Hof: onbekende toedracht en onvoldoende instructies: werkgever aansprakelijk

Samenvatting:

Werknemer, productiemedewerker bij bedrijf dat industriële mineralen maalt, loopt handletsel op bij het kloppen van een filter bij een molen. De rechtbank oordeelt dat het feit dat de precieze toedracht van het ongeval niet is komen vast te staan voor risico van de werkgever komt. De rechtbank oordeelt dat de werkgever zijn zorgplicht heeft geschonden. De rechtbank oordeelt voorts dat de werkgever zijn stelling dat werknemer in een voor hem begrijpelijke taal (Engels) voldoende is geïnstrueerd en dat het toezicht op de naleving van die instructies door verschillende ploegbazen wordt uitgevoerd, onvoldoende onderbouwd. Werkgever heeft geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt wat die instructies inhouden en wanneer zij zijn uitgereikt. Evenmin is gebleken op welke wijze de ploegbazen toezicht houden op de naleving van de gegeven instructies.

ECLI:NL:GHAMS:2013:4941
Instantie: Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak: 31-12-2013
Datum publicatie: 26-03-2014
Zaaknummer: 200.121.406-01
Rechtsgebieden: Civiel recht
Bijzondere kenmerken: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Arbeidsrecht. Arbeidsongeval tijdens uitoefening van werkzaamheden. Zorgplicht ex art. 7:658 BW door werkgever geschonden.
Vindplaatsen: Rechtspraak.nl

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.121.406/01
zaaknummer rechtbank : CV 10-6261

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 31 december 2013

inzake
[APPELLANT],
wonend te [woonplaats],
appellant in principaal appel, geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. C.C.J. de Koning te Zeist,

tegen

de besloten vennootschap MAALWERK AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in het principaal appel, appelante in voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Maalwerk genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 25 januari 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 18 december 2012, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en (onder meer) Maalwerk als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
– memorie van grieven;
– memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel; met producties
– memorie van antwoord in het voorwaardelijk incidenteel appel.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog
– voor recht zal verklaren dat Maalwerk aansprakelijk is voor de door [appellant] geleden en te nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van het hem op 31 augustus 2007 overkomen arbeidsongeval;
– Maalwerk zal veroordelen om aan [appellant] te betalen alle door hem ten gevolge van het arbeidsongeval op 31 augustus 2007 geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden van de respectievelijke schades, tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Maalwerk in de kosten van beide instanties.
In het principaal appel heeft Maalwerk – kort gezegd – geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en in het voorwaardelijk incidenteel appel tot vernietiging van het bestreden vonnis en, opnieuw rechtdoende, [appellant] niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, althans deze af te wijzen en in zowel het principaal als in in het voorwaardelijk incidenteel appel tot veroordeling van [appellant] in de kosten van (naar het hof begrijpt:) het hoger beroep met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2 Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder de rechtsoverwegingen 1.1 tot en met 1.11 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof tot uitgangspunt. Samengevat komen de feiten neer op het volgende. [appellant] is bij Maalwerk, als productiemedewerker voor 40 uur per week, in dienst geweest van 1 april 2007 tot 1 oktober 2007. Maalwerk is een bedrijf dat zich bezighoudt met het malen van industriële mineralen waarvoor in de fabriek grote machinaal werkende molens worden gebruikt. Op 31 augustus 2007 is [appellant] tijdens werktijd gewond geraakt aan zijn pols en met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Zijn voorman, [X], heeft naar aanleiding van het ongeval op 3 september 2007 een Ongevallen Rapportage Formulier ingevuld. Bij brief van 7 januari 2008 heeft (de toenmalige gemachtigde van) [appellant] Maalwerk aansprakelijk gesteld voor zijn schade, welke aansprakelijkheid Maalwerk bij brief van 11 januari 2008 heeft afgewezen. In een door [appellant] verzocht voorlopig getuigenverhoor zijn vervolgens als getuigen gehoord (in de enquête) [X], naast voorman ook destijds beveiligingsbeambte bij Maalwerk, en (in de contra-enquête) [Y], hoofd Maalwerk. Na deze verhoren heeft [X] voornoemd nog een aanvullende schriftelijke verklaring afgelegd.

3 Beoordeling

3.1 In eerste aanleg heeft [appellant] gevorderd dat Maalwerk wordt veroordeeld aan hem te voldoen de schade die hij heeft geleden, op te maken bij staat. Daartoe heeft [appellant] gesteld dat hij in het kader van zijn werkzaamheden een ongeval heeft gehad waardoor hij letsel heeft opgelopen. Bij het bekloppen van containers waar nog restanten van gemalen bulkgoed in zat, waartoe hij van [X] opdracht had gekregen, heeft hij warm materiaal op zich gekregen. Daardoor raakte hij uit balans en is hij met zijn linker pols in een werkende “schneck” terecht gekomen. Maalwerk is volgens [appellant] aansprakelijk voor zijn schade omdat Maalwerk is tekortgeschoten in haar zorgverplichting die uit artikel 7:658 BW voortvloeit. Zo heeft [appellant] onder meer gesteld dat er aan hem geen veiligheidsinstructies zijn verstrekt, dat niet is gecontroleerd of veiligheidsvoorschriften zijn gecommuniceerd en begrepen, dat er geen schriftelijk veiligheidsprotocol is, dat er geen waarschuwingen op de molens staan voor gevaren, in welke taal dan ook en dat er geen stofbril aan hem is verstrekt.

3.2 De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] afgewezen. Hij heeft daartoe – samengevat – het volgende overwogen. Het staat vast dat [appellant] tijdens werktijd een snijwond aan zijn linkerpols heeft opgelopen. Het is echter niet duidelijk of die wond is ontstaan tijdens zijn werkzaamheden.. Hoewel de onduidelijkheid van de toedracht ook Maalwerk valt aan te rekenen (zij heeft immers het ongeval niet gelijk bij de arbeidsinspectie gemeld) is de onduidelijkheid over de feitelijke gang van zaken [appellant] meer aan te rekenen. Immers [appellant] heeft het toegezonden ongevallenformulier oningevuld gelaten, hij was onbereikbaar voor Maalwerk om het ongeval toe te lichten en hij heeft geweigerd naar de bedrijfsarts te gaan. Verder heeft de kantonrechter de (op onderdelen wisselende) verklaringen van [X] (een half jaar na de beëindiging van zijn dienstverband) ongeloofwaardig geacht, nu deze geen steun vinden in de door hem na ongeval opgestelde rapportage en sterk doen betwijfelen of de snijwond van [appellant] is veroorzaakt doordat hij met zijn hand in de schneck is gekomen. Aldus kon volgens de kantonrechter niet worden vastgesteld dat [appellant] tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden een snijwond aan zijn pols had opgelopen en is Maalwerk niet aansprakelijk te achten voor zijn schade.

3.3 Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met zijn grieven op.

3.4 De door [appellant] opgeworpen grieven in het principaal appel lenen zich voor gezamenlijke behandeling. In essentie komen zijn grieven erop neer dat hij heeft voldaan aan de op hem rustende stelplicht en dat voldoende aannemelijk is dat hij in de uitvoering van zijn werkzaamheden letsel heeft opgelopen. De onduidelijkheid over de feitelijke gang van zaken dient aan Maalwerk te worden toegerekend. Volgens [appellant] is de kantonrechter dan ook ten onrechte niet toegekomen aan de beoordeling van de zorgplicht van Maalwerk.

3.5 Het hof stelt voorop dat de werknemer die op grond van artikel 7:658 lid 2 BW schadevergoeding vordert, zal dienen te stellen en zo nodig bewijzen dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Daarbij geldt dat het vereiste dat de schade de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden moet zijn overkomen, ruim moet worden uitgelegd.

3.6 In dit geding staat vast dat [appellant] op 31 augustus 2007 tijdens werktijd aan zijn linker pols gewond is geraakt en dat hij diezelfde dag als gevolg daarvan met een ambulance naar het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis is vervoerd, daar in verband met een snijtrauma aan zijn linker pols is geopereerd en opgenomen is geweest tot de volgende dag, waarna hij nog een aantal keren poliklinisch in genoemd ziekenhuis is gezien. Uit het op 3 september 2007 door [X] opgestelde en door [Y] voor gezien getekende Ongeval Rapportage Formulier blijkt dat de werkzaamheden direct voorafgaand aan het ongeval bestonden uit het kloppen van de filter bij molen 11, dat er geen idee is hoe het ongeval is gebeurd, dat het werk is gestaakt, dat de medische dienst is ingeschakeld en dat er geen suggesties zijn om het om het ongeval te voorkomen. Als optie heeft [Y] op het formulier het volgende ingevuld: “Hoekstrip bij uitloop v/e filter mogelijk afronden + klopper aanpassen”.

3.7 Naar het oordeel van het hof volgt uit de hiervoor onder 3.6 weergegeven omstandigheden dat er voldoende aanknopingspunten zijn om als vaststaand aan te nemen dat [appellant] in de uitvoering van de aan hem opgedragen werkzaamheden letsel heeft opgelopen. Maalwerk heeft voor het ontstaan van de snijwond aan de linker pols van [appellant] ook geen alternatieve buiten de uitoefening van de werkzaamheden liggende oorzaak gesteld. Dat de precieze toedracht van het ongeval niet is komen vast te staan , is in dit verband van onvoldoende betekenis en komt bovendien voor risico van Maalwerk. In het kader van zijn op artikel 7:658 lid 2 BW gebaseerde vordering tot schadevergoeding kan van [appellant] als werknemer niet worden verlangd dat hij ook aantoont wat de exacte toedracht of oorzaak van het ongeval is geweest. Het had op de weg van de werkgever gelegen om nader effectief onderzoek te doen naar de precieze toedracht van het ongeval, te meer nu uit het Ongeval Rapportage Formulier bleek dat onduidelijk was hoe het ongeval was ontstaan. Ook had het op de weg van Maalwerk gelegen om het ongeval te melden bij de Arbeidsinspectie nu er sprake was van letsel en behandeling en opname in het ziekenhuis nodig was gebleken. Dat heeft Maalwerk nagelaten. Verder is niet, althans onvoldoende, gebleken dat [appellant] daadwerkelijk heeft geweigerd aan een door de werkgever ingesteld onderzoek mee te werken. Maalwerk heeft enkel aangevoerd dat zij tevergeefs telefonisch contact heeft gezocht met [appellant] en het aan hem toegezonden schadeformulier voor de verzekering niet heeft teruggekregen. Ook blijkt uit de als productie 3 in hoger beroep door Maalwerk in het geding gebrachte brief van 21 september 2007 niet dat zij [appellant] op 25 september 2007 op haar kantoor heeft ontboden voor het doen van nader onderzoek naar de toedracht, maar veeleer omdat hij zich niet hield aan het verzuimreglement en omdat zij een eventuele verlenging van zijn arbeidsovereenkomst wilde bespreken.

3.8 Nu vast staat dat [appellant] een ongeval is overkomen tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden waardoor hij schade heeft geleden is het aan Maalwerk als werkgever te bewijzen dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht en al die maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft verstrekt die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Welke maatregelen in een concreet geval van de werkgever mogen worden verlangd, hangt af van de omstandigheden van het geval (de zogeheten Kelderluik criteria).

3.9 Maalwerk heeft zich op het standpunt dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht. Zo is [appellant] voldoende ingewerkt voor het eenvoudige werk waarvoor hij was aangenomen, heeft zij [appellant] (in het Engels) geïnstrueerd niet op de schneck te gaan staan en aangegeven dat deze alleen mag worden opengemaakt als het gehele systeem zou worden uitgezet. Het toezicht op de naleving van deze instructies wordt door verschillende ploegbazen uitgevoerd, aldus Maalwerk. Tot slot heeft Maalwerk gesteld dat het ontbreken van een stofbril het ongeval niet zou hebben voorkomen omdat het stof zo fijn is dat het nauwelijks voelbaar is en geen schrikreactie kan hebben veroorzaakt.

3.10 Het hof maak uit de door Maalwerk overgelegde foto’s op dat er in een grote ruimte verschillende molens staan, waarin product wordt gemalen. Via een ‘molencycloon’ en een ‘molenfilter’ komt het te malen product op een transportsysteem genaamd “schneck” dat het product verder transporteert. Door een draaiende schroef wordt het product in de schneck voortbewogen. Deze schneck is afgeschermd door middel van een witte koker die aan de onderzijde rond is en aan de bovenzijde plat. Via de schneck wordt het product teruggeleid naar de molen om daar fijner te worden gemalen, na eerst nog door een zichter te zijn gegaan. Tot slot wordt het product naar het eindpunt geleid alwaar zakken met het eindproduct worden gevuld. Om een molen te beklimmen kunnen verschillende trappen worden gebruikt.

3.11 Ofschoon Maalwerk de toedracht van ongeval heeft betwist en ook heeft betwist dat [appellant] de instructie heeft gekregen om Molen 11 te bekloppen omdat de filters van die molen niet hoefden te worden leeg geklopt daar er geen nieuw product in werd gemalen, acht het hof voldoende vast staan dat [appellant] de instructie heeft gekregen om een molen te bekloppen. Het hof baseert dat op het Ongevallen Rapportage Formulier waarin de werkzaamheden staan beschreven direct voorafgaand aan het ongeval. Zoals reeds overwogen blijft de onduidelijkheid van de precieze toedracht (bijvoorbeeld waar [appellant] gestaan zou hebben bij Molen 11) voor rekening van Maalwerk. Bij gebreke van enig ander aanknopingspunt zal het hof de stellingen van Maalwerk omtrent de zorgplicht dan ook beoordelen tegen de achtergrond van de door [appellant] gestelde toedracht van het ongeval.

3.12 aalwerk heeft gesteld dat [appellant] in een voor hem begrijpelijke taal (Engels) is geïnstrueerd om niet op de schneck te gaan en dat het toezicht op de naleving van die instructies door verschillende ploegbazen wordt uitgevoerd. Maalwerk heeft die stellingen evenwel niet, althans niet voldoende onderbouwd. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [appellant] bij conclusie van repliek had dat wel op haar weg gelegen. Zo heeft zij geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt wat die instructies inhouden, in welke taal of talen deze zijn gesteld, wanneer zij zijn of worden uitgereikt of gecommuniceerd (bij voorbeeld in periodieke werkoverleggen) en wanneer deze concreet aan [appellant] zijn verstrekt. De getuigenverklaringen [X] en Ooievaar geven daarover niet de vereiste duidelijkheid. Evenmin is gebleken op welke wijze (hoe en wanneer) de verschillende ploegbazen toezicht houden op de naleving van de gestelde gegeven instructies. Deze nadere onderbouwing mocht van Maalwerk worden verwacht nu uit de foto’s blijkt dat er sprake is van grote machines die met trappen moeten worden bereikt en het een ervaringsfeit is dat werknemers bij de dagelijkse omgang met machines niet alle voorzichtigheid in acht zullen nemen die voor de voorkoming van ongevallen nodig. Bij conclusie van antwoord heeft Maalwerk min of meer erkend dat er stof uit de machines kan dwarrelen, maar dat deze nooit meer dan 40 graden Celsius kan zijn. Die omstandigheid (het kenbare risico dat er (warme) stof kan neerdwarrelen) brengt naar het oordeel van het hof mee dat van Maalwerk mocht worden verwacht dat zij ook stofbrillen beschikbaar stelde bij het leegkloppen van filters. Gesteld noch gebleken is dat het voor Maalwerk bezwaarlijk was om stofbrillen te verstrekken. De stelling dat het dragen van een stofbril het ongeval niet had kunnen voorkomen heeft Maalwerk ook niet nader onderbouwd.

3.13 De slotsom is dat Maalwerk is tekortgeschoten in de op haar rustende zorgverplichting. Dat brengt mee dat Maalwerk aansprakelijk is voor de door [appellant] geleden schade, tenzij er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van [appellant] of nakoming van haar zorgverplichting het ongeval niet had kunnen voorkomen.

3.14 De stelling dat nakoming van haar zorgverplichting het ongeval niet had kunnen voorkomen heeft Maalwerk onvoldoende onderbouwd en gesteld noch gebleken is dat de schade van [appellant] het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid.

3.15 Nu aan alle vereisten voor een geslaagd beroep op artikel 7:658 lid 2 BW is voldaan rust op Maalwerk de verplichting de schade die [appellant] in de uitvoering van zijn werkzaamheden heeft geleden, te vergoeden. De gevorderde verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar, evenals de verwijzing naar de schadestaatprocedure nu aannemelijk is dat [appellant] door het ongeval schade heeft geleden.

3.16 De in het principaal opgeworpen grieven slagen. Het bestreden vonnis kan niet in stand blijven en zal worden vernietigd.

3.17 Dat geeft aanleiding de voorwaardelijk in het incidenteel appel opgeworpen grief te behandelen. Deze grief richt zich tegen de overweging van de kantonrechter dat de onduidelijkheid over de feitelijke gang van zaken ook Maalwerk valt aan te rekenen omdat zij het ongeval niet gelijk bij de Arbeidsinspectie heeft gemeld. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in r.o. 3.7 is overwogen faalt deze grief.

3.18 De grieven in het principaal appel slagen en de voorwaardelijk in het incidenteel appel opgeworpen grief faalt. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. Maalwerk zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in principaal en incidenteel appel en het geding in eerste aanleg.

4 Beslissing

Het hof:

rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
vernietigt het vonnis waarvan beroep

en opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat Maalwerk aansprakelijk is voor de door [appellant] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van het hem op 31 augustus 2007 overkomen arbeidsongeval;

veroordeelt Maalwerk om aan [appellant] te betalen alle door hem ten gevolge van het arbeidsongeval op 31 augustus 2007 geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden van de respectievelijke schades, tot aan de dag der algehele voldoening,

veroordeelt Maalwerk in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [appellant] begroot op € 87,93 aan verschotten en € 500,00 voor salaris gemachtigde en in hoger beroep (zowel in het principaal als het incidenteel appel) tot op heden op € 375,71 aan verschotten en € 894,00 voor salaris;

Dit arrest is gewezen door mrs. D. Kingma, M.A. Goslings en J. Blokland en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 31 december 2013.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey