Rb, deelgeschil: veel geschilpunten en nadere bewijslevering leiden tot afwijzing verzoek
Geschil over aansprakelijkheid reisorganisatie na busongeluk, mogelijk door alcoholgebruik chauffeur en BGK. De rechtbank oordeelt dat een beslissing in een geringe bijdrage levert aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, nu er na een oordeel over de aansprakelijkheid nog veel geschilpunten in de weg lijken te liggen aan minnelijke overeenstemming. Bovendien is nadere bewijslevering en/of deskundigenonderzoek noodzakelijk. Verzoek afgewezen. Kosten deelgeschil: € 4.801,04 (gevorderd: € 5.619,53; uurtarief € 240,- (gevorderd € 297,-).
Volledige uitspraak:
LJN: BV6900, Rechtbank ‘s-Gravenhage , 398277 / HA RK 11-394
Datum uitspraak: 24-01-2012
Datum publicatie: 28-02-2012
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Letselschade. Deelgeschilprocedure. Aansprakelijkheid. Bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst gering, nu er na een oordeel over de aansprakelijkheid nog veel geschilpunten in de weg lijken te liggen aan minnelijke overeenstemming. Bovendien nadere bewijslevering en/of deskundigenonderzoek noodzakelijk. Verzoek afgewezen op grond van artikel 1019z Rv. Kosten begroot ex artikel 1019aa Rv.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 398277 / HA RK 11-394
Beschikking van 24 januari 2012
in de zaak van
1. [verzoekster sub 1],
2. [verzoeker sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers,
advocaat: mr. J.M. Tromp te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BIZZ TRAVEL B.V.,
gevestigd te Groningen,
verweerster,
advocaat: mr. J.H.J. Teunissen te Rotterdam,
en
2. de naamloze vennootschap
AEGON SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
verweerster,
advocaat: mr. P.J. klein Gunnewiek te Utrecht.
Verzoekers en gedaagde sub 1 zullen hierna [verzoekers] en Bizz Travel worden genoemd. Gedaagde sub 2 (de rechtbank begrijpt: Aegon Schadeverzekering N.V.) wordt hierna Aegon genoemd.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 7 juli 2011, met producties;
– het verweerschrift van de zijde van Bizz Travel;
– het verweerschrift van de zijde van Aegon;
– het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 december 2011 en de daarin genoemde stukken.
1.2.Ten slotte is een datum voor beschikking bepaald.
2.De feiten
2.1.[verzoekers] hebben in februari 2002 een reisovereenkomst met Bizz Travel gesloten voor een wintersportvakantie in Frankrijk inclusief busreis (hierna: de reisovereenkomst). Op deze overeenkomst zijn de ANVR-reisvoorwaarden (hierna: de reisvoorwaarden) van toepassing, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
" ARTIKEL 12 AANSPRAKELIJKHEID EN OVERMACHT.
Artikel 12, lid 1
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 10, 11, 13, 14 en 15 is de reisorganisator verplicht tot uitvoering van de overeenkomst overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van de overeenkomst redelijkerwijs mocht hebben.
(…)
Artikel 12, lid 3
Indien de reis niet verloopt overeenkomstig de in lid 1 bedoelde verwachtingen, is de reisorganisator verplicht eventuele schade te vergoeden, tenzij de tekortkoming in de nakoming niet aan hem is toe te rekenen noch aan de persoon van wiens hulp hij bij de uitvoering van de overeenkomst gebruik maakt, omdat:
a. de tekortkoming in de uitvoering van de overeenkomst is toe te rekenen aan de reiziger; of
b. de tekortkoming in de uitvoering van de overeenkomst niet kon worden voorzien of niet kon worden opgeheven en toe te rekenen is aan een derde die niet bij de levering van de in de reis begrepen diensten is betrokken; of
c. de tekortkoming in de uitvoering van de overeenkomst te wijten is aan een gebeurtenis die de reisorganisator of degene van wiens hulp hij bij de uitvoering van de overeenkomst gebruik maakt, met inachtneming van alle mogelijke zorgvuldigheid niet kon voorzien of verhelpen; of
d. de tekortkoming in de uitvoering van de overeenkomst te wijten is aan overmacht als bedoeld in lid 4 van dit artikel.
Artikel 12, lid 4
Onder overmacht worden verstaan abnormale en onvoorzienbare omstandigheden die onafhankelijk zijn van de wil van degene die zich er op beroept en waarvan de gevolgen ondanks alle voorzorgsmaatregelen niet konden worden vermeden."
2.2.Op de terugreis van de hiervoor genoemde wintersportvakantie zijn [verzoekers] op 18 maart 2002 betrokken geraakt bij een ongeval. De bus waarin zij als passagiers zaten is in Frankrijk in botsing gekomen met een Italiaanse vrachtwagencombinatie (hierna: het ongeval). Als gevolg van het ongeval hebben [verzoekers] letsel opgelopen.
2.3.In het proces-verbaal van het ongeval dat door de politie is opgesteld staat, blijkens een beëdigde vertaling, onder meer het volgende vermeld:
"Aard van de feiten
Verkeersongeval met letsel met dodelijke afloop, waarbij zijn betrokken een vrachtwagencombinatie en een touringcar. De vrachtwagen verlaat zijn rijrichting, schiet over de vangrails van de middenberm en raakt de touringcar die volgens de regels op de rechterrijbaan in tegenovergestelde richting rijdt. De chauffeur van de vrachtwagen rijdt onder invloed van 0,98 g/l alcohol in zijn bloed (hoogte van een delict); de chauffeur van de touringcar rijdt onder invloed van 0,52 g/l (hoogte van de overtreding). (…)
OMSTANDIGHEDEN – GEVOLGEN – GENOMEN MAATREGELEN
(…)
OMSTANDIGHEDEN:
Volgens onze constateringen, de sporen en aanwijzingen ter plaatse en de verklaringen van een getuige, lijken de omstandigheden van dit ongeval als volgt te zijn:
Het is nacht, de openbare verlichting functioneert, de rijbaan is droog en er is weinig verkeer. Op de plaats van het ongeval is de weg recht met drie rijbanen.
(A) Een vrachtwagen rijdt op de rechterrijbaan van de autosnelweg A.31 in de richting Luxemburg/Dijon. Ter hoogte van hectometerpaal 299,655 verliest de chauffeur van (A), die onder invloed van alcohol rijdt, de controle over zijn vrachtwagencombinatie. Deze combinatie rijdt over de rijbanen naar links en raakt de vangrails inde middenberm, waarbij hij tevens een lantaarnpaal raakt. Daarna schiet de vrachtwagencombinatie helemaal door de middenberm en raakt met de linkervoorzijde de voorzijde van (B) de Nederlandse touringcar, die op de rechterrijbaan rijdt van de weg Dijon/Luxemburg.
Door de impact van de schok, raakt de oplegger van de vrachtwagen los van de vrachtwagen en komt terecht op de rechterzijde op de linkerrijbaan van de weg Dijon/Luxemburg. De vrachtwagen zelf breekt in tweeën, waarbij de losgeraakte achteras terecht komt op de rechterrijbaan, terwijl het chassis met de as verderop terecht komt.
De touringcar raakt door de impact van de schok rechts uit koers, raakt de vangrails langs de weg, komt terecht op de rechterzijde en valt van het talud langs de autosnelweg, voordat deze onderaan tot stilstand komt in de betonnen greppel. (…)"
2.4.Namens of door de Franse verzekeraar van de bij het ongeval betrokken vrachtwagencombinatie is de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. Namens deze verzekeraar heeft Generali schadeverzekering maatschappij NV (hierna: Generali) terzake vaststellingsovereenkomsten met [verzoekers] gesloten die door [verzoekers] zijn ondertekend op 24 september 2010 en door Generali op 29 september 2010.
2.5.[verzoekers] hebben ook Bizz Travel en Aegon aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. Bizz Travel en Aegon hebben de aansprakelijkheid van de hand gewezen.
3.Het geschil
3.1.[verzoekers] verzoeken de rechtbank bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w-1019cc Rv voor recht te verklaren dat Bizz Travel en/of Aegon jegens [verzoekers] (mede) aansprakelijk zijn voor de door hen ten gevolge van het ongeval geleden (en onvergoed gebleven) schade, met begroting van de kosten van deze procedure.
3.2.Naar de rechtbank begrijpt leggen [verzoekers] aan hun verzoek jegens Bizz Travel ten grondslag dat Bizz Travel toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de reisovereenkomst en de reisvoorwaarden aangezien zij op de terugreis betrokken zijn geraakt bij een verkeersongeval. [verzoekers] gronden hun verzoek ten aanzien van Aegon op de stelling dat de buschauffeur onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door onder invloed van alcohol achter het stuur te gaan zitten. Volgens [verzoekers] is de omkeringsregel van toepassing en is het causaal verband tussen het alcoholgebruik en de bij hen ontstane schade in beginsel gegeven en is het aan Bizz Travel en Aegon om te bewijzen dat het ongeval ook zou zijn ontstaan als de buschauffeur niet te veel zou hebben gedronken.
3.3.Bizz Travel en Aegon hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
Toepasselijk recht
4.1.Het geschil tussen [verzoekers] en Aegon heeft een internationaal karakter, nu het verzoek is gegrond op onrechtmatige daad en het ongeval heeft plaatsgevonden in Frankrijk. De vraag naar het toepasselijk recht ten aanzien van de verzoek jegens Aegon moet worden beantwoord aan de hand van de Wet Conflictenrecht Onrechtmatige Daad van 1 juni 2001 (WCOD). Op grond van artikel 3 lid 3 WCOD is Nederlands recht van toepassing, nu [verzoekers] en Aegon gewone verblijfplaats of plaats van vestiging in Nederland hebben.
Behandeling van de zaak in een deelgeschilprocedure
4.2.In de eerste plaats dient te worden beoordeeld of het verzoek zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019w-1019cc Rv.
4.3.De rechtbank overweegt dat de deelgeschilprocedure volgens de memorie van toelichting bij de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade betrokkenen bij een geschil over letsel- en overlijdensschade (hierna: de Wet Deelgeschillen) de mogelijkheid biedt in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter in te schakelen, waardoor partijen een extra instrument in handen krijgen ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen (Kamerstukken II, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 2). Gezien de ratio van de deelgeschilprocedure om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, dient te rechtbank te toetsen of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De investering in tijd, geld en moeite moeten aldus worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren (Kamerstukken II, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 18).
4.4.Bij de beoordeling van de vraag of het onderhavige geschil zich leent voor beoordeling in een deelgeschilprocedure stelt de rechtbank voorop dat in de memorie van toelichting bij voornoemde wet is vermeld dat ook de aansprakelijkheidsvraag in een deelgeschilprocedure aan de orde kan komen. Net als bij andere deelgeschillen zal moeten worden beoordeeld of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure (31518, nr. 3, p. 10). Het verweer van Bizz Travel dat de onderhavige zaak niet in een deelgeschilprocedure kan worden behandeld, omdat het geen geschil betreft over een deel van hetgeen tussen partijen rechtens geldt in verband met de vordering zoals die zou luiden indien de zaak ten principale aanhangig zou zijn gemaakt (zie artikel 1019w lid 1 Rv), maar het verzoek is geformuleerd als een petitum in een bodemzaak, gaat daarom niet op.
4.5.Zoals hierboven reeds is overwogen speelt bij de beoordeling van de vraag of deze zaak in de deelgeschilprocedure behandeld kan worden ook de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst een rol. Daarbij is van belang dat [verzoekers] jegens Bizz Travel en Aegon alleen aanspraak maken op vergoeding van hun buitengerechtelijke kosten die naar Frans recht niet voor vergoeding in aanmerking komen en aldus, zoals [verzoekers] stellen, in tegenstelling tot de overige door hen geleden materiële en immateriële schade, niet onder de vaststellingsovereenkomsten met Generali vallen. In deze procedure is gebleken dat Bizz Travel en Aegon niet alleen de aansprakelijkheid betwisten, maar zich ook om diverse andere redenen niet gehouden voelen om tot vergoeding van de door [verzoekers] aangevoerde buitengerechtelijke kosten over te gaan. Zo voeren Bizz Travel en Aegon onder meer aan dat de buitengerechtelijke kosten reeds begrepen zijn in de door [verzoekers] met Generali gesloten vaststellingsovereenkomsten, dat jegens hen reeds finale kwijting is verleend, dat deze buitengerechtelijke kosten niet op hen kunnen worden verhaald nu het kosten betreffen ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid ten aanzien van Generali en dat de (een deel van de) buitengerechtelijke kosten niet voldoet aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 BW. Gelet hierop is de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst gering, nu er na een oordeel over de aansprakelijkheid nog veel geschilpunten in de weg lijken te liggen aan minnelijke overeenstemming over de buitengerechtelijke kosten.
4.6.Daar komt bij dat naar het oordeel van de rechtbank niet nu reeds tot een eindbeslissing over de eventuele aansprakelijkheid van Bizz Travel en Aegon kan worden gekomen, omdat nadere bewijslevering en/of deskundigenonderzoek noodzakelijk is. Daartoe is het volgende van belang.
4.7.[verzoekers] gronden hun verzoek jegens Bizz Travel op artikel 12 van de reisvoorwaarden (zie ook artikel 7:507 juncto artikel 7:504 lid 3 BW). Tussen partijen is niet in geschil dat de reis niet is verlopen overeenkomstig de verwachtingen die [verzoekers] op grond van de reisovereenkomst redelijkerwijs mochten hebben. Dit betekent dat moet worden bekeken of sprake is van één van de in artikel 12 lid 3 sub a t/m d van de reisvoorwaarden genoemde gevallen op grond waarvan Bizz Travel niet gehouden zou zijn de schade die [verzoekers] als gevolg van het ongeval hebben geleden te vergoeden. Jegens Aegon hebben [verzoekers] aan hun verzoek ten grondslag gelegd dat de buschauffeur onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door onder invloed van alcohol achter het stuur te gaan zitten. Tussen [verzoekers] en Aegon is in geschil of het alcoholgebruik van de bestuurder van de bus in causaal verband staat met het ongeval. Zowel ten aanzien van de eventuele aansprakelijkheid van Bizz Travel als van Aegon is dus van belang in welke mate het alcoholgebruik van de buschauffeur van invloed is geweest op diens rijgedrag ten tijde van het ongeval.
4.8.Er heeft geen technisch onderzoek plaatsgevonden naar het ongeval. Dit betekent dat de enige informatie die over het ongeval is overgelegd het proces-verbaal van de politie is. Ten aanzien van de toedracht van het ongeval staat daarin alleen vermeld hetgeen onder 2.3 is opgenomen. Er is echter niets bekend over de vraag of de buschauffeur nog heeft geremd, had kunnen remmen of op andere wijze een dergelijk ongeval had kunnen voorkomen. Dit betekent dat enerzijds vaststaat dat de buschauffeur onder invloed van alcohol achter het stuur zat, terwijl algemeen bekend is dat alcohol de rijvaardigheid (ernstig) ondermijnt. Anderzijds staat echter vast dat er sprake was van een abnormale en onverwachte manoeuvre van de betrokken vrachtwagen, nu deze door de middenberm en vangrail heen richting de bus is gereden. Dit betekent dat op basis van de thans overgelegde stukken noch kan worden vastgesteld dat het ongeval had kunnen worden voorkomen indien de buschauffeur niet onder invloed van alcohol zou zijn geweest, noch voldoende aannemelijk is gemaakt dat het ongeval ook zou zijn gebeurd indien de chauffeur niet onder invloed van alcohol zou zijn geweest. Om een beslissing te kunnen nemen op het verzoek is aldus, op welke partij terzake de bewijslast ook rust (hetgeen tussen partijen in geschil is) nadere bewijslevering en/of deskundigenonderzoek noodzakelijk. Nu hiervoor reeds is gebleken dat de bijdrage die de verzochte beslissing aan een totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst kan leveren gering is, weegt deze bijdrage niet op tegen de investering in tijd, geld en moeite die is gemoeid met nadere bewijslevering en/of nader deskundigenonderzoek. Dit betekent dat het verzoek van [verzoekers] op grond van artikel 1019z Rv wordt afgewezen.
Kosten
4.9.De rechtbank overweegt dat artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt dient te begroten, ook als het verzoek (gedeeltelijk) wordt afgewezen. Dit is alleen anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Dit is echter gesteld noch gebleken.
4.10.Mr. Tromp heeft aangevoerd € 5.619,53 aan kosten te hebben gemaakt (15 uur) en is daarbij uitgegaan van een uurtarief van € 297,–, 6% kantooropslag en 19% BTW. Bizz Travel acht de aan de zaak bestede tijd bij gebreke van een nadere toelichting voorshands bovenmatig. Ook Aegon betoogt dat mr. Tromp een concrete urenspecificatie had moeten overleggen en acht de aan de zaak bestede tijd gezien de omvang en inhoud van het verzoekschrift niet redelijk. Bovendien maakt Aegon bezwaar tegen de hoogte van het door mr. Tromp gehanteerde uurtarief.
4.11.De rechtbank overweegt dat de kosten dienen te voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW. In het verzoekschrift heeft mr. Tromp een beknopt overzicht gegeven van de werkzaamheden die door hem in deze zaak zijn verricht. Dit overzicht geeft voldoende gespecificeerd weer hoeveel tijd aan welke verrichtingen is besteed. Gezien de aard van de zaak, komt de aan de zaak bestede tijd de rechtbank niet onevenredig voor. Gezien de complexiteit en omvang van de zaak acht de rechtbank het door mr. Tromp gehanteerde uurtarief echter niet redelijk. Zij zal een uurtarief van € 240,– in aanmerking nemen. Dit betekent dat de kosten worden begroot op € 4.541,04 (15 x € 240,–, vermeerderd met kantoorkosten en BTW), te vermeerderen met het door [verzoekers] betaalde griffierecht van € 260,–.
5.De beslissing
De rechtbank:
5.1.begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv op € 4.801,04 (inclusief kantoorkosten en BTW);
5.2.wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.