Schadefonds Geweldsmisdrijven: van bonnetjes naar all-in-tegemoetkomingen
Vanaf 15 oktober 2014 heeft het Schadefonds Geweldsmisdrijven een grote stap gemaakt in zijn tegemoetkomingspraktijk. Voortaan ontvangen slachtoffers en nabestaanden van een geweldsmisdrijf geen aparte vergoedingen meer voor verschillende schadeposten, maar een tegemoetkoming in één som. Prof. Siewert Lindenbergh, lid van de commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, geeft aan dat slachtoffers vroeger met bonnetjes en andere bewijsstukken hun schade moesten aantonen, wat altijd negatieve energie kost. In het nieuwe systeem vindt aan de hand van de ernst van het letsel volgens een door deskundigen opgestelde letsellijst een indeling plaats in één van de zes categorieën.
Persbericht Schadefonds Geweldsmisdrijven d.d. 14 oktober 2014 Artikel (blog) Prof. Siewert Lindenbergh over het Schadefonds Geweldsmisdrijven
Van bonnetjes naar all in-tegemoetkomingen
Door: Siewert Lindenbergh, hoogleraar privaatrecht Erasmus Universiteit Rotterdam, lid commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven
Het Schadefonds Geweldsmisdrijven neemt een historische stap
Op 15 oktober maakt het Schadefonds Geweldsmisdrijven een grote stap in zijn tegemoetkomingspraktijk: voortaan ontvangen aanvragers geen aparte vergoedingen meer voor verschillende schadeposten, maar een tegemoetkoming in één som. Niet langer hoeven slachtoffers met letsel door een geweldsmisdrijf bonnetjes aan te dragen; zij ontvangen afhankelijk van de ernst van hun letsel een rond bedrag, in zes categorieën variërend van € 1.000 tot € 35.000. Daarmee wil het Schadefonds het tegemoetkomende karakter van het bedrag benadrukken, benadeelden ontlasten van het uitmeten van hun schade en bureaumedewerkers van het controleren en berekenen van opgevoerde schadeposten.
Toen ik een jaar geleden toetrad tot de commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven vielen mij drie dingen op. De organisatie bleek veel minder bureaucratisch dan ik had verwacht: medewerkers zoeken actief telefonisch contact met slachtoffers en proberen hen praktisch te ondersteunen in hun aanvraag om een tegemoetkoming. Maar hoewel de wet spreekt over tegemoetkomingen bij ernstig letsel, viel mij op dat er – bezien vanuit mijn ervaring met de letselschadepraktijk – ook vaak in gevallen van betrekkelijk gering letsel tegemoetkomingen worden verstrekt. Inmiddels begrijp ik dat wel: iedereen die door een geweldsmisdrijf is getroffen wordt immers in ernstige mate geraakt. Het meest verrassende vond ik evenwel dat – hoewel het Schadefonds tegemoetkomingen verstrekt – de toekenningen wel 26 verschillende, vaak vooral kleine schadeposten betroffen (reiskosten, kosten van een nieuwe matras, telefoonkosten, et cetera), die bovendien tot achter de komma werden uitgerekend. Tegelijkertijd bracht het karakter van de tegemoetkoming en het daaraan door de wet gestelde maximum mee dat lang niet alle kosten werden vergoed.
In de loop van het afgelopen jaar is de bestaande praktijk heroverwogen, mede naar aanleiding van onderzoek onder ‘klanten’ van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Uit dat onderzoek blijkt dat zij vaak tevreden zijn met de door hen ontvangen tegemoetkomingen, maar dat hun tevredenheid sterk afhangt van de snelheid en wijze van afhandeling van hun verzoek en van de mate waarin het ontvangen bedrag aan hun verwachtingen voldoet. De overgang naar zes categorieën van all in-bedragen zal naar verwachting de snelheid van afhandeling en de voorspelbaarheid van de uitkomst vergroten. Ook heeft een rol gespeeld dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven het afgelopen jaar ervaring heeft opgedaan met de toewijzing van all in-bedragen in gevallen van seksueel misbruik. Het Schadefonds voert sinds een jaar twee compensatieregelingen uit voor slachtoffers van seksueel misbruik in jeugdzorginstellingen. Volgens die regelingen worden tegemoetkomingen verstrekt waarvan de hoogte afhankelijk is van de aard en ernst van het misbruik, zonder dat slachtoffers worden belast met het bewijs van de gevolgen van het misbruik in de financiële en immateriële sfeer.
Volgens het oude beleid moesten slachtoffers niet alleen aantonen dat en hoe zij het slachtoffer waren geworden van een geweldsmisdrijf, maar ook welke concrete schade zij als gevolg daarvan hadden geleden. Het gevolg daarvan is dat iemand vooral moet terugblikken op wat er is gebeurd en dat hij zich moet concentreren op de omvang van de nare gevolgen daarvan. Praktisch betekent het ook dat die gevolgen moeten worden onderbouwd, met verklaringen, bonnetjes en andere bewijsstukken. Dat kost tijd en negatieve energie. Volgens het nieuwe beleid blijft het nodig om duidelijk te maken hoe iemand het slachtoffer is geworden van een geweldsmisdrijf, maar wordt vervolgens aan de hand van de ernst van het fysieke of psychische letsel vastgesteld welke tegemoetkomingsbedrag daar bij past. Bewijs van de gevolgen van het letsel in concrete gevallen is dus niet meer nodig. Die vereenvoudiging is niet alleen van belang voor slachtoffers die een aanvraag doen, maar ook voor hun hulpverleners, zoals medewerkers van Slachtofferhulp Nederland, advocaten en anderen.
Bij letsel vindt aan de hand van de ernst van het letsel volgens een door deskundigen opgestelde letsellijst een indeling plaats in één van de zes categorieën. Per categorie geldt een vast tegemoetkomingsbedrag: € 1.000, € 2.500, € 5.000, € 10.000, € 20.000 of € 35.000. Bij complexe letsels is het meest ernstige letsel leidend voor de indeling in een categorie. Ook in gevallen van (enkel) psychisch letsel wordt met deze zes categorieën gewerkt, en vindt de indeling plaats op basis van objectieve informatie van behandelaars (diagnose, behandelingsduur). Bij bepaalde geweldsmisdrijven en bij seksueel misbruik wordt vanwege de ernst van het delict het bestaan van psychisch letsel zonder nader bewijs verondersteld.
Bij overlijden door een geweldsmisdrijf ontvangen nabestaanden een vast bedrag (€ 5.000) ongeacht welke concrete schade zij lijden. Daarnaast vindt er bij overlijden nog wel enig maatwerk plaats: alleen degene die kosten voor de uitvaart heeft gemaakt kan daarvoor een tegemoetkoming ontvangen, met een maximum van € 7.500. En alleen degenen die door het overlijden levensonderhoud hebben gederfd ontvangen daarvoor nog een extra bedrag.
Met deze grote stap hoopt het Schadefonds Geweldsmisdrijven het aanvragen en afhandelen van tegemoetkomingen eenvoudiger te maken, zodat slachtoffers van geweldsmisdrijven eerder erkenning vinden van het onrecht en het leed dat hun is aangedaan. Een vlottere afwikkeling, waarbij meer aandacht mogelijk is voor de persoon van de getroffene en minder voor de administratie van schadeposten, kan er bovendien aan bijdragen dat het slachtoffer de blik eerder op een nieuwe toekomst kan richten. Het is een voorrecht om daaraan een bijdrage te mogen leveren.
- ________________________________________________________________
Persbericht
Rijswijk, 14 oktober 2014
Schadefonds Geweldsmisdrijven: van bonnetjes naar all-in
Vanaf 15 oktober maakt het Schadefonds Geweldsmisdrijven een grote stap in zijn tegemoetkomingspraktijk. Voortaan ontvangen slachtoffers en nabestaanden van een geweldsmisdrijf geen aparte vergoedingen meer voor verschillende schadeposten, maar een tegemoetkoming in één som.
Niet langer hoeven slachtoffers met letsel door een geweldsmisdrijf bonnetjes aan te dragen, zij ontvangen afhankelijk van de ernst van hun letsel een rond bedrag. Daarmee wil het Schadefonds het tegemoetkomende karakter van het bedrag benadrukken en het indienen van een aanvraag makkelijker maken voor slachtoffers.
Daarnaast zal het Schadefonds de aanvragen sneller kunnen afhandelen omdat het controleren en berekenen van opgevoerde schadeposten niet langer nodig is. Aanvragen die vanaf 15 oktober binnenkomen bij het Schadefonds worden volgens het all-in beleid afgehandeld.
De uitkering
De financiële tegemoetkoming is een maatschappelijke uiting van solidariteit en een blijk van erkenning van het onrecht en leed dat een slachtoffer of nabestaande is overkomen. De uitkering is bedoeld voor het leed dat een slachtoffer is overkomen (smartengeld) en voor de eventuele financiële schade die hij of zij door het misdrijf leed. Denk hierbij aan de kosten voor medische hulp en vermindering van inkomsten. Met de uitkering wil het Schadefonds slachtoffers (financieel) vooruit helpen, zodat zij de blik weer op de toekomst kunnen richten.
De uitkering bestaat voortaan uit één vast bedrag. Dit bedrag is gekoppeld aan één van de zes letselcategorieën die het Schadefonds Geweldsmisdrijven gebruikt. In welke letselcategorie het letsel valt, hangt af van de ernst van het letsel, de gevolgen ervan en de omstandigheden waaronder het geweldsmisdrijf plaatsvond. Hoe ernstiger het letsel, de gevolgen en de omstandigheden zijn, hoe hoger de letselcategorie en het bijbehorende bedrag. De uitkering kan variëren van € 1.000 tot maximaal € 35.000.
Elke nabestaande die recht heeft op een uitkering, krijgt een vast bedrag van € 5.000. Daarnaast kan een nabestaande om een extra uitkering vragen voor uitvaartkosten en voor schade door het wegvallen van het inkomen van de overledene.
Aanleiding
Het ‘oude’ beleid is heroverwogen mede door onderzoek onder aanvragers van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Hieruit bleek dat aanvragers vaak tevreden zijn met de ontvangen tegemoetkoming, maar dat hun tevredenheid vooral afhangt van de snelheid en wijze van afhandeling van hun aanvraag en van de mate waarin het ontvangen bedrag aan hun verwachtingen voldoet. De overgang naar zes categorieën van all in-bedragen zal naar verwachting de snelheid van afhandeling en de voorspelbaarheid van de uitkomst vergroten.
Ook heeft een rol gespeeld dat het Schadefonds het afgelopen jaar ervaring heeft opgedaan met de toewijzing van all in-bedragen bij de uitvoering van twee compensatieregelingen voor slachtoffers van seksueel misbruik in jeugdzorginstellingen en pleeggezinnen. Slachtoffers krijgen volgens die regelingen een tegemoetkoming, waarvan de hoogte afhankelijk is van de aard en ernst van het misbruik, zonder dat zij bewijs hoeven aan te leveren van de gevolgen van het misbruik in de financiële en immateriële sfeer. Dit werkt goed.