Rb, deelgeschil: voorschot op BGK toegewezen, bestede tijd en uurtarief € 240,- redelijk

Samenvatting:

Benadeelde verzoekt een aanvullend voorschot van € 11.945,48 op de BGK. Letsel benadeelde: hielbeen-, heup- en dijbeenhalsfractuur, ribfacturen, geperforeerde long; ongeval 2011, nog geen medische eindtoestand. Aanvankelijk aansprakelijkheid erkend voor 70%, later 100%.
Op eerste BGK-factuur van € 23.376,44 is € 14.000,00 bevoorschot; op tweede factuur van € 6926,04 is € 4357,00 bevoorschot. De rechtbank wijst het verzoek toe. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raadsman naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht dat er vele interventies van de raadsman nodig zijn geweest die tijd hebben gekost. Het uurtarief van € 240,00 acht de rechtbank niet onredelijk voor hem als ervaren letselschadeadvocaat; 6% kantoorkosten is evenmin ongebruikelijk. Voor wat betreft de gehanteerde tijdseenheid van 10 minuten is niet gebleken dat enkel door het werken met deze tijdseenheid (qua afronding) onredelijk meer tijd is gedeclareerd. Weliswaar speelt bij de omvang van de BGK ook een rol de (uiteindelijke) schadeomvang, maar het enkele feit dat verzekeraar tot op heden een bedrag van € 25.000 heeft bevoorschot op de (uiteindelijke) schade maakt niet dat de BGK niet in zijn geheel voor vergoeding in aanmerking komen. Kosten deelgeschil: € 5023,62.

ECLI:NL:RBMNE:2014:7325
Instantie: Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak: 17-12-2014
Datum publicatie: 22-01-2015
Zaaknummer: C/16/379826 / HA RK 14-243
Rechtsgebieden: Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Deelgeschil. Aanvullend voorschot buitengerechtelijke kosten
Vindplaatsen: Rechtspraak.nl

Uitspraak
beschikking
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/379826 / HA RK 14-243 MAR
Beschikking van 17 december 2014 (bij vervroeging)

in de zaak van

[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. F.B. van Batenburg,

tegen

de naamloze vennootschap ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
verweerster,
advocaat mr. D.J. van der Kolk.

Partijen worden hierna [verzoeker] en ASR genoemd.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het verzoekschrift ter behandeling van een deelgeschil ex artikel 1019w Rv, ter griffie ingekomen op 27 oktober 2014;
– het verweerschrift, ter griffie ingekomen op 5 december 2014;
– de brief van 10 december 2014 namens [verzoeker];
– de mondelinge behandeling op 11 december 2014, waarvan aantekening is gehouden;
– de pleitaantekeningen van mr. Van Batenburg.
1.2. Vervolgens is uitspraak bepaald.

2 De feiten

2.1. Op 19 september 2011 is [verzoeker] betrokken geraakt bij een verkeersongeval. [verzoeker] is met zijn auto frontaal in botsing gekomen met een plotseling naar links afslaande auto, waarvan de automobilist verzekerd was bij ASR.
2.2.
Als gevolg van het ongeval heeft [verzoeker] een rechterhielbeenfractuur, een rechterheupfractuur, een dijbeenhalsfractuur, zeven ribfacturen, een geperforeerde long en diverse kneuzingen opgelopen.
Er is momenteel nog geen sprake van een medische eindtoestand.
2.3.
Nadat ASR zich in eerste instantie op het standpunt heeft gesteld 70% van de schade van [verzoeker] te vergoeden heeft ASR op 18 september 2014 aansprakelijkheid erkend en aangegeven de volledige schade te vergoeden.
2.4. ASR heeft een bedrag van € 25.000,00 aan [verzoeker] bevoorschot op gemaakte kosten en gederfde inkomsten.
2.5. Met een eerste factuur van 10 oktober 2013 heeft de raadsman van [verzoeker] ter zake van buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 23.376,44 inclusief btw bij ASR ingediend.
ASR heeft op deze factuur € 14.000,00 bevoorschot.
2.6. Met een tweede factuur van 18 september 2014 heeft de raadsman van [verzoeker] ter zake van buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 6.926,04 inclusief btw bij ASR ingediend.
ASR heeft op deze tweede factuur € 4.357,00 bevoorschot.

3 Het deelgeschil

3.1. [verzoeker] verzoekt de rechtbank om ASR te veroordelen tot betaling van een aanvullend voorschot voor buitengerechtelijke kosten van € 11.945,48 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2013. [verzoeker] verzoekt de rechtbank ook om ASR te veroordelen tot betaling van de kosten van dit deelgeschil.
3.2. Aan dit verzoek legt [verzoeker] het volgende ten grondslag. ASR heeft een deel van de facturen voor buitengerechtelijke kosten niet betaald. [verzoeker] is van mening dat ASR ook het resterende bedrag op voorschotbasis dient te voldoen. Er wordt voldaan aan de dubbele redelijkheidtoets. Dit is een complexe letselschadezaak en de gemaakte kosten zijn reëel. Het uurtarief en kantoorkosten zijn gebruikelijk en niet buitensporig. De hoogte van de uiteindelijke schadevergoeding is niet bepalend, de te verrichten werkzaamheden door de raadsman blijven hetzelfde.
3.3. ASR voert gemotiveerd verweer.
3.4. De rechtbank zal hierna, indien en voor zover nodig, nader ingegaan op de standpunten van partijen.

4 De beoordeling

4.1. Partijen verschillen van mening over de mate waarin de buitengerechtelijke kosten vergoed moeten worden door ASR. ASR is van mening dat het totaal in rekening gebrachte bedrag de dubbele redelijkheidstoets niet kan doorstaan.
Er wordt een uurtarief van € 240,00 gehanteerd. Dit is te hoog, zeker wanneer daar nog kantoorkosten van 6% bijkomen. Bovendien wordt er ook nog met tijdseenheden van 10 minuten gewerkt in plaats van met de gebruikelijke tijdseenheid van 6 minuten. Ook dit is niet redelijk. Daarbij komt dat het door ASR betaalde bedrag van € 18.000,00 ter zake van buitengerechtelijke kosten niet onredelijk is afgezet tegen het uitgekeerde voorschot op de schade.
4.2. Bij de beoordeling van dit verzoek stelt de rechtbank voorop dat de kosten waarvan betaling wordt gevraagd, voor vergoeding in aanmerking komen wanneer sprake is van redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Bij de beoordeling van het verzoek zal de rechtbank dus de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets hanteren. Dit betekent dat zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten redelijk moeten zijn.
Tussen partijen is niet in geschil dat het redelijk is dat [verzoeker] gezien het hem overkomen ongeval kosten maakt, waaronder kosten van rechtsbijstand. De discussie ziet op de omvang van deze kosten van rechtsbijstand.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raadsman van [verzoeker] een toelichting gegeven op de door hem verrichte werkzaamheden. De rechtbank is van oordeel dat daarmee voldoende is toegelicht dat er vele interventies van de raadsman nodig zijn geweest die tijd hebben gekost. Het door de raadsman van [verzoeker] gehanteerde uurtarief van € 240,00 acht de rechtbank niet onredelijk voor hem als ervaren letselschadeadvocaat. De toepassing van 6% kantoorkosten is evenmin ongebruikelijk en maakt het uurtarief ook niet onredelijk. Voor wat betreft de gehanteerde tijdseenheid van 10 minuten is niet gebleken dat enkel door het werken met deze tijdseenheid (qua afronding) onredelijk meer tijd is gedeclareerd en/of de totaal aan de zaak bestede tijd niet (meer) representatief is voor of in redelijke verhouding staat met dit dossier. Weliswaar speelt bij de omvang van de post buitengerechtelijke kosten ook een rol de (uiteindelijke) schadeomvang, maar het enkele feit dat ASR tot op heden een bedrag van € 25.000,00 heeft bevoorschot op de (uiteindelijke) schade maakt niet dat de buitengerechtelijke kosten niet in zijn geheel voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank zal het verzoek dus toewijzen.
4.3. De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen zoals hierna in het dictum vermeld, een en ander op grond van het bepaalde in artikel 6:119 BW gelezen in samenhang met artikel 6:83 aanhef en onder a BW.
4.4. De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij ook de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen (ook indien een verzoek niet wordt toegewezen). Bij de begroting daarvan dient de rechtbank ook de dubbele redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten dus redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
[verzoeker] maakt aanspraak op een bedrag van € 5.023,62, inclusief griffierecht van € 868,00 en btw (13,50 uur á € 240,00 te vermeerderen met 6% kantoorkosten).
Volgens ASR is een aantal van 8 uren redelijk. Met betrekking tot het uurtarief voert ASR aan dat een bedrag van € 240,00 plus kantoorkosten te hoog is en dat een uurtarief van € 220,00 inclusief kantoorkosten gehanteerd zou moeten worden.
De onderhavige zaak betreft naar het oordeel van de rechtbank een voor wat betreft de omvang en complexiteit ervan beperkt en overzichtelijk deelgeschil. Het aan het deelgeschil bestede en opgegeven aantal uren is daarmee naar het oordeel van de rechtbank in overeenstemming. Voor wat betreft het gehanteerde uurtarief verwijst rechtbank naar hetgeen zij hiervoor onder 4.2. heeft overwogen. De met de opstelling van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak gemoeide, redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW zullen door de rechtbank dan ook worden begroot op € 5.023,62. ASR zal tot betaling daarvan aan [verzoeker] worden veroordeeld.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1. veroordeelt ASR tot betaling van een aanvullend voorschot ter zake van buitengerechtelijke kosten van € 11.945,48 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2013 over € 9.376,44 en vanaf 25 september 2013 over € 2.389,04;

5.2. begroot de kosten van het deelgeschil op € 5.023,62 en veroordeelt ASR tot betaling daarvan aan [verzoeker].

Deze beschikking is gegeven door mr. H.M.M. Steenberghe en in tegenwoordigheid van mr. M.A. Rademaker, griffier, in het openbaar uitgesproken op 17 december 2014.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey