Rb, deelgeschil: verzoek afgewezen vanwege nieuwe stelling verzoeker tijdens mondelinge behandeling

Samenvatting:

Leerling ROC loopt letsel op tijdens introductieles rugby en verzoekt om verklaring voor recht dat het ROC aansprakelijk is. 1. De rechtbank stelt vast dat verzoeker aan zijn stelling dat het ROC aansprakelijk is ten grondslag heeft gelegd dat a.) ten onrechte geen hoofdbescherming is gedragen en b.) dat het onverantwoord is geweest om de leerlingen aan het einde van een eerste introductieles een wedstrijdje rugby te laten spelen. Tijdens de mondelinge behandeling is verzoeker met nieuwe stellingen gekomen. De rechtbank overweegt verweerder
daartegen – overvallen als zij daardoor was – geen verweer kunnen voeren. Voor een akte-wisseling is in een deelgeschilprocedure geen plaats, net zomin als eventuele daarop volgende instructie. Dit betekent dat het verzoek niet toewijsbaar is. 2. Kosten deelgeschil vastgesteld op € 5.727,00 (gevorderd € 6.713,00, uren teruggebracht van 27 naar 20; uurtarief teruggebracht van € 245,- naar € 225,-).

ECLI:NL:RBGEL:2014:8178


Instantie

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak

16-12-2014

Datum publicatie

25-02-2015

Zaaknummer

266767

Rechtsgebieden

Civiel recht

Bijzondere kenmerken

Eerste aanleg – enkelvoudig

Inhoudsindicatie

Vaststellen aansprakelijkheid

Vindplaatsen

Rechtspraak.nl

Uitspraak

http://uitspraken.rechtspraak.nl/image/?id=e31e3ffb-9f7e-4558-b00f-2f8736d97c51http://uitspraken.rechtspraak.nl/image/?id=77b4d1e9-e82e-43ed-84e3-2d488d64d2eabeschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaaknummer / rekestnummer: C/05/266767 / HA RK 14-93

Beschikking van 16 december 2014

in de zaak van

[verzoeker],

wonende te Assendelft,

verzoeker,

advocaat mr. L. van den Ham-Leerkes te Apeldoorn,

tegen

de stichting

STICHTING R.O.C. NIJMEGEN E.O.,

gevestigd te Nijmegen,

verweerster,

advocaat mr. J. Streefkerk te Voorburg.

Partijen worden hierna [verzoeker] en ROC Nijmegen genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

·        

het verzoekschrift,

·        

het verweerschrift,

·        

de mondelinge behandeling. Verschenen zijn: de heer [verzoeker], mr. Van den Ham –Leerkes voornoemd, de heer [naam] (manager bedrijfsbureau ROC Nijmegen) en mr. Streefkerk voornoemd. Mr. Van den Ham – Leerkes heeft het standpunt van haar cliënt nader onderbouwd aan de hand van schriftelijke aantekeningen. Die aantekeningen behoren tot de stukken van het geding.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] heeft aan het ROC Nijmegen de opleiding CIOS Sport- en Bewegingscoördinator gevolgd.

2.2.

Op 14 maart 2005, [verzoeker] was toen 17 jaar oud, heeft [verzoeker] (in het kader voornoemde opleiding) een introductie les rugby gevolgd. De les werd gegeven door de heer[naam], destijds docent van het ROC Nijmegen (en tevens [naam] klassenmentor). De leerlingen droegen bij deze les geen helm of andere beschermende attributen.

2.3.

Aan het einde van deze rugbyles hebben de leerlingen een wedstrijdje rugby met elkaar gespeeld. Tijdens deze wedstrijd zijn [verzoeker] en een medeleerling – tijdens een gelijktijdig ingezette tackle op dezelfde tegenstander – op elkaar gebotst, waarbij [verzoeker] letsel aan zijn hoofd heeft opgelopen. [verzoeker] heeft diezelfde dag nog het Radboudziekenhuis te Nijmegen bezocht, alwaar een kneuzing van het evenwichtsorgaan is geconstateerd.

2.4.

Bij brief van 9 april 2008 heeft [verzoeker] het ROC Nijmegen aansprakelijk gesteld voor de door hem – ten gevolge van het hierboven beschreven ongeval – geleden en nog te lijden schade. Het ROC Nijmegen heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen. Partijen hebben nadien (schriftelijk) met elkaar gecommuniceerd over de aansprakelijkheidsvraag. Tot een minnelijke regeling is het niet gekomen.

3 Het verzoek en het verweer daartegen

3.1.

[verzoeker] verzoekt de rechtbank te bepalen / voor recht te verklaren dat het ROC Nijmegen aansprakelijk is voor de door [verzoeker] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van het hem overkomen ongeval op 14 maart 2005, met veroordeling van het ROC Nijmegen in de door [verzoeker] gemaakte kosten ter zake deze procedure, begroot op € 5.243,00 te vermeerderen met BTW en kantoorkosten (6%) in geval geen verschijning van partijen wordt gelast, dan wel € 6.713,00 te vermeerderen met BTW en kantoorkosten (6%) indien wel een verschijning van partijen wordt gelast, alsmede de door hem betaalde griffierechten.

3.2.

Aan zijn verzoek heeft [verzoeker] bij verzoekschrift ten grondslag gelegd dat het ROC Nijmegen in de op haar als school rustende zorgplicht te kort is geschoten. Het ROC Nijmegen/[naam] heeft de introductieles rugby niet juist ingericht door de stappen voorafgaand aan het daadwerkelijk beoefenen van de sport rugby in teamverband en met wedstrijdelement in een te hoog tempo door te nemen en deels over te slaan. Het ROC Nijmegen heeft de onervaren leerlingen de techniek van rugby dan ook onvoldoende bijgebracht. Bovendien heeft het ROC Nijmegen de leerlingen geen beschermende kleding laten dragen. Hierdoor heeft het ROC Nijmegen een groot risico genomen. Rugby is immers een risicovolle contact sport, waarbij de frequentie op letsel hoog is en de impact daarvan van ernstige aard kan zijn. Een en ander klemt te meer nu het in onderhavig geval gaat om CIOS-leerlingen, die meer dan andere leerlingen een grote druk tot presteren ervaren en daardoor een wedstrijd fanatiek betreden. Hierdoor is een rugby-les voor CIOS leerlingen ook risicovoller dan voor andere leerlingen. Het ROC Nijmegen was hiermee bekend, althans had dat kunnen zijn, en heeft daarmee met de inrichting van de rugbyles onvoldoende rekening gehouden.

Ter onderbouwing van een en ander heeft [verzoeker] gewezen op een verklaring van de moeder van [verzoeker] waarin zij aangeeft dat [naam] haar heeft gezegd dat het dragen van een beschermende helm op zijn plaats was geweest. Ook is gewezen op het feit dat rugbylessen na het ongeval met [verzoeker] uit het lesprogramma van de CIOS opleiding zijn geschrapt.

Voor de gevolgen van het ongeval is het ROC Nijmegen als werkgever van [naam] ex artikel 6:170 BW, jegens [verzoeker] aansprakelijk op grond van artikel 6:74 BW, dan wel op grond van artikel 6:162 BW, aldus [verzoeker].

3.3.

In reactie op hetgeen bij verzoekschrift is aangevoerd, heeft het ROC Nijmegen primair aangevoerd dat [verzoeker] zijn klachtplicht heeft geschonden. Subsidiair heeft het ROC Nijmegen betwist dat zij (althans [naam]) onrechtmatig dan wel onzorgvuldig heeft gehandeld bij het geven van de rugbyles op 14 maart 2005. De rugbylessen – en ook die op 14 maart 2005 – worden immers volgens een vast schema en op een verantwoorde wijze opgebouwd, waarbij eerst de verschillende onderdelen van het rugbyspel, afzonderlijk, worden geoefend. Aan het slot van de les wordt dan, indien daarvoor nog tijd is, een wedstrijdje gespeeld. Het spelen van een wedstrijdje rugby aan het einde van de les is zeer gebruikelijk en volgens haar zeker niet onzorgvuldig.

Erkend is dat tijdens de les en tijdens het wedstrijdje rugby geen helm werd gedragen. Volgens het ROC Nijmegen is bij het rugbyspel een helm ook geen normaal attribuut. Het dragen van een helm is zelfs verboden omdat alle harde materialen verboden zijn. Wel bestaat er een zogenaamde scrumcap, een zachtleren hoofd- en oorbedekking, maar deze heeft als functie het voorkomen van bloemkooloren en schrammen. In de rugbysport wordt vrijwel nooit gebruik gemaakt van deze scrumcaps, ze zijn ook zeker niet voorgeschreven. Dat het ROC Nijmegen tijdens de rugbyles en het wedstrijdje de leerlingen geen helm heeft laten dragen brengt dan ook niet met zich mee dat het ROC Nijmegen in strijd met een op haar rustende zorgplicht heeft gehandeld, aldus het ROC Nijmegen.

Het ROC Nijmegen heeft voorts betwist dat rugby een risicovolle sport is. Volgens haar komen botsingen met hoofden nauwelijks voor. Rugby is volgens het ROC Nijmegen een gewoon onderdeel van de CIOS opleiding.

Het [verzoeker] overkomen ongeval is naar het oordeel van het ROC Nijmegen een uitermate ongelukkige samenloop van omstandigheden, een ongeluk, waarvan haar in ieder geval geen verwijt kan worden gemaakt.

Met betrekking tot de overgelegde verklaring van de moeder van [verzoeker] heeft het ROC Nijmegen betwist dat [naam] gezegd zou hebben dat het dragen van een helm op zijn plaats zou zijn geweest. Verder is betwist dat de rugbylessen uit het lesprogramma van de CIOS-opleiding zijn geschrapt vanwege het [verzoeker] overkomen ongeval.

3.4.

[verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling de toepasselijkheid van artikel 6:89 BW betwist en in het kader van de gestelde schending van de zorgplicht nog het volgende aangevoerd. Gezien de onervarenheid van de leerlingen met rugby en het feit dat rugby een intensieve contactsport is, had [naam] meer tijd moeten inruimen voor instructies en oefeningen. [naam] had daarbij ook de leerlingen duidelijk moeten onderverdelen in ‘aanvallers’ en ‘verdedigers’ (zo nodig met gebruikmaking van nummering) en hen moeten leren wat ze moeten aangeven indien zij een speler willen tackelen, zodat een ander dat nalaat en het risico op een gelijktijdige tackle, zoals zich heeft voorgedaan, beperkt is. In de rugby sport bestaan daarvoor concrete kreten die [naam] de leerlingen had moeten uitleggen (“wait up”). Dat had gezorgd voor een overzichtelijke en veilige wijze van spelen van rugby. Deze instructies zijn evenwel niet gegeven, met het ongeval tot gevolg.

Voorts is aangevoerd dat er in de rugbysport wel degelijk veiligheidsattributen bestaan ter bescherming van het lichaam. Zo zijn er ‘tackle bags’ die bescherming bieden bij het uitvoeren van een tackle. Daarvan is geen gebruik gemaakt. Voorts biedt de professionele sportmateriaal aanbieder Decathlon een rugbyhelm aan die ten doel heeft de speler te beschermen. Ook daarvan is geen gebruik gemaakt.

Ook is aangevoerd dat rugby wel degelijk een risicosport is vanwege de grote kans op hersenletsel, waarbij [verzoeker] heeft gewezen op de site van het NOC*NSF.

[verzoeker] heeft verder nog gewezen op uitlatingen van rugby professional Steve Johnson waaruit volgt dat bij het lesgeven van rugby aan beginners iedere mogelijke vorm van bescherming moet worden ingezet. Deze kennis had bij een professionele sportopleiding als het ROC Nijmegen bekend mogen worden verondersteld, aldus [verzoeker].

4 De beoordeling

4.1.

De rechtbank constateert allereerst dat [verzoeker] in zijn verzoekschrift ook nog is ingegaan op gebeurtenissen die na het ongeval hebben plaats gevonden ([naam] zou niet adequaat hebben gehandeld). Die gebeurtenissen zijn echter niet ten grondslag gelegd aan de stelling dat het ROC Nijmegen aansprakelijk is voor de geleden schade, zodat die ook verder buiten beschouwing zullen worden gelaten.

4.2.

De rechtbank stelt vast dat [verzoeker] aan zijn stelling dat het ROC Nijmegen aansprakelijk is voor (de gevolgen van) het hem op 14 maart 2005 overkomen ongeval bij verzoekschrift in de kern ten grondslag heeft gelegd dat 1) ten onrechte geen hoofdbescherming tijdens de rugbyles is gedragen en 2) dat het onverantwoord is geweest om de leerlingen aan het einde van een eerste introductieles een wedstrijdje rugby te laten spelen. Op die twee verwijten heeft het ROC Nijmegen bij verweerschrift gereageerd.

4.3.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] aan zijn hiervoor weergegeven stellingen nieuwe grondslagen toegevoegd, althans de reeds aangevoerde grondslagen nader ingekleurd (hiervoor weergegeven onder r.o. 3.4.). Zo is onder meer concreet aangevoerd dat [naam] tijdens de les de leerlingen de in het rugbyspel gebruikelijke kreten had moeten aanleren. Verder is aangevoerd dat tijdens de rugbyles gebruik gemaakt had moeten worden van bescherming-biedende tackle bags. Ook is aangevoerd dat er een rugbyhelm van aanbieder Decathlon is die ten doel heeft te beschermen tegen schokken. Een en ander had het ongeval kunnen voorkomen, aldus [verzoeker].

4.4.

De rechtbank oordeelt dat deze nieuwe stellingen, indien zij zouden vaststaan, van belang kunnen zijn bij de beoordeling van de aansprakelijkheidsvraag. Het ROC Nijmegen is op de mondelinge behandeling echter voor het eerst met deze nieuwe stellingen/inkleuringen geconfronteerd en zij heeft daartegen – overvallen als zij daardoor was – geen verweer kunnen voeren. Een volwaardig debat heeft daardoor niet kunnen plaatsvinden. Voor een akte-wisseling is in een deelgeschilprocedure, gelet op het karakter daarvan, echter geen plaats, net zomin als eventuele daarop volgende instructie. De deelgeschilprocedure is immers bedoeld om tussen partijen vastgelopen onderhandelingen weer vlot te trekken door, kort gezegd, op een – de partijen verdeeld houdend – geschilpunt op snelle wijze in een vlotte procedure te beslissen. Een en ander betekent dat het verzoek niet toewijsbaar is. Gelet daarop zal hetgeen partijen voor het overige naar voren hebben gebracht (onder meer met betrekking tot de schending van de klachtplicht) niet worden beoordeeld.

4.5.

Dan de kosten. Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt. Daarbij geldt een dubbele redelijkheidstoets: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn (MvT, Kamerstukken II, 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 18).

4.6.

[verzoeker] heeft in dat kader verzocht het ROC Nijmegen te veroordelen in de kosten van het geding, met het verzoek terzake van het honorarium van de advocaat deze kosten aan de zijde van [verzoeker] te begroten op € 6.713,00 (uurtarief van € 245,00 exclusief BTW en kantoorkosten, 27,4 uren inclusief mondelinge behandeling van het verzoek) te vermeerderen met het verschuldigde griffierecht.

4.7.

Het ROC Nijmegen heeft tegen de hoogte van het hiervoor genoemde bedrag verweer gevoerd. Volgens haar is een uurtarief van € 220,00 (inclusief kantoorkosten en exclusief BTW) redelijk en is verder het aantal uren te fors bemeten.

4.8.

De rechtbank oordeelt als volgt. Het opgevoerde uurtarief komt de rechtbank bovenmatig voor. Een uurtarief van € 225,00 (inclusief kantoorkosten en exclusief BTW) is naar het oordeel van de rechtbank redelijk. Gelet op de complexiteit van de zaak is de rechtbank verder van oordeel dat een totaal aantal uren van 20 redelijk en passend is. Vermeerderd met het griffierecht (€ 282,00) bedraagt het totaal te begroten bedrag dan € 5.727,00.

4.9.

De rechtbank zal het ROC Nijmegen niet veroordelen in de begrote kosten, aangezien de aansprakelijkheid van het ROC Nijmegen voor de door [verzoeker] geleden schade niet vaststaat en derhalve onzeker is of voor veroordeling op de voet van artikel 6:96 BW een grondslag bestaat.

5 De beslissing

De rechtbank,

5.1.

wijst de verzoeken af,

5.2.

begroot de kosten van de behandeling van het verzoek aan de zijde van [verzoeker] op € 5.727,00.

Deze beschikking is gegeven door mr. S.C.P. Giesen en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2014.

Cc: AB

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey