Rb, deelgeschil: supermarkt niet aansprakelijk val werknemer over ‘rolly’
Werknemer, vakkenvuller, valt over ‘rolly’ (stalen frame op wieltjes) in supermarkt. 1. De rechtbank oordeelt dat de supermarkt haar zorgplicht ex art 7:658 BW niet heeft geschonden. De supermarkt heeft zijn beleid met betrekking tot het gebruik van de rolly’s uiteengezet. Voorts blijkt dat de supermarkt in de praktijk uitvoering heeft gegeven aan het beleid; uit getuigenverklaringen blijk dat werknemers bij aanvang van hun dienstverband uitleg hebben gekregen over het gebruik van de rolly’s. De rechtbank is van oordeel dat de supermarkt voldoende maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft gegeven om te voorkomen dat haar werknemers als gevolg van het gebruik van de rolly’s schade kunnen lijden. 2 Kosten deelgeschil: € 5.718,44 (20 uur x € 220,00); gevorderd: € 8.631,26; 31 uur x deels € 265,00 en deels € 220,00 per uur)
ECLI:NL:RBMNE:2013:5404
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
30-10-2013
Datum publicatie
06-11-2013
Zaaknummer
2161321
Rechtsgebieden
Arbeidsrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Deelgeschil. Gebruik rolly’s bij het vullen van vakken in een supermarkt. Geen aansprakelijkheid werkgever ex artikel 7:658 BW. Geen aansprakelijkheid werkgever ex artikel 6:179 BW.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 2161321 AE VERZ 13-151 SM/4183
Beschikking van 30 oktober 2013
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verzoekster],
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. S.J. de Groot,
tegen:
de besloten vennootschap
Albert Heijn BV,
gevestigd te Zaandam,
verder ook te noemen Albert Heijn,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. H.C. Tonino.
1 Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
· –
het verzoekschrift met producties,
· –
het verweerschrift met producties,
· –
de mondelinge behandeling.
2 De feiten
2.1.
[verzoekster] is sinds 29 september 1989 bij Albert Heijn in dienst, laatstelijk in de functie van algemeen medewerkster voor 32 uur per week. Sinds maart 2006 werkt zij in het filiaal van Albert Heijn aan de [adres] te [woonplaats]. Zij werkt één dag per week op de broodafdeling en drie dagen op de afdeling deli/kaas.
2.2.
Bij het vullen van de winkelschappen wordt gebruik gemaakt van “rolly’s”. Een rolly is een stalen frame op wieltjes waarop kunststoffen kratten kunnen worden opgestapeld. Op 7 december 2010 is [verzoekster] gevallen over een rolly die voor de koeling stond in het niet voor het publiek toegankelijke gedeelte van de afdeling deli/kaas. [verzoekster] heeft als gevolg van haar val letsel opgelopen. [verzoekster] heeft Albert Heijn aansprakelijk gesteld voor het ongeval.
2.3.
Op 6 november 2012 heeft de kantonrechter op verzoek van [verzoekster] een voorlopig getuigen verhoor gehouden
a. [verzoekster] heeft tijdens het getuigenverhoor verklaard:
“(…)
3. Ik ben daarop van vanaf de broodtoonbank naar de toonbank deli-kaas gelopen omdat daar de voorraadcomputer staat. Ik had overleg met een collega, die in de winkel stond, dus niet achter de toonbank. Ik draaide me om om naar de computer te gaan en viel toen over een rolly. Die rolly stond achter de toonbank met de kaasjes op de hoek, dus aan de kant waar alleen personeel komt. Er stonden lege kratten op (…) ”
(…)
4. Er stond wel vaker een rolly. De bedoeling is om goederen in kratten te doen om ze daarna in de koeling te zetten (…). Als de goederen in de koeling zaten moest je de rolly naar buiten brengen.
5. Zelf zet ik de rolly tijdens het uitladen altijd onder het aanrecht zodat die niet in de weg staat.
(…)”
b. Mevrouw [A], ten tijde van het ongeval vakkenvuller bij Albert Heijn, heeft tijdens het getuigenverhoor verklaard:
“(…)
8. Mij is uitgelegd toen ik bij Albert Heijn kwam werken, ik denk door de teamleider, dat rolly’s in de winkel mogen staan zolang we ze gebruiken. Als we er mee klaar zijn moeten ze opgeruimd worden. Daarmee bedoel ik dat ze naar het magazijn of de losplaats gebracht moeten worden.
(…)
11. Achter de balie stonden wel vaker rolly’s, vooral bij het brood, maar ook wel bij deli. Dat was niet zo erg, want daar kwamen alleen personeelsleden. Die werken ermee en zijn er daardoor meer op gericht dat rolly’s daar staan. (…)”
c. Mevrouw [B], assistent-supermarktmanager bij Albert Heijn, heeft tijdens het getuigenverhoor verklaard:
“(…)
6. Die rolly’s staan in de winkel of achter de toonbank of balie als de medewerkers aan het vullen zijn. Een rolly is best groot en moet daar wel staan er is geen andere plek. Het gebeurt wel eens dat de rolly er staat terwijl de medewerker weg is, bijvoorbeeld als die is weggeroepen of een klant moet helpen. (…)
7. Er zijn redelijk vaste plekken in de winkel waar de rolly’s neergezet worden als er gevuld wordt. Op de deli-kaas afdeling is dat bijvoorbeeld tegen de koelkasten achter de toonbanken.
8. Dat dat zo hoort wordt aan nieuwe medewerkers verteld door senior medewerkers. Deze informatie stond in 2010 niet op papier. (…)”
d. Mevrouw [C], verkoopmedewerkster bij Albert Heijn, heeft tijdens het getuigenverhoor verklaard:
“(…)
3. (…). Mevrouw [verzoekster] kwam om ongeveer 15.15 uur aanlopen. Wij waren toen onderweg naar de broodafdeling. (…)
4. De rolly stond achter de toonbank, omdat ik bezig was met vullen.
5. Ik stond al in de hoek van de broodafdeling. Mevrouw [verzoekster] zei mij mee te komen om dozen die van houdbaar afkwamen en op de toonbank stonden, verder uit te pakken. Daarbij liep zij, komende van de broodafdeling, de hoek om achter de toonbank en toen viel zij over de rolly. U toont mij een foto die is overgelegd door mr. Van Heek, en waarop u een C heeft geet. Zoals de rolly daar staat stond deze ook ongeveer toen mevrouw [verzoekster] er over viel.
(…)
7. Toen ik werd aangenomen ben ik ingewerkt door de dames [verzoekster] en [D]. Van hen hoorde ik onder meer hoe ik met de rolly’s om moest gaan. Er stond niets op papier. Kort gezegd komt het hierop neer dat als je klaar was met vullen, de rolly’s naar achteren gebracht moesten worden. Tijdens vullen zette ik en zet ik een rolly nooit onder het aanrecht. Dat kan niet omdat daar geen plaats is. Je mag hem ook niet voor het aanrecht zetten omdat daar allerlei spullen staan die je nodig hebt, bijvoorbeeld een EHBO-doos of borden. De rolly stond achter de toonbank altijd op een vaste plek. Hij kon ook nergens anders staan. (…)”
e. Mevrouw [D], senior verkoopster bij Albert Heijn, heeft tijdens het getuigenverhoor verklaard:
“(…)
4. Er bestaan geen geschreven regels over hoe we om moeten gaan met de rolly’s. Op de afdeling deli staan die rolly’s wel min of meer op een vaste plek. Dat is achter de toonbank tegen de glazen deur waar de kaas achter ligt en soms ook waar de deli achter ligt. U laat mij een foto zien die is overgelegd door mr. Van Heek en waarop u een C heeft gezet. Daarop staat een rolly. Zo staan die het meest. Soms staan er ook meer karren. Dan staat er vaak een wat meer op de hoek en de ander wat meer richting de delikast
5. Het gaat zo dat er de hele dag wel dolly’s (rechtbank: rolly’s) met kratten staan. Als er een dolly is die vol staat met lege kratten wordt die naar achteren gebracht. Dat is naar het magazijn brengen en naar buiten. Het vullen gaat de hele dag door. Het is dus niets bijzonders dat er achter de toonbank een rolly staat.
(…)”
f. De heer [E], supermarktmanager bij Albert Heijn, heeft tijdens het getuigenverhoor verklaard:
“(…)
5. Er zijn duidelijke regels over het omgaan met containers, dolly’s en rolly’s. Op de afdeling verkoopklaar weten de medewerkers waar de containers enz. moeten staan en hoe ze daarmee om moeten gaan. Dat horen zij bij het inwerken van hun teamleider. Op de afdeling waar o.a. mevrouw [verzoekster] werkte zijn twee mogelijke plaatsen. (…)
Als de vleeswarenvoorraad in de koelkasten moet worden aangevuld staat de rolly op de afdeling van waaruit dan de koelkasten en de laadjes onder de toonbanken worden gevuld (…) in principe is er altijd iemand aanwezig als er een rolly op de afdeling staat. uitzonderingen daargelaten, bijvoorbeeld als er iemand weggeroepen wordt, staat een rolly nooit onbeheerd. De rolly gaat met lege kratten naar achteren, daarna komt er een rolly met volle kratten terug.
6. Op drukke dagen staat er de hele dag door wel een rolly. Op rustige dagen is dat alleen zo op bepaalde, maar niet van te voren vast te stellen momenten (…)”
3 Het verzoek
3.1.
[verzoekster] verzoekt dat de kantonrechter
1. beslist dat Albert Heijn aansprakelijk is voor de gevolgen van het arbeidsongeval op 7 december 2010;
2. de kosten van het deelgeschil begroot op in totaal € 8.631,26 en Albert Heijn veroordeelt in betaling van deze kosten aan [verzoekster].
3.2.
[verzoekster] legt aan haar aansprakelijkstelling primair ten grondslag dat Albert Heijn niet heeft voldaan aan haar zorgplicht ingevolge artikel 7:658 Burgerlijk Wetboek (BW) BW. Zij stelt daartoe dat er een gevaarlijke situatie op de werkplek is ontstaan doordat een rolly onbeheerd en uit het zicht om de hoek van de koeling stond. Zij stelt dat Albert Heijn maatregelen had kunnen en moeten treffen om deze gevaarlijke situatie te voorkomen. Volgens [verzoekster] heeft Albert Heijn echter verzuimd instructies en aanwijzingen te geven met betrekking tot het gebruik van rolly’s. Zij wijst er in dit verband op dat er in de risico-inventarisatie geen aandacht wordt besteed aan rolly’s en hoe hiermee om te gaan. De subsidiaire grondslag voor de aansprakelijkstelling is dat Albert Heijn op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk is voor de door haar werkneemster [C] gemaakte fout om de rolly onbeheerd achter te laten.
3.3.
Albert Heijn betwist dat zij aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval, aangezien zij haar zorgplicht niet heeft geschonden. Volgens Albert Heijn kan er evenmin sprake zijn van aansprakelijkheid op grond van artikel 6:170 BW, aangezien [C] niet onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van [verzoekster]. Zij stelt daartoe dat de rolly duidelijk zichtbaar was, omdat er nog kratten op stonden. De kans dat ongevallen met grote gevolgen zouden kunnen ontstaan door een rolly met lege kratten even onbeheerd op de afdeling te laten staan was volgens Albert Heijn klein.
4 De beoordeling
De schending van de zorgplicht op grond van artikel 7:658 BW
4.1.
Niet in geschil is dat [verzoekster] het ongeval is overkomen in de uitoefening van haar werkzaamheden. Daarmee is Albert Heijn in beginsel aansprakelijk voor de ten gevolge van de val geleden schade, tenzij Albert Heijn stelt en zo nodig bewijst dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht, door zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te geven als redelijkerwijs nodig zijn om deze schade te voorkomen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Albert Heijn daaraan voldaan. Aan dit oordeel ligt het volgende te grondslag.
4.2.
Het feit dat de schade die [verzoekster] ten gevolge van haar val heeft geleden – achteraf bezien – zich hoogstwaarschijnlijk niet zou hebben voorgedaan wanneer er geen rolly op haar looproute zou hebben gestaan, maakt nog niet dat Albert Heijn daarvoor aansprakelijk is. De zorgplicht van de werkgever beoogt niet een absolute waarborg te scheppen tegen ongevallen. Welke maatregelen in een concreet geval van de werkgever verlangd kunnen worden hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de werkzaamheden, de kenbaarheid van het gevaar, de kans op verwezenlijking van het gevaar en de ernst van de gevolge en de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen.
4.3.
Albert Heijn heeft onbetwist naar voren gebracht dat de aard van de werkzaamheden in de supermarkt het gebruik van rolly’s noodzakelijk maakt, aangezien de schappen van de winkels vanuit het magazijn bevoorraad moeten worden. De aanwezigheid van deze objecten op de werkvloer is dus een gegeven. Een rolly is op zichzelf geen gevaarlijk bedrijfsmiddel. Het gevaar is er in gelegen dat een rolly vanwege zijn geringe hoogte gemakkelijk over het hoofd wordt gezien en dat bij struikelen over dit object, het effect van de val kan worden versterkt door de wieltjes.
4.4.
Albert Heijn heeft uiteengezet dat zij het volgende beleid hanteert met betrekking tot het gebruik van de rolly’s. De rolly moet wanneer hij leeg is, weer naar achteren (in het magazijn) wordt gezet. Het kan voorkomen dat een rolly onbeheerd wordt achtergelaten, bijvoorbeeld als een medewerker een klant moet helpen. De rolly’s staan zoveel mogelijk op een vaste plek. De vaste plek van de rolly op de afdeling deli/kaas is tegen de koelkasten achter de toonbank en Albert Heijn heeft aan de hand van foto’s uiteengezet om welke reden deze plaats als vaste plaats voor de rolly is aangewezen. Volgens Albert Heijn levert een op deze plek gestalde rolly geen gevaar op. Er blijft voldoende ruimte over om te bewegen en de medewerkers zijn er mee bekend dat daar een rolly kan staan. Door de aanwezigheid van de lege kratten is ook een uitgeladen rolly nog voldoende zichtbaar. Albert Heijn ziet het gebruik van rolly’s niet als een bijzonder risico dat noodzaakt tot opname in de risico- inventarisatie.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat uit het hiervoor beschreven beleid blijkt dat Albert Heijn zich er bewust van is dat een rolly het gevaar van struikelen met zich kan brengen en de gevolgen van een val kan vergroten. De door haar gehanteerde uitgangspunten zijn er op gericht dit gevaar te voorkomen. Met de maatregel dat lege rolly’s worden weggebracht wordt voorkomen dat rolly’s zonder noodzaak op de afdeling staan. Met het aanwijzen van een vaste plek voor het opstellen van de rolly’s wordt bewerkstelligd dat de werknemers op die plaats bedacht kunnen zijn op de aanwezigheid van een rolly. Daarbij is er ook rekening mee gehouden dat de rolly in voorkomende gevallen korte tijd onbeheerd op de afdeling staat. Juist de aangewezen vaste plek is bedoeld om in zo’n geval een ongeval te voorkomen. Voorts volgt de kantonrechter Albert Heijn in haar stelling dat ook een uitgeladen rolly waar lege kratten op staan, voldoende zichtbaar is.
4.6.
Uit de getuigenverklaringen (zie hiervoor in 2.3) blijkt voorts dat Albert Heijn in de praktijk uitvoering heeft gegeven aan het hiervoor in 4.4 weergegeven beleid. Zo hebben [A], [F] en [C] verklaard dat zij bij aanvang van hun dienstverband uitleg hebben gekregen over het gebruik van de rolly’s. Daarbij hebben [F] en [C] naar voren gebracht dat de rolly’s op een vaste plaats stonden en in dit verband voor de afdeling deli/kaas de plek voor de koeling genoemd. Ook [D] noemt deze plaats als vaste plek voor de rolly. De omstandigheid dat de regels en afspraken op dit punt niet schriftelijk zijn vastgelegd doet daar niet aan af. Het op schrift stellen van een regel vormt niet in alle gevallen een betere waarborg dat deze regel bekend is en ook wordt nageleefd. Zoals uit de getuigenverklaringen blijkt waren de werknemers die als getuigen zijn gehoord op de hoogte van het door Albert Heijn gehanteerde beleid. De vraag of Albert Heijn het gebruik van de rolly had behoren opnemen in de risico-inventarisatie, zoals [verzoekster] betoogt, kan in het midden blijven, nu het niet aannemelijk is dat dit zou hebben geleid tot verder strekkende maatregelen dan de hiervoor beschreven afspraken.
4.7.
Hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd kan aan het voorgaande niet afdoen. Haar stelling dat de rolly onder het aanrecht moet worden geplaatst heeft Albert Heijn afdoende weerlegd door er op te wijze dat daar vanwege de aanwezigheid van kastjes geen plaats is. Ook de door [verzoekster] genoemde oplossing om de rolly voor het aanrecht te plaatsen is geen verbetering ten opzichte van de bestaande plaats, omdat de rolly ook dan in de loop staat en bovendien belemmerend is voor het werken aan het aanrecht. De opmerking van [verzoekster] dat het looppad van 1.50 tot 1.60 m – zoals genoemd in het op verzoek van Albert Heijn uitgebrachte schaderapport – voor 0.60 m in beslag wordt genomen door de rolly, is op zichzelf juist. Dit laat echter onverlet dat er dan nog een doorgang resteert van minimaal 0.90 m en dat de rolly, in de lengte maar een klein deel van de loopruimte in beslag neemt. Bovendien zou dit bezwaar zich ook voordoen bij de door [verzoekster] genoemde mogelijkheid van plaatsing van de rolly voor het aanrecht. Ook de stelling van [verzoekster] dat een werknemer niet continu bedacht kan en hoeft te zijn op lage niet zichtbare obstakels is op zichzelf terecht, maar juist daarom hanteert Albert Heijn het beleid dat de rolly op een vaste plek moet staan. Daarmee wordt voorkomen dat de werknemer wordt geconfronteerd met een obstakel waar zij dat niet hoefde te verwachten.
4.8.
Dat Albert Heijn de inrichting van de afdeling deli/kaas zo diende aan te passen dat het niet meer kan gebeuren dat een rolly in de looproute zou staan, zoals [verzoekster] heeft aangevoerd, is naar het oordeel van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden een te ver gaande veiligheidseis. Daar komt bij dat [verzoekster] niet duidelijk heeft gemaakt wat de door haar bedoelde aanpassingen aan de inrichting van de werkplek zouden moeten inhouden.
4.9.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat Albert Heijn voldoende maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft gegeven om te voorkomen dat haar werknemers als gevolg van het gebruik van de rolly’s schade kunnen lijden.
4.10.
Nu moet worden geconstateerd dat de aanwezigheid van de rolly conform de gemaakte afspraken was, is de vraag of Albert Heijn voldoende toezicht heeft gehouden op de uitvoering van haar veiligheidsbeleid niet van belang.
4.11.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan het beroep van [verzoekster] op artikel 7:658 BW niet slagen.
Aansprakelijkheid op grond van artikel 6:170 BW
4.12.
Het beroep van [verzoekster] op artikel 6:170 BW kan evenmin slagen. Partijen verschillen van mening hoe lang [C] de rolly onbeheerd heeft laten staan en voor welk doel zij naar de broodafdeling is gelopen. Dit kan echter in het midden blijven nu de rolly op de vaste en bij de medewerkers bekende plaats stond zodat [C] er op mocht vertrouwen dat een andere werknemer op de aanwezigheid van de rolly bedacht kon zijn. Dat [verzoekster] zelf van mening is dat deze aangewezen plek niet ideaal was, laat onverlet dat zij er rekening mee diende te houden dat de rolly daar regelmatig werd neergezet. Het feit dat de kratten aan één zijde van de rolly stonden, zoals [verzoekster] heeft aangevoerd, maakte de aanwezigheid van de rolly minder in het oogspringend, maar nog voldoende zichtbaar, nu het ging om drie opelkaar gestapelde kratten met een hoogte van in totaal bijna 40 cm. Voor [C] was dan ook niet voorzienbaar dat [verzoekster] over de rolly zou struikelen, zodat er voor haar ook geen reden was om extra te waarschuwen toen zij zag [verzoekster] naar de afdeling deli/kaas liep.
Kosten van het deelgeschil
4.13.
[verzoekster] maakt aanspraak op vergoeding van € 8.631,26
aan advocaatkosten voor een tijdbesteding van in totaal ± 30 uur ( 21 uur en 54 minuten voor indiening van het verzoekschrift en 9 uur en 18 minuten na indiening van het verzoekschrift) waarbij is uitgegaan van 1 uur en 54 minuten tegen een uurtarief van € 265,00 en een uurtarief van € 220,00 voor de overige uren. Albert Heijn heeft bezwaar gemaakt tegen de tijdsbesteding.
4.14.
Het verzoek van [verzoekster] tot veroordeling van Albert Heijn in de kosten van de deelgeschilprocedure zal worden afgewezen omdat niet is vast komen te staan dat Albert Heijn aansprakelijk is voor de door [verzoekster] als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade. Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 1019aa Rv volgt evenwel dat ook als het verzoek wordt afgewezen, de rechtbank de kosten van de procedure dient te begroten en dat dit alleen anders is indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Van deze situatie is geen sprake, nu het door [verzoekster] ingediende verzoekschrift niet als bij voorbaat volstrekt onnodig of kansloos kan worden beschouwd.
4.15.
De kantonrechter overweegt dat het hier gaat om een zaak met een relatief eenvoudig en overzichtelijk feitencomplex, waarbij de rechtsvraag evenmin zeer gecompliceerd is. De kantonrechter ziet daarom aanleiding de door [verzoekster] berekende kosten van het deelgeschil te matigen en deze te begroten op een bedrag van € 5.643,44 (20 uur tegen een uurtarief van € 220,00, vermeerderd met 6% kantoorkosten en 21% BTW), te vermeerderen met het door [verzoekster] betaalde (in debet gestelde deel van het) griffierecht van € 75,00. In totaal dus € 5.718,44.
5 De beslissing
De kantonrechter,
5.1.
wijst de verzoeken af;
5.2.
begroot de kosten van dit deelgeschil op € 5.718,44.
Deze beschikking is gegeven door D. Wachter en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2013.