Hof: WAM-dekking vereist foutieve deelname aan het verkeer

Samenvatting:

Door foutief van rijbaan te wisselen botst een Duitse auto tegen een Nederlandse huurauto als gevolg waarvan de dochter van de bestuurder van de Nederlandse huurauto ernstig gewond raakt. Hoewel de vader volgens het hof weliswaar een fout heeft gemaakt door er niet op toe te zien dat zijn dochter geen gordel droeg, oordeelt het hof anders dan de rechtbank dat geen sprake is van een WAM-gebeurtenis die leidt tot aansprakelijkheid van het Nederlandse verhuurbedrijf. Daarvoor is immers vereist dat foutief aan het verkeer wordt deelgenomen. Omdat niet de vader met het Nederlandse voertuig, maar het Duitse voertuig foutief aan het verkeer heeft deelgenomen, geeft het motorrijtuig (van de vader) in het verkeer geen grond tot enige burgerrechtelijk aansprakelijkheid van de vader jegens zijn dochter. De vader is daarom enkel persoonlijk aansprakelijk, maar dat valt niet onder artikel 3 van de WAM.

NB: deze uitspraak was al eerder geplaatst op de PPS-site, met andere samenvatting.

Met dank aan Dirkzwager advocaten voor bovenstaande samenvatting.

 

 

 

 

ECLI:NL:GHSHE:2021:635, Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 200.255.917_01, 200.255.919_01 en 200.255.920_01 (rechtspraak.nl)

ECLI:NL:GHSHE:2021:635

Instantie

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch

Datum uitspraak

02-03-2021

Datum publicatie

31-03-2021

Zaaknummer

200.255.917_01, 200.255.919_01 en 200.255.920_01

Rechtsgebieden

Civiel recht

Bijzondere kenmerken

Hoger beroep

Inhoudsindicatie

Aansprakelijkheid motorrijtuigen. Hoever reikt de aansprakelijkheid van een

verzekeraar van een “schuldig” motorrijtuig jegens een inzittende van het

“niet-schuldige” motorrijtuig als de bestuurder van het “niet-schuldige”

motorrijtuig een fout jegens die inzittende heeft gemaakt?

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

Verrijkte uitspraak

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.255.917/01

arrest van 2 maart 2021

in de zaak van

200.255.917 (hoofdzaak in eerste aanleg)

1de besloten vennootschap met beperkte

aansprakelijkheid HERTZ AUTOMOBIELEN NEDERLAND B.V.

(hierna: ‘Hertz Automobielen’),

  1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HERTZ CLAIM

MANAGEMENT B.V.

(hierna: ‘Hertz Claim’),

beide gevestigd te [vestigingsplaats] ,

appellanten (hierna gezamenlijk: ‘Hertz c.s.’),

advocaat: mr. H.A. Kragt,

tegen:

1mevrouw [geintimeerde 1] .

als wettelijke vertegenwoordigster

(moeder) van en met toestemming van

de bijzonder curator mr. G. Schakenraad

van [betrokkene]

(hierna: ‘ [betrokkene] ’),

  1. mevrouw [geïntimeerde 2] pro se,

(hierna: ‘ [geintimeerde 2 in de zaak 200.255.917/01] ’),

beiden woonplaats kiezende te [woonplaats] ,

geïntimeerden (hierna gezamenlijk: ‘ [geïntimeerden in de zaak 200.255.917/01] ’),

advocaat: mr. G. Schakenraad,

200.255.919 (vrijwaringszaak in eerste aanleg)

1de besloten vennootschap met beperkte

aansprakelijkheid HERTZ AUTOMOBIELEN NEDERLAND B.V.

  1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HERTZ CLAIM

MANAGEMENT B.V.

beide gevestigd te [vestigingsplaats] ,

appellanten,

advocaat: mr. H.A. Kragt,

tegen:

de rechtspersoon naar Duits recht HUK-COBURG

HAFTPFLICHTUNTERSTÜTZUNGS-KASSE

KRAFTFAHRENDER BEAMTER DEUTSCHLANDS A.G.

(hierna: ‘HUK’),

gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] (Duitsland),

geïntimeerde,

advocaat: mr. P.J. de Jong Schouwenburg,

200.255.920 (vrijwaringszaak in eerste aanleg)

1de besloten vennootschap met beperkte

aansprakelijkheid HERTZ AUTOMOBIELEN NEDERLAND B.V.

  1. de besloten vennootschap met beperkte

aansprakelijkheid HERTZ CLAIM MANAGEMENT B.V.

beide gevestigd te [vestigingsplaats] ,

appellanten,

advocaat: mr. H.A. Kragt,

tegen:

[geïntimeerde]

(hierna: ‘ [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] ’),

wonende te [woonplaats] (Italië),

geïntimeerde,

advocaat: mr. R. de Falco.

op het bij exploten van dagvaarding van 19 november 2018 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 5 september 2018, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, in de hoofdzaak en in de vrijwaring gewezen tussen voormelde partijen.

1Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/272330 / HA ZA 13-918)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedures, welke telkens gelijktijdig op de rolzittingen zijn geagendeerd, blijkt uit:

de memories van grieven van 2 juli 2019 met drie producties;

de memorie van antwoord van HUK van 10 september 2019;

de memorie van antwoord van [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] van 10 september 2019;

de memorie van antwoord van [geïntimeerden in de zaak 200.255.917/01] van 5 november 2019 met drie producties;

de akten van Hertz c.s. van 18 februari 2020 met productie 4

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3De beoordeling van het hoger beroep

3.1

Het gaat in deze zaak om het volgende. [betrokkene] en haar moeder [geintimeerde 2 in de zaak 200.255.917/01] zijn vanaf 2006 tot op heden verwikkeld in een schaderegelingstraject met Huk-Coburg. Deze is de Duitse aansprakelijkheidsverzekeraar van een personenauto met Duits kenteken die in 2006 op de Duitse snelweg tegen een bij Hertz Automobielen gehuurd Nederlands voertuig aanreed. De bestuurster [bestuurster] ) van het Duitse voertuig maakte een fout tijdens het wisselen van rijbaan en raakte de door [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] bestuurde huurauto die over de kop is geslagen.

In de bij Hertz Automobielen gehuurde personenauto zat [betrokkene] met haar zus en haar

vader [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] . [betrokkene] zat niet in de gordel en raakte na de botsing uit het voertuig,

waarna dat voertuig over haar heen reed/rolde, met zeer ernstig (hersen)letsel tot gevolg. Huk-Coburg heeft aansprakelijkheid van haar verzekerde voor dit ongeval erkend, maar zij heeft een beroep gedaan op 1/3 eigen schuld aan de zijde van [betrokkene] vanwege het niet dragen van de gordel.

3.2

In verband met het gedeelte van de eigen schuld dat niet door Huk-Coburg wordt vergoed, hebben [geïntimeerden in de zaak 200.255.917/01] in 2013 [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] , Hertz Automobielen en Hertz Claim gedagvaard voor de rechtbank. [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] werd onder meer verweten dat hij verzuimd had toe te zien op het dragen van de gordel door [betrokkene] . Hertz Automobielen werd verweten dat zij een ongeschikt voertuig zou hebben verhuurd, namelijk zonder winterbanden en zonder

kinderzitjes. Hertz Claim werd aangesproken vanwege die veronderstelde aansprakelijkheid

van Hertz Automobielen, maar aanvankelijk niet als WAM-verzekeraar van het gehuurde voertuig. Hertz c.s. hebben vorderingen in vrijwaring ingesteld tegen [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] en Huk-Coburg. [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] heeft vorderingen in vrijwaring en ondervrijwaring ingesteld tegen Huk-Coburg.

3.3

De rechtbank heeft in haar vonnis van 3 september 2014 geoordeeld dat op de vorderingen van [geïntimeerden in de zaak 200.255.917/01] Duits recht van toepassing is. Voorts heeft zij toegestaan dat Hertz c.s. en [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] Huk-Coburg in (onder)vrijwaring zouden roepen. In haar vonnis van 15 april 2015 heeft de rechtbank geoordeeld dat op het geschil tussen [geintimeerde 2 in de zaak 200.255.917/01] en [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] Duits recht van toepassing is. In haar vonnis van 25 januari 2017, na comparitie, heeft de rechtbank geoordeeld dat:

– bij de comparitie is gebleken dat de vordering tegen Hertz Claim zowel stoelt op haar hoedanigheid van aansprakelijkheidsverzekeraar als op die van WAM-verzekeraar;

– de vorderingen van [geintimeerde 2 in de zaak 200.255.917/01] pro se niet toewijsbaar zijn;

– [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] erop had moeten toezien dat zijn dochter een autogordel droeg en zich niet kan beroepen op eigen schuld van haar;

– de vorderingen van [geintimeerde 2 in de zaak 200.255.917/01] tegen Hertz Automobielen en Hertz Claim in haar eerste hoedanigheid naar Duits recht zijn verjaard;

– de vorderingen in de vrijwaring jegens Hertz Automobielen worden afgewezen;

– op de vorderingen van Hertz c.s. tegen Huk-Coburg Duits recht van toepassing is;

– de vordering van Hertz Claim tegen Huk-Coburg wordt afgewezen;

– de vordering van Hertz Claim tegen [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] op de daartoe aangevoerde grond niet toewijsbaar is;

– de vordering van [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] tegen Huk-Coburg zal worden afgewezen.

3.4

De rechtbank heeft in haar eindvonnis van 5 september 2018 geoordeeld dat Hertz Claim ingevolge de WAM aansprakelijk is jegens [betrokkene] . Daartoe heeft de rechtbank in rov. 3.15 het volgende overwogen.

“Voor dekking is dus vereist dat het motorrijtuig aan het verkeer deelneemt en dat

de deelneming aan het verkeer in oorzakelijk verband staat met de aangerichte schade. Er

moet een oorzakelijk verband zijn tussen enig gebruik van het motorrijtuig in het verkeer en

de veroorzaakte schade. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in dit geval sprake is. Het

ongeval is weliswaar veroorzaakt door [bestuurster] , maar de schade is mede veroorzaakt door

het feit dat [betrokkene] uit de door [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] bestuurde auto is geslingerd, die vervolgens over

haar heen is gerold. Zij kon uit die auto slingeren omdat [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] als bestuurder van die

auto had nagelaten ervoor te zorgen dat [betrokkene] de gordel droeg. Die verplichting ziet op

het voorkomen van letsel bij een inzittende, waaronder letsel dat kan ontstaan doordat een

inzittende uit het voertuig wordt geslingerd. Er is daarom een oorzakelijk verband tussen het

aan het verkeer deelnemen met de huurauto door [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] en de schade van [betrokkene] .

Hertz Claim is op grond van de WAM gehouden die schade te vergoeden.”

3.5

Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank hierbij uit het oog verloren (i) dat naar haar oordeel de aansprakelijkheid van [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] (uitsluitend) voortvloeide uit het feit dat hij er niet op heeft toegezien dat [betrokkene] een gordel droeg en (ii) dat de dekking van de WAM bedoeld is voor aansprakelijkheid die voortvloeit uit het foutief deelnemen aan het verkeer. Niet voldoende voor de toepasselijkheid van de WAM is dus dat er verband bestaat tussen de schade en het deelnemen aan het verkeer, doch er moet ook een aansprakelijkheid zijn van de bestuurder voor een verkeersfout. Ook bij een ruime uitleg van de Nederlandse WAM-dekking, waarvan de rechtbank terecht is uitgegaan, valt de oorzaak van de schade die [betrokkene] heeft geleden niet daaronder. De bestuurder van de auto waarin zij zich bevond, [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] , heeft immers geen verkeersfout gemaakt die grond voor aansprakelijkheid geeft jegens [betrokkene] . Nu aan [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] alleen wordt verweten dat hij nalatig is geweest bij het erop toezien dat [betrokkene] een gordel droeg, valt die aansprakelijkheid niet onder artikel 3 van de WAM, maar onder zijn persoonlijke aansprakelijkheid jegens [betrokkene] . Grief 1 slaagt dus. Hieruit volgt dat de vorderingen van [geintimeerde 2 in de zaak 200.255.917/01] tegen Hertz Claim moeten worden afgewezen.

3.6

Gelet op het slagen van grief 1, welke grief betrekking heeft op de afwijzing van de vrijwaringsvordering van Hertz Claim op [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] , heeft Hertz Claim geen belang bij behandeling van grief 2,. Het vonnis, voor zover inhoudende afwijzing van het door Hertz Claim van [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] in de vrijwaring gevorderde, zal dus vanwege het ontbreken van belang worden bekrachtigd.

3.7

Het hof oordeelt ten aanzien van grief 3 -welke ziet op de vrijwaringsvordering van Hertz Claim op HUK- dat Hertz Claim gezien het slagen van grief 1 geen belang heeft bij grief 3. De afwijzing van deze vrijwaringsvordering door de rechtbank zal daarom bij gebreke van belang worden bekrachtigd.

3.8

Het eindvonnis van de rechtbank in de hoofdzaak voor zover het betreft de toewijzing van de vorderingen van [geintimeerde 2 in de zaak 200.255.917/01] tegen Hertz Claim moet worden vernietigd. Daarmee ontvalt het belang aan de toewijzing van de vrijwaringsvorderingen.

3.9

Uit het voorgaande volgt dat aan bewijsaanbiedingen kan worden voorbijgegaan als niet ter zake dienende.

3.10

[geïntimeerden in de zaak 200.255.917/01] heeft te gelden als de in eerste aanleg en in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij in de hoofdzaak en wordt daarom verwezen in de kosten van beide instanties.

In de vrijwaringszaken worden de kosten in hoger beroep ten laste van Hertz c.s. gebracht als zijnde in het ongelijk gesteld.

3.11

De kosten in de hoofdzaak worden begroot als volgt:

eerste aanleg:

griffierecht: € 3.715,00

salaris advocaat € 11.238,50 (3,5 punten x tarief VIII 2018: €

 3.211,00)

hoger beroep:

dagvaarding € 81,–

griffierecht € 5.382,–

salaris € 5.705,00(1 punt tarief VIII 2021: € 5.705,00)

In totaal bedragen de kosten dan € 26.121,50.

3.12

De kosten in de vrijwaringszaken worden begroot op € 5.705,00 aan salaris in elke zaak en

€ 1649,00 door [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] betaald griffierecht en € 5.270,00 door HUK voldaan griffierecht.

4Beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:

4.1

vernietigt het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 5 september 2018 wat betreft de veroordelingen onder 4.1, 4.2, 4.5 en 4.7 voor zover betrekking hebbend op Hertz Claim;

4.2

wijst de desbetreffende vorderingen van [geïntimeerden in de zaak 200.255.917/01] jegens Hertz Claim alsnog af;

4.3

bekrachtigt het vonnis, voor zover in hoger beroep aan de orde, voor het overige;

4.4

veroordeelt [geïntimeerden in de zaak 200.255.917/01] in de kosten van de procedure in beide instanties, zoals begroot onder 3.11, en mitsdien tot betaling van het bedrag van € 26.121,50 aan Hertz Claim en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,;

4.5.

veroordeelt Hertz c.s. in de kosten van de vrijwaringszaken in hoger beroep, zoals begroot onder 3.12 en mitsdien tot betaling van het bedrag van € 10.975,00 aan HUK en € 7.354,00 aan [geintimeerde in de zaak 200.255.920/01] ;

4.6

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, E.J. van Sandick en G. Creutzberg en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 maart 2021

griffier rolraadsheer

  • Jurisprudentie

  • ECLI:NL:GHSHE:2021:635
  • Bron: Hof Den Bosch
  • folder Hof Den Bosch, WAM

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey