Hof: aanrijding tussen twee achteruitrijders: bewijs eisende partij

Samenvatting:

Aanrijding tussen auto die beide achteruit uit tegenover elkaar liggende uitritten rijden. De kantonrechter achtte de lezing van eisende partij niet bewezen; getuigenverklaring van echtgenote stond lijnrecht tegenover verklaringen andere getuigen. Eisende partij wordt alsnog toegelaten opsteller van het schaderapport te doen horen.

LJN: BT6924, Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch , HD 200.025.923 T
Datum uitspraak: 04-05-2010
Datum publicatie: 07-10-2011
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Beoordeling schuld bij aanrijding.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht

zaaknummer HD 200.025.923/01

arrest van de vierde kamer van 4 mei 2010

in de zaak van

[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. J.G.M. Daemen,

tegen:

[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,

op het bij exploot van dagvaarding van 15 januari 2009 ingeleide hoger beroep van het op 22 oktober 2008 door de rechtbank Maastricht, sector Kanton, locatie Heerlen, gewezen vonnis tussen appellant – [X.] – als eiser en geïntimeerde – [Y.] – als gedaagde.

1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 268215 CV EXPL 07-5751)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnis en het vonnis van 9 april 2008 waartegen eveneens een grief is gericht..

2. Het geding in hoger beroep

2.1. Bij memorie van grieven heeft [X.] onder overlegging van twaalf producties vijf grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep en, kort gezegd, tot veroordeling van [Y.] aan [X.] te betalen een bedrag van € 1.975,20 ter zake van schade aan de auto, € 238 ter zake van gemaakte expertise kosten en € 323,68 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, in totaal derhalve € 2536,88, alsmede de wettelijke rente vanaf 1 september 2006 over een bedrag van € 2.213,20.

2.2. Bij memorie van antwoord heeft [Y.] de grieven bestreden.

2.3. Partijen hebben uitspraak gevraagd. [X.] heeft geen dossier overgelegd, zodat het hof recht zal doen op het dossier van [Y.].

3. De gronden van het hoger beroep

Het hof verwijst hiervoor naar de memorie van grieven.

4. De beoordeling

4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.

4.1.1. [X.] en [Y.] wonen tegenover elkaar aan de [straat] te [woonplaats]; [X.] woont op nr. [nummer A.] en [Y.] op nr.[nummer B.]. Beide woonhuizen hebben een oprit uitkomende op de [straat].
Op 4 augustus 2006 omstreeks 15.45 uur heeft zich een aanrijding voorgedaan tussen de door de echtgenote van [X.] bestuurde Hyundai Matrix Van, kenteken [kentekennummer A.], en de door [Y.] bestuurde Hyundai Coupé 2.0, kenteken [kentekennummer B.]. De Hyundai Matrix Van is eigendom van [X.], de Hyundai coupé van [Y.]. De aanrijding vond plaats terwijl of kort nadat beide auto’s vanaf de opritten achteruit de [straat] opreden. Door de aanrijding zijn het linkervoorportier van de Hyundai Matrix en de bumper rechts achter van de Hyundai Coupé beschadigd.
[Y.] is conform de verplichting op grond van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (de WAM) verzekerd bij RVS Schadeverzekering N.V. De verzekeraar heeft geen aansprakelijkheid erkend.

4.1.2. Volgens [X.] is zijn echtgenote achteruit de oprit afgereden en bevond zij zich op de – vanaf zijn woonhuis bezien – meest nabije weghelft om haar weg te vervolgen en bewoog zij zich reeds op die weghelft in de rijrichting van die weghelft toen zij door [Y.] werd aangereden, die achteruit zijn oprit afreed om in dezelfde richting te gaan rijden als de echtgenote van [X.]. [Y.] reed met zijn rechterachterkant in het linkervoorportier van [X.]. [X.] houdt [Y.] aansprakelijk voor de schade ontstaan door de aanrijding.
[Y.] stelt dat hij achteruit uit zijn oprit is gereden tot op de tegenoverliggende rijbaan en dat hij toen zijn auto tot stilstand heeft gebracht om die in de eerste versnelling te zetten. Vervolgens kwam de auto van [X.] de tegenoverliggende oprit afgereden. De echtgenote van [X.] is vervolgens met die auto vooruit gereden, op welk moment zij tegen de stilstaande auto van [Y.] is gereden. Volgens [Y.] is er sprake van eigen schuld van de echtgenote van [X.].

4.1.3. [X.] heeft een rapport d.d. 24 april 2007 opgesteld door [Q.], registerexpert, in het geding gebracht, waarin wordt gesteld dat de beschadiging van het linker voorportier van de Hyundai Matrix in achterwaartse richting over het portier verloopt over een lengte van 65 cm en op een hoogte, gemeten vanaf het wegdek van 40 tot 50 cm. De conclusie van het rapport is dat de aangetroffen schadefiguratie met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aantoont dat de Hyundai Coupé achterwaarts rijdend tegen het linkervoorportier van de Hyundai Matrix is gereden en dat uit de achterwaarts verlopende beschadiging kan worden geconcludeerd dat de Hyndai Matrix op het moment van de aanrijding stilstond. Hij heeft dit rapport bij brieven van 10 juni 2008 en 18 september 2008 aangevuld.
[Y.] heeft gesteld dat ook in zijn lezing van de aanrijding goed verklaarbaar is dat de kras op het portier in achterwaartse richting loopt.

4.1.4. De kantonrechter heeft in het vonnis van 9 april 2008 overwogen dat het door [X.] in het geding gebrachte rapport niet toereikend is om de stellingen van [X.] te bewijzen, nu bij dit onderzoek niet alle spelregels, waaronder hoor en wederhoor, in acht zijn genomen.
De kantonrechter heeft [X.] toegelaten te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat [Y.] de veroorzaker is van de aanrijding, welke op 4 augustus 2006 tussen de echtgenote van [X.] en [Y.] heeft plaatsgevonden op de [straat] in [plaatsnaam].

4.1.5. [X.] wenste als getuigen te horen zijn echtgenote en de opsteller van het genoemde rapport, [Q.]. De echtgenote is gehoord. De kantonrechter heeft [Q.] niet toegelaten als getuige.
In contra-enquête heeft [Y.] naast zichzelf vier getuigen doen horen: zijn buurmeisje [Z.], zijn moeder [A.], zijn vriendin [B.] (die bij [Y.] in de auto zat tijdens de aanrijding) en zijn voormalig buurmeisje [C.].

4.1.6. De kantonrechter heeft in zijn eindvonnis – verkort weergegeven – als volgt overwogen.
De getuigenverklaring van de echtgenote van [X.] staat lijnrecht tegenover de verklaringen van de zijdens [Y.] gehoorde getuigen. De getuigenverklaring van de echtgenote moet kritisch worden bekeken omdat ze belang bij de uitkomst heeft, maar ook de door [Y.] gehoorde getuigen staan in meer of mindere mate in een relationele verhouding tot [Y.] en alleen [Y.] en zijn vriendin waren direct bij de aanrijding betrokken.
Slechts staat vast dat een aanrijding heeft plaatsgehad. Noch de precieze veroorzaking noch het precieze schadegevolg volgen simpelweg uit de stellingen en de stukken. Het door [Q.] geconstateerde schadebeeld op het linkerportier sluit niet uit dat het de auto van [X.] is geweest die tegen de auto van [Y.] is gereden. [X.] is niet geslaagd in het hem opgedragen bewijs. De vordering zal worden afgewezen.

4.2.1. Grief 1 stelt dat de kantonrechter onvoldoende rekening heeft gehouden met het door [X.] in het geding gebrachte rapport van de politie Limburg-Zuid, in welk rapport onder de kop “getuigen” geen melding is gemaakt van enige getuigen. De grief wijst erop dat de echtgenote van [X.] al van het begin heeft gezegd dat er geen getuigen waren behalve zij zelf, [Y.] en de vriendin van [Y.].
De grief faalt. Uit het niet noteren van getuigen op het politieformulier kan niet worden afgeleid dat er geen getuigen van de aanrijding waren. Ook de naam van de vriendin van [Y.] is niet opgenomen. Kennelijk heeft de politie geen aanleiding gezien om namen van getuigen te noteren.

4.2.2. Grief 2 stelt dat onbegrijpelijk is dat [X.] bij tussenvonnis de bewijsopdracht heeft gekregen ondanks het door hem in het geding gebrachte deskundigenrapport van [Q.]. Ook deze grief faalt. De kantonrechter heeft het rapport niet toereikend geacht. Het hof verenigt zich met dit oordeel van de kantonrechter. Het rapport is gemotiveerd betwist door [Y.], die heeft gesteld dat de door hem geschetste toedracht van de aanrijding eveneens in overeenstemming is met de door [Q.] geconstateerde schade. [X.] is derhalve terecht bewijs opgedragen.

4.2.3. De grieven 3 t/m 5 stellen de beoordeling van het bewijs aan de orde. Betoogd wordt dat de kantonrechter het deskundigenrapport van [Q.] niet op juiste waarde heeft geschat en de getuigenverklaring van de echtgenote van [X.] onvoldoende heeft gewaardeerd.
Grief 3 stelt in het bijzonder dat de kantonrechter ten onrechte [Q.] niet als getuige heeft toegelaten. [X.] biedt in hoger beroep uitdrukkelijk aan [Q.] als getuige te doen horen.

4.2.4. Het hof zal [X.] tot nadere bewijslevering toelaten door het horen van genoemde [Q.]. [Q.] kan uit eigen wetenschap als getuige verklaren over de door hem geconstateerde schade. Als deskundige kan hij bevraagd worden over wat zijns inziens als de meest waarschijnlijke oorzaak van de schade moet worden gezien en waarom.

4.3. In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beoordeling aangehouden.

5. De uitspraak

Het hof:

laat [X.] toe tot het leveren van nader bewijs omtrent de toedracht van de onderwerpelijke aanrijding door het horen als getuige en als partijdeskundige van [Q.];

verwijst de zaak naar de rol van 18 mei 2010 voor het opgeven van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige-deskundige in de periode juni t/m half juli 2010;

bepaalt dat de raadsheer-commissaris, mr. Van der Putt, na genoemde rol dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen; de zitting zal worden gehouden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te
’s-Hertogenbosch;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. Brandenburg, Vermeulen en Van der Putt en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 mei 2010.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey