Rb: Apothekersassistente springt in paniek uit raam bij inbraak, werkgever niet aansprakelijk voor letsel
Apothekersassistente, werkzaam in nachtapotheek, raakt betrokken bij een inbraak in de apotheek. Zij wordt geconfronteerd met de inbrekers en springt in paniek uit een raam, waarbij zij ernstig letsel oploopt aan een enkel. Zij stelt dat haar werkgever onvoldoende veiligheidsmaatregelen had getroffen om een inbraak als de onderhavige te voorkomen. De rechtbank is van oordeel dat de apotheek haar zorgplicht niet heeft geschonden en overweegt hierbij onder meer dat het gaat om een apotheek en niet om een juwelier of bank (…) De apotheek en benadeelde in het bijzonder zijn het slachtoffer geworden van een overval die buiten de normale te verwachten risico’s voor de werkgever lag.” Haar kan dan ook niet worden verweten dat zij van het pand geen vesting had gemaakt met prikkeldraad en hekwerk op het platte dak van de aanbouw en camerabewaking aan de achterzijde (…).” Vordering afgewezen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 508213 CV EXPL 13-216
Vonnis van de kantonrechter d.d. 29 januari 2014
in de zaak van:[Eiseres],
wonend te [Woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: mr. F.C. Schirmeister, advocaat te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap APOTHEEK [APOTHEEK] B.V.,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. R. Gruben, advocaat te Voorburg.
Partijen zullen hierna [Eiseres] en [Apotheek] worden genoemd.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1. Voor het eerdere procesverloop wordt verwezen naar het tussenvonnis van 31 juli 2013 waarbij bepaald is dat een comparitie van partijen zal plaatsvinden.
1.2. Voorafgaand aan de comparitie van partijen heeft [Apotheek] bij brief van 27 september 2013 foto’s in het geding gebracht.
1.3. Op 8 oktober 2013 heeft de comparitie van partijen plaats gevonden waarvan proces-verbaal is opgemaakt dat onderdeel uitmaakt van het procesdossier.
1.4. Vervolgens is vonnis bepaald waarvan de uitspraak nader vastgesteld is op heden.
2. De vaststaande feiten
2.1. Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
– [Eiseres], geboren op [Geboortedatum], is van mei 2011 tot mei 2013 op basis van twee arbeidsovereenkomsten voor de duur van één jaar in dienst geweest bij [Apotheek] als apothekersassistente voor 27 uur per week;
– [Apotheek], die onderdeel uitmaakt van de organisatie Mediq Apotheek, is 24 uur per dag geopend;
– Op 12 februari 2012 had [Eiseres] dienst als nachtassistente en was zij het enige personeelslid in het pand. Die nacht, rond 03.00 uur, zijn drie personen via de achterzijde het pand binnengedrongen. [Eiseres] bevond zich toen op de bovenverdieping. Nadat twee van de vermomde inbrekers de verdieping waar [Eiseres] zich bevond, hadden betreden, is zij uit angst uit een raam aan de voorzijde (gelegen aan de straat) gesprongen.
– Ten gevolge van de sprong uit het raam is haar rechterenkel verbrijzeld, heeft zij een fractuur aan haar stuitje opgelopen en heeft zij twee wervels gebroken;
– [Eiseres] is van 12 februari 2012 tot 7 maart 2012 in het AZM te Maastricht verpleegd en zij heeft daarna intern bij Adelante te Hoensbroek gerevalideerd tot 23 maart 2012.
– [Eiseres] is vanaf het ongeval tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd per mei 2013 eindigde ziek geweest. Ten tijde van de comparitie van partijen ontving [Eiseres] nog steeds een ziektewetuitkering van het UWV.
3. Het geschil
3.1. [Eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [Apotheek] te veroordelen:
– tot vergoeding van alle door [Eiseres] als gevolg van de schadegebeurtenis van 12 februari 2012 geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat, met daarover verschuldigde wettelijke rente vanaf 13 februari 2012 dan wel vanaf een door de rechter nader te bepalen datum tot het moment van algehele voldoening;
– tot betaling aan [Eiseres] van alle door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten, blijkens een door haar in het geding te brengen specificatie;
– tot betaling van de proceskosten, het nasalaris daaronder begrepen, en de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na het te wijzen vonnis.
3.2. [Eiseres] heeft – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
Toen zij die bewuste nacht lawaai hoorde, heeft zij het raam aan de voorzijde van de bovenverdieping opengemaakt om zich te oriënteren waar het lawaai vandaan kwam. Zij heeft geprobeerd om de politie te bellen, maar dat lukte niet omdat zij vergat de ‘0’ in te toetsen. Twee inbrekers kwamen achter elkaar de trap opgelopen naar de bovenverdieping. Het geld dat voorhanden was, bevond zich in een kluis op de bovenverdieping. Omdat zij niet beschikte over de sleutel van de kluis, zag zij geen andere mogelijkheid dan uit het raam te springen toen een vuurwapen op haar werd gericht.
3.2.1.[Eiseres] houdt [Apotheek] op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk voor de door haar geleden schade. Zij stelt dat [Apotheek] in onvoldoende mate voldaan heeft aan de op haar rustende zorgplicht. [Apotheek] had er niet alles aan gedaan om voorvallen als de onderhavige te voorkomen. De achterzijde van de apotheek was niet adequaat beveiligd, zodat de inbrekers het pand hebben kunnen binnendringen door een niet beveiligd raam met stoeptegels in te gooien. Verder waren er geen instructies verleend aan [Eiseres] hoe te handelen in dergelijke situaties. Pas na de overval heeft [Apotheek] extra maatregelen getroffen: de ramen aan de achterzijde zijn van tralies voorzien, de deuren zijn aangepast en de bekabeling van de verlichting aan de achterzijde is verbeterd. Ook is de instructie voor het gebruik van de alarmpieper aangepast.
3.3. [Apotheek] heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop hierna, voor zover relevant, nader zal worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.Met betrekking tot de toedracht staat vast dat de inbrekers op het dak van de aanbouw aan de achterzijde van het pand geklommen zijn en dat zij met gebruikmaking van stoeptegels een raam op de eerste verdieping ingeslagen hebben waardoor ze toegang kregen tot de apotheek. Op de beelden die via de camerabewaking in de apotheek gemaakt zijn. is te zien dat één inbreker op de eerste verdieping blijft (de apotheek) en de twee andere inbrekers via de trap van de eerste verdieping naar de bovenverdieping lopen. Voordat de inbrekers het pand zijn binnengedrongen, hebben zij de verlichting aan de achterzijde van het pand onklaar gemaakt. De inbrekers zijn ongeveer veertig seconden in het pand geweest. De buit bedroeg rond de honderd euro.
4.2. Partijen verschillen in deze procedure van mening over de vraag of [Apotheek] aansprakelijk is voor de schade die [Eiseres] heeft geleden door op 12 februari 2012 tijdens haar werk vanwege de overval in de apotheek uit het raam te springen.
4.3. Op grond van artikel 7:658 BW is de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 van dit artikel genoemde zorgverplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
4.4. Dat [Eiseres] haar schade tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden heeft geleden staat vast. Partijen zijn het er ook over eens dat er geen sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van [Eiseres], zodat dit deel van de tenzij-regel bij de beoordeling buiten beschouwing kan blijven.
4.5. Het debat van partijen spitst zich toe op de vraag of [Apotheek] heeft voldaan aan haar zorgverplichtingen zoals bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW. Dit artikellid bevat de zorgplicht van de werkgever voor de veiligheid van de werkomgeving van de werknemer. De werkgever moet – samengevat – die maatregelen nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn functie schade lijdt.
4.6. Partijen zijn het er over eens dat [Apotheek] aan de voorzijde van het pand – waar de klanten de apotheek betreden – adequate veiligheidsmaatregelen getroffen had. Ook de toegang tot de aanbouw aan de achterzijde van het pand was behoorlijk tegen inbraak en binnentreden beveiligd.
4.7. [Eiseres] stelt dat [Apotheek] tekortgeschoten is in haar zorgplicht voor zover het betreft:
(1) de veiligheidsmaatregelen als geheel aan de achterzijde van het pand. Meer concreet wijst [Eiseres] erop dat:
– de ramen op de bovenverdieping niet voorzien waren van veiligheidsglas, maar gewoon van dubbel glas;
op het platte dak van de aanbouw geen hekwerk of prikkeldraad geplaatst was;
– de bekabeling van de verlichting aan de achterzijde zodanig was dat die eenvoudig onklaar gemaakt kon worden;
– er geen camera aan de achterzijde van het pand was;
– de achterzijde van het pand vrij toegankelijk is;
(2) het ontbreken van een instructie de alarmpieper altijd bij je te dragen. De pieper lag standaard op een vaste plek in de apotheek;het ontbreken van een instructie hoe te handelen in een geval zoals dat zich heeft voorgedaan.
4.7.1. [Eiseres] betoogt verder dat [Apotheek] bij het nemen van maatregelen ermee rekening had moeten houden dat er in de apotheek een kluis aanwezig is met een aanzienlijke hoeveelheid geld. Voorafgaand aan deze overval hebben er overvallen op andere vestigingen plaatsgevonden. [Apotheek] had [Eiseres] uit veiligheidsoverwegingen niet alleen mogen laten werken. Tot slot heeft [Apotheek] niet voldaan aan artikel 2.43 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
4.8. [Apotheek] voert aan dat zij voldaan heeft aan haar zorgplicht. De overval in deze apotheek was de eerste in dertig jaar tijd. De beveiliging van de apotheek was gericht op de risico’s die voortvloeien uit het klantencontact dat zich afspeelt aan de voorzijde van de apotheek. Aan de voorzijde is er een gepantserd loket dat voorzien is van een overvalalarm. Ook is er een pieper die op een vaste plaats in de apotheek ligt. De medewerkers hebben een training gehad omgaan met verbale agressie en geweld. Er is in de apotheek een kluis waarin bijna geen geld zit, omdat het regelmatig wordt afgestort. De opiaten bevinden zich achter slot en grendel.
4.8.1. Kort voor de overval, op 8 februari 2012, heeft QuesT Advies v.o.f. (Bureau voor Arbo-zorg en Personele vraagstukken) een onderzoek ingesteld bij [Apotheek] en daarvan een rapport opgesteld genaamd ‘RI&E, WBO, BHV check en IP certificering Mediq Apotheken Nederland 2011-2012’. Uit dit rapport komen bij de risico inventarisatie en evaluatie geen knelpunten naar voren op het punt van de beveiliging van de apotheek aan de achterzijde. [Apotheek] wijst er verder op dat aan de achterzijde van het pand niet te zien is dat het gaat om een apotheek. Aan die kant is bovendien een woonwijk gelegen. De achterzijde van het pand was goed afgesloten. De verlichting aan de achterzijde van het pand brandt normaliter de hele nacht.
4.8.2. Een overval zoals die heeft plaats gevonden, is volgens [Apotheek] geen inherent risico van een apotheek en was vooraf niet te verwachten. Gebleken is dat er sprake was een doortrapt plan. De verlichting aan de achterzijde – via een dikke buitenkabel die door een buis liep – is onklaar gemaakt. Daarna zijn de inbrekers op het platte dak van de aanbouw geklommen waarbij ze een hoogte van drie meter hebben moeten overbruggen. Het raam op de eerste verdieping is met fors geweld (gebruik van stoeptegels) volledig eruit geslagen.
4.8.3. [Apotheek] betwist voorts dat er in andere vestigingen overvallen hebben plaatsgevonden. Alleen in de apotheek in Heer had eerder een inbraak plaatsgevonden. Er was toen niemand aanwezig in dat pand. Een deur is geforceerd om dat pand binnen te komen. Geld is er niet gestolen. Er zijn alleen medicijnen meegenomen.
De instructie die [Apotheek] aan het personeel heeft gegeven houdt in dat men niet de held uit moet hangen als er iets gebeurt. De aanwezigheid van de pieper op de bovenverdieping zou de overval niet voorkomen hebben.
Tot slot wijst [Apotheek] erop dat artikel 2.43 van het Arbeidsomstandighedenbesluit geen wettelijke verplichting bevat, maar slechts een gelegenheid biedt. Bovendien vraagt zij zich af wat het causaal verband met de schade is.
4.9. In het kader van de beoordeling van de vraag of [Apotheek] voldaan heeft aan haar zorgplicht, zullen eerst de werkomgeving van [Eiseres] (het pand) en de ten tijde van de inbraak getroffen veiligheidsmaatregelen in ogenschouw genomen worden.
4.10. Tijdens de comparitie van partijen is gebleken dat partijen het eens zijn over de volgende feiten:
– de apotheek is aan weerszijden gelegen in een aangesloten rij panden aan de Akersteenweg te Maastricht;
– bezien vanuit de achterzijde van het pand, zijn er drie verdiepingen: de aanbouw (die zich ten opzichte van de voorzijde van het pand op kelderniveau bevindt), de eerste verdieping (de apotheek die door klanten aan de voorzijde van het pand op straatniveau betreden wordt) en de bovenverdieping;
– klanten betreden het pand via de voorzijde. Aan de voorzijde van het pand is er een rolluik. Na 18.00 uur is contact met klanten alleen mogelijk via een loket met gepantserd glas. Bij dat loket zit een overvalalarm. Ook is een mobiel overvalalarm aanwezig en is er in de apotheek camerabewaking. Via drie tot vier camera’s wordt de apotheek in beeld gebracht. Op de bovenverdieping is geen camera;
– vóór de aanbouw aan de achterzijde, bevindt zich fietsenrek en een parkeerplaats. De parkeerplaats ligt een halve meter hoger dan de aanbouw en het fietsenrek;
tussen de parkeerplaats en de straat aan de achterzijde van het pand staat een hekwerk dat ten tijde van de inbraak openstond;
– alle verdiepingen aan de achterzijde van het pand waren ten tijde van de inbraak voorzien van ramen met dubbel glas die niet open konden;
– aan de achterzijde van het pand bevond zich ten tijde van de inbraak aan de buitenkant verlichting. Een camera was daar niet aanwezig;
– in de apotheek (de eerste verdieping) bevindt zich een trap die toegang geeft tot de bovenverdieping.
4.10.1. [Apotheek] heeft in de processtukken onbetwist gesteld dat het pand aan de achterzijde grenst aan een woonwijk. [Eiseres] heeft ter comparitie niet betwist dat een hoogte van drie meter overbrugd moet worden om op het platte dak van de aanbouw aan de achterzijde van het pand te kunnen staan. Van de juistheid van deze gegevens zal dan ook worden uitgegaan.
4.11. Met betrekking tot overige bijkomende omstandigheden w’ordt als volgt overwogen.
[Eiseres] heeft haar stelling dat de kluis een aanzienlijke hoeveelheid geld bevatte in het licht van de herhaalde gemotiveerde betwisting door [Apotheek] niet toereikend onderbouwd, zodat die stelling gepasseerd wordt.
4.11.1. [Apotheek] heeft onbetwist aangevoerd dat het pand waarin [Eiseres] werkzaam was niet eerder was overvallen.
[Eiseres] heeft bij repliek aangevoerd dat andere vestigingen van Mediq Apotheek zijn overvallen. Welke dat zijn geweest, wanneer dat geweest is en hoe die overvallen verlopen zijn, heeft zij niet gesteld. Ter comparitie spreekt zij nog over één overval, waarbij zij erkent dat het niet om een nachtapotheek gaat. Een nadere toelichting op die overval heeft zij niet gegeven, zodat er vanuit gegaan wordt dat zij doelt op inbraak in de apotheek in Heer waarnaar [Apotheek] verwijst bij conclusie van dupliek. [Eiseres] heeft de in dat processtuk omschreven feiten – hierboven weergegeven onder 4.8.3 – aangaande die inbraak niet betwist, zodat er vanuit gegaan wordt dat die door [Apotheek] correct zijn omschreven.
Op grond van het vorenstaande wordt geoordeeld dat niet vast is komen te staan dat er (vergelijkbare) overvallen bij andere Mediq apotheken zijn geweest vóór deze overval.
Evenmin maakt [Eiseres] concreet melding van (vergelijkbare) overvallen voordien bij andere apotheken in Maastricht en omgeving. De conclusie is dan ook dat er geen sprake is van een situatie dat [Apotheek] er gelet op eerdere overvallen rekening mee moest houden dat ook haar apotheek en haar medewerkers het slachtoffer konden worden van een dergelijke brute overval.
4.12. Uitgaande van de feiten en de omstandigheden zoals hierboven omschreven vanaf rechtsoverweging 4.10 wordt geoordeeld dat de ten tijde van de overval getroffen veiligheidsmaatregelen toereikend waren. Als toelichting wwdt het volgende overwogen.
4.12.1. [Eiseres] stelt bij conclusie van repliek dat [Apotheek] “miskent dat het erom gaat of [Apotheek] al het mogelijke heeft gedaan om een overval als de onderhavige te voorkomen en om veiligheidsrisico’s van [Eiseres] zoveel mogelijk te voorkomen’’.
‘Al het mogelijke’ is niet de norm die krachtens artikel 7:658 lid BW op een werkgever rust. De zorgplicht van de werkgever beoogt niet een absolute waarborg te scheppen voor bescherming tegen het in artikel 7:658 lid 1 BW bedoelde gevaar, maar heeft slechts de strekking de werknemer in zoverre tegen dit gevaar te beschermen als redelijkerwijs in verband met de arbeid gevergd kan worden. Welke maatregelen in concreto van de werkgever verlangd mogen worden, hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn van belang de aard van de werkzaamheden, de kenbaarheid van het gevaar, de kans op verwezenlijking en de ernst van de gevolgen, alsmede de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen.
4.12.2. [Apotheek] is een apotheek, geen juwelier of bank. De normale veiligheidsrisico’s w aarmee zij vanwege de aard van de werkzaamheden wordt geconfronteerd, liggen in de klantcontacten. De klanten betreden het pand via de voorzijde. Aan de voorzijde had [Apotheek] toereikende veiligheidsmaatregelen getroffen.
De achterzijde van het pand is niet bedoeld voor klanten. Het pand bevat aan die kant geen aanduiding waaruit blijkt dat er sprake is van een apotheek. Het pand ligt aan de achterzijde niet afgelegen en in het donker, maar naast een woonwijk en is de hele nacht aan de buitenzijde verlicht. Kortom, het is geen plek die bij voorbaat uitnodigt om in te breken. Voor zover [Eiseres] met haar opmerking dat de achterzijde van het pand vrij toegankelijk is, bedoelt dat men het parkeerterrein op kan lopen, klopt dit. [Apotheek] heeft ter comparitie erkend dat het hek in de praktijk altijd open stond. Het pand is echter niet vrij toegankelijk in de zin dat onbevoegden ‘zo maar’ het pand binnen kunnen lopen. De toegang tot de aanbouw was deugdelijk beveiligd, zoals ook [Eiseres] erkent. Het platte dak van de aanbouw ligt op drie meter vanaf de grond. Dit betekent dat er moeite voor gedaan moet worden om het te betreden. De ramen die er waren, konden niet open en waren van dubbel glas voorzien.
[Apotheek] gold niet als een ‘gewaarschuwde werkgever’ op basis van eerdere ervaringen. Evenmin leidde het onderzoek van QuesT Advies v.o.f. tot aanbevelingen aan de achterzijde van het pand.
4.12.3. [Apotheek] en [Eiseres] in het bijzonder zijn het slachtoffer geworden van een overval die buiten de normale te verwachten risico’s voor [Apotheek] lag. Haar kan dan ook niet verweten worden dat zij van het pand geen vesting had gemaakt met prikkeldraad en hekwerk op het platte dak van de aanbouw en camerabewaking aan de achterzijde. Dat zij omwille van het veiligheidsgevoel van haar medewerkers na de overval besloten heeft aan de achterzijde overal tralies voor de ramen met veiligheidsglas te plaatsen – waardoor het pand er thans uitziet als een gevangenis – wil niet zeggen dat zij op het moment van de overval niet aan haar zorgplicht voldaan had. Dat de overvallers er in geslaagd zijn de verlichting onklaar te maken, rechtvaardigt evenmin die conclusie.
4.12.4. [Apotheek] heeft na de overval het nachtpersoneel opgedragen de alarmpieper altijd bij zich te dragen. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat als [Eiseres] de alarmpieper bij zich gehad had op de bovenverdieping en zij de politie wel had kunnen alarmeren via de alarmcentrale de overvallers niet het pand binnengedrongen zouden zijn. Gelet op de snelheid waarmee zij boven waren, is aannemelijk dat [Eiseres] ook dan geen andere uitweg had gezien dan uit het raam te springen.
4.12.5. Door [Eiseres] is niet betwist dat [Apotheek] het personeel een training omgaan met verbale agressie en geweld heeft laten volgen. Deze training past binnen de gebruikelijke risico’s die voor het personeel van [Apotheek] gelden. Ook op dat punt had [Apotheek] derhalve aan haar zorgverplichting voldaan.
4.12.6. [Eiseres] heeft niet verwezen naar wet- of regelgeving op grond waarvan [Apotheek] [Eiseres] niet alleen als nachtassistente had mogen laten werken in het pand, zodat haar verwijt op dit punt als onvoldoende onderbouwd zal worden gepasseerd.
4.12.7. Hetgeen [Eiseres] bij repliek heeft aangevoerd over artikel 2.43 Arbeidsomstandighedenbesluit leidt niet tot een ander oordeel, alleen al niet omdat zij niet gesteld heeft dat zij [Apotheek] verzocht heeft om een dergelijk onderzoek. De vraag of het schenden van deze verplichting in dit geval tot aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 lid 2 BW geleid zou hebben, kan dan ook onbeantwoord blijven.
4.13. De slotsom luidt dat [Apotheek] ten tijde van de overval voldaan had aan haar zorgverplichtingen zoals bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW. Zij is dan ook niet aansprakelijk voor de schade die [Eiseres] heeft geleden ten gevolge van de overval. Haar vorderingen zullen worden afgewezen.
4.14. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [Eiseres] worden veroordeeld in de kosten van deze procedure tot heden begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde (3 x € 200,00).
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1. wijst de vorderingen af.
5.2. veroordeelt [Eiseres] in de proceskosten aan de zijde van [Apotheek] tot heden begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde.
5.3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Etman, kantonrechter, en ter openbare civiele terechtzitting uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.