heeft in een medisch advies van 3 maart 2022 het volgende, voor zover hier relevant, opgenomen:
“Bespreking
Mijn visie is als volgt
Uit de nieuwe informatie blijken weinig essentiële aanvullingen. De informatie geeft echter geen inzicht in de huidige situatie en mogelijke actuele beperkingen.
Aanvullend advies
Aannemende dat beperkingen nog steeds aan de orde zijn, is het thans zaak om goed en objectief zicht te krijgen op die resterende beperkingen.
In de ziektegeschiedenis tot dusver heeft de neuroloog een duidelijke rol gespeeld en er is behoorlijk veel diagnostiek verricht. Dat maakt dat ik, pragmatisch redenerend, weinig heil zie in een neurologische expertise. Niet alleen omdat er tot dusver geen concrete neurologische pathologie is omschreven, maar ook omdat sowieso een neurologische expertise niet gaat leiden tot enig percentage fiGP, en we het dan moeten doen met het al dan niet afdoende beschrijven van de resterende beperkingen door de neurologisch expert. Ik neig er daarom toe om daarom nu slechts een verzekeringsgeneeskundige expertise in te zetten zodat de resterende beperkingen onomstotelijk vast komen te liggen.
(…)”
2.8.
De medisch adviseur van Univé, [naam adviseur 2] , heeft in het medisch advies van 11 mei 2023 het volgende, voor zover hier van belang, opgenomen:
“Conclusie en advies:
Op basis van de mij ter beschikking staande informatie ga ik uit van spiergerelateerde nekklachten en hoofdpijnklachten als gevolg van een achterop aanrijding d.d. 22-03-2016. De nekklachten lijken redelijk vlot te wijken/verbeteren, maar de hoofdpijnklachten houden langer aan. Uiteindelijk is er sprake van een goed herstel zo rond medio 2017, als het traject bij CIR is afgerond. Betrokkene werkt dan weer volledig, onderneemt weer sociale activiteiten en bouwt aan zijn fysieke conditie.
In 2018 geeft betrokkene nog aan dat hij hoofdpijnklachten ervaart, die niet opklaren middels Ceasartherapie. Ik beschik nadien niet over medische informatie die een claim voor aanhoudende (hoofdpijn)klachten zou ondersteunen.
(…)
Pas als de neuroloog beperkingen of een diagnose kan stellen die als ongevalsgevolg aangenomen kan worden, kan de verzekeringsarts in beeld komen. Er is geen aanleiding voor een verzekeringsgeneeskundige expertise, de verzekeringsarts is niet opgeleid om een causaal verband vast te stellen, de neuroloog als orgaanspecialist wel. Hetzelfde geldt voor de revalidatiearts, die is opgeleid om blijvende gevolgen van ziekte, letsel of aangeboren afwijkingen te voorkomen of verminderen, niet om een causaal verband vast te stellen.
(…).”
2.9.
In het schaderegelingstraject heeft Univé het bestaan van de gestelde huidige klachten en beperkingen van [verzoeker] betwist alsmede het causaal verband tussen klachten en beperkingen en het ongeval. Daarbij heeft Univé zich ook beroepen op het bestaan van pre-existente klachten.
3Het verzoek en het verweer met een voorwaardelijk tegenverzoek
3.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen door een reintegratiearts. Volgens [verzoeker] is een onderzoek door een reintegratiearts nodig, omdat [verzoeker] in het behandeltraject al is gezien door neurologen die geen afwijkingen op neurologisch gebied hebben vastgesteld en zijn klachten kennelijk van andere aard zijn (pijnproblematiek en/of vermoeidheid en/of musculatuur), zodat het nu aan de reintegratiearts is om zijn klachten vast te stellen en de gevolgen daarvan. Een reintegratiearts kan immers niet alleen klachten als vaststaand aanmerken, maar heeft ook speciale aandacht voor de reactie op pijn en de doorwerking daarvan in het dagelijks leven. In de huidige situatie eist het volledig werken nu zoveel van hem dat hij vanwege zijn klachten niet in staat is om naast zijn werk een sociaal leven te leiden of te sporten zoals hij dat voor het ongeval gewend was, aldus [verzoeker] . Zijn plan om met een vriend een eigen bedrijf te starten, is ook vanwege de klachten niet doorgegaan, aldus [verzoeker] . Zijn schade is dus niet zo beperkt als dat Univé doet voorkomen en daarom heeft hij belang bij een deskundigenonderzoek ter vaststelling van zijn procespositie, aldus [verzoeker] .
3.2.
Univé stelt zich primair op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen omdat het verzoek niet ter zake dienend is en geen feiten betreft die met het deskundigenonderzoek kunnen worden bewezen. Daartoe voert Univé aan dat [verzoeker] een medisch oordeel wil over de gevolgen van klachten waarvan het huidige bestaan niet is aangetoond. Het medisch dossier is immers niet compleet, nu er geen medische informatie is overgelegd van de periode na 2018 en gegevens ontbreken over de belangrijke medische voorgeschiedenis van [verzoeker] , zoals de slaapapneu en een hersenschudding in 2014. Zonder deze gegevens kan niet worden onderzocht hoe de situatie is met ongeval en hoe de situatie zou zijn geweest zonder ongeval. Indien de rechtbank van oordeel is dat er wel een deskundigenbericht nodig is, dan verzet Univé zich tegen de benoeming van een reintegratiearts. Dit omdat volgens Univé een reintegratiearts niet is opgeleid om causaal verband vast te stellen, maar om de gevolgen van een ziekte te beperken. Een reintegratiearts werkt met de diagnose van een andere arts, terwijl hier juist eerst een diagnose moet worden vastgesteld, aldus Univé. Indien de rechtbank van oordeel is dat een deskundigenonderzoek nodig is, dan moet dit een onderzoek door een neuroloog zijn en daarvoor heeft Univé een zelfstandig verzoek ingediend.
4De beoordeling
4.1.
Een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 202 lid 2 Rv biedt een partij de mogelijkheid om aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen over de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en daardoor beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is de procedure te beginnen of voort te zetten. Aan de rechter die moet oordelen over het verzoek om een dergelijk onderzoek te gelasten komt geen discretionaire bevoegdheid toe. Hij moet het onderzoek in beginsel bevelen, indien het verzoek voor genoemde afwegingen relevant kan zijn en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is echter anders als de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om zo’n verzoek te doen – bijvoorbeeld als dit door onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet kan worden toegelaten – of dat het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar (Hoge Raad 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL8610).
Het verzoek van [verzoeker]
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank brengt de mogelijke onvolledigheid van het medisch dossier niet mee dat reeds daarom het verzoek moet worden afgewezen, zoals door Univé is betoogd. Het is immers aan de deskundige om vast te stellen of hij/zij over voldoende gegevens beschikt om de vragen te beantwoorden en, indien nodig, (medische) relevante informatie bij partijen op te vragen. Dat van de op dit geschil betrekking hebbende medische problematiek wellicht vanaf 2018 geen vermelding meer is in het huisartsenjournaal, kan zonder deskundigenonderzoek niet direct tot de conclusie leiden dat er daarom geen huidige klachten zouden zijn. Het is aan de deskundige om onderzoek te doen naar het bestaan van huidige klachten.
4.3.
Het bovenstaande laat onverlet dat naar het oordeel van de rechtbank het verzoek op een andere grond moet worden afgewezen. Daartoe wordt als volgt overwogen. Uit de stellingen van [verzoeker] komt naar voren dat thans vooral sprake is van aanhoudende hoofdpijnklachten en cognitieve klachten. Univé betwist niet dat direct na het ongeval sprake was van spiergerelateerde nekklachten en hoofdpijnklachten als gevolg van het ongeval (zie het rapport van haar medisch adviseur van 11 mei 2023, opgenomen onder 2.8), maar voert aan dat de medische stukken niet aantonen dat sprake is van aanhoudende klachten. Daarnaast kunnen de in de medische gegevens opgenomen slaapapneu en de eerdere hersenschudding volgens Univé worden aangemerkt als alternatieve oorzaken voor de klachten van [verzoeker] . Voor de schaderegeling is dan ook nodig dat het bestaan van huidige klachten wordt vastgesteld en dat een vergelijking wordt gemaakt tussen de situatie met ongeval en hoe de situatie zou zijn geweest als het ongeval wordt weggedacht. Daarbij moet ook aandacht worden geschonken aan eventuele pre-existente klachten. Dit onderzoek ligt niet op het vakgebied van een revalidatiearts. Op zichzelf kan een revalidatie arts oordelen over de invloed van klachten op het algeheel functioneren van betrokkene, maar daarvoor is wel nodig dat deze klachten zijn vastgesteld. Voor die vaststelling is een andere medisch specialist nodig, in dit geval een neuroloog, eventueel gevolgd door een neuropsycholoog.
Het verzoek van Univé
4.4.
Ter zitting heeft Univé toegelicht dat de voorwaarde van haar tegenverzoek is gekoppeld aan de eventuele noodzaak van een deskundigenonderzoek. Daaromtrent oordeelt de rechtbank dat uit het partijdebat volgt dat deskundigenonderzoek nodig is voor de voortzetting van het schaderegelingstraject. De rechtbank komt dus toe aan de bespreking van het tegenverzoek.
4.5.
Gelet op de aard van de gestelde klachten van [verzoeker] zal het deskundigenonderzoek een onderzoek moeten zijn door een neuroloog en een neuropsycholoog. De rechtbank zal dan ook een deskundigenonderzoek bevelen door een neuroloog, zoals door Univé verzocht en waartegen [verzoeker] op zichzelf geen bezwaren naar voren heeft gebracht. Dat een neuroloog tot het oordeel zou komen dat er geen medisch substraat is, wil niet zeggen dat daarmee op voorhand een onderzoek door een neuroloog van geen waarde is. Het onderzoek door een neuroloog (eventueel in samenhang met een onderzoek door een neuropsycholoog) kan immers een bijdrage leveren aan de toets of voldaan is aan het uitgangspunt dat de gezondheidsklachten het gevolg zijn van het ongeval als een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten aanwezig is en bovendien komt vast te staan dat deze gezondheidsklachten voor de aanrijding niet bestonden, terwijl die klachten op zichzelf door de aanrijding veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring ontbreekt. Van de zijde van Univé is voorts geen verweer gevoerd tegen de door [verzoeker] verzochte uitbreiding van het onderzoek met een neuropsychologisch onderzoek, hetgeen de rechtbank ook gelet op de voor de in het geschil tussen [verzoeker] en Univé te beantwoorden vragen relevant kan zijn, zodat de rechtbank zowel een deskundigenonderzoek door een neuroloog als door een neuropsycholoog zal bevelen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de vraag of een neurologische expertise moet plaatsvinden over te laten aan het oordeel van de neuroloog, zoals door Univé verzocht.
4.6.
De conclusie is dat afzonderlijke onderzoeken moeten plaatsvinden door een neuroloog en een neuropsycholoog, waarbij de neuropsycholoog kennis moet krijgen van de bevindingen van de neuroloog. Daarom zal eerst het onderzoek door de neuroloog plaatsvinden, opgevolgd door het onderzoek door de neuropsycholoog.
4.7.
Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen ten aanzien van de persoon van de te benoemen deskundigen. Ten aanzien van de te benoemen neuroloog heeft te gelden dat het de rechtbank niet is gelukt om een door (één van) partijen aangedragen neuroloog te vinden, waartegen geen of onvoldoende bezwaren naar voren zijn gebracht en die beschikbaar zou zijn dan wel beschikbaar zou zijn binnen een redelijke termijn. Daarbij zij opgemerkt dat in het algemeen de wachttijden van neurologen voor medische expertises enorm oplopen. Navraag bij de door [verzoeker] opgegeven neuroloog [naam neuroloog 2] leert dat het specialisme kinderneurologie loopt tot 18 jaar, zodat nu [verzoeker] ten tijde van het ongeval 21 jaar oud was, er geen reden is om specifiek een kinderneuroloog te benoemen, waar [verzoeker] wel om heeft verzocht. Daarbij heeft voorts te gelden dat [naam neuroloog 2] niet meer beschikbaar is voor medische expertises. De rechtbank is niet gebonden aan de voorstellen van partijen. Om verdere vertraging te voorkomen heeft de rechtbank contact opgenomen met neuroloog dr. [naam neuroloog 3] , verbonden aan Intermedes en lid van de NVMSR. Hij staat vrij ten aanzien van partijen en is bereid om het deskundigenonderzoek te verrichten. Zijn wachttijd bedraagt op dit moment vier maanden. De rechtbank zal dan ook overgaan tot benoeming van dr. [naam neuroloog 3] .
4.8.
Ten aanzien van de persoon van de te benoemen neuropsycholoog heeft te gelden dat Univé ter zitting bezwaren heeft opgeworpen tegen de door [verzoeker] voorgestelde deskundigen en [verzoeker] geen bezwaren heeft opgeworpen tegen de door Univé voorgestelde deskundige, drs. [naam deskundige 2] . Drs. [naam deskundige 2] heeft desgevraagd verklaard vrij te staan ten aanzien van partijen en bereid te zijn om als deskundige op te treden in deze zaak. Haar wachttijd bedraagt op dit moment zeven maanden. De rechtbank zal dan ook overgaan tot benoeming van drs. [naam deskundige 2] .
4.9.
De deskundigen hebben een gespecificeerde opgave gedaan van de te verwachten kosten voor het onderzoek. De kostenbegroting van dr. [naam neuroloog 3] komt uit op een bedrag van € 6.909,10 inclusief btw. Dit bedrag is gebaseerd op een verwachte urenbesteding van 24 uur door dr. [naam neuroloog 3] tegen een uurtarief van € 210,00 exclusief btw, 8 uur aan secretariële ondersteuning tegen een uurtarief van € 65,00 exclusief btw en € 150,00 aan kantoorkosten exclusief btw. De kostenbegroting van drs. [naam deskundige 2] komt uit op een bedrag tussen de € 6.655,00 inclusief btw en € 7.986,00 inclusief btw. Deze kostenbegroting is gebaseerd op een te verwachten urenbesteding tussen de 25 tot 30 uur tegen een uurtarief van € 220,00 exclusief btw. De rechtbank zal, om eventuele tussentijdse ophoging van het voorschot te voorkomen, voor het neuropsychologisch onderzoek uitgaan van een voorschot van € 7.986,00 inclusief btw. Partijen krijgen de mogelijkheid te reageren op deze begrotingen van het voorschot, op de wijze zoals onder de beslissing vermeld.
4.10.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet dat het voorschot op de kosten van de deskundigen in beginsel door de verzoekende partij moet worden gedeponeerd, zodat Univé zal worden belast met het voorschot van de kosten van het neurologisch onderzoek. Hoewel het neuropsychologisch onderzoek geen onderdeel uitmaakt van het door Univé verzochte, ziet de rechtbank aanleiding om, vanwege de erkende aansprakelijkheid voor het ongeval, af te wijken van de hoofdregel en Univé ook daarbij te belasten met het voorschot.
4.11.
Ten aanzien van de vraagstelling overweegt de rechtbank als volgt. [verzoeker] heeft geen bezwaren naar voren gebracht tegen de door Univé voor het neurologisch onderzoek verzochte IWMD-vraagstelling inclusief de vragen 4 en 5 en de vraag naar een percentage blijvende invaliditeit. Nu deze vraagstelling de rechtbank ook relevant voorkomt, zal de rechtbank deze vraagstelling aan dr. [naam neuroloog 3] voorleggen. Zoals verzocht door [verzoeker] is deze vraagstelling inclusief toelichting voor de deskundige onder de beslissing opgenomen.
4.12.
In zijn spreekaantekeningen heeft [verzoeker] een vraagstelling voor het neuropsychologisch onderzoek voorgesteld. Univé heeft ter zitting slechts in algemene bewoordingen bezwaar gemaakt tegen deze vraagstelling, zodat de rechtbank dit bezwaar, als onvoldoende concreet zal verwerpen, behoudens het volgende. Ten aanzien van de voorgestelde vraag 2 heeft Univé aangevoerd dat deze vraag teveel is gericht op de (juridische) causaliteit, hetgeen volgens Univé niet bij een deskundige hoort. De rechtbank ziet daarin aanleiding om deze vraag te herformuleren, zoals hierna vermeld, zodat duidelijk wordt dat het gaat om de medische causaliteit.
4.13.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen. Indien de deskundigen nadere (medische) gegevens nodig hebben, moeten partijen deze gegevens desgevraagd en indien deze voorhanden zijn, aan de deskundige doen toekomen, met een afschrift aan de (in het geval van Univé medisch adviseur van de) wederpartij. Het is aan [verzoeker] om de na de mondelinge behandeling toegezonden medische gegevens aan de deskundige toe te sturen, nu deze later toegezonden stukken na het sluiten van de mondelinge behandeling niet als onderdeel van het procesdossier kunnen worden aangemerkt. De rechtbank zal deze verplichting verder uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.14.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
5De beslissing
De rechtbank
in het verzoek
5.1.
wijst het verzoek van [verzoeker] af,
in het tegenverzoek
5.2.
beveelt een onderzoek door een neuroloog ter beantwoording van de volgende vragen:
ALGEMENE TOELICHTING
Deze vraagstelling is bedoeld om niet-medici die zich bezighouden met de afwikkeling van letselschade inzicht te geven in de medische uitgangspunten die van belang zijn bij het bepalen van de omvang van de schade die de onderzochte heeft geleden (en in de toekomst mogelijk zal lijden) als gevolg van een ongeval. Deze schade wordt in het civiele aansprakelijkheidsrecht vastgesteld aan de hand van een vergelijking tussen de gezondheidstoestand van de onderzochte zoals die na het ongeval is ontstaan en zich waarschijnlijk in de toekomst zal voortzetten (de situatie met ongeval) en de hypothetische situatie waarin de onderzochte zich zou hebben bevonden als het ongeval nooit had plaatsgevonden (de situatie zonder ongeval).
Deze systematiek vormt de grondslag van deze vraagstelling. Onderdeel 1 heeft betrekking op de gezondheidstoestand en het functioneren van de onderzochte in de situatie met ongeval. In onderdeel 2 wordt aan de deskundige gevraagd zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven hoe de gezondheidstoestand en het functioneren van de onderzochte in de hypothetische situatie zonder ongeval zouden zijn geweest. De gezondheidssituatie van de onderzochte voorafgaand aan het ongeval is relevant voor de beoordeling van beide situaties.
Bij het opstellen van deze vraagstelling is aansluiting gezocht bij de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage (RMSR. Deze richtlijn is digitaal te raadplegen via www.nvmsr.nl, > publicaties). In deze richtlijn is geformuleerd aan welke eisen een deskundige en diens rapportage moeten voldoen. De richtlijn is bedoeld als hulpmiddel voor deskundigen bij het uitvoeren van hun werkzaamheden. De deskundige wordt verzocht de aanbevelingen en bepalingen in de richtlijn – zo veel als mogelijk – in acht te nemen.
1DE SITUATIE MET ONGEVAL
Anamnese
- Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Aanbeveling 2.2.4. RMSR:
De beschrijving van de anamnese is deugdelijk en compleet, en beperkt zich tot de relevante gegevens. De beschrijving van de anamnese bevat uitsluitend het verhaal van de onderzochte in diens bewoordingen. Er worden daarbij geen termen gebezigd of feiten vermeld die uitsluitend kunnen zijn ontleend aan aangeleverde of verkregen medische gegevens of een interpretatie daarvan. Als hieraan wordt voldaan, dan verwoordt de anamnese per definitie het subjectieve verhaal van de onderzochte. Termen als “betrokkene zou (…)” worden vermeden. Ook voegt de expert bij de beschrijving van de anamnese geen voorlopige conclusies of eigen interpretaties toe. Auto-anamnese en hetero-anamnese worden gescheiden en als zodanig genoemd weergegeven.
Medische gegevens
- Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
– de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
– de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Aanbeveling 2.2.6 RMSR:
Uit het rapport blijkt van welke van de meegestuurde gegevens kennis werd genomen en op welke wijze de daaraan ontleende feiten zijn meegewogen in het eindoordeel. Bij voorkeur wordt in het rapport een samenvatting opgenomen van de aan de meegestuurde gegevens ontleende feiten.
Medisch onderzoek
- Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Aanbeveling 2.2.5 RMSR:
Er wordt een adequaat lichamelijk en/of psychiatrisch onderzoek verricht, maar slechts voor zover dat relevant is voor de beantwoording van de vraagstelling. Niet relevant onderzoek blijft uitdrukkelijk achterwege. Indien mogelijk worden de resultaten in kwantitatieve vorm weergegeven. Bij de beschrijving van de onderzoeksresultaten kan medisch jargon uiteraard niet worden vermeden.
Aanbeveling 2.2.7 RMSR:
Indien de expert aanvullend hulponderzoek (radiologisch, neuropsychologisch of anderszins) laat verrichten en de uitkomsten daarvan in zijn conclusies betrekt, dan dienen de verslagleggingen van deze onderzoeken bij het expertiserapport gevoegd te worden.
Consistentie
- Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
- Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Aanbeveling 2.2.8 RMSR:
Als de anamnese niet overeenkomt met de feiten zoals die uit de stukken naar voren komen, dan dient uit het rapport te blijken dat de onderzochte, voor zover dat medisch verantwoord is, met deze discrepantie werd geconfronteerd. Vermeld wordt, wat zijn reactie daarop was en wat daaruit kan worden geconcludeerd.
Diagnose
- Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
Aanbeveling 2.2.15 RMSR:
Waar nodig wordt een differentiaaldiagnostische overweging gegeven.
Beperkingen
- Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR:
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semikwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
Medische eindsituatie
- Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
- Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
- Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
- Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?
- Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de American Medical Association (AMA-guides 6e druk), aangevuld met de eventuele richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging?
Aanbeveling 2.2.14 RMSR:
Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.
2DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL
Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c – 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.
Aanbeveling 2.2.14 RMSR:
Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.
Aanbeveling 2.2.16 RMSR:
Een eventuele causaliteitsvraag wordt uitsluitend beantwoord vanuit de medische causaliteitsgedachte, dat wil zeggen op grond van datgene wat bekend en herkenbaar is met betrekking tot het ontstaan en het beloop van de onderhavige klachten en verschijnselen. Deze vraagstelling geschiedt in overeenstemming met de gangbare inzichten dan wel richtlijnen van de desbetreffende wetenschappelijke vereniging. De expert zal nimmer klachten aan een ongeval “toerekenen” of de causaliteit ervan louter baseren op het feit dat ze pas na het ongeval debuteerden.
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval
- Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
- Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR:
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
- Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
- Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
- Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
- Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet ongevalgerelateerde klachten en afwijkingen?
- Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
- Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
- Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR:
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
3 OVERIG
Aanbeveling 2.2.11 RMSR:
Indien de expert bevindingen doet waar niet naar wordt gevraagd maar die hij ter zake relevant vindt, dan vermeldt hij deze in het rapport.
- Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
4OVERIGE ASPECTEN VAN DE HYPOTHETISCHE SITUATIE ZONDER ONGEVAL
Toelichting ten behoeve van de deskundige
Met het oog op de bepaling van de looptijd van eventuele toekomstschade, is van belang te weten of in het medisch dossier van betrokkene overigens feiten en omstandigheden voorkomen – in dit geval: zowel binnen uw eigen vakgebied als daarbuiten gelegen – die aanleiding zouden kunnen geven te veronderstellen dat bij betrokkene ook zonder ongeval op enig moment beperkingen zouden zijn opgetreden op het gebied van de uitoefening van de beroepsactiviteiten of het verrichten van werkzaamheden in en rond de woning.
- Wilt u, tegen deze achtergrond, een inventarisatie maken van de feiten en omstandigheden uit het medisch dossier van betrokkene op uw vakgebied die naar uw mening in dit opzicht relevant zijn?
5HET GENEZINGSPROCES EN DE OPSTELLING VAN BETROKKENE DAARIN
Toelichting ten behoeve van de deskundige
Op betrokkene rust krachtens het civiele aansprakelijkheidsrecht de verplichting om zijn schade zo veel mogelijk te beperken. Deze schadebeperkingsplicht is niet absoluut, er zijn grenzen aan wat de aansprakelijke partij in dit kader van betrokkene kan verlangen. Kort gezegd komt de schadebeperkingsplicht van betrokkene erop neer dat van hem mag worden verwacht dat hij zich – mede in aanmerking genomen zijn privéomstandigheden en zijn persoonlijkheidsstructuur – voldoende inspant om een bijdrage te leveren aan zijn herstelproces. Tegen die achtergrond zouden wij van u graag een antwoord ontvangen op de volgende vragen:
- Welke behandelingen of therapieën op uw vakgebied zijn medisch geïndiceerd voor het letsel van betrokkene?
- Welke behandelingen of therapieën zijn ingesteld en met welk resultaat?
- Indien niet alle medisch geïndiceerde behandelingen of therapieën zijn ingesteld of volledig afgerond, kunt u dan aangeven wat daarvoor de reden is geweest? Indien deze reden bestaat uit een weigering van betrokkene om deze behandelingen of therapieën te ondergaan of voort te zetten, kunt u dan aangeven:
- In hoeverre behandeling of voortzetting bij betrokkene zou hebben kunnen leiden tot een vermindering van het functieverlies (als bedoeld in vraag 1g) en van de beperkingen (als bedoeld in vraag 1h);
- Of u aanleiding ziet om door een deskundige op een ander vakgebied (bijvoorbeeld een psychiater of een psycholoog) te laten onderzoeken of deze weigering verband houdt met, of kan worden gezien als een uitvloeisel van de persoonlijkheidsstructuur of van betrokkene of het bij hem bestaande klachtenpatroon?
5.3.
benoemt tot deskundige:
de heer [naam neuroloog 3] , neuroloog verbonden aan Intermedes,
correspondentieadres:
[gegevens deskundige 1]
5.4.
beveelt een onderzoek door een neuropsycholoog ter beantwoording van de volgende vragen:
- Zijn er stoornissen aantoonbaar in het mentaal functioneren, het taalgebruik, de regulaties van emoties en het gedrag?
- Kunnen de aangetoonde stoornissen vanuit uw vakgebied bezien veroorzaakt worden door een hersenbeschadiging als gevolg van het ongeval van 22 maart 2016?
- Zijn er wellicht andere oorzaken dan die bepaalde gebeurtenis of aandoening (al dan niet ermee samenhangend), die een verklaring vormen voor de aangetoonde stoornissen?
- Indien de aangetoonde stoornissen kunnen worden toegeschreven aan een ten gevolge van het ongeval ontstane hersenbeschadiging, welke zijn dan de beperkingen in het functioneren die daardoor zijn ontstaan?
5.5.
benoemt tot deskundige:
mevrouw drs. [naam deskundige 2] , neuropsycholoog,
praktijkadres:
[gegevens deskundige 2]
het voorschot
5.6.
bepaalt met betrekking tot de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundigen het volgende:
- partijen kunnen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van deze beschikking schriftelijk bezwaar maken tegen de in de beschikking opgegeven begroting van de deskundigen;
- indien niet (tijdig) bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten nu reeds vastgesteld op het door de deskundigen begrote bedrag;
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke beslissing;
5.7.
bepaalt dat Univé het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
5.8.
draagt de griffier op om de deskundigen onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
5.9.
bepaalt dat Univé haar procesdossier in afschrift aan de deskundigen dient te doen toekomen,
5.10.
bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig zullen instellen op de door de deskundigen in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
5.11.
wijst de deskundigen er op dat:
–
de deskundigen voor aanvang van het onderzoek dienen kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
–
de deskundigen het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dienen aan te vangen,
–
de deskundigen het onderzoek onmiddellijk dienen te staken en contact dienen op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
5.12.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen dienen te verstrekken indien dezen daarom verzoeken, de deskundigen toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
5.13.
draagt dr. [naam neuroloog 3] op om uiterlijk op 1 mei 2024 een schriftelijk en ondertekend bericht in viervoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
5.14.
draagt drs. [naam deskundige 2] op om uiterlijk vier maanden na ontvangst van het rapport van het neurologisch onderzoek een schriftelijk en ondertekend bericht in viervoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
5.15.
wijst de deskundigen er op dat:
–
uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundigen is gebaseerd,
–
de deskundigen [verzoeker] in de gelegenheid moeten stellen om gebruik te maken van zijn inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in art. 7:464 lid 2 onder b BW en, indien [verzoeker] als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan [verzoeker] (eventueel onder gesloten couvert via zijn advocaat) moeten toesturen en [verzoeker] daarbij een termijn van twee weken moeten bieden om aan te geven of [verzoeker] gebruik wil maken van zijn blokkeringsrecht (waarbij [verzoeker] zich van commentaar op het concept moet onthouden),
–
indien [verzoeker] binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht, de deskundigen de werkzaamheden onmiddellijk moeten staken en dit aan de rechtbank moeten mededelen,
–
indien [verzoeker] geen gebruik maakt van zijn inzage- of blokkeringsrecht, de deskundigen het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moeten toezenden
5.16.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het conceptrapport van de deskundigen nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundigen geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het conceptrapport te reageren.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.W.M. Olthof en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2023.