HR: oordeel hof dat vrijwilligersorganisatie aansprakelijk is voor val vrijwilliger uit kerstboom blijft in stand (art. 81)
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep tegen het oordeel van het hof dat vrijwilligersorganisatie aansprakelijk is voor val van een vrijwilliger uit een 6 meter hoge kerstboom. De vrijwilliger klom in de kerstboom om trektouw aan te brengen, viel daarbij uit de boom en liep dwarslaesie op. Het hof achtte de vrijwilligersorganisatie aansprakelijkheid o.g.v. art. 6:162 BW na toetsing aan de Kelderluik-criteria; de organisatie had haar zorgplicht geschonden door te voren niet te beoordelen op welke wijze deze gevaarlijke activiteit het beste had moeten worden uitgevoerd. Het hof nam 25% eigen schuld aan en verwierp het beroep op analoge toepassing van art. 7:658 lid 4 BW.
ECLI:NL:HR:2021:1953, Hoge Raad, 20/02654 (rechtspraak.nl)
ECLI:NL:HR:2021:1953
Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
24-12-2021
Datum publicatie
24-12-2021
Zaaknummer
20/02654
Formele relaties
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:610, Gevolgd
In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2020:1701, Bekrachtiging/bevestiging
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Artikel 81 RO-zaken
Cassatie
Inhoudsindicatie
Art. 81 lid 1 RO. Onrechtmatige daad en schade. Val uit kerstboom door vrijwilliger. Stichting aansprakelijk, hetzij als opdrachtgever (art. 7:400 BW) hetzij met overeenkomstige toepassing van art. 7:658 lid 4 BW? Schadeverdeling; billijkheidscorrectie (art. 6:101 lid 1 BW).
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 20/02654
Datum 24 december 2021
ARREST
In de zaak van
STICHTING [eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [eiseres],
advocaten: B.T.M. van der Wiel en T. van Tatenhove,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, eiser in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [verweerder],
advocaat: M.J. van Basten Batenburg.
- Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/03/239760 / HA ZA 17-456 van de rechtbank Limburg van 19 december 2018;
het arrest in de zaak 200.259.694/01 van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 2 juni 2020.
[eiseres] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.
De advocaten van [eiseres] hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2Beoordeling van het middel in het principale beroep
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.
3Beslissing
De Hoge Raad:
–
verwerpt het principale beroep;
–
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,– voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, H.M. Wattendorff, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op 24 december 2021.