Rb, deelgeschil: rugklachten geluxeerd door ongeval, schade afgewezen nu beperkingen en looptijd nog niet vaststaan
De rechtbank oordeelt op basis van expertiserapport van orthopedisch chirurg, waarin wordt gesteld dat klachten zijn geluxeerd door het ongeval, dat daarmee een directe relatie tussen het ongeval en het intreden van de klachten is gegeven. Het bestaan van csqn-verband leidt er nog niet toe dat verzekeraar gehouden is tot vergoeding van schade. Er is discussie over de beperkingen en de looptijd. Door chirurg is gesteld dat ‘op enig moment of bij welke beweging dan ook’ klachten zouden zijn ontstaan. Hierover moeten aan de chirurg aanvullende vragen worden gesteld. Bewijslast m.b.t. (het voortduren van) de schade rust op benadeelde.) Vergoeding schade verlies van arbeidsvermogen afgewezen. Koten deelgeschil: € 7.841,40.
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
13-09-2018
Datum publicatie
10-04-2020
Zaaknummer
C/13/646098 / HA RK 18-105
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Deelgeschil. Pre-existente afwijkingen. Causaal verband tussen ontstaan van de klachten en het ongeval?
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/646098 / HA RK 18-105
Beschikking van 13 september 2018
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. B.F. Nuijens te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster,
advocaat mr. K. Ertürk te Amsterdam.
Partijen worden hierna [verzoeker] en Delta Lloyd genoemd.
1
De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
–
het op 9 april 2018 ter griffie binnengekomen verzoekschrift, met bijlagen en
–
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 augustus 2018 en de daarin genoemde stukken waaronder het verweerschrift met bijlagen,
–
de brief van mr. Nuijens van 7 augustus 2018 met bijlagen,
–
de brief van mr. Ertürk van 8 augustus 2018.
1.2.
Beschikking is bepaald op heden.
2
De feiten
2.1.
[verzoeker] is als bestuurder van een motorfiets op 2 juli 2015 betrokken geraakt bij een ongeval met een vrachtwagen. De vrachtwagen was toen bij Delta Lloyd verzekerd tegen aansprakelijkheid. Delta Lloyd heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.
2.2.
Op de achterkant van het na het ongeval ingevulde aanrijdingsformulier staat ten aanzien van [verzoeker] onder meer ‘last van rug’.
2.3.
Op de dag van het ongeval is [verzoeker] naar de Spoedeisende Hulp gegaan. In het verslag van de arts-assistent orthopedie [naam 1] staat onder meer dat [verzoeker] een pijnlijke knie heeft na een motorongeluk.
2.4.
Vervolgens op 6 juli 2015 en 13 augustus 2015 is [verzoeker] naar zijn huisarts gegaan wegens – volgens de brieven van de huisarts – klachten van pijn in de rechterknie, kramp in de kuit, tintelingen in de voet, pijn in het rechteronderbeen en in de kuit.
2.5.
Op 20 augustus 2015 heeft [verzoeker] wederom zijn huisarts bezocht die daarover onder meer schrijft ‘myogene klachten, cave HNP. Vandaag nog foto’s gemaakt ’.
2.6.
Op 1 september 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] en de schadebehandelaar van Delta Lloyd. In het rapport personenschade van 1 september 2015 staat daarover onder meer:
“(…) Klachten direct na het ongeval
Door het veranderen van richting, kwam [verzoeker] met de rechterzijde van zijn lichaam in aanraking met de vrachtauto. Hij had direct pijn aan de rechterzijde van zijn lichaam. Hij noemt hierbij zijn rug, zijn hand/arm en zijn rechterbeen.
Verloop herstel/behandeltraject
(…)
[verzoeker] ervaart enkel maar meer pijnklachten. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om klachten vanuit de rug, met doorstraling naar de benen. (…)”
2.7.
In een brief van de huisarts van [verzoeker] van 6 september 2015 staat dat [verzoeker] 5 jaar voor het ongeval geen rugklachten of pijn in beide benen had.
2.8.
Op verzoek van beide partijen heeft orthopedisch chirurg dr. [naam 2] een medische expertise uitgevoerd. Het rapport van dr. [naam 2] van 30 augustus 2016 luidt, voor zover relevant, als volgt:
“(…) SAMENVATTING:
(…)
Behandeling ongevalsletsels: in eerste instantie is betrokkene in aansluiting aan het ongeval naar huis gegaan, zo vertelt hij. In tweede instantie had hij erg veel pijnklachten en is hij naar de Spoedeisende Hulpafdeling in het Slotervaart Ziekenhuis in Amsterdam gegaan. Uit het verslag van die dag blijkt dat hij destijds een licht antalgisch looppatroon had met een hematoom ter hoogte van de rechterfibulakop. De diagnose luidde: contusie van de rechterknie. In de poliklinische brief wordt verder niet gesproken over rugproblemen of bekkenproblemen. (…)
Op 20 augustus 2015 schrijft de huisarts voor het eerst over zijn bovenlichaam. (…)
Er wordt dan vervolgens nog aanvullend radiologisch onderzoek vervaardigd van het bekken en later wordt een MRI vervaardigd. Het radiologisch onderzoek van het bekken is volledig normaal; het radiologisch onderzoek van de wervelkolom en de later vervaardigde MRI, toont geen aanwijzingen voor verse traumatische letsels maar wel tekenen van multilevel discopathie c.q. degeneratieve afwijkingen. (…)
BESCHOUWING
Ondanks een uitgebreid klachtenpatroon, kunnen ten gevolge van het ongeval geen objectieve afwijkingen worden vastgesteld. Er zijn geen duidelijke neurologische prikkelingsverschijnselen of aanwijzingen voor radiculaire prikkelingsverschijnselen. (…)
De huidige klachten kunnen dan ook absoluut niet door een dergelijke HNP verklaard worden, nog los van de vraag of een dergelijke HNP niet degeneratief is, wat zeer waarschijnlijk is op basis van de pre-existente degeneratieve afwijkingen en discusafwijkingen. (…)
De huidige klachten lijken verklaard te kunnen worden door de pre-existente degeneratieve afwijkingen die betrokkene heeft in de onderrug. Het ongeval zal deze klachten verder geprovoceerd hebben maar objectief vast te stellen afwijkingen enkel en uitsluitend door het ongeval, zijn niet aanwezig. Dat betekent dat ten aanzien van de ongevalsgevolgen, een eindsituatie aanwezig is.
CONCLUSIE (op mijn vakgebied ten aanzien van de gevolgen van het ongeval d.d. 2 juli 2015):
Chronische, aspecifieke rug- en beenklachten zonder objectief vast te stellen ongevalsgevolgen.
BEANTWOORDING VAN UW VRAAGSTELLING:
- De situatie met ongeval
(…)
Medische gegevens
De mij bekende medische voorgeschiedenis van betrokkene is blanco. (…)
Consistentie
(…)
Ja, er is sprake van een consistente presentatie tussen enerzijds de informatie van betrokkene en anderzijds de feiten uit het medisch dossier en hulponderzoek. (…)
Diagnose
(…)
De diagnose op mijn vakgebied luidt:
Chronische, aspecifieke rug- en beenklachten zonder objectief vast te stellen ongevalsgevolgen.
Ik heb geen specifieke differentiaaldiagnostische overwegingen, anders dan aangegeven in mijn beschouwing. Door het ongeval, zullen de pre-existente afwijkingen waarschijnlijk symptomatisch zijn geworden. Theoretisch had dit uiteraard ook op enig ander moment of bij welke beweging dan ook kunnen gebeuren, nu is dat door het ongeval geluxeerd.
Betrokkene heeft zeer veel klachten en maakt zich ook zeer veel zorgen over de toekomst en is er zelf van overtuigd dat alle afwijkingen op dit moment veroorzaakt zijn door het ongeval. Ik kan de redenatie van betrokkene zeer goed volgen, vanuit zijn perspectief maar waar het bij de beoordeling van deze casus om gaat, is vast te stellen wat nu de werkelijke, objectieve ongevalsgevolgen zijn. Wegens het ontbreken van duidelijke afwijkingen in dit kader zoals instabiliteit, fractuur, bandletsel of afwijkingen bij radiologisch onderzoek of MRI, kunnen er geen objectieve ongevalsgevolgen worden vastgesteld.
Functieverlies
(…)
Wegens het ontbreken van objectieve afwijkingen ten gevolge van het ongeval, kan geen percentage impairment worden toegekend.
Beperkingen
(…)
U vraagt naar beperkingen in het algemeen, los van het feit of deze voortvloeien uit het ongeval. Ook hiervoor geldt dat we geen duidelijke objectieve afwijkingen hebben behalve de degeneratieve afwijkingen in de onderrug. Het scala aan klachten bij betrokkene is vele malen groter dan vermoed wordt op basis van de verder weinig specifieke lumbale degeneratieve afwijkingen. Toch kan ik een poging doen om op basis van deze afwijkingen, beperkingen te formuleren:
Ik acht het zitten objectief niet beperkt. Het langdurig staan is licht beperkt, het lopen is licht beperkt, het kruipen is licht beperkt. Het gebogen werken, het bukken en torderen is matig beperkt.
Het gebruik van de nek is niet beperkt. Aan de bovenste extremiteiten geen beperkingen.
Het tillen is licht beperkt, net als het duwen, trekken en dragen en de vibratiebelasting.
Opgemerkt moet worden dat dit een vrij subjectief oordeel is, zoals gesteld omdat er geen echt overtuigende afwijkingen zijn behalve de discopathie bij blanco radiologisch onderzoek en MRI onderzoek. (…)
- De situatie zonder ongeval
(…)
Voorafgaand aan het ongeval had betrokkene geen klachten op mijn vakgebied. De afwijkingen die bovenbeschreven staan in de lumbale wervelkolom, bestaande uit degeneratieve afwijkingen, zijn pre-existent. (…)”
2.9.
Op 8 juni 2017 heeft de advocaat van [verzoeker] aan dr. [naam 2] de volgende aanvullende vraag voorgelegd:
“Valt iets te zeggen (of niet) over de kans dat cliënt ook in de hypothetische situatie zonder ongeval (vergelijkbare) rugklachten zou hebben ontwikkeld? En valt iets te zeggen (of niet) over de vraag: wanneer?”
2.10.
Delta Lloyd heeft bezwaar gemaakt tegen het stellen van de aanvullende vraag. De vraag is niet aan dr. [naam 2] gesteld.
2.11.
Tot op heden heeft Delta Lloyd als voorschot een bedrag van € 40.500,00 aan [verzoeker] uitgekeerd.
3
Het geschil
3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank:
voor recht te verklaren dat de rugklachten van [verzoeker] door het verkeersongeval van 2 juli 2015 zijn geluxeerd;
voor recht te verklaren dat causaal verband aanwezig is tussen de been- en rugklachten van [verzoeker] en het ongeval;
Delta Lloyd te veroordelen tot vergoeding van de uit de been- en rugklachten van [verzoeker] voortvloeiende schade;
voor recht te verklaren dat [verzoeker] heeft bewezen dat hij in het jaar voor het ongeval (2014) een winst uit onderneming genoot van € 72.640,00 en een netto inkomen van € 49.954,00, althans dat de rechtbank de door [verzoeker] minimaal aangetoonde bedragen bepaalt;
Delta Lloyd te veroordelen tot betaling van € 50.000,00 als (nader) voorschot op hetgeen Delta Lloyd aan [verzoeker] is verschuldigd aan schadevergoeding;
Delta Lloyd te veroordelen tot betaling van € 7.022,96 als (nader) voorschot op de buitengerechtelijke kosten van [verzoeker] en
de kosten van het deelgeschil te begroten op € 8.003,42, te vermeerderen met € 291,00 aan griffierecht en Delta Lloyd te veroordelen tot betaling van die bedragen.
3.2.
Delta Lloyd voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4
De beoordeling
Leent het verzoek zich voor behandeling in een deelgeschilprocedure?
4.1.
De deelgeschilprocedure is bedoeld voor de situatie waarin partijen in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase stuiten op geschilpunten die de voortgang van dat onderhandelingstraject belemmeren. Partijen kunnen de rechter vragen om een beslissing op die geschilpunten, zodat zij vervolgens verder kunnen met de onderhandelingen, met als doel het sluiten van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). Weliswaar heeft [verzoeker] meerdere punten van geschil ter beoordeling aan de rechtbank voorgelegd, echter daarmee is niet (zoals Delta Lloyd betoogt) sprake van een verkapte bodemprocedure. Ook indien de rechtbank beslist op al die punten, zullen partijen nader in overleg moeten treden, ook over andere geschilpunten, om tot een oplossing te komen. In zoverre kan een beslissing van de rechtbank in dit deelgeschil bijdragen aan het hervatten van de buitengerechtelijke onderhandelingen tussen partijen. De rechtbank zal de verzoeken hierna inhoudelijk beoordelen.
Causaal verband (verzoeken 1 en 2)
4.2.
Beide partijen gaan uit van de bevindingen en conclusies van dr. [naam 2] , waarbij ook de rechtbank aansluiting zal zoeken. Partijen verbinden verschillende conclusies aan het rapport van dr. [naam 2] ; volgens [verzoeker] biedt het rapport een basis om een condicio sine qua non-verband tussen het ongeval en zijn klachten aan te nemen en volgens Delta Lloyd is dit juist niet het geval.
4.3.
De rechtbank volgt [verzoeker] in zijn standpunt en overweegt daartoe als volgt. Volgens dr. [naam 2] zijn de pre-existente afwijkingen in de onderrug door het ongeval “symptomatisch” geworden, heeft het ongeval een “provocerend effect” gehad en zijn de klachten door het ongeval “geluxeerd”. Daarmee is een directe relatie tussen het ongeval en het intreden van de klachten gegeven. De conclusie van dr. [naam 2] dat het symptomatisch worden van de klachten “op enig ander moment of bij welke beweging dan ook” had kunnen gebeuren bevestigt het oordeel dat het dit geval het ongeval is geweest dat de klachten in het leven heeft geroepen en niet een andere beweging. In zoverre is er causaal verband in juridische zin. Dat uit de stukken niet blijkt dat [verzoeker] , zoals hij stelt, al eerder dan pas op 20 augustus 2015 melding heeft gemaakt van rugklachten bij een arts, staat niet aan dit oordeel in de weg. Dr. [naam 2] is immers ervan uitgegaan dat de rugklachten pas op 20 augustus 2015, dus zeven weken na het ongeval op 2 juli 2015, voor het eerst ter sprake zijn gebracht (zie in het rapport onder de samenvatting). Dat de klachten niet eerder in de medische documentatie zijn vastgelegd, heeft dr. [naam 2] niet ervan weerhouden om te concluderen dat de klachten door het ongeval zijn geprovoceerd en geluxeerd.
4.4.
Het voorgaande betekent dat het verzoek onder 2 toewijsbaar is op de hierna te vermelden wijze. Bij toewijzing van het verzoek onder 1 heeft [verzoeker] , gelet op het toe te wijzen verzoek onder 2, geen zelfstandig belang.
Vergoeding schade (verzoek 3)
4.5.
Het bestaan van condicio sine qua non verband tussen het ongeval en het ontstaan van de klachten van [verzoeker] , leidt er nog niet toe dat Delta Lloyd gehouden is tot vergoeding van schade. In de eerste plaats geldt dat nog moet worden vastgesteld in hoeverre de aan het ongeval te relateren klachten leiden tot beperkingen en vervolgens in hoeverre die beperkingen leiden tot materiële schade in de vorm van verlies aan arbeidsvermogen of verlies van zelfwerkzaamheid, die voor vergoeding in aanmerking komt. Over de beperkingen van [verzoeker] zijn partijen het niet eens. Volgens [verzoeker] zijn er in ieder geval meer beperkingen dan de beperkingen die dr. [naam 2] op zijn vakgebied heeft geduid (overigens als ‘niet-ongevalsgevolg’). Ten tweede zijn de degeneratieve afwijkingen in de onderrug van belang bij de begroting van de schade. Op basis van de stukken moet serieus rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat [verzoeker] zonder het ongeval ook (dezelfde) klachten aan zijn rug zou hebben gekregen. Onduidelijk is alleen wanneer dat zou zijn gebeurd. Dr. [naam 2] heeft het over “op enig moment of bij welke beweging dan ook”. [verzoeker] leest hierin “dus mogelijk pas over twintig jaar”, Delta Lloyd sluit niet uit dat de klachten zich anders “in precies dezelfde periode als het ongeval” zouden hebben geopenbaard. De rechtbank is van oordeel, zoals ook ter mondelinge behandeling met partijen is besproken, dat op dit punt dr. [naam 2] of een andere orthopedisch chirurg moet worden geraadpleegd. In die zin is het een gemiste kans dat de in 2.9 genoemde aanvullende vraag nog niet aan de deskundige is gesteld. De rechtbank verwerpt het standpunt van [verzoeker] (op wie de bewijslast met betrekking tot (het voortduren van) de schade rust) dat het in het nadeel van Delta Lloyd moet uitwerken dat zij (nog) niet heeft meegewerkt aan het stellen van nadere vragen aan dr. [naam 2] en dat bij de huidige stand van zaken van een onbeperkte looptijd moet worden uitgegaan. In het licht van het voorgaande is het verzoek van [verzoeker] om Delta Lloyd te veroordelen “tot vergoeding van de uit de been- en rugklachten van [verzoeker] voortvloeiende schade” (onder 3) niet toewijsbaar.
Verlies aan verdienvermogen (verzoeken 4 en 5)
4.6.
De rechtbank wijst de verzoeken af. Met het verzoek onder 4 wordt beoogd dat partijen in het onderhandelingstraject voort kunnen gaan met het bepalen van het verlies aan verdienvermogen. Dit verzoek heeft betrekking op de inkomsten van [verzoeker] in het jaar voorafgaand aan het ongeval. [verzoeker] wil dat de rechtbank vaststelt dat hij vóór het ongeval een substantieel inkomen had. Hij beoogt daarmee niet, aldus de toelichting ter zitting, 2014 als referentiejaar te bestempelen. Het gaat hem erom dat de rechtbank een voorvraag beantwoordt die voorafgaat aan de vraag naar de omvang van het verlies aan verdienvermogen. Nu echter de ongevalsgerelateerde beperkingen niet vaststaan en evenmin de looptijd van een (eventueel) uit te keren schadevergoeding, is er geen aanleiding vooruit te lopen en nu het inkomen dat [verzoeker] verdiende in het jaar voordat het ongeval plaatshad vast te stellen. In zoverre heeft [verzoeker] (op dit moment) onvoldoende belang bij een beslissing op dit punt.
4.7.
Ook op andere grond is het verzoek onder 4 niet toewijsbaar. [verzoeker] heeft een brief van drs. [naam 3] , econoom en jurist, in het geding gebracht met daarin een berekening van het verlies aan verdienvermogen. Delta Lloyd heeft de juistheid hiervan gemotiveerd betwist. Voor nadere bewijslevering is geen ruimte in het deelgeschil. De rechtbank kan dan ook niet tot een vaststelling komen als door [verzoeker] verzocht.
4.8.
Het dossier biedt thans onvoldoende basis om, bovenop het al door Delta Lloyd uitgekeerde voorschot van € 40.500,00, de veroordeling tot betaling van een extra voorschot te rechtvaardigen. Ook het verzoek onder 5 is dus niet toewijsbaar.
Buitengerechtelijke kosten
4.9.
[verzoeker] verzoekt dat Delta Lloyd de buitengerechtelijke kosten vergoedt. De kosten van een deelgeschilprocedure op de voet van artikel 1019aa Rv hebben te gelden als buitengerechtelijke kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek die in beginsel door de aansprakelijke partij dienen te worden vergoed. Delta Lloyd heeft als verweer gevoerd dat [verzoeker] voor deze kosten krachtens zijn rechtsbijstandsverzekering is verzekerd en dat Delta Lloyd niet is gehouden tot vergoeding van de kosten. [verzoeker] heeft vervolgens na de mondelinge behandeling de polisvoorwaarden van zijn rechtsbijstandsverzekering in het geding gebracht en, onder verwijzing naar artikel 6.1 onder d van die voorwaarden, betoogd dat onder de rechtsbijstandverzekering geen dekking voor de kosten wordt verleend, omdat [verzoeker] zonder instemming van de rechtsbijstandsverzekeraar een advocaat heeft ingeschakeld. Toen een procedure noodzakelijk werd, herleefde de dekking, echter op grond van artikel 5.4 onder a van de polisvoorwaarden komen de externe kosten van rechtsbijstand die op grond van een contractuele of wettelijke bepaling kunnen worden verhaald op een derde, niet voor vergoeding in aanmerking. In dit geval is dat artikel 6:96 BW. Op grond van artikel 5.3 lid 3 van de polisvoorwaarden is [verzoeker] verplicht om te trachten de kosten te verhalen, aldus [verzoeker] .
4.10.
De rechtbank zal, gezien de overgelegde polisvoorwaarden en de daarop gegeven toelichting, die verder niet is bestreden door Delta Lloyd, het verzoek toewijzen. De stukken bieden voldoende steun voor de stelling van [verzoeker] dat de kosten niet worden vergoed door de verzekeraar. De hoogte van de kosten is niet bestreden.
Kosten deelgeschil
4.11.
[verzoeker] vordert daarnaast de kosten van het deelgeschil. Bij de begroting van de kosten dient de rechter de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets te hanteren: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn. De advocaat van [verzoeker] heeft zijn kosten begroot op € 8.003,42 inclusief 21% btw en 6% kantoorkosten, te vermeerderen met griffierechten. Tegen het gehanteerde uurtarief en tegen het aantal uren is bezwaar gemaakt, maar de rechtbank verwerpt die verweren. Het door de gespecialiseerde letselschadeadvocaat gehanteerde uurtarief van
€ 240,00 komt de rechtbank redelijk voor alsook het aantal aan het deelgeschil bestede uren (26). Mede gezien de omvang van de (te bestuderen) stukken acht de rechtbank het redelijk dat 15 uren zijn gerekend voor het opstellen van het verzoekschrift.
4.12.
De rechtbank zal de verzochte kantoorkosten afwijzen, nu deze geacht worden te zijn inbegrepen in het uurtarief van de advocaat. De rechtbank begroot de kosten van het deelgeschil dan ook op € 6.240,00, te vermeerderen met 21% btw en griffierecht van
€ 291,00, derhalve in totaal: € 7.841,40.
5
De beslissing
De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat causaal verband aanwezig is tussen het ontstaan van de been- en rugklachten van [verzoeker] en het verkeersongeval van 2 juli 2015;
5.2.
begroot de kosten van het deelgeschil op een bedrag van € 7.841,40 en veroordeelt Delta Lloyd tot betaling van dit bedrag als kosten van dit deelgeschil aan [verzoeker] ,
5.3.
veroordeelt Delta Lloyd tot betaling van € 7.022,96 als (nader) voorschot aan buitengerechtelijke kosten aan [verzoeker] en
5.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Bockwinkel, rechter, bijgestaan door mr. C.E.P. Honing, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2018.