Rb: causaal verband tussen schade en handelen ziekenhuis niet aangetoond, geen aansprakelijkheid ziekenhuis voor trombose

Samenvatting:

Eiser stelt het ziekenhuis aansprakelijk voor trombose arm die hij opgelopen. De rechtbank overweegt dat, om aansprakelijkheid te kunnen vaststellen is een causaal verband (condicio sine qua non verband) vereist tussen het handelen of nalaten van het ziekenhuis en de schade die eiser heeft opgelopen. Het is aan eiser om te stellen en zo nodig te bewijzen dat dit causaal verband aanwezig is. In dit geval bestaan geen gronden om van een andere verdeling uit te gaan.  De rechtbank komt tot het oordeel dat uit de stellingen van eiser niet kan worden afgeleid dat de trombose het gevolg is, of kan zijn, van de wijze waarop het ziekenhuis heeft gehandeld. Of het ziekenhuis onzorgvuldig is geweest bij de behandeling van eiser, kan dan ook in het midden blijven.

ECLI:NL:RBAMS:2021:4473, Rechtbank Amsterdam, C/13/692893 / HA ZA 20-1133 (rechtspraak.nl)

ECLI:NL:RBAMS:2021:4473

Instantie

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak

04-08-2021

Datum publicatie

07-09-2021

Zaaknummer

C/13/692893 / HA ZA 20-1133

Rechtsgebieden

Civiel recht

Bijzondere kenmerken

Eerste aanleg – enkelvoudig

Inhoudsindicatie

Tekortkoming in de nakoming van een geneeskundige behandelingovereenkomst? De vordering wordt afgewezen, Niet kan worden vastgesteld dat de trombose in de arm het gevolg is van onzorgvuldig handelen van het ziekenhuis.

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

PS-Updates.nl 2021-0707

Verrijkte uitspraak

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rolnummer: C/13/692893 / HA ZA 20-1133

Vonnis van 4 augustus 2021

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser,

advocaat mr. F.M. Oudolf te Amsterdam,

tegen

de stichting

STICHTING ZIEKENHUIS AMSTELLAND,

gevestigd te Amstelveen,

gedaagde,

advocaat mr. M.J.J. de Ridder te Utrecht.

Partijen worden hierna [eiser] en het Amstelland Ziekenhuis genoemd.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 10 november 2020, met producties,

de conclusie van antwoord, met producties,

het tussenvonnis van 21 april 2021 waarin een mondelinge behandeling is gelast en

het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 15 juli 2021.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

[eiser] is geboren op [geboortedatum] 1969 en van beroep vechtsporter. Op 31 juli 2016 heeft [eiser] de spoedeisende hulp van het Amstelland Ziekenhuis bezocht in verband met een val op zijn rechterpols/hand. In een brief van het ziekenhuis aan de huisarts van [eiser] staat, voor zover van belang:

“(…)

Reden van presentatie: trauma pols/hand re

Anamnese:

Van de trap gevallen (…)

Lichamelijk onderzoek:

Rechterhand: forse zwelling dorsum tpv carpalia. Geen standsafwijking. Diffuus drukpijn carpalia, geen drukpijn MC’s/radius/ulna. Geen evidente asdrukpijn. Functie antalgisch beperkt, NV intact.

Radiologie:

X-hand en onderarm rechts: klein fragmentje tpv os trapezium danwel trapezoid, verdenking fractuur

(…)

Conclusie:

47-jarige patiënt met verdenking fractuur os trapezium/trapezoid

Beleid:

– navicularespalk

– naar huis met pijnstilling

– 1 week gipskamer (…)”

2.2.

Begin augustus 2016 is [eiser] naar het Amstelland Ziekenhuis gegaan, omdat het gips te strak zat. Het gips is toen verwijderd. Aan [eiser] is toen meegedeeld dat hij geen breuk in zijn hand had.

2.3.

Op 8 augustus 2016 is [eiser] naar een controle afspraak bij de gipsverbandmeester in het Amstelland Ziekenhuis gegaan.

2.4.

Tijdens een verblijf van [eiser] in het Amstelland Ziekenhuis van 20 september tot en met 22 september 2016 is de diagnose diepveneuze trombose (DVT) van de arteria subclavia rechts (ondersleutelbeenslagader) gesteld.

2.5.

Een brief van het Amstelland Ziekenhuis aan de huisarts van [eiser] van

22 september 2016 luidt onder meer als volgt:

“(…)

Voorgeschiedenis:

Pneumothorax na steekpartij [in februari 2015, rb], meerdere buikwandbreuken, fractuur os hamatum, capitatum, MC4 rechts

Decursus: Patiënt presenteerde zich op de SEH met een rode, gezwollen, pijnlijke rechter arm. Op echografisch onderzoek werd een trombus in de vena subclavia rechts gezien. Patiënt werd opgenomen voor verder aanvullend onderzoek en start antistolling. Op CT-angio/thorax/abdomen werden naast de trombus longembolieën gezien. Er kon geen aanwijsbare oorzaak gevonden worden. Tevens kreeg patiënt een tubigrip en zal hij op korte termijn een steunkous voor de arm aangemeten krijgen.

Aanvullend onderzoek:

CT-angiografie/thorax (21-09-2016): Trombus vena subclavia [ondersleutelbeenader, rb], longembolieën bdz, geen aanwijsbare oorzaak voor de trombus. (…)

Conclusie: DVT rechter arm en longembolieën waarvoor antistolling.

Beleid: In goede conditie werd patiënt naar huis ontslagen. (…)”

2.6.

Op 28 september 2016 heeft [eiser] de spoedeisende hulp van het Amstelland Ziekenhuis bezocht wegens duizeligheidsklachten.

2.7.

Op 3 oktober 2016 is in het Amstelland Ziekenhuis een CT-scan gemaakt van de rechterhand van [eiser] . [eiser] is verwezen naar de afdeling plastische chirurgie van het AMC-ziekenhuis. In de verwijzingsbrief van 3 oktober 2016 staat, voor zover relevant:

“(…) Op 30 jl val van de trap. Klinisch toen verdenking op een breuk (…) Radiologisch daar geen fractuur, wel een onregelmatigheid CMC 4 en 5. De behandeling was conservatief met gipsimmobilisatie. Vanwege aanhouden van de klachten werd een CT gemaakt waarop een breuk van het hamatum, capitatum en basis MC 4 met subluxatie CMC 5. (…)

2.8.

In het voortgangsverslag van het AMC-ziekenhuis van 10 november 2016 staat als reden van komst ‘Gemiste subluxatie MC5, fractuur hamatum en capitatum met communitief beeld rechter pols na trauma eind juli 2016’.

2.9.

Op 9 december 2016 is [eiser] door plastisch chirurg dr. Strackee geopereerd in het AMC-ziekenhuis. Daarbij is een repositie verricht en het hamatum (met een plaatje) gefixeerd. Op 25 juli 2017 zijn het plaatje en de schroeven operatief verwijderd.

2.10.

De advocaat van [eiser] heeft het Amstelland Ziekenhuis bij brief van 29 januari 2020 aansprakelijk gesteld voor door [eiser] geleden en nog te lijden schade.

3Het geschil

3.1.

[eiser] vordert samengevat – om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

voor recht te verklaren dat het Amstelland Ziekenhuis op grond van onzorgvuldige geneeskundige behandeling op en na 31 juli 2016 (tot 20 september 2016) aansprakelijk is voor de schade die [eiser] daardoor heeft geleden, lijdt en nog zal lijden;

het Amstelland Ziekenhuis te veroordelen tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding van € 5.000 en tot vergoeding van de overige en volledige schade van [eiser] , nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en

het Amstelland Ziekenhuis te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.

3.2.

[eiser] verwijt het Amstelland Ziekenhuis dat zij is tekort geschoten in de nakoming van een verbintenis voortvloeiend uit de geneeskundige behandelovereenkomst. Het Amstelland Ziekenhuis heeft geen aanvullend onderzoek verricht nadat op 31 juli 2016 de verdenking van een fractuur aan de rechterhand was geconstateerd. Het ziekenhuis heeft de in 2.8 genoemde fracturen gemist. Daarnaast heeft het Amstelland Ziekenhuis kort na 31 juli 2016 het gips verwijderd en heeft zij nagelaten de fractuur of de fracturen te behandelen. Het Amstelland Ziekenhuis heeft een conservatief beleid gevoerd. [eiser] heeft gemeend zijn rechterhand te kunnen belasten, omdat hij dacht dat van een fractuur geen sprake was. In de rechterarm van [eiser] heeft zich vervolgens trombose ontwikkeld (het handletsel is restloos genezen). [eiser] heeft daardoor schade geleden en zal nog schade lijden. Als voorschot op die schade dient het Amstelland Ziekenhuis een bedrag van € 5.000 te betalen, aldus [eiser] .

3.3.

Het ziekenhuis betwist onder meer onzorgvuldig te hebben gehandeld op 31 juli 2016 en in de periode daarna. Het Amstelland Ziekenhuis heeft op 31 juli 2016 adequaat onderzoek verricht en röntgendiagnostiek uitgevoerd. De röntgenfoto die op 31 juli 2016 op de spoedeisende hulp is gemaakt, is een dag later herbeoordeeld door supervisor en orthopedisch chirurg W.J. Kleyn Molekamp. Toen is vastgesteld dat van een fractuur geen sprake was, waarbij mede in aanmerking is genomen dat [eiser] geen as- drukpijn had. Verder ontbreekt het causaal verband tussen het handelen van het ziekenhuis en de trombose.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

Om aansprakelijkheid van het Amstelland Ziekenhuis te kunnen vaststellen is een causaal verband (condicio sine qua non verband) vereist tussen het handelen of nalaten van het ziekenhuis en de schade die [eiser] heeft opgelopen ten gevolge van de trombose arm. Het is aan [eiser] om te stellen en zo nodig te bewijzen dat dit causaal verband aanwezig is, tenzij uit een bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling voortvloeit. In dit geval bestaan geen gronden om van een andere verdeling uit te gaan.

4.2.

De rechtbank komt tot het oordeel dat uit de stellingen van [eiser] niet kan worden afgeleid dat de trombose het gevolg is, of kan zijn, van de wijze waarop het Amstelland Ziekenhuis op 31 juli 2016 en in de periode daarna tot 20 september 2016 heeft gehandeld. Of het Amstelland Ziekenhuis onzorgvuldig is geweest bij de behandeling van [eiser] , kan dan ook in het midden blijven. Dit licht de rechtbank als volgt toe.

4.3.

[eiser] verwijst ter toelichting van het causaal verband enkel naar het artikel van F.W.G. Legebeek, M.C. Kappers-Klune en E.B. Gómez-García (internisten-hematologen) ‘Diepe veneuze trombose van de arm: oorzaak, diagnostiek en behandeling’ van 19 februari 2000 uit het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Los van de vraag naar de status van dit artikel, staat daarin niet dat het missen van een fractuur, een delay in de behandeling of het voeren van een conservatief beleid kan leiden tot trombose. Evenmin blijkt hieruit dat het niet-toedienen van antistollingsmedicatie of het belasten van de hand na een fractuur van invloed zijn op het ontwikkelen van trombose. In het artikel worden namelijk onder de oorzaken voor een DVT de volgende lokale factoren benoemd: centraalveneuze katheter, inspanning, trauma, anatomische afwijkingen aan clavicula of rib, intraveneus gebruik van drugs, lokale radiotherapie en lymfomen. Als overige predisponerende facturen worden aangeduid maligniteit, chemotherapie, orale conceptiva en (erfelijke) stollingsafwijkingen. Zonder toelichting, die niet is gegeven, ook niet ter zitting, valt niet in te zien hoe de bevindingen en conclusies van de auteurs van dit artikel het door [eiser] gestelde causaal verband tussen de aan het ziekenhuis gemaakte verwijten en het ontstaan van de trombosearm ondersteunen.

4.4.

De rechtbank vindt in de medische informatie die aan haar is overgelegd, ook geen aanwijzing voor de vaststelling van causaal verband. In de brief van het Amstelland Ziekenhuis aan de huisarts van [eiser] van 22 september 2016 (2.5) staat dat op echografisch onderzoek een trombus is gezien en dat op de CT-scan longembolieën te zien waren. Verder staat daarbij ‘Er kon geen aanwijsbare oorzaak gevonden worden’. Onder ‘Aanvullend onderzoek’ is vermeld dat geen aanwijsbare oorzaak voor de trombus kan worden gevonden. Uit de overige stukken blijkt evenmin van een relatie tussen het niet (eerder) vaststellen van een fractuur of het daarop volgende handelen van het Amstelland Ziekenhuis en de trombose in de arm. Volgens [eiser] onderschrijft de plastisch chirurg dr. Strackee van het AMC-ziekenhuis, die hem aan zijn hand heeft behandeld, zijn stellingen. Dit blijkt echter nergens uit. Desgevraagd ter zitting heeft de advocaat van [eiser] meegedeeld dat hij wel met dr. Strackee heeft gecorrespondeerd, maar dat deze verwees naar de reeds beschikbare stukken. Het lag op de weg van [eiser] om eerst medisch advies in te winnen alvorens deze procedure te starten. Dat heeft hij niet gedaan.

4.5.

Aan bewijslevering wordt bij deze stand van zaken niet toegekomen, ook niet in de vorm van een deskundigenbericht of van meerdere deskundigenberichten aan de zijde van [eiser] , zoals tijdens de mondelinge behandeling door hem verzocht. De rechter kan op verzoek van een partij of ambtshalve een deskundigenbericht bevelen (artikel 194 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Dat is een discretionaire bevoegdheid van de rechter. De rechter is dus niet verplicht een aanbod tot het leveren van bewijs door deskundigen in te willigen. Omdat in dit geval iedere onderbouwing voor het bestaan van causaal verband ontbreekt, ziet de rechtbank geen gronden voor het bevelen van een deskundigenbericht.

Slotsom, proceskosten en nakosten

4.6.

De vordering wordt afgewezen.

4.7.

[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten aan de zijde van het Amstelland Ziekenhuis worden veroordeeld, tot op heden begroot op:

griffierecht € 2.042

salaris advocaat € 1.126 (twee punten x tarief € 563)

Totaal € 3.168

4.8.

De nakosten worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5De beslissing

De rechtbank

5.1.

wijst de vorderingen af;

5.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van het Amstelland Ziekenhuis tot op heden begroot op € 3.168;

5.3.

veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;

5.4.

verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Bockwinkel, rechter, bijgestaan door mr. C.E.P. Honing, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2021.1

1type: CEPH coll: JB

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey