Hof: tegenbewijs van te veel alcohol ten tijde van ongeval geleverd
Vordering verzekeraar na alcoholgebruik van appellante. Het hof heeft appellante toegelaten tot tegenbewijs van het voorshands vaststaande feit dat zij ten tijde van het ongeval te veel alcohol had gedronken om te mogen rijden. De verklaringen van de gehoorde getuigen komen het hof niet ongeloofwaardig voor, mede omdat ze niet onverenigbaar zijn met de uitkomst van de blaastest. Het is mogelijk dat appellante tijdens het bezoek aan een vriendin enkele glazen bier heeft gedronken. Zij verkeerde in een (labiele) geestelijke toestand die aan haar onzorgvuldige rijgedrag kan hebben bijgedragen. Het is onder die omstandigheden denkbaar dat zij direct na thuiskomst inderdaad in korte tijd een hoeveelheid bier met hoog alcoholgehalte heeft gedronken die de uitslag van de ademanalyse kan verklaren. Vordering afgewezen.
ECLI:NL:GHARL:2014:9840
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16-12-2014
Datum publicatie
19-12-2014
Zaaknummer
200.124.049-01
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Hoger beroep
Inhoudsindicatie
WA-verzekering weigert uitkering na aanrijding wegens rijden onder invloed. Stelling verzekering wordt voorshands bewezen geoordeeld behoudens tegenbewijs. Na getuigenbewijs acht het hof die aanname afdoende ontzenuwd. Vordering wordt afgewezen.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.124.049/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 539239 CV EXPL 12-2922)
arrest van de tweede kamer van 16 december 2014
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [appellante]
advocaat: mr. J.H. Zuidema, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
Ditzo B.V.,
gevestigd te Zeist,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Ditzo,
advocaat: mr. M.L. Bron, kantoorhoudend te Groningen.
1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Naar aanleiding van het tussenarrest 1 juli 2014 hebben op 29 oktober 2014 getuigenverhoren plaatsgehad waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd op de stukken die het hof al ter beschikking staan, en heeft het hof dienovereenkomstig beslist.
2 De nadere beoordeling
2.1
Het hof heeft [appellante] toegelaten tot tegenbewijs van het voorshands vaststaande feit dat zij ten tijde van het ongeval te veel alcohol had gedronken om te mogen rijden. De volgende verklaringen zijn vervolgens afgelegd.
[appellante]
“Ik had op de dag van de aanrijding een afspraak met een vriendin, mevrouw [vriendin van A]. Mijn moeder was kort daarvoor overleden, en de toespraak die [vriendin van A] had gehouden was niet goed gegaan, omdat al haar aantekeningen in de war raakten. Op 12 juli 2011 zouden wij samen ‘s middags voor de gezelligheid hapjes maken, zoals rijstrolletjes. Dat deden we vaker; de kinderen vinden het heel lekker en het is handig om ze te hebben als er onverwacht bezoek komt. We hebben wat gepraat, ook over de begrafenis en daar werd ik sentimenteel van. Daar komt bij dat mijn been moet worden geamputeerd omdat daar een bacterie in zit die niet te verwijderen is. Ik denk dat [vriendin van A] dat nu niet meer weet, maar zij maakte tijdens dat gesprek een opmerking in de trant van dat mijn moeder dat (…) in ieder geval niet meer hoeft mee te maken. Ik was uiteindelijk helemaal van streek, en daarom heb ik met haar bier gedronken. Ik dronk twee flesjes bier (pijpjes) uit het glas en heb dat met water gemixt, zoals ik altijd doe. Ik mag met mijn been geen kilo te zwaar worden. We hebben natuurlijk ook wat van de hapjes gegeten.
Normaal gesproken drink ik thuis een flesje bier tijdens het koken en verder niet, behalve bij bijzondere gelegenheden, bijvoorbeeld als ik uit ga of tijdens een visite.
Toen ik die avond om een uur of acht in de auto stapte, had ik alleen die twee flesjes bier met [vriendin van A] gedronken. Voor die tijd had ik volgens mij alleen koffie gehad. Blijkbaar heb ik op weg naar huis een bocht te ruim genomen en heb ik een auto geraakt. Ik ben gestopt en kon door mijn slechte knie wat lullig uit de auto komen. Meteen kwam een man op mij afgelopen met een wat raar taaltje. Ik dacht: ze steken je tegenwoordig voor minder dood. Ik kon bovendien niet vluchten. Daarom ben ik naar huis gereden en heb ik tegen mijn man gezegd dat hij de hond in de tuin moest doen. Kort daarna stond de politie aan de deur. In de tussentijd was ik in paniek. Mijn man had een buitenlands biertje voor zichzelf ingeschonken. Het was bruin bier – Dufaul of zo iets – en dat heb ik opgedronken. Ik weet niet meer of ik ook een tweede glas heb gehad, maar in ieder geval wel dat van mijn man. Die keer heb ik het bier niet met water aangelengd.”
Getuige [vriendin van A]:
“[appellante] kwam om een uur of twee bij mij aan op mijn woonadres aan de [adres]. Wij hadden afgesproken om lumpers te maken. Dat zijn hapjes. We hebben die dag nagepraat over het overlijden van haar moeder. Ik had zelf bij de crematie gesproken. Verder was het een beetje vrouwenpraat. Eerst hebben we een kopje koffie gedronken en later op de middag alcohol. Hoe laat dat precies was, weet ik niet meer. Het was wel op vrijdag, tegen het weekend aan. Zelf dronk ik wijn met water. [appellante] dronk twee pijpjes bier en water. Het was eigenlijk best een emotionele middag omdat haar moeder nog maar kort geleden was overleden. Het is dan een beetje een lach en een traan. ‘s Avonds is [appellante], die met de auto was, bij mij vertrokken. Ik kan niet zeggen of zij het bier kort daarvoor had gedronken of juist aan het begin van de middag. De volgende ochtend heb ik haar aan de telefoon gehad. Zij was toen nog verschrikkelijk veel meer van streek door de aanrijding. Zij had het over mannen die ze erg eng had gevonden. Ik weet niet of ik op dat moment van haar hoorde dat ze had moeten blazen.
Wij dronken de alcohol in een normaal tempo en namen daar ook een hapje bij.
Wat het been van [appellante] betreft: zij heeft in het verleden een ongeluk gehad. Daaraan heeft zij een sleepbeen overgehouden dat niet meer is te genezen. Je hoeft maar te kijken naar hoe ze loopt om te zien wat dat betekent. Ik weet niet of haar been moet worden geamputeerd. Het is wel iets waarover wij in het verleden hebben gesproken. We hebben het dan ook over de vraag waar de medische wetenschap nog toe in staat is. Ik weet niet of dit onderwerp tussen ons aan de orde is geweest op de dag van de aanrijding.”
Getuige [echtgenoot van A] (echtgenoot van [appellante]):
“Op de dag van de aanrijding kwam mijn vrouw ‘s avonds overstuur binnen. Ze vertelde dat ze een aanrijding heeft gehad en dat er mannen achter haar aan zaten. Ze was bang op dat moment. Ze vroeg niet aan mij of ik iets wilde doen, maar het is inderdaad wel zo dat zij de hond naar buiten heeft gelaten. Ik zat net achter een tweede flesje bier. Dat was zwaar bier uit een treetje van zes verschillende flesjes dat ik die dag had gekregen omdat ik een klus had afgemaakt. Mijn vrouw heeft die fles bier meteen zelf opgedronken. Ik had het niet in een glas geschonken. Dat glas had ze direct leeg en ze heeft meteen nog een flesje open gemaakt. Ik denk dat ze ook dat heeft opgedronken voordat de politie kwam.
Als ik op vrijdag thuis kom trek ik altijd wel een flesje open. Mijn vrouw drinkt ook bier. Ik tel niet hoeveel zij dan drinkt.
Het klopt dat mijn vrouw een moeilijk been heeft. Dat is verbrijzeld geweest. Zij heeft daar elke dag last van.”
2.2
De hiervoor geciteerde verklaringen komen het hof niet ongeloofwaardig voor, mede omdat ze niet onverenigbaar zijn met de uitkomst van de blaastest en de verklaring van getuige [getuige]. Het is mogelijk dat [appellante] tijdens het bezoek aan [vriendin van A] enkele glazen bier heeft gedronken, maar dat zij daarna nog wel bevoegd was om te rijden (dat het alcoholgehalte in haar adem lager dan 220 Ug/l was) toen zij rond acht uur ’s avonds in de auto stapte. Zij verkeerde in een (labiele) geestelijke toestand die aan haar onzorgvuldige rijgedrag kan hebben bijgedragen, terwijl getuige [getuige] haar motorische beperkingen kan hebben uitgelegd als dronkenschap, zoals zij zelf diens boosheid als bedreigend kan hebben ervaren. Het is onder die omstandigheden denkbaar dat zij direct na thuiskomst inderdaad in korte tijd, tussen 20.00 en 20.40, een hoeveelheid bier met hoog alcoholgehalte heeft gedronken die, tezamen met mogelijk in haar bloed nog aanwezige alcohol na het bezoek aan [vriendin van A], de uitslag van de ademanalyse kan verklaren. In dat geval zou de grondslag aan de vordering van Ditzo komen te ontvallen. Omdat die grondslag gelet op het voorgaande inderdaad niet meer in voldoende mate vaststaat, dient de vordering alsnog te worden afgewezen.
3 Slotsom
De grieven slagen, zodat het bestreden vonnis moet worden vernietigd. Het hof zal Ditzo als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van beide instanties veroordelen. De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellante] zullen worden vastgesteld op:
– explootkosten € –
– griffierecht € –
totaal verschotten € nihil
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellante] zullen worden vastgesteld op:
– explootkosten € 100,08
– griffierecht € 299,-
totaal verschotten € 399,08 en voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief:
2 punten x € 632,- € 1.264,-
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, sector kanton, locatie Groningen van 3 januari 2013 en doet opnieuw recht;
wijst de vordering af;
veroordeelt Ditzo in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellante] wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op nihil voor verschotten, en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 1.264,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 399,08 voor verschotten.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. W. Breemhaar en mr. B.J.H. Hofstee en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 16 december 2014.