Rb, deelgeschil: benadeelde heeft recht op aangepast huis met tuin, geen appartement; financiering en voordeelsverrekening
Verzoeker is aangewezen op aangepaste woning vanwege ernstig knieletsel; zijn huidige huis kan niet aangepast worden. 1. De rechtbank stelt voorop dat verzekeraar de schade die verzoeker door het ongeval lijdt volledig moet vergoeden. Verzoeker woont nu in een 2-onder-1-kapwoning met tuin. De rechtbank vindt alleen daarom al dat een appartement geen recht doet aan het uitgangspunt dat schade volledig vergoed moet worden. (r.o 2.10) 2. De rechtbank overweegt dat in het (voor)financieringsprobleem van verzoeker zou kunnen worden voorzien door aan verzoeker een concreet bedrag ter grootte van het feitelijke tekort ter beschikking te stellen. Een andere optie is dat verzekeraar een garantstelling afgeeft voor de hypotheekverstrekker die bereid een hogere lening te verstrekken dan op basis van zijn financiële situatie zou kunnen worden verstrekt. De optie van een garantstelling komt de rechtbank het meest praktisch en haalbaar voor. (r.o. 2.16) 3. Voordeelsverrekeing. De rechtbank is het met verzekeraar eens dat als [verzoeker eigenaar wordt van. een duurder, groter huis, dat hem dat voordeel kan opleveren in de zin van artikel 6:100 BW. Of en wanneer dat voordeel zich verwezenlijkt is naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk. Het ligt in de rede dat partijen afspraken maken over hoe bij een eventuele verkoop van de (nog aan te schaffen) aangepaste woning wordt omgegaan met het verschil in waarde tussen de huidige woning en de aangepaste woning, op het moment van verkoop van de aangepaste woning. (r.o. 2.18). 4. Kosten deelgeschil: € 10.862,45.
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
18-12-2019
Datum publicatie
04-02-2020
Zaaknummer
C/16/480413 / HA RK 19-135
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Beschikking
Inhoudsindicatie
Deelgeschil. Letselschade. Noodzakelijke verhuizing. Moet verzekeraar aangepaste woning financieren? Verrekening van voordeel?
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/480413 / HA RK 19-135
Beschikking van 18 december 2019
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. A.H. Blok te Hardinxveld-Giessendam,
tegen
1
[verweerder sub 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
- de naamloze vennootschap
N.V. UNIVÉ SCHADE,
gevestigd te Assen,
verweerders,
advocaat mr. M.T. Spronck te Apeldoorn.
Partijen worden hierna [verzoeker] en Univé genoemd. Waar specifiek [verweerder sub 1] wordt bedoeld, zal de rechtbank hem afzonderlijk aanduiden met de achternaam.
1
De procedure
1.1.
De procedure is als volgt verlopen:
–
het verzoekschrift met 6 producties dat mr. Blok voor [verzoeker] op 2 mei 2019 heeft ingediend;
–
het verweerschrift met 2 producties dat mr. Spronck voor Univé op 21 juni 2019 heeft ingediend;
–
de akte overlegging aanvullende producties (7 tot en met 14) van [verzoeker] , op de griffie ontvangen op 28 juni 2019;
–
de mondelinge behandeling op 2 juli 2019, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
–
de pleitnota van mr. Blok;
–
een verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling gehouden op 2 juli 2019;
–
de akte overlegging aanvullende producties (15 tot en met 19) van [verzoeker] , op de griffie ontvangen op 25 september 2019;
–
de akte overlegging aanvullende productie (20) van [verzoeker] , op de griffie ontvangen op 4 oktober 2019;
–
de voortzetting van de mondelinge behandeling op 8 oktober 2019, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
–
de aantekeningen mondelinge behandeling van mr. Spronck;
–
een verkort proces-verbaal van de voortzetting van de mondelinge behandeling van 2 juli 2019, gehouden op 8 oktober 2019;
–
de akte overlegging aanvullende producties (21 tot en met 26) van [verzoeker] , op de griffie ontvangen op 5 november 2019;
–
de brief van 5 november 2019 van mr. Spronck;
–
het faxbericht van 5 november 2019 van mr. Blok;
–
het e-mailbericht van 6 november 2019 waarin de griffier partijen laat weten dat Univé mag reageren op de akte van 5 november van [verzoeker] ;
–
de antwoordakte van Univé, op de griffie ontvangen op 19 november 2019;
–
de brief van 19 november 2019 van mr. Blok met een reactie op de punten 7, 11 en 28 uit de antwoordakte van Univé;
–
het faxbericht van 20 november 2019 van mr. Spronck waarin hij bezwaar maakt tegen de reactie van mr. Blok op punten uit de antwoordakte van Univé;
–
het faxbericht van 20 november 2019 van mr. Blok waarin hij reageert op het bezwaar van mr. Spronck.
1.2.
Daarna heeft de rechter beslist dat uitspraak zal worden gedaan.
2
De overwegingen
Inleiding
2.1.
[verzoeker] en de toen 10-jarige [verweerder sub 1] zijn op 9 maart 2007 als fietsers met elkaar in botsing gekomen. [verzoeker] heeft daarbij letsel aan zijn linkerknie opgelopen: het kraakbeen van zijn linkerknie is beschadigd.
[verweerder sub 1] is de verzekerde van Univé. Univé heeft aansprakelijkheid erkend voor het ongeval dat [verzoeker] is overkomen.
Wat is het probleem?
2.2.
Het knieletsel dat [verzoeker] heeft opgelopen, heeft er uiteindelijk toe geleid dat het linkerbeen van [verzoeker] vooral in gestrekte stand is. [verzoeker] maakt in huis gebruik van krukken en een rollator en buitenshuis van een rolstoel en/of scootmobiel. Het gebruiken van de krukken en de rollator is fysiek belastend: het zou beter zijn als [verzoeker] in huis een trippelstoel zou kunnen gebruiken. De huidige woning van [verzoeker] is daarvoor niet geschikt.
Hoe is het toen verder gegaan?
2.3.
Partijen hebben Trivium Advies gevraagd te onderzoeken of de huidige woning van [verzoeker] rolstoel toe- en doorgankelijk kan worden gemaakt en als dat niet mogelijk is wat dan een passend alternatief kan zijn.
Trivium komt in haar eerste adviesrapportage van 22 april 2015 tot de conclusie dat de woning waar [verzoeker] nu woont niet geschikt te maken is. In haar vervolgrapportage van 25 februari 2016 komt Trivium vervolgens met een overzicht van woningen die passend (te maken) zijn met daarbij een indicatie van de aankoopkosten en verbouwingskosten.
Waar loopt [verzoeker] tegenaan?
2.4.
[verzoeker] is nog steeds niet verhuisd. [verzoeker] beschikt niet over voldoende financiële middelen om een andere woning zelf te financieren. Daardoor lukt het niet om een passende en/of aanpasbare woning aan te kopen.
Als indicatie van de totale kosten – inclusief onder andere de kosten van noodzakelijke verbouwingen, transactiekosten, verhuiskosten, kosten van inrichting en tuinaanleg en begeleidingskosten van Trivium – is volgens [verzoeker] met de aankoop of het realiseren van een geschikte woning tenminste een bedrag in de orde van € 550.000,00 tot € 600.000,00 (prijspeil 2016-2017) gemoeid. Dit heeft [verzoeker] niet. [verzoeker] schat in dat hij zelf een bedrag van € 254.755,00 ter beschikking heeft: een hypothecaire lening van maximaal € 169.755,00 en de overwaarde van zijn huidige woning van € 85.000,00. Naar het prijspeil 2016-2017 is volgens [verzoeker] dus sprake van een tekort van zeker € 300.000,00. Dit moet Univé bijdragen.
Wat wil [verzoeker] ?
2.5.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht te verklaren dat Univé, voor zover nodig onder door de rechtbank te stellen voorwaarden, gehouden is om ervoor te zorgen dat [verzoeker] daadwerkelijk een passende en/of aanpasbare woning kan aankopen en de voor aankoop en bewoning noodzakelijke financiële middelen te verschaffen;
- voor recht te verklaren dat Univé niet van [verzoeker] kan vergen dat hij genoegen neemt met verhuizen naar een appartement, ook niet indien een appartement zou kunnen worden gevonden dat in medische en ergonomische zin passend zou zijn en/of zou kunnen worden gemaakt;
III. voor recht te verklaren, zo nodig onder door de rechtbank te stellen voorwaarden, dat Univé in de gegeven omstandigheden geen beroep toekomt op voordeeltoerekening, althans (subsidiair) dat een dergelijk beroep er niet aan in de weg staat dat [verzoeker] daadwerkelijk in staat wordt gesteld om een passende en/of aanpasbare woning aan te kopen en te bewonen;
- voor recht te verklaren dat de door Univé te verstrekken financiële middelen als hiervoor onder I tot en met III bepaald, voldoende moeten zijn ter overbrugging van het verschil tussen enerzijds de totale kosten van de aan te kopen woning (inclusief onder meer de kosten van noodzakelijke verbouwingen, transactiekosten, verhuiskosten (zoals in het verzoekschrift onder 2.6.4 nader omschreven), kosten van inrichting en tuinaanleg, de begeleidingskosten van Trivium, et cetera) en anderzijds de opbrengst van de huidige woning, verminderd met de huidige hypothecaire lening van € 180.000 en vermeerderd met een alsdan door [verzoeker] af te sluiten hypothecaire lening;
- Univé te veroordelen om aan [verzoeker] te voldoen de kosten zoals bedoeld in artikel 1019aa Rv, conform de specificatie begroot op € 10.862,45;
- te bepalen dat de onder III genoemde kosten binnen 14 dagen na de datum van de beschikking moeten worden voldaan om op rekening 68.70.77.9 115 op naam van Stichting Beheer Derdengelden BVD-Advocaten in Veenendaal en dat wettelijke rente verschuldigd zal zijn als dit bedrag niet binnen deze termijn zal zijn voldaan.
Wat vindt Univé?
2.6.
Univé vindt dat zij [verzoeker] voor de aankoop van een andere woning geen financiële middelen beschikbaar hoeft te stellen voor dat deel wat [verzoeker] zelf niet beschikbaar heeft.
Volgens Univé bedraagt het bedrag dat eventueel aanvullend beschikbaar moet komen dat niet te financieren zou zijn in ieder geval geen € 300.000,00 zoals [verzoeker] betoogt, maar gaat het om een bedrag in de orde van grootte van € 50.000,00 tot € 75.000,00. Univé wijst op de rapportage van Trivium waaruit volgt dat het gaat om een totale investering van € 220.000,00 tot € 420.000,00 en dus niet om een totaalbedrag van € 550.000 tot € 600.000 zoals [verzoeker] in zijn verzoekschrift stelt. Volgens Univé is het bedrag dat [verzoeker] in totaal tekort komt daarom geen € 300.000,00, maar circa € 165.000,00. Het deel daarvan dat ziet op kosten die nodig zijn om een woning aan te passen (de verbouwingskosten) compenseert Univé sowieso. Het bedrag dat dan nog gefinancierd moet worden boven het bedrag dat [verzoeker] zelf beschikbaar stelt te hebben (en wat volgens Univé bovendien € 350.000,00 is en geen € 254.755,00 zoals [verzoeker] stelt), is dan slechts € 50.000 tot € 75.000.
Voor de kosten van de aanpassing van de woning en de kosten van een noodzakelijke verhuizing geldt wel dat die kosten noodzakelijk en qua omvang redelijk moeten zijn en waarbij, in het kader van de schadebeperkingsplicht, de minst vergaande aanpassingsmaatregelen voldoende zijn. De opties van Trivium voldoen hieraan in de optiek van Univé. Deze opties heeft [verzoeker] echter allemaal afgewezen.
Verder vindt Univé dat als de aangepaste woning (bij verkoop) meer waard is dan de huidige woning van [verzoeker] , die toename van het vermogen van [verzoeker] als voordeel verrekend moet worden met de te vergoeden schade.
2.7.
Specifiek over de verzoeken van [verzoeker] voert Univé het volgende aan.
Primair vindt Univé dat verhuizing naar een appartement een adequaat alternatief is. Omdat dit past binnen de financieringsmogelijkheden van [verzoeker] is het niet redelijk dat [verzoeker] van Univé een bijdrage vraagt voor de aankoop daarvan. Dit geldt niet voor de kosten die gemaakt moeten worden om het appartement aan te passen. Voor zover die kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) zal Univé die kosten betalen.
Subsidiair, als de rechtbank vindt dat van [verzoeker] niet kan worden verlangd dat hij in een appartement gaat wonen, is Univé van mening dat uit het onderzoek dat Trivium heeft gedaan blijkt dat er voldoende woningen kunnen worden gekocht die passend (te maken) zijn en waarvoor mogelijk een aanvullend bedrag beschikbaar moet komen van tussen de € 50.000,00 en € 75.000,00. Misschien dat dit ondervangen kan worden doordat er financiers zijn die een wat hoger bedrag aan [verzoeker] willen verstrekken, een derde garant zou kunnen staan of door garantstelling van Univé zelf. Maar het kan net zo goed zo zijn dat dit niet eens aan de orde is als er van uit wordt gegaan dat de financieringsmogelijkheden van [verzoeker] rond de € 350.000,00 liggen.
Als er aanvullend gefinancierd moet worden zijn de extra netto rentelasten schade die Univé zal vergoeden. Daarnaast zal Univé de aanpassingskosten van de woning dragen en zal beoordeeld moeten worden of dat leidt tot een waardestijging en/of vermogensvermeerdering die dan verrekend moet worden.
Meer subsidiair, als het niet mogelijk is de woning gefinancierd te krijgen, is Univé bereid aanvullend een bedrag ter beschikking te stellen zodat tot aankoop kan worden gekomen, uitgaande van een beloop van dat bedrag van € 50.000,00 tot € 75.000,00, waarbij dat opkomend voordeel naast een eventuele waardestijging door de woningaanpassing zelf, verrekend zal moeten worden.
Waar zijn partijen het wel over eens?
2.8.
Partijen zijn het er over eens dat de huidige woning van [verzoeker] niet aangepast kan worden aan de nieuwe situatie en dat [verzoeker] dus moet verhuizen naar een passende, aangepaste woning waarin hij adequaat kan functioneren met de beperkingen die hij door het ongeval heeft opgelopen.
Tussen partijen is ook niet in geschil dat uit de verplichting de schade te vergoeden volgt dat Univé de taak heeft om ervoor te zorgen dat [verzoeker] in een passende woning kan wonen.
Ook bestaat geen discussie over het feit dat kosten van de noodzakelijke verhuizing, de kosten die gemaakt moeten worden om een woning geschikt te maken en eventuele extra netto rentelasten voor rekening van Univé komen (voor zover deze kosten redelijk en noodzakelijk zijn om er met de beperkingen te kunnen wonen).
Is een appartement een passend alternatief?
2.9.
De rechtbank stelt voorop dat Univé de schade die [verzoeker] door het ongeval lijdt volledig moet vergoeden. Dit uitgangspunt volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 5 december 2008 (NJ 2009/387). In dit arrest heeft de Hoge Raad beslist dat een benadeelde in een situatie moet worden gebracht die zoveel mogelijk vergelijkbaar is met de situatie zoals die zou zijn als het ongeval niet zou zijn gebeurd, en dat dat leidend is bij het vaststellen van de hoogte van de schadevergoeding.
2.10.
[verzoeker] woont nu in een 2-onder-1-kapwoning met tuin. De rechtbank vindt alleen daarom al dat een appartement geen recht doet aan het uitgangspunt dat schade volledig vergoed moet worden. Met [verzoeker] is de rechtbank van oordeel dat een appartement geen passend alternatief is en een verslechtering van zijn woonsituatie zou zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 juli 2019 heeft de deelgeschilrechter er ook op gewezen dat in de rapporten van Trivium, die partijen samen hebben laten opstellen, ook niet staat dat een appartement een geschikt alternatief is. De deelgeschilrechter heeft aangegeven dat het een verstandige insteek is om uit te gaan van een woning met tuin.
Wat is dan wel een passende woning?
2.11.
Zoals hiervoor onder punt 2.10. is overwogen moet in ieder geval uitgegaan worden van een woning met tuin. Wat verder als passend moet worden beschouwd moet worden afgeleid uit de rapporten die Trivium heeft opgesteld. Uit de rapporten van Trivium volgt dat een woning aan de volgende criteria moet voldoen:
–
rolstoel toe- en doorgankelijk;
–
draaicirkel 1800 mm aanwezig in de noodzakelijke ruimtes;
–
slaapkamer 20 m²;
–
badkamer 10 m² met een onderrijdbare wastafel, een douchehoek,
een ligbad (1900 × 900 mm) en een toilet;
–
onderrijdbare keuken
–
bijkeuken;
–
hobbyruimte 15 m²;
–
garage;
–
tuin.
2.12.
Univé vindt dat de bijkeuken, de garage en de tuin eigenlijk wensen van [verzoeker] zijn en niet zozeer vereisten om op een adequate manier te kunnen wonen met de beperkingen, en dat dat in zekere mate ook geldt voor de hobbyruimte. Univé vindt dat als een woning hieraan niet voldoet dit nog niet betekent dat de woning te allen tijde niet als passend kan worden gekwalificeerd.
Van de tuin heeft de rechtbank al beslist dat de aan te kopen woning een tuin moet hebben. In het verzoekschrift heeft [verzoeker] aangegeven dat hij zijn huidige woning in 2007, heel kort voor het ongeval, juist heeft gekocht vanwege de grote buitenruimte. Tijdens de (eerste) mondelinge behandeling heeft [verzoeker] verder toegelicht hoe hij in zijn huidige woning de tuin, de bijkeuken, de hobbykamer en de garage gebruikt en wat zijn belang is om ook in zijn aangepaste woning over een tuin, bijkeuken, hobbykamer en garage te kunnen beschikken.
De rechtbank is van oordeel dat het recht doet aan het uitgangspunt dat schade volledig vergoed moet worden, dat een volgende woning van [verzoeker] aan alle criteria voldoet die Trivium heeft genoteerd.
Insteek mondelinge behandeling, kavel in [woonplaats] ?
2.13.
De deelgeschilrechter heeft de mondelinge behandeling op 2 juli 2019 ook benut om samen met partijen te onderzoeken of over een concrete woning afspraken zouden kunnen worden gemaakt.
[verzoeker] heeft verteld dat hij een kavel in [woonplaats] op het oog heeft, maar dat hij niet in staat is om het eerst volledig zelf te financieren en dan achteraf met Univé uit te zoeken welk deel als schade moet worden gezien. Om een woning te kunnen aankopen moet vooraf duidelijk zijn hoe het (tekort) wordt gefinancierd, anders kun je op het moment dat zich een geschikte woning aandient niet schakelen. Univé heeft aangegeven dat het zetten van stappen niet lukt door de discussie over de verrekening van voordeel.
Om deze impasse op te lossen zijn partijen na de mondelinge behandeling met elkaar in gesprek gegaan om te onderzoeken of over het financiële aspect van het eventueel aankopen van de kavel in [woonplaats] afspraken te maken zijn. Hierin zijn partijen niet geslaagd.
2.14.
Tijdens de voortzetting van de mondelinge behandeling op 8 oktober 2019 hebben partijen uitgelegd waar het overleg op vastgelopen is. Omdat een oplossing tussen partijen in lijn met de route die was ingeslagen nog haalbaar zou kunnen zijn als zij overeenstemming zouden kunnen bereiken over de globale maat van een passende woning, het aantal kubieke meters en de bouwkosten, is afgesproken dat het overleg, na het inwinnen van informatie over oppervlaktes, tussen hen wordt voortgezet. Ook dit is helaas op niets uitgelopen.
Uit de akte met de producties 21 tot en met 26 van 5 november 2019 van [verzoeker] en de antwoordakte van 20 november 2019 van Univé heeft de rechtbank de conclusie getrokken dat het uitwerken van de optie [woonplaats] op financieel vlak vooral vastloopt (blijft vastlopen) op het punt van het al dan niet verrekenen van voordeel.
Hoe nu verder?
De interventie van de deelgeschilrechter, waarvan de insteek was dat [verzoeker] na een half jaar een andere woning zou hebben aangekocht of zou zijn verhuisd, heeft niet tot een oplossing geleid. De rechtbank zal daarom beslissen op de verzoeken zoals [verzoeker] die heeft voorgelegd.
Hierna gaat de rechtbank in op het (voor)financieringsprobleem en op de vraag of een eventuele financiële bijdrage van Univé en/of een eventuele toename van het vermogen van [verzoeker] als voordeel verrekend moet worden met de te vergoeden schade.
Moet Univé een eventueel tekort aanvullen?
2.15.
Univé moet de schade die [verzoeker] lijdt, vergoeden. Partijen zijn het er over eens dat [verzoeker] een andere woning moet betrekken. Indien en voor zover [verzoeker] financieel gezien niet in staat is een andere woning te kopen, zal Univé op een manier in dat – nog nader vast te stellen – financiële tekort moeten voorzien. Als dat van Univé niet gevergd zou mogen worden, zou dat er immers op neer komen dat het feitelijk onmogelijk is dat [verzoeker] daadwerkelijk in een andere woning gaat wonen. Dan zou afbreuk worden gedaan aan het principe van volledige schadevergoeding.
Hoe zou Univé dat kunnen doen?
2.16.
In aansluiting op de suggesties die Univé in haar verweer zelf doet (zie 2.7, subsidiair en meer subsidiair) zou in een (voor)financieringsprobleem van [verzoeker] kunnen worden voorzien door aan [verzoeker] een concreet bedrag ter grootte van het feitelijke tekort ter beschikking te stellen. Een andere optie is dat Univé een garantstelling afgeeft voor de hypotheekverstrekker die bereid is aan [verzoeker] een hogere lening te verstrekken dan op basis van zijn financiële situatie zou kunnen worden verstrekt.
De optie van een garantstelling komt de rechtbank het meest praktisch en haalbaar voor. Hiermee kan op een relatief eenvoudige manier bereikt worden dat een mogelijk financieringsprobleem wordt overbrugd, zonder dat Univé feitelijk een concreet bedrag ter grootte van een – eventueel – tekort aan [verzoeker] uitkeert.
Het is voor de rechtbank nu niet mogelijk om vast te stellen hoe groot het bedrag precies is dat [verzoeker] mogelijk tekort komt.
Moet er dan voordeel verrekend worden?
2.17.
In artikel 6:100 van het Burgerlijk Wetboek staat dat als een gebeurtenis behalve schade ook voordeel heeft opgeleverd voor een benadeelde, dat voordeel, voor zover dat redelijk is, bij de vaststelling van de schade die vergoed moet worden meegenomen moet worden. De Hoge Raad heeft in het arrest van 1 februari 2002 beslist dat als uitgangspunt moet worden genomen dat van voordeelsverrekening slechts sprake kan zijn als een voordeel werkelijk is genoten, of naar redelijke verwachting daadwerkelijk genoten zal worden.
2.18.
De rechtbank is in de eerste plaats van oordeel dat pas sprake kan zijn van ‘voordeel’ nadat het feitelijk nadeel volledig is gecompenseerd. Voor de situatie van [verzoeker] betekent dit dat eerst bereikt moet worden dat zijn schade volledig vergoed is. Zolang dat niet is gebeurd is het naar het oordeel van de rechtbank niet redelijk een eventuele concrete financiële bijdrage van Univé als voordeel te verrekenen met de vast te stellen schadevergoeding. Het wordt [verzoeker] dan in feite onmogelijk gemaakt een andere woning aan te kopen en te betrekken, wat bovendien impliceert dat hij zijn schade niet volledig vergoed krijgt.
In het geval dat in een eventueel financieel tekort wordt voorzien door een garantstelling van Univé, waarbij dan dus geen concreet bedrag aan [verzoeker] ter beschikking wordt gesteld, doet zich daardoor op zich geen voordeel voor. [verzoeker] leent dan tenslotte zelf het volledige bedrag waarmee hij de aankoop van een andere woning financiert, waarvoor Univé garant staat en in die situatie alleen de eventuele hogere woon-/rentelasten als schade voor vergoeding in aanmerking komen.
2.19.
De rechtbank is het met Univé eens dat als [verzoeker] eigenaar wordt van een duurder, groter huis, dat hem dat voordeel kan opleveren in de zin van artikel 6:100 BW. Of en wanneer dat voordeel zich verwezenlijkt is naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk. Het wonen in een groter, duurder huis is op zich geen voordeel voor [verzoeker] ; daardoor wordt hij immers juist in staat gesteld om te leven en wonen zoals hij deed voordat hem het ongeval overkwam. Door de eigendom van een duurder huis neemt zijn vermogen toe, maar daarvan geniet hij pas daadwerkelijk voordeel als hij het huis verkoopt of er op een andere manier financieel voordeel aan ontleent. Of en wanneer dat zo zal zijn en welk bedrag daarmee gemoeid zal zijn is niet op voorhand vast te stellen. De prijzen van huizen (en daarmee de waarde van zowel zijn huidige huis als zijn aan te kopen huis) fluctueren immers en een waardestijging of -daling is niet goed te voorspellen, en of en wanneer dat aan de orde zal zijn is ook niet op voorhand vast te stellen. Daarom kan niet worden gezegd welk voordeel [verzoeker] geniet of – naar redelijkerwijs valt te verwachten – zal genieten van het feit dat hij eigenaar zal zijn van een duurder huis. Verder geldt ook hier dat als een eventuele vermogensvermeerdering reeds nu als voordeel wordt verrekend met de te vergoeden schade, dit tot gevolg heeft dat het hem in feite onmogelijk wordt om een andere woning aan te kopen en/of aan te laten passen en te betrekken. Verrekening van mogelijk voordeel door een toename van het vermogen van [verzoeker] is nu niet redelijk.
Het ligt in de rede dat partijen afspraken maken over hoe bij een eventuele verkoop van de (nog aan te schaffen) aangepaste woning wordt omgegaan met het verschil in waarde tussen de huidige woning en de aangepaste woning, op het moment van verkoop van de aangepaste woning.
Wat betekent dit voor de verzoeken van [verzoeker] ?
2.20.
Uit dat wat de rechtbank heeft overwogen volgt dat de vier gevorderde verklaringen voor recht (zie I tot en met IV van 2.5.) toegewezen kunnen worden. De rechtbank zal het gevorderde onder I en IV samenvoegen.
De rechtbank ziet geen aanleiding voorwaarden te verbinden aan de verklaringen voor recht: in de overwegingen is ingegaan op verschillende opties voor de financiering en is aangegeven hoe kan worden gegaan met een eventueel voordeel.
Kosten deelgeschil
2.21.
De rechtbank moet de kosten van deze deelgeschilprocedure begroten, ook als een verzoek niet wordt toegewezen. Dit staat in artikel 1019aa lid 1 Rv. Hoe de kosten moeten worden begroot is geregeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Daaruit volgt dat de rechtbank bij de begroting van de kosten de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets moet gebruiken; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
De kosten voor dit deelgeschil bedragen volgens [verzoeker] € 10.862,45.
Univé vindt een tijdsbesteding van 33 uren ruimhartig, vooral omdat er maar één kernvraag aan de rechtbank wordt voorgelegd en die kernvraag is volgens Univé niet heel complex. Univé vindt daarnaast een tijdsbesteding van 20 uur voor het opstellen van een verzoekschrift en 6 uur voor het bestuderen van het verweerschrift bovenmatig. Wat Univé betreft wordt de totale tijdsbesteding begroot op 20 uren. Tegen het uurtarief van € 250,00 heeft zij geen bezwaar, maar wel tegen het hanteren van 6% kantoorkosten. Volgens Univé moeten de kosten worden begroot op 20 x € 250,00 is € 5.000,00, te vermeerderen met btw.
De rechtbank vindt deze zaak, vooral doordat het gaat om een noodzakelijke verhuizing naar een passende woning en de praktische uitvoerbaarheid daarvan, waarbij discussie is over de vraag of het redelijk is om voordeel te verrekenen, niet eenvoudig. Er hebben twee mondelinge behandelingen plaatsgevonden en beide partijen hebben na de laatste mondelinge behandeling nog een akte ingediend. De kosten van de tweede mondelinge behandeling en de akte zijn niet (meer) verdisconteerd in het bedrag dat [verzoeker] vraagt. Het verzoek is niet op dit punt vermeerderd. Dit vormt voor de rechtbank aanleiding om de redelijke kosten voor het opstellen van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak te begroten op het bedrag dat [verzoeker] bij verzoekschrift heeft verzocht, dus op € 10.862,45. Univé zal tot betaling daarvan aan [verzoeker] worden veroordeeld (door overmaking van dit bedrag op de derdengeldenrekening van mr. Blok, zie voor de gegevens het verzoekschrift) binnen 14 dagen na de datum van deze beschikking, te vermeerderen met wettelijke rente als dit bedrag niet binnen deze termijn zal zijn voldaan.
Uitvoerbaar bij voorraad?
2.22.
De rechtbank zal deze uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren zoals [verzoeker] vraagt, omdat tegen een beschikking in een deelgeschilprocedure geen hogere voorziening openstaat. Dit volgt uit artikel 1019bb Rv.
3
De beslissing
De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat Univé gehouden is om ervoor te zorgen dat [verzoeker] daadwerkelijk een passende en/of aanpasbare woning kan aankopen en om de voor aankoop en bewoning noodzakelijke financiële middelen te verschaffen en dat deze financiële middelen voldoende moeten zijn ter overbrugging van het verschil tussen enerzijds de totale kosten van de aan te kopen woning (inclusief onder meer de kosten van noodzakelijke verbouwingen, transactiekosten, verhuiskosten (zoals in het verzoekschrift onder 2.6.4 nader omschreven), kosten van inrichting en tuinaanleg, de begeleidingskosten van Trivium, et cetera) en anderzijds de opbrengst van de huidige woning, verminderd met de huidige hypothecaire lening van € 180.000 en vermeerderd met een alsdan door [verzoeker] af te sluiten hypothecaire lening;
3.2.
verklaart voor recht dat Univé niet van [verzoeker] kan vergen dat hij genoegen neemt met verhuizen naar een appartement, ook niet indien een appartement zou kunnen worden gevonden dat in medische en ergonomische zin passend zou zijn en/of zou kunnen worden gemaakt;
3.3.
verklaart voor recht dat Univé in de gegeven omstandigheden nu geen beroep toekomt op voordeeltoerekening, in die zin dat een dergelijk beroep er niet aan in de weg mag staan dat [verzoeker] daadwerkelijk in staat wordt gesteld om een passende en/of aanpasbare woning aan te kopen en te bewonen;
3.4.
begroot de kosten van dit deelgeschil op € 10.862,45 en veroordeelt Univé tot betaling daarvan aan [verzoeker] (door overmaking van dit bedrag op de derdengeldenrekening van mr. Blok, zie voor de gegevens het verzoekschrift) binnen 14 dagen na de datum van deze beschikking, te vermeerderen met wettelijke rente als dit bedrag niet binnen deze termijn zal zijn voldaan.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Dondorp en in tegenwoordigheid van mr. M.A. Rademaker, griffier, in het openbaar uitgesproken op 18 december 2019.1
1
type: MAR/4186 coll: PD