Rb, deelgeschil: hockeyer aansprakelijk voor hockeybal op hoofd voetganger

Samenvatting:

Voetganger op wandelpad krijgt hockeybal tegen het hoofd, die tijdens hockeytraining wordt geslagen over het doel en de daarachter staande ballenvanger heen. De rechtbank acht de hockeyster aansprakelijk. Zij was er mee bekend dat het achter het doel gelegen voetpad druk werd gebruikt; de mogelijkheid dat een over de ballenvanger geslagen bal een voetganger zou raken was eveneens voorzienbaar. De hockeyster heeft het voor haar kenbare risico genomen dat benadeelde door een hockeybal zou worden geraakt door de oefening uit te voeren terwijl benadeelde over het voetpad achter het doel liep. Dit levert een onrechtmatige gedraging op.

LJN: BW5476,Sector kanton Rechtbank ‘s-Hertogenbosch , 813788

 

Datum uitspraak: 08-05-2012

Datum publicatie: 10-05-2012

Rechtsgebied: Civiel overig

Soort procedure: Eerste aanleg – enkelvoudig

Inhoudsindicatie: Deelgeschil ter vaststelling aansprakelijkheid. Voetganger die tegen het hoofd wordt geraakt door hockeybal die tijdens hockeytraining wordt geslagen over het doel en de daarachter staande ballenvanger. Onrechtmatige gedraging van hockeyster die aansprakelijk wordt geacht.

Vindplaats(en): Rechtspraak.nl

 

 

 

 

 

Uitspraak

 

RECHTBANK ‘S-HERTOGENBOSCH

sector kanton, locatie Eindhoven

inzake

[verzoekster],

wonende te [plaats],

verzoekster,

hierna te noemen [verzoekster],

gemachtigde: mr. B. Th. Moerkoert,

tegen

1.de onderlinge waarborgmaatschappij onderlinge verzekeringmaatschappij

ZLM Verzekeringen,

gevestigd te Goes,

hierna te noemen ZLM,

2. [verweerder sub 2],

wonende te [plaats],

hierna te noemen [verweerder sub 2],

verweerders,

gemachtigde: mr. C.C. Janssen.

1. Het verloop van het geding

Op 5 maart 2012 heeft de griffie van de rechtbank, sector kanton, locatie Eindhoven, een verzoekschrift van [verzoekster] ontvangen. Zijdens ZLM en [verweerder sub 2] is een verweerschrift ingediend.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 april 2012, bij welke gelegenheid partijen de zaak hebben doen bepleiten door hun gemachtigden voornoemd.

Na gevoerd debat is de beschikking bepaald op heden.

  

2. De feiten

Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken en op grond van de onbetwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties het navolgende vast.

– De tennisbanen van [plaats] liggen naast het hockeyveld van de hockeyclub [plaats] in het sportpark aan de Rode Loop.

– De tennisbanen kunnen vanaf het parkeerterrein van het sportpark alleen te voet worden bereikt door het drie meter brede voetpad te volgen dat langs een van de korte zijden van het hockeyveld loopt.

– Aan vorenbedoelde korte zijde van het hockeyveld bevindt zich een doel. Achter het doel bevinden zich enkele meters gras en een hekwerk van 90 centimeter hoog met reclameborden. Tussen het doel en het hekwerk staat een ballenvanger, zijnde een net van ongeveer 20 meter breed en vijf meter hoog, gespannen tussen zeven hoge palen op een rij. Het voetpad loopt achter het hekwerk en achter het voetpad bevindt zich op tien meter van het hockeyveld een sloot die naar een vijver leidt.

– Het voetpad wordt veel gebruikt. Er is een bijna constante stroom van voetgangers van en naar de tennisbanen.

– [verzoekster] is op donderdagavond 14 mei 2009 tussen 21.00 uur en 21.30 vanaf de parkeerplaats waar zij haar auto had geparkeerd over het voetpad dat achter de korte zijde van het hockeyveld was gelegen in de richting van de tennisbanen gelopen, waar zij om 21.30 uur een tenniswedstrijd zou spelen.

– Het was op dit tijdstip aan het schemeren en het voetpad was goed verlicht.

– [verweerder sub 2] was op 14 mei 2009 rond 21.00 uur op het hockeyveld met team 3 van hockeyclub [plaats] bezig met een training. De trainer van het team had de opdracht gegeven om te ‘oefenen op goal’, een oefening waarbij hoog moest worden geslagen op het doel waarachter zich het voetpad naar de tennisbanen bevond.

– Zowel tijdens wedstrijden als tijdens trainingen gaan er veel hockeyballen die hoog richting het doel worden geslagen over de ballenvervanger. [verweerder sub 2] was daarmee bekend toen zij de oefening ‘oefenen op goal’ uitvoerde. De ballen komen meestal rechtstreeks of stuiterend en rollend over de achter de ballenvanger gelegen grond in de sloot en vijver terecht. Naar schatting liggen er 500 hockeyballen in de vijver.

– [verweerder sub 2] wist dat de uitvoering van deze oefening meebrengt dat hockeyballen zodanig worden geraakt dat zij niet in het doel terecht komen maar over het doel heen gaan.

– [verweerder sub 2] had tijdens de uitvoering van de oefening gezien dat er voetgangers gebruik maakten van het voetpad.

– Op het moment dat [verzoekster], die met haar mobiele telefoon aan het bellen was, over het voetpad achter het doel liep, kwam een door [verweerder sub 2] tijdens voornoemde oefening hoog op doel geslagen hockeybal over het net van de ballenvanger heen en raakte [verzoekster] aan het hoofd. Door de aanraking van de hockeybal ontstond een bloedende wond op het hoofd van [verzoekster].

3. Het verzoek

[verzoekster] heeft bij verzoekschrift verzocht om een beslissing te geven omtrent de aansprakelijkheidsvraag, in die zin dat [verweerder sub 2] aansprakelijk wordt gehouden voor het ontstaan van de letselschade en dat ZLM gehouden is om deze schade volledig aan [verzoekster] te vergoeden en om te beslissen dat ZLM gehouden is de kosten te vergoeden die met deze procedure samenhangen.

Zij heeft aan haar verzoek het volgende ten grondslag gelegd. [verweerder sub 2] heeft de hockeybal waardoor [verzoekster] is geraakt bewust of onbewust zodanig verkeerd en onzorgvuldig geslagen dat deze niet in het doel ging maar over het doel en de ballenvanger vloog. Deze handeling was tegenover [verzoekster] onzorgvuldig en toerekenbaar en heeft causaal schade toegebracht. De schade bedraagt ongeveer € 3.000,- exclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. [verweerder sub 2] is aansprakelijk. ZLM is de aansprakelijkheidsassuradeur van [verweerder sub 2].

[verzoekster] is genoodzaakt deze kwestie aan de rechtbank voor te leggen door de halsstarrige houding van ZLM. De kosten van deze procedure dienen door ZLM vergoed te worden.

4. Het verweer

ZLM en [verweerder sub 2] hebben tot hun verweer het volgende aangevoerd. Het gedrag van [verweerder sub 2] is niet onrechtmatig op de enkele grond dat deze gedraging tot gevolg heeft gehad dat [verzoekster] letsel heeft opgelopen en schade heeft geleden. Er is geen sprake van het bewust of onbewust onzorgvuldig slaan van de bal. [verweerder sub 2] stond recht voor het doel en sloeg op normale wijze en overeenkomstig de haar opgedragen ‘oefening op de goal’ de bal in de richting van de goal. De ballen gaan doorgaans over het pad heen, de vijver in. Deze keer viel de bal op het pad, hetgeen normaliter niet het geval is. Er is sprake van een toevalstreffer en van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. [verweerder sub 2] heeft onder de gegeven omstandigheden niet meer risico gelopen dan redelijkerwijs verantwoord was. Dat [verweerder sub 2] bij de uitvoering van de oefening het doel heeft gemist is inherent aan het trainingsaspect.

De kosten van rechtsbijstand worden vergoed door de rechtsbijstandverzekeraar en niet door [verzoekster]. Tussen rechtsbijstand- en aansprakelijkheidsverzekeraars is bovendien een regeling getroffen die uitgaat van een vergoeding van kosten wanneer tussen partijen een minnelijke regeling wordt getroffen ten aanzien van de totale schade en daarvan is thans geen sprake.

5. De beoordeling

5.1. Partijen hebben verklaard de kantonrechter te Eindhoven als bevoegde rechter aan te wijzen voor het geval de zaak ten principale aanhangig zou worden, zodat, gelet ook op de gestelde omvang van de te vorderen schade, de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Eindhoven bevoegd is van het geschil kennis te nemen.

5.2. Op grond van de vaststaande feiten kan het volgende worden vastgesteld. [verweerder sub 2] heeft het onderdeel van de training ‘oefenen op goal’ uitgevoerd, een oefening waarbij hockeyballen hoog op doel moeten worden geslagen en waarbij het veelvuldig voorkomt dat de bal niet in het doel belandt maar daaróver en zelfs over de achter het doel aanwezige ballenvanger. ZLM en [verweerder sub 2] hebben gesteld dat de meeste ballen in de vijver terecht komen maar gelet op de positionering van het voetpad ten opzichte van het doel en de ballenvanger en op de omstandigheid dat er ook ballen stuiterend en rollend in de vijver terecht komen, zullen er hockeyballen die over de ballenvanger gaan ook een zodanige baan beschrijven dat zij op hoofdhoogte het voetpad kunnen kruisen. De mogelijkheid dat [verweerder sub 2] bij de uitvoering van deze oefening een of meer ballen over de ballenvanger zou slaan die op hoofdhoogte over het voetpad zouden gaan, was daarom voor haar voorzienbaar. [verweerder sub 2] was er mee bekend dat het achter het doel gelegen voetpad druk werd gebruikt door voetgangers die van de parkeerplaats naar de tennisbanen gingen en dat er ook tijdens de uitvoering van dit onderdeel van de training voetgangers van het voetpad gebruik maakten. De mogelijkheid dat een over de ballenvanger geslagen bal een op het voetpad aanwezige voetganger zou raken, was voor [verweerder sub 2] eveneens voorzienbaar. [verweerder sub 2] is niet met de oefening gestopt op het moment dat [verzoekster] over het voetpad achter het doel liep. Overigens is gesteld noch gebleken dat zij een waarschuwing heeft geroepen naar [verzoekster] toen de bal over de ballenvanger ging. [verweerder sub 2] heeft het voor haar kenbare risico genomen dat [verzoekster] door een hockeybal zou worden geraakt door de oefening uit te voeren terwijl [verzoekster] over het voetpad achter het doel liep. Dit levert een onrechtmatige gedraging op van [verweerder sub 2] tegenover [verzoekster]. [verweerder sub 2] moet daarom aansprakelijk worden gehouden voor het ontstaan van de letselschade zodat dienovereenkomstig zal worden beslist. ZLM heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek om bij vaststelling van de aansprakelijkheid te beslissen dat zij gehouden is om de schade volledig aan [verzoekster] te vergoeden, zodat ook dat verzoek zal worden toegewezen.

5.3. [verzoekster] heeft verzocht te beslissen dat ZLM gehouden is het griffierecht, de kosten voor het opstellen van het verzoekschrift en de kosten voor het bijwonen van de comparitie te vergoeden. Hiervoor biedt het bepaalde in de artikelen 1019w en verder geen grond. Het bepaalde in artikel 1019aa Rv houdt in dat de rechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door letsel lijdt, begroot. De omstandigheid dat [verzoekster] een rechtsbijstandsverzekering heeft brengt niet mee dat [verzoekster] geen aanspraak zou kunnen maken op begroting van die kosten. De door ZLM genoemde omstandigheid dat het convenant Buitengerechtelijke Kosten uitgaat van een vergoeding van kosten wanneer tussen partijen een minnelijk regeling wordt getroffen ten aanzien van de totale schade en dat er van een dergelijke regeling geen sprake is, leidt er evenmin toe dat voor begroting van kosten geen plaats is. ZLM heeft tegen de hoogte van de kosten geen verweer gevoerd zodat deze zullen worden begroot op in totaal € 720,-, zijnde 8 uur à € 90,- , exclusief btw.

6. De beslissing

De kantonrechter:

Bepaalt dat [verweerder sub 2] aansprakelijk is voor het ontstaan van de letselschade van [verzoekster] en dat ZLM gehouden is om deze schade volledig aan [verzoekster] te vergoeden.

Begroot de kosten bij de behandeling van het verzoek van [verzoekster] op de voet van artikel 1019aa Rv op € 720,-, exclusief btw.

Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.

Deze beschikking is gegeven door mr. E.J.C. Adang, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2012.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey