Hof: bindendverklaring Overeenkomst DES-II
De Overeenkomst DES-I is een regeling tot vergoeding van schade via fondsvorming door het gebruik tijdens zwangerschap van DES . Het fonds had nog voldoende middelen tot uitbreiding van de gerechtigden tot degenen met handicaps die mogelijk voortvloeien uit een te vroege geboorte (kleinkinderen, overeenkomst DES-II van 11 december 2013). Het verzoek tot verbindendverklaring van DES-II voldoet aan de daaraan te stellen eisen en er zijn geen gronden voorafwijzing van het verzoek of tot aanvulling of wijziging moeten leiden.
Datum publicatie
24-06-2014
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Hoger beroep
Inhoudsindicatie
WCAM. Verbindendverklaring overeenkomst DES-II.
zie ook: ECLI:NL:GHAMS:2014:2372
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.139.490/01
Beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 juni 2014
inzake het verzoek als bedoeld in artikel 7:907 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van:
1. STICHTING BEHEER DEELNEMERSGELDEN IN B/V-FONDS, gevestigd te Rotterdam,
2. STICHTING DES CENTRUM, gevestigd te Nijkerk,
en de ondernemingen:
3. BAYER AG, gevestigd te Leverkusen, Duitsland,
4. BAYER B.V., gevestigd te Mijdrecht,
5. BROCACEF B.V., gevestigd te Maarssen,
6. CENTRAFARM B.V., gevestigd te Etten-Leur,
7. DAGRA B.V., gevestigd te Amsterdam,
8. ALLIANCE HEALTHCARE NEDERLAND B.V., gevestigd te Veghel, rechtsopvolgster van Interpharm B.V.,
9. E. MERCK B.V., gevestigd te Amsterdam,
10. MEDIQ PHARMA B.V., gevestigd te Utrecht,
rechtsopvolgster van OPG Groothandel B.V.,
11. MEDIQ N.V., gevestigd te Utrecht,
rechtsopvolgster van OPG Groep N.V., B.V. Pharbita en Pharmachemie B.V.,
12. ABBOTT B.V., gevestigd te Hoofddorp,
rechtsopvolgster van Solvay Pharma B.V.,
13. ABBOTT HEALTHCARE PRODUCTS B.V., gevestigd te Weesp,
rechtsopvolgster van Solvay Pharmachemie B.V.,
14. UCB S.A., gevestigd te Brussel, België,
14. UCB PHARMA B.V., gevestigd te Breda,
en de verzekeringmaatschappijen:
16. ACE EUROPEAN GROUP LIMITED, gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
16. ACHMEA SCHADEVERZEKERING N.V., gevestigd te Apeldoorn,
16. AEGON SCHADEVERZEKERING N.V., gevestigd te Den Haag,
16. ALLIANZ BENELUX N.V., gevestigd te Brussel, België, rechtsopvolgster van AGF Belgium Insurance N.V.,
16. ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V., gevestigd te Rotterdam,
16. AMLIN EUROPE N.V., gevestigd te Amstelveen en Brussel, België, voorheen handelend onder de naam Fortis Corporate Insurance N.V.,
16. BALOISE INSURANCE N.V., gevestigd te Brussel, België
rechtsopvolgster van Avero Belgium Insurance N.V.,
23. AXA BELGIUM N.V., gevestigd te Brussel, België,
rechtsopvolgster van Winterthur Europe Verzekeringen N.V.,
24. DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V., gevestigd te Amsterdam, tevens rechtsopvolgster van Erasmus Verzekeringen B.V. en De Noord- en Zuid-Hollandsche Lloyd,
24. FIDEA N.V., gevestigd te Antwerpen, België,
24. HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V., voorheen HDI Verzekeringen N.V., gevestigd te Rotterdam, mede namens de door H.J. Roelofs Assuradeuren vertegenwoordigde maatschappijen,
24. LONDON VERZEKERINGEN N.V., gevestigd te Amsterdam,
24. NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING-MAATSCHAPPIJ N.V., gevestigd te Den Haag, mede namens de onder haar ressorterende werkmaatschappijen,
24. NATIONALE SUISSE SCHADEVERZEKERING N.V., gevestigd te Brussel, België,
24. REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V., gevestigd te Utrecht, rechtsopvolgster van Axa Schade N.V. en Winterthur Schadeverzekering Mij. N.V.,
24. ZÜRICH VERSICHERUNG-GESELLSCHAFT A.G., gevestigd te Zürich, Zwitserland, met kantoor te Den Haag onder de naam Zürich Insurance Plc Netherlands Branch en te Brussel onder de naam Zürich Insurance Plc Belgium Branch,
verzoeksters.
1 Procesverloop
Verzoeksters hebben op 31 december 2013 een verzoekschrift met bijlagen ingediend.
Op 18 februari 2014 hebben verzoeksters een brief met producties gezonden.
Op 20 februari 2014 heeft een regiezitting plaatsgevonden. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
Bij mail van 12 maart 2014 en brief van 19 maart 2014 hebben verzoeksters nader bericht.
Bij brief van 7 mei 2014 hebben verzoeksters een nader stuk met producties ingediend.
De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op
13 mei 2014. Bij die gelegenheid hebben verzoeksters aan de hand van een pleitnotitie hun standpunt toegelicht. Voorts heeft een belanghebbende aan de hand van een notitie haar standpunt toegelicht.
Van de zitting, waarop ook het samenhangende verzoekschrift met zaaknummer 200.139.492/01 ter zake een verzoek als bedoeld in art. 7:910 lid 2 BW van verzoeksters 1 en 3 tot en met 32 is behandeld, is proces-verbaal opgemaakt.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten. Uitspraak is bepaald op heden, gelijktijdig met de uitspraak op het verzoekschrift met zaaknummer 200.139.492/01. Bij brief van 20 mei 2014 hebben verzoeksters het hof conform afspraak ter zitting nader bericht over een voorstel voor de tekst voor een aankondiging van een verbindendverklaring.
2 Feiten
2.1 Verzoeksters hebben op 3 november 2005 een overeenkomst als bedoeld in artikel 7:907 lid 1 BW gesloten waarin een regeling tot vergoeding van schade door het gebruik tijdens zwangerschap van het synthetisch hormoon diethylstilbestrol (DES) in de jaren 1947 tot 1976 is opgenomen (overeenkomst DES-I). Overeenkomst DES-I is bij beschikking van dit hof van 1 juni 2006 op de voet van artikel 7:907 lid 1 BW verbindend verklaard voor de in die overeenkomst bedoelde personen.
2.2 Verzoeksters hebben op 11 december 2013 een volgende overeenkomst als bedoeld in artikel 7:907 lid 1 BW gesloten die eveneens strekt tot vergoeding van schade door het gebruik van DES tijdens zwangerschap, maar dan specifiek wat betreft de financiële gevolgen van handicaps die mogelijk voortvloeien uit een te vroege geboorte (overeenkomst DES-II).
2.3 Bij beschikking van heden is, op de voet van art. 7:910 lid 2 BW, uitkering van
€ 20.500.000 uit het restant van het voor de uitvoering van overeenkomst DES-I gevormde DES-Fonds bevolen en in beheer aan verzoekster sub 1 – hierna: Stichting BD – gelaten, ter uitvoering van overeenkomst DES-II.
3 Verzoek en reactie belanghebbende
3.1 Het verzoek houdt, kort samengevat, in dat het hof wordt verzocht om op grond van art. 7:907 BW overeenkomst DES-II, die als productie 1 (met bijbehorende bijlagen) bij het verzoekschrift is gevoegd, verbindend te verklaren voor de gerechtigden als in die overeenkomst omschreven. Voorts is, in aanvulling op het verzoekschrift, het hof ter zitting verzocht de in art. 7:908 lid 2 BW bedoelde termijn (de zogenoemde opt-outtermijn) op drie maanden te bepalen.
3.2 Er zijn geen verweerschriften ingekomen. De bovengenoemde belanghebbende heeft ter zitting naar voren gebracht dat de groep uitkeringsgerechtigden onder de overeenkomst uitgebreid dient te worden.
4 Bevoegdheid
Het hof is uit hoofde van art. 1013 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) bevoegd kennis te nemen van het verzoek.
5 Formele vereisten
5.1 Het verzoekschrift voldoet aan de eisen van art. 1013 lid 1 en 2 Rv.
5.2.1 Op de regiezitting van 20 februari 2013 heeft het hof de wijze van oproeping van de belanghebbenden aldus bepaald:
a. De bekende belanghebbenden die in Nederland wonen, zullen worden opgeroepen per gewone brief en tevens, indien hun e-mailadres bij verzoeksters bekend is, per e-mail.
b. Voor de bekende belanghebbenden die wonen in een vreemde staat waar de EU
Betekeningsverordening van toepassing is, gelden de regels van die verordening.
De bekende belanghebbenden die wonen in een vreemde staat waar de EU
Betekeningsverordening niet van toepassing is, moeten worden opgeroepen in
overeenstemming met de daarvoor geldende verdragsregels of, bij gebreke van
dergelijke verdragsregels, de artikelen 54 en volgende Rv.
c. De oproepingen zullen worden gedaan op uiterlijk 10 maart 2014.
d. De oproepingsbrieven zullen ook geplaatst worden op de websites www.descentrum.nl en www.desfonds.nl en ten behoeve van alle belanghebbenden zal een advertentie worden geplaatst in De Telegraaf.
5.2.2 Ter regiezitting is gebleken dat het verzoeksters niet bekend was of er belanghebbenden zijn die thans in het buitenland wonen. Het hof heeft er toen op gewezen dat, indien één of meer belanghebbenden in het buitenland wonen die volgens de toepasselijke regels moeten worden opgeroepen, met de daarbij in acht te nemen termijnen, aan wie een redelijke termijn voor verweer moet worden gelaten, dat van invloed kan zijn op de datum van de mondelinge behandeling. Bij e-mail van 12 maart 2014 hebben verzoeksters daaromtrent bericht dat 26 geregistreerde belanghebbenden in het buitenland wonen, ten dele in landen waar de EU Betekeningsverordening toepasselijk is, ten dele elders.
Bekende belanghebbenden met woonplaats in Nederland
5.2.3 Bij DES Centrum zijn ruim 1.500 belanghebbenden bekend die gericht opgeroepen konden worden. Uit de overgelegde stukken blijkt dat deze vrijwel allen daadwerkelijk per brief en/of e-mail bereikt zijn. Aan de anderen is in elk geval een brief/e-mail naar het bekende adres gezonden.
Bekende belanghebbenden met woonplaats in het buitenland
5.2.4 Uit de stukken (productie 8 bij de brief van verzoeksters van 7 mei 2014 in samenhang met de e-mail van verzoeksters van 12 maart 2014) blijkt dat thans (anders dan eerder vermeld) 18 bekende belanghebbenden in het buitenland wonen. 14 van hen zijn (per e-mail of brief) tijdig bereikt.
5.2.5 Van de 18 in het buitenland wonende bekende belanghebbenden zijn er 4 niet bereikt. Zij zijn dus niet deugdelijk op de hoogte gesteld.
Bij brief van 19 maart 2014 hebben verzoeksters laten weten dat zij ten aanzien van deze personen niet om verbindendverklaring verzoeken. Zij hebben voorts laten weten dat, indien deze personen alsnog verzoeken om toelating tot de regeling (opt-in), dat verzoek zal worden ingewilligd indien deze personen aan de in de overeenkomst gestelde eisen en voorwaarden voldoen.
Ter zitting hebben verzoeksters dit standpunt herhaald en bevestigd.
Aankondiging
5.2.6 Bij de stukken bevinden zich genoegzame bewijsstukken waaruit de plaatsing van de onder 5.2.1.d bedoelde advertentie in de genoemde krant en de aankondiging (met digitale terbeschikkingstelling van de relevante stukken) op de websites blijkt.
Oordeel betreffende de oproeping en aankondiging
5.2.7 Naar het oordeel van het hof kan uit de stukken worden opgemaakt dat de oproeping en aankondiging naar behoren heeft plaatsgevonden. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat het verzoek geen betrekking heeft op de in het buitenland wonende belanghebbenden die niet deugdelijk van het verzoek in kennis zijn gesteld, bedoeld in 5.2.5. Op grond van een toezegging van verzoekers hebben deze personen echter de keuze zich vrijwillig aan de overeenkomst te binden.
6 De overeenkomst
6.1 Overeenkomst DES-II strekt tot vergoeding van schade die, kort gezegd, door vroeggeboorte in verband met DES-gebruik is ontstaan. De personen bij wie de schade is veroorzaakt zijn kleinkinderen van vrouwen die DES tijdens de zwangerschap hebben gebruikt, een en ander als nader omschreven in artikel 1 van overeenkomst DES-II.
Partijen – art. 7:907 lid 1 en lid 3, aanhef en onder f, BW
6.2 Verzoekster 2, Stichting DES Centrum, behartigt reeds meer dan twintig jaar de belangen van DES-benadeelden en geniet daarvoor landelijke bekendheid. Bij het indienen van het verzoek stonden ongeveer 17.000 personen bij haar geregistreerd. Voor zover bekend zouden ongeveer 1.500 van hen zouden mogelijk belang kunnen hebben bij een regeling voor DES-kleinkinderen, dat wil zeggen kleinkinderen van vrouwen die DES tijdens de zwangerschap hebben gebruikt. Bij de verbindendverklaring van de overeenkomst DES-I is aangenomen dat Stichting DES Centrum voldoende representatief is ter zake van de belangen van DES-benadeelden, wat betreft het verkrijgen van een vergoeding. Er is geen reden om aan te nemen dat dit thans anders is. Ook de hiervoor genoemde belanghebbende heeft zich niet in andere zin uitgesproken.
Overeenkomst DES-II voldoet aan de eis van art. 7:907 lid 1 BW. Ook de afwijzingsgrond van art. 7:907 lid 3, aanhef en onder f, BW doet zich niet voor.
Inhoud – art. 7:907 lid 2 BW
6.3.1 De personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten, zijn omschreven in art. 1 van overeenkomst DES-II (gelezen in samenhang met bijlagen I en III).
6.3.2 Het aantal gerechtigden wordt geschat op (maximaal) 219.
6.3.3 De vergoeding die aan de gerechtigden toekomt en de voorwaarden waaraan zij moeten voldoen om voor de vergoeding in aanmerking te komen, zijn vermeld in de artt. 2 tot en met 5 (in combinatie met de bijlagen I en III) van overeenkomst DES-II.
6.3.4 De wijze waarop de vergoeding wordt vastgesteld en kan worden verkregen, is vermeld in art. 11 (in combinatie met bijlagen IV-VIII) van overeenkomst DES-II.
6.3.5 De naam en de woonplaats van degene aan wie de in art. 7:908 lid 2 en 3 BW bedoelde schriftelijke mededeling (opt-outverklaring) kan worden gedaan, is vermeld in art. 9.3 van overeenkomst DES-II. Deze opt-outverklaring kan, blijkens nadere verduidelijking zijdens verzoeksters, worden gericht aan:
Stichting Beheer Deelnemersgelden in B/V Fonds (kortweg “DES Fonds”),
Postbus 84037, 2508 AA Den Haag.
6.3.6 Gelet op het voorgaande voldoet de overeenkomst aan de eisen van artikel 7:907 lid 2 BW en doet de afwijzingsgrond van art. 7:907 lid 3, aanhef en onder a, zich niet voor.
Redelijkheid
6.4.1 Ingevolge artikel 7:907 lid 3, aanhef en onder b, BW moet het hof het verzoek afwijzen indien de hoogte van de toegekende vergoedingen niet redelijk is, mede gelet op de omvang van de schade, de eenvoud en snelheid waarmee de vergoedingen kunnen worden verkregen en de mogelijke oorzaken van de schade.
6.4.2 Het gaat om een partiële tegemoetkoming in de nadelen die DES-kleinkinderen ondervinden, omdat deze, mogelijk ten gevolge van DES-blootstelling van hun moeder, te vroeg geboren zijn en als gevolg van die vroeggeboorte gehandicapt zijn. Verzoeksters hebben toegelicht en onderbouwd dat sprake is van een groot aantal handicaps, die wisselend zijn van ernst en in vele combinaties kunnen voorkomen.
6.4.3 Uit de overgelegde, niet betwiste, stukken blijkt genoegzaam dat sprake is van een complexe, indirecte causale relatie tussen de handicaps en het DES-gebruik tijdens de zwangerschap. Het gaat in feite om een dubbele kansschade. De vroeggeboorte is mogelijk, maar niet noodzakelijkerwijs een gevolg van het DES-gebruik. Ook de handicaps zijn mogelijk, maar niet noodzakelijkerwijs een gevolg van de vroeggeboorte.
Tegen die achtergrond is in de overeenkomst DES-II door verzoeksters de keuze gemaakt dat slechts in aanmerking worden genomen de vroeggeboortehandicaps waarvan inmiddels het (indirecte) causale verband met DES-gebruik in medische zin vrij algemeen aanvaard is. Het gaat dan om gehoorschade, schade aan het gezichtsvermogen, cognitieve stoornissen, neuromotorische schade en epilepsie.
6.4.4 De hiervoor genoemde belanghebbende heeft die keuze aangevochten. Zij stelt zich op het standpunt dat ook anderen, zoals haar minderjarige kinderen, die deze handicaps niet hebben, toch geconfronteerd (zullen) worden met nadelige gevolgen van vroeggeboorte ten gevolge van DES-gebruik. Zij ziet niet in op welke grond deze nadelen buiten vergoeding op basis van deze overeenkomst zouden moeten blijven.
6.4.5 Het hof stelt voorop dat de overeenkomst in de eerste plaats hen aangaat ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten. De belangen van hen ten behoeve van wie de overeenkomst niet is gesloten, zullen in de regel niet kunnen verhinderen dat de overeenkomst wel verbindend wordt verklaard voor hen ten behoeve van wie deze is gesloten. Denkbaar is echter dat dit beginsel onder bijzondere omstandigheden uitzondering moet lijden. Die bijzondere omstandigheden zijn echter niet reeds gelegen in het enkele feit dat het redelijk of wenselijk zou zijn ook anderen aan de regeling te laten deelnemen.
6.4.6 Bij de behandeling van het verzoek tot verbindendverklaring van de overeenkomst DES-I is reeds ter sprake gekomen dat het wenselijk zou zijn om ook een regeling te treffen voor de DES-kleinkinderen. Omdat de uitvoering van die overeenkomst heeft geresulteerd in een aanzienlijk overschot zijn middelen beschikbaar gekomen om een dergelijke regeling alsnog in het leven te roepen, wat heeft geleid tot de onderhavige overeenkomst DES-II. Het hof begrijpt dat het een teleurstelling is dat ook deze overeenkomst voor sommige personen, zoals de kinderen van de belanghebbende, niet in een uitkering voorziet. Het gaat echter om een overeenkomst die het resultaat is van onderhandelingen. Uit de aard van een regeling als de onderhavige volgt dat verzoeksters keuzes hebben moeten maken, ook ten aanzien van de omvang en de samenstelling van de onder de overeenkomst te brengen groepen van personen. De keuzes die verzoeksters hebben gemaakt kunnen, gelet op de aard en de complexiteit van de problematiek, ook niet onbegrijpelijk worden geacht. Dat brengt mee dat geen sprake is van een grond om de verbindendverklaring te weigeren of – in het verlengde daarvan – te gelasten dat de overeenkomst moet worden aangepast.
6.4.7 Verzoeksters hebben de gekozen systematiek toegelicht.
Hoewel geen sprake is van een zuiver individuele benadering, is de systematiek vergelijkbaar met de in de letselschadepraktijk gebruikelijke benaderingen en noties. Deze maakt het mogelijk om een zekere verfijning te bereiken, zodat een beperkte mate van concrete schadebegroting wordt bereikt. Het uitgangspunt is voorts dat slechts schade die niet langs andere weg wordt vergoed, in aanmerking wordt genomen. De regeling vergt weliswaar een zekere mate van bewijsvoering, doch aan het aannemelijk maken van het DES-gebruik (in het inmiddels verre verleden) worden geen hoge eisen gesteld, op verjaring zal geen beroep worden gedaan en een groot deel van de vereiste bewijsstukken zal reeds voorhanden zijn. Ten slotte bespaart een beroep op overeenkomst DES-II de gerechtigden de, naar verwachting hoge, kosten en aanzienlijke onzekerheid (met name ten aanzien van de causaliteit) die gepaard zullen gaan met een gerechtelijke procedure. Tegenover die voordelen voor de gerechtigden staan neerwaartse correcties van de uit te keren bedragen, met name verband houdende met de causaliteitsproblematiek.
6.5 Het hof acht de hoogte van de toegekende vergoedingen, alles afwegende, redelijk.
De afwijzingsgrond als bedoeld in art. 7:907 lid 3, aanhef en onder b, BW doet zich niet voor.
Zekerheid voor de voldoening
6.6 Bij beschikking van heden op het verzoek met zaaknummer 200.139.492/01 heeft het hof bevolen dat van het restant van de voor de uitvoering van overeenkomst DES-I beschikbare gelden een bedrag van € 20.500.000 aan verzoeksters 2 tot en met 32 wordt uitgekeerd en dat het uit te keren bedrag onder beheer blijft van Stichting BD ter uitvoering van overeenkomst DES-II. Dat brengt mee dat Stichting BD voor de uitvoering van overeenkomst DES-II kan beschikken over € 20.500.000. Tegen die achtergrond en in aanmerking nemend de wijze waarop zij blijkens de stukken het beheer heeft gevoerd over de gelden van overeenkomst DES-I, is voldaan aan de eis die ligt besloten in artikel 7:907 lid 3, aanhef en onder c, BW.
Onafhankelijke vaststelling van de vergoedingen/voldoende waarborgen
6.7.1 Overeenkomst DES-II voorziet in een vaststelling van de hoogte van de vergoedingen door Stichting BD. Voorts is in art. 13 van de overeenkomst voorzien in bezwaar en beroep. Daarmee is voldaan aan de eis die ligt besloten in art. 7:907 lid 3, aanhef en onder d, BW.
6.7.2 Nu gesteld noch gebleken is dat de belangen van de personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten anderszins onvoldoende zijn gewaarborgd, is het bepaalde in art. 7:907 lid 3, aanhef en onder e, BW geen reden is voor afwijzing van het verzoek.
Voldoende omvang groep
6.8 De groep van personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten, is van voldoende omvang om verbindendverklaring te rechtvaardigen. Daarmee is voldaan aan de eis die ligt besloten in art. 7:907 lid 3, aanhef en onder g, BW.
Betalende rechtspersoon is partij
6.9 De vergoedingen worden verstrekt door Stichting BD, die partij is bij de overeenkomst, zodat is voldaan aan de eis die ligt besloten in art. 7:907 lid 3, aanhef en onder h, BW.
Slotsom
6.10 Het verzoek tot verbindendverklaring voldoet aan de daaraan te stellen eisen en er zijn geen gronden aangevoerd of gebleken die tot afwijzing van het verzoek of tot aanvulling of wijziging van overeenkomst DES-II moeten leiden. Het hof zal het verzoek daarom toewijzen.
6.11 Het hof zal de in art. 7:908 lid 2 BW bedoelde termijn waarbinnen een gerechtigde tot een vergoeding zich door een schriftelijke mededeling aan de verbindendverklaring kan onttrekken, conform het verzoek bepalen op drie maanden na de in artikel 1017 lid 3 Rv bedoelde aankondiging van deze beschikking.
7 Kennisgeving en aankondiging van de beschikking
7.1 Verzoeksters dienen een kennisgeving van de beschikking, zo spoedig mogelijk nadat deze onherroepelijk is, te verzenden aan de bekende belanghebbenden. De kennisgeving kan worden verzonden bij gewone brief of per e-mail.
7.2 De kennisgeving dient ook te worden geplaatst op de websites van de Stichting DB (www.desfonds.nl) en de stichting DES Centrum.(www.descentrum.nl).
7.3 De kennisgeving dient in elk geval de volgende informatie te bevatten:
– de gevolgen van de verbindendverklaring
– de wijze waarop een uitkering kan worden verkregen,
– de termijn waarbinnen op een uitkering aanspraak moet worden gemaakt,
– de opt-outtermijn;
– het adres waar een opt-outverklaring heen gestuurd moet worden,
– de mogelijkheid de beschikking en de daarbij behorende overeenkomst in te zien op de website van de Stichting DB (www.desfonds.nl) en de stichting DES Centrum (www.descentrum.nl) en op de website van het gerechtshof Amsterdam;
– de mogelijkheid op verzoek een afschrift van de beschikking en de daarbij behorende overeenkomst te verkrijgen bij Stichting DES Centrum.
7.4 Verzoeksters kunnen ermee volstaan dat de beschikking zelf is te downloaden van de onder 7.2 genoemde websites en op aanvraag is te verkrijgen bij hun administrateur.
Daarnaast zal de beschikking kunnen worden geraadpleegd op en gedownload van de website van het hof (www.rechtspraak.nl onder actualiteiten/dossiers) en tevens voor belanghebbenden op aanvraag verkrijgbaar zijn bij de griffie van het hof.
7.5 Verzoeksters dienen verder de beschikking, zo spoedig mogelijk nadat deze onherroepelijk is, aan te kondigen in/op:
– de onder 7.2 genoemde websites;
– dagblad De Telegraaf.
8 Beslissing
Het hof:
8.1 verklaart de aan deze beschikking gehechte overeenkomst DES-II verbindend voor de in artikel 1 van de overeenkomst bedoelde personen, met uitzondering van de onder 5.2.5 bedoelde personen;
8.2 bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking, zowel schriftelijk als elektronisch (in pdf) zal verstrekken aan de advocaat van verzoeksters;
8.3 bepaalt dat verzoeksters de onder 7.1 tot en met 7.5 bedoelde kennisgeving en aankondigingen zullen doen;
8.4 bepaalt de opt-outtermijn op drie maanden na de dag waarop deze beschikking zal zijn aangekondigd op zowel de onder 7.5 bedoelde websites als in het onder 7.5 bedoelde dagblad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. W.J.J. Los, M.P. van Achterberg en P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2014.