Rb, deelgeschil: vorkheftruckchauffeur aansprakelijk voor letsel door achteruit rijden; 50% eigen schuld, 100% vergoeding na billijkheidscorrectie
Benadeelde (vrachtwagenchauffeur) loopt letsel op tijdens loswerkzaamheden. Ter vaststelling van de toedracht wordt tijdens de mondelinge behandeling van het deelgeschil een descente gelast. 1. De rechtbank oordeelt op basis van verklaringen uit eerder gehouden voorlopig getuigenverhoor , de bevindingen tijdens de descente en tijdens de mondelinge behandeling afgelegde verklaringen dat heftruckchauffeur achteruit is gereden, zonder uit te kijken en acht de heftruckchauffeur aansprakelijk. 2. De rechtbank acht de werkgever van vorkheftruckchauffeur eveneens aansprakelijk ex art. 6:170 BW. 3. 50% eigen schuld benadeelde, omdat hij zich niet aan de instructies heeft gehouden, maar vergoedingsplicht blijft op grond van de billijkheid volledig in stand vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten.
LJN: CA1271, Rechtbank Rotterdam , C/11/98527 / HA RK 12-2026
Datum uitspraak: 29-05-2013
Datum publicatie: 29-05-2013
Rechtsgebied: Handelszaak
Soort procedure: Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Deelgeschil. Voorval op bedrijfsterrein waarbij vrachtwagenchauffeur letsel oploopt, als gevolg waarvan vier vingers moeten worden geamputeerd. Vraag of de werkgeefster van de heftruckchauffeur, die de vrachtwagen van de chauffeur aan het lossen was, aansprakelijk is voor een fout van de heftruckchauffeur. Ter vaststelling van de toedracht wordt tijdens de mondelinge behandeling van het deelgeschil een descente gelast, waarna eindbeschikking is gewezen. Daarin wordt het beschikbare bewijs besproken en aan de hand daarvan de toedracht vastgesteld. Vervolgens wordt beoordeeld of sprake is van een fout van de heftruckchauffeur, of de werkgeefster daarvoor aansprakelijk is en of sprake is van eigen schuld.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Team Handel
Zittingsplaats [woonplaats]
zaaknummer / rekestnummer: C/11/98527 / HA RK 12-2026
Beschikking van 29 mei 2013
in de zaak van
[Verzoeker]
wonende te Brussel (België),
verzoeker,
advocaat mr. H.A.P. Driessen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] PAPIERRECYCLING B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
2. de naamloze vennootschap
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
verweersters,
advocaat mr. A.T. Stevens.
Verzoeker wordt hierna aangeduid als [Verzoeker], verweerster 1 als [verweerster 1],
verweerster 2 als Reaal en verweersters tezamen als [beide verweersters]
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het verzoekschrift,
– het verweerschrift,
– de mondelinge behandeling op 10 oktober 2012,
– de pleitnota van mr. Driessen,
– het proces-verbaal van de op 30 januari 2013 gehouden descente en comparitie van partijen.
2. De feiten
2.1. Op vrijdag 24 juli 2009 heeft [Verzoeker] met zijn vrachtwagen een lading oud papier gelost op het terrein van [verweerster 1] aan de [adres] te [woonplaats].
2.2. De vrachtwagen van [Verzoeker] was voorzien van zgn. rongen, uit twee delen bestaande palen die in horizontale positie op de vloer van het laadgedeelte van de vrachtwagen worden geklikt alvorens hen in verticale positie te brengen. Over deze rongen bevindt zich het zeil dat de lading afdekt.
2.3. Tijdens of na de loswerkzaamheden is er iets voorgevallen waardoor [Verzoeker] letsel aan zijn rechterhand heeft opgelopen. Daarna zijn vier vingers van zijn rechterhand geamputeerd.
2.4. [verweerster 1] is tegen aansprakelijkheid verzekerd bij Reaal.
3. Het geschil
3.1. [Verzoeker] verzoekt – na wijziging van zijn verzoek – op de voet van artikel 1019w Rv dat de rechtbank voor recht verklaart dat [verweerster 1] en Reaal gehouden zijn de schade die hij heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het ongeval op 24 juli 2009 te vergoeden.
3.2. [verweerster 1] en Reaal voeren verweer, dat strekt tot afwijzing van het verzoek.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover van belang – ingegaan.
4. De beoordeling
Nietigheid, niet-ontvankelijkverklaring of afwijzing o.g.v. art. 1019 x lid 3 Rv?
4.1. [beide verweersters] voert als primair verweer aan dat [Verzoeker] – in strijd met hetgeen in artikel 1019x lid 3 Rv wordt voorgeschreven – volkomen nalaat om aan de hand van (bewijs)stukken inzicht te verschaffen in het beloop van de door hem gepretendeerde vordering (al is het maar bij benadering) en een zakelijk overzicht te geven van de inhoud en het verloop van de onderhandelingen over de vordering. Het verzoekschrift is daarom nietig, althans [Verzoeker] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, althans zijn vordering dient te worden afgewezen, aldus [beide verweersters] [Verzoeker] bestrijdt dit.
4.2. Naar het oordeel van de rechtbank leidt het niet of onvoldoende voldoen aan de in artikel 278 Rv gestelde (algemene) eisen niet tot nietigheid van het verzoekschrift. Hoewel de parlementaire geschiedenis bij de deelgeschilprocedure hierop niet ingaat, valt hetzelfde aan te nemen voor de in artikel 1019x lid 3 Rv genoemde bijzondere vereisten. Verder zijn er geen aanwijzingen dat het door [beide verweersters] gestelde, indien al juist, op zichzelf dient te leiden tot het niet-ontvankelijk verklaren van [Verzoeker] of tot directe afwijzing van zijn verzoek. Overigens is [beide verweersters] door de gestelde gebreken – indien en voor zover juist – niet onredelijk in haar belangen geschaad. Zij is immers in het geding verschenen en heeft uitgebreid inhoudelijk verweer gevoerd tegen het verzoek. Niet aannemelijk is dat de gestelde gebreken van dien aard zijn dat [beide verweersters] daardoor is benadeeld in het voeren van verweer. Het primaire verweer van [beide verweersters] wordt daarom verworpen verworpen.
Zaak (niet) geschikt voor behandeling in deelgeschil?
4.3. Subsidiair voert [beide verweersters] aan dat het verzoek zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in de artikelen 1019w–1019cc Rv.
4.4. De rechtbank overweegt dat de deelgeschilprocedure volgens de memorie van toelichting bij de Wet deelgeschilprocedure voor letsel– en overlijdensschade (hierna: de Wet Deelgeschillen) betrokkenen bij een geschil over letsel– en overlijdensschade de mogelijkheid biedt in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter in te schakelen, waardoor partijen een extra instrument in handen krijgen ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen (Kamerstukken II, 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 2). In de memorie van toelichting is voorts vermeld dat ook de aansprakelijkheidsvraag in een deelgeschilprocedure aan de orde kan komen. Net als bij andere deelgeschillen zal de rechter zich ook dan moeten afvragen of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de mogelijke totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure (Kamerstukken II, 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 10).
4.5. Dat na een beslissing op een deelgeschilverzoek een vaststellingsovereenkomst niet (direct) binnen handbereik ligt en er daarna nog verder zal moeten worden onderhandeld en/of nader onderzoek nodig zal zijn en/of zelfs nog één of meer deelgeschilprocedures nodig zijn, is geen beletsel. De wetgever heeft namelijk de mogelijkheid onder ogen gezien dat meerdere deelgeschilprocedures moeten worden gevoerd. Overigens betreft de aansprakelijkheidsvraag een geschil aan het begin van het traject van de minnelijke onderhandelingen en een oordeel van de rechtbank over de aansprakelijkheidsvraag zou, afhankelijk van de overige omstandigheden van het geval, buitengerechtelijke onderhandelingen op gang kunnen brengen. Het verzoek leent zich derhalve naar het oordeel van de rechtbank voor behandeling als deelgeschil. De omstandigheid dat nader onderzoek, bijv. door middel van een descente, nodig is (gebleken) maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank is van oordeel dat de bijdrage van de verzochte beslissing aan de mogelijke totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure.
Bewijs
4.6. Alvorens de vraag te beantwoorden wat de toedracht van het voorval op 24 juli 2009 is geweest en of daarbij sprake was van een fout van heftruckchauffeur [betrokkene 1] waarvoor [verweerster 1] als werkgever aansprakelijk is, zal de rechtbank hieronder het beschikbare bewijs, voor zover relevant, op een rij zetten.
4.7. Op 17 maart 2010 heeft mevrouw [betrokkene 3] als rapporteur van de Arbeidsinspectie een rapport opgemaakt naar aanleiding van het voorval op 24 juli 2009 (productie 2 verzoekschrift). Ten overstaan van de Arbeidsinspectie hebben [Verzoeker], [betrokkene 1] en [betrokkene 2] een verklaring afgelegd.
4.7.1. [Verzoeker] verklaarde volgens het rapport van de Arbeidsinspectie het volgende.
Op 24 juli 2009 om ongeveer 13.00-13.30 uur kwam hij bij [verweerster 1] aan. Hij zette zijn wagen neer en opende de zijkant door de palen aan de zijkant weg te halen. Daarna legde hij de palen op de grond. De heftruckbestuurder kwam en leegde de wagen. Toen de wagen leeg was en wilde hij de palen terugzetten. Daartoe moest hij deze eerst horizontaal in de houder zetten en daarna verticaal omhoog zetten. Hij had een paal in zijn handen aan de voorzijde van de wagen, ter plaatse van het middelste wiel. Hij had zijn linkerhand in het midden van de paal en zijn rechterhand aan het uiteinde van de paal. Hij had de paal al in horizontale positie geplaatst, zodat hij vast zat. Hij was bezig om de paal rechtop te zetten. Op dat moment raakte de achterzijde van de heftruck, de linkerhoek van de achterzijde, hem. Daarbij raakte de heftruck zijn rechterhand die bekneld raakte tussen de heftruck en de paal.
Hij viel op de grond.
4.7.2. [betrokkene 1], destijds als heftruckchauffeur in dienst van [verweerster 1], verklaarde volgens het rapport van de Arbeidsinspectie als volgt.
De chauffeurs moeten bij de heftruck uit de buurt blijven. Als ze in de buurt komen dan zegt hij dat ze uit de buurt moeten blijven. Als ze de rongen uit de wagen halen dan stopt hij even met werken. Altijd achteruit rijden.
Het doek van de vrachtwagen was omhoog geslagen op het dak. Hij zag de rongen zitten met een soort ijzeren deuren. Dat waren een soort rekken die aan de rechterzijde vastzaten met scharnieren. De linkerzijde kon je openen. Als de rekken open klapten dan ging dat naar je toe naar rechts. Als je het rek dicht deed dan kon je het vastzetten. Er zat een soort schuifje op.
De rekken stonden opengetrokken, opengeklapt.
Hij begon aan de achterkant van de wagen en maakte vak voor vak leeg.
De chauffeur deed de rekken iedere keer weer dicht waar hij was geweest. De chauffeur deed ze dicht en deed een soort dingetje naar beneden.
Hij pakte de laatste drie balen en reed naar voren om ze naast de andere drie balen te zetten. Die balen stonden ongeveer schuin naast de cabine. De vorken (van de heftruck) stonden naar de voorkant van de cabine.
Hij stond met de achterzijde naar de chauffeur en hoorde opeens iemand roepen: “He, een chauffeur valt.” Dat was een chauffeur die de wagen later ook dicht gemaakt heeft.
Hij stopte en keek en zag door de handschoen allemaal bloed. Hij heeft niets gemerkt of gezien. Hij begreep het niet helemaal. Hij heeft niet gevoeld dat hij hem geraakt zou hebben. Hij heeft het niet gezien, hij zou het niet weten.
4.7.3. [betrokkene 2], vrachtwagenchauffeur (in dienst van derden) verklaarde volgens het ongevalsrapport van de Arbeidsinspectie als volgt.
Hij heeft gezien dat de laatste baal van de vrachtwagen van [Verzoeker] er met een heftruck met een klem uit ging.
De chauffeur (van de vrachtwagen) stond links van de heftruck. Hij kon niet zien wat hij aan het doen was. Hij heeft niet gezien of hij iets vasthield.
Toen draaide de heftruck met de baal weg, hij reed daarbij achteruit. Toen zag hij de chauffeur vallen. Hij zag dat het niet goed ging, maar het ging te snel. Hij (chauffeur) moet een klap van iets gehad hebben. Hij heeft niet gezien of hij iets vast had, dat kon hij niet zien, omdat hij deels achter de baal en de heftruck zat. Alleen zijn hoofd kwam boven de baal uit. Zijn hand zat niet vast, want dan kun je niet wegvallen. Toen viel hij op de grond, de heftruck reed achteruit en toen zag hij de chauffeur op de grond liggen.
Hij heeft de wagen (van [Verzoeker]) later dichtgemaakt. Het was een vrachtwagen met hekken. Die hekken waren er op dat moment uit en die lagen in de wagen. De rongen waren eruit en die lagen onder de trailer op de grond. Hij heeft de rongen van de grond opgeraapt en in de wagen gelegd.
Hij heeft de rongen en de hekken erin gehangen en het zeil erover gedaan.
Hij ([Verzoeker]) moet in ieder geval een klap gehad hebben. Hij moet geraakt zijn met de heftruck, denkt hij, hoe dat precies gebeurd zal zijn weet hij niet.
4.7.4. De inspecteur van de arbeidsinspectie, [betrokkene 3], noteert in haar rapport het volgende.
Naar aanleiding van een bezoek op 5 januari 2010 waarbij foto’s van de hekken en rongen zijn genomen, heeft een soort reconstructie plaatsgevonden.
Zij zag dat de horizontale stang van het rek minder breed was dan de breedte van (zijn) een hand. Het leek haar zeer onwaarschijnlijk dat hierdoor de gehele hand van [Verzoeker] bekneld zou zijn geraakt en dat hij daardoor zijn vingers allemaal kwijt zou zijn geraakt. Bijvoorbeeld doordat het hek dichtgevallen zou zijn met een smak.
Ook leek het niet waarschijnlijk dat zijn hand tussen de hendels bekneld zou zijn geraakt.
Het leek ook niet direct waarschijnlijk dat zijn hand tussen het bovenste gedeelte (grijze deel) en het onderste gedeelte (rode deel) van de rongen bekneld zou zijn geraakt.
Doordat [Verzoeker] tijdens de werkzaamheden handschoenen droeg waren er geen bloedsporen te vinden en kon er ook niet op het materiaal terug gevonden worden waar het mogelijk precies was gebeurd.
Naar aanleiding van het bestuderen van de vrachtwagen leek het niet waarschijnlijk dat [Verzoeker] bekneld zou zijn geraakt tussen onderdelen (het hek en/of de rongen) van de vrachtwagen. Gezien de hoogte van de heftruck en de hoogte waarop de heer [Verzoeker] zijn hand gehouden zou hebben zou het mogelijk kunnen zijn geweest dat beknelling tussen de hand en heftruck zou hebben plaatsgevonden.
4.8. Crawford Personenschade heeft in opdracht van Reaal op 5 juli 2010 een rapport uitgebracht waarin onder meer het volgende staat.
[betrokkene 1] is verzocht te tekenen op welke wijze hij met de heftruck is weg gereden. Op basis van deze tekening met toelichting is duidelijk geworden dat [betrokkene 1] de balen papier eerst naast de trailer op de grond heeft gezet. Vervolgens heeft hij de balen papier opgepakt (met de lepels) en is hij met de lepels achter zich aan (in verband met het vereiste zicht) – richting de opslagplaats van verzekerde gereden. Als gevolg van deze beweging is het niet mogelijk dat [Verzoeker] is geraakt met de linkerachterzijde van de heftruck. Indien en voor zover [Verzoeker] door de heftruck zou zijn geraakt dan zou hij door de linkervoorzijde – oftewel de balen papier – moeten zijn geraakt.
Het is onwaarschijnlijk dat wederpartij bekneld is komen te zitten tussen de rong en de heftruck.
Gelet op de constructie van de vrachtwagen, het slechte weer, het letsel van wederpartij, alsmede het feit dat de heftruckchauffeur niets heeft gemerkt en niemand een aanrijding heeft gezien, is de oorzaak van het onderhavige evenement veel eerder gelegen in het wegklappen van een rong en/of het dichtvallen van een hek.
4.9. Op verzoek van [Verzoeker] heeft een voorlopig getuigenverhoor plaats-gevonden. In dat kader zijn op 14 februari 2011 gehoord [Verzoeker] zelf en [betrokkene 2] in enquête en is op 29 november 2011 in contra-enquête gehoord [betrokkene 1], waarvan proces-verbaal is opgemaakt (producties 6 en 7 verzoekschrift).
4.9.1. [Verzoeker] verklaarde als volgt.
Op de vrachtwagen zitten vier stangen en daar zijn vijf vakken. Voor elk vak zit een hek. Die hekken zitten vast aan scharnieren. Je kunt de hekken openklappen, je kunt ze ook eruit halen. Hij heeft enkele, de middelste, hekken losgemaakt en de voorste hekken aan beide zijden van de vrachtauto vanuit de scharnieren opengeklapt. De buitenste hekken heeft hij opengeklapt en de middelste hekken heeft hij eruit gehaald.
Bij het lossen van het laatste vak zijn de laatste twee vakken en hekken open gebleven. Het laatste hek was opengeklapt. Er waren twee stangen uitgehaald. Toen de lading eruit was en de vrachtauto dus leeg was heeft hij de laatste twee stangen, die beiden bestaan uit twee delen weer vast gezet, althans daar was hij mee bezig op het moment van het ongeval. Dit stangen had hij op een daarvoor bedoelde plaats in de vrachtauto vastgezet. De stang lag toen nog horizontaal. Op het moment dat hij de stang weer wilde vastzetten werd hij geraakt.
De vrachtauto is uitsluitend aan de rechterzijde gelost. Alleen de rechterzijde was dus open.
Hij was de een na laatste paal aan het terugplaatsen op het moment dat het ongeval plaatsvond.
De stang is ongeveer 2 à 2,5 cm dik en ongeveer 1 à 1,5 meter lang. De stang bestaat uit twee delen. Het bovenste deel wordt vastgezet in het plafond van de vrachtauto en het onderste deel, dat dus ongeveer 1 à 1,5 meter lang is, wordt in een daarvoor bedoelde plaats in de vrachtauto geplaatst.
Op het moment van het ongeval had hij het uiteinde van de stang in de palm van zijn rechterhand. De stang bevond zich op dat moment in een horizontale positie. Hij hield de paal aan het uiteinde vast om hem in de vrachtauto te kunnen duwen. Hij stond met mijn rug gekeerd naar de heftruck, althans hij keek in de richting van de vrachtauto terwijl hij daarmee bezig was. Hij heeft de heftruck niet zien aankomen. Hij heeft geen geluid gehoord.
Hij weet niet of hij door de voor- of de achterzijde van de heftruck is geraakt.
Direct nadat het ongeval plaatsvond is hij gevallen. De heftruck bevond zich naast hem.
Hij lag in de lengterichting voor de vrachtauto met zijn hoofd naar de achterzijde van de vrachtauto gericht. De heftruck bevond zich rechts van hem. De voorzijde van de heftruck was op dat moment gericht naar de uitgang. De heftruck had klemmen welke dus ook wezen richting uitgang.
Direct voor het ongeval plaatsvond heeft hij de heftruck niet gezien. Daarvoor tijdens het lossen natuurlijk wel.
Hij is niet bekneld geraakt tussen delen van de stang. Hij is ook niet bekneld geraakt tussen het hek, dat is onmogelijk. Op het moment van het ongeval was hij immers bezig om de stang terug te plaatsen. Het hek was op dat moment open en moest nog worden teruggeplaatst.
Hij moest bij de vrachtauto blijven. Dat is logisch als hij de vrachtauto moet openmaken. Hij moest gedurende het hele proces van lossen aanwezig zijn. Hij maakte de vrachtauto open, haalde de stangen en hek van het te lossen vak weg/los, nadat het vak gelost was moest hij dat meteen weer dichtmaken, althans in ieder geval dient één stang direct te worden teruggeplaatst vanwege de stabiliteit van de constructie, vervolgens moet hij dan snel de volgende twee stangen en hek losmaken/openmaken om het volgende vak te kunnen laten lossen.
4.9.2. [betrokkene 2] verklaarde het volgende.
Hij zag de chauffeur die bezig was om de laatste of een na laatste stang/rong terug in de vrachtauto te plaatsen. Rechts van de chauffeur bevond zich de heftruck. De heftruck haalde de laatste baal uit de vrachtauto. Nadat de heftruck de laatste baal uit de vrachtauto had getild reed de heftruck achteruit en draaide daarbij naar rechts weg. Bij die draaiende achterwaartse beweging heeft de heftruck de chauffeur geraakt die vervolgens is gevallen. Hij heeft de chauffeur voortdurend gezien, behalve op het moment dat de heftruck de achterwaartse draaiende beweging maakte, omdat toen de baal in zijn gezichtsveld zat. Dat moment zal ongeveer drie seconden hebben geduurd. Het moment waarop de heftruck de chauffeur heeft geraakt heb ik niet heb gezien omdat toen de baal ervoor zat.
Het is uitgesloten dat de chauffeur tussen de rong bekneld is geraakt zonder toedoen van de heftruck. Het mechaniek van de rong is zodanig gebouwd dat een zodanig ernstige beknelling niet mogelijk is. De chauffeur kan niet tussen de hekken bekneld zijn geraakt, want die waren op het moment van het ongeval niet aanwezig. De kleppen waren ook naar beneden dus daartussen kon de chauffeur ook niet bekneld zijn geraakt.
4.9.3. [betrokkene 1] verklaarde als volgt.
Hij was een wagen aan het lossen en was bijna klaar. De laatste vier balen moesten eruit, hij had eerst de voorste stapel van twee balen gepakt met de klem van de heftruck en die op de grond naast de vrachtwagen gezet. Vervolgens heeft hij de twee balen gepakt die op elkaar stonden in het verste deel van de vrachtwagen die verplaatst naar de open kant, neergezet in de vrachtwagen en vervolgens weer opgepakt met de klemmen en ze neergezet naast de andere twee balen. Daarna heeft hij de vier balen tegelijk opgepakt met de klemmen van de heftruck.
Vervolgens is hij naar rechts weggereden met de heftruck. Daarbij draaide hij van de vrachtwagen af. Hij hoorde iemand roepen de chauffeur valt. Hij weet niet wie er riep. Toen hij wegdraaide stond de chauffeur ongeveer één meter van de heftruck af. Hij had hem al een paar keer gewaarschuwd met een afwerend gebaar dat hij afstand moest houden. Na de uitroep dat de chauffeur was gevallen is hij meteen gestopt. Hij zag de chauffeur liggen op de grond aan zijn linkerkant op ongeveer twee meter van de heftruck af. Er lag een stuk ijzer naast de chauffeur, dat was een rol (rong? toevoeging rechtbank) van de vrachtwagen.
Hij heeft deze chauffeur op die dag een paar keer met afwerende gebaren aanwijzingen gegeven die volgde hij soms wel en soms niet op. Hij is echter niet gestopt met het lossen van deze vrachtwagen omdat er geen andere vrachtwagen met lading was om te lossen. De keren dat hij niet zijn aanwijzingen opvolgde was de chauffeur te dichtbij. De procedure van het lossen van deze vrachtwagen werkte zo dat als hij van één vak de balen eruit had gehaald, hij de chauffeur wenkte, die de rong van dat vak er weer in zette en de volgende er weer uit haalde.
Hij weet niet wat er is gebeurd. Hij draaide weg met de heftruck en hoorde roepen.
Hij rijdt eerst een stukje vooruit met de lading voor hem en als hij voorbij de vrachtwagen is, dan gaat hij achteruit rijden naar de opslag toe. Dit is een werkwijze die hij altijd toepast en zijn collega’s ook.
4.10. Tijdens de descente hebben onder meer [Verzoeker], [betrokkene 1], [betrokkene 2] en inspecteur [betrokkene 3] een verklaring aflegd, zoals vastgelegd in het daarvan opgemaakte proces-verbaal.
4.10.1. [Verzoeker] verklaarde als volgt.
Hij hield de rong precies horizontaal toen hij werd geraakt door de heftruck. Hij denkt dat de heftruck hem van achteren heeft geraakt bij het draaien. Hij weet niet door welke kant van de heftruck hij is geraakt, want dat heeft hij niet gezien. Op het moment van de aanraking was de vrachtwagen helemaal leeg. Toen hij de rong terug wilde plaatsen, was de heftruck niet in de buurt. Hij kan zich niet herinneren of de heftruck ten tijde van het ongeval nog een baal papier in de klemmen had. Hij lag bij het eerste wiel van de aanhanger (foto 10). De rong was op de grond gevallen. De heftruck stond na het ongeval met zijn klemmen richting de cabine van de vrachtwagen. De palen en hekken lagen onder de vrachtwagen. Een enkele paal was vastgezet. Er was geen ander materiaal in de vrachtwagen. Alle spullen die los waren gehaald, lagen onder de vrachtwagen. Op het moment dat hij de rong in horizontale positie vast had, hing het bovenste stuk van de rong nog niet in de vrachtwagen. Zijn vingers waren verbrijzeld.
4.10.2. Tijdens de descente is aan [Verzoeker] gevraagd voor te doen hoe hij destijds ten tijde van het ongeval heeft gestaan. De rechtbank nam waar dat hij met een rong horizontaal geplaatst staat bij de eerste demonteerbare paal vanaf de cabine van de vrachtwagen (foto 5 en foto 6). De linkerhand bevindt zich aan het uiteinde van de rong bij de vrachtwagen. De rechterhand is geplaatst aan de achterzijde van de rong (foto 7). Het was de bedoeling dat met de rechterhand de rong omhoog zou worden geheven om op verticale wijze in de vrachtwagen te bevestigen door middel van een scharnierconstructie. De rechtbank meet met een meetlint de volgende afmetingen van de rong: 1,05 meter hoogte, 1,20 meter lengte en 16 centimeter breedte. De in eerste instantie door [betrokkene 4] (werkgever van [Verzoeker]) voorgedane positie is gemeten op 1,05 meter hoogte. De daarna door [Verzoeker] ingenomen positie is qua hoogte iets lager of vergelijkbaar gelet op zijn lengte in vergelijking tot die van zijn werkgever.
4.10.3. [betrokkene 1] heeft als volgt verklaard.
De chauffeur stond bij de vierde paal (foto 9). Hij pakte de twee laatste balen er aan de voorzijde van de vrachtwagen met de heftruck uit en zette die naast de andere balen op de grond. Hij is vervolgens achteruit gereden om de klemmen helemaal open te doen. De klem van de heftruck die hij destijds heeft bestuurd is volgens hem langer dan die van de heftruck die hij tijdens de descente zag. Hij stond iets verder met de heftruck ten opzichte van de vrachtwagen dan waar de heftruck tijdens de descente stond (foto 4, 5 en 6). Toen hij met de laatste balen bezig was, heeft hij over zijn schouder gekeken. Hij heeft de chauffeur toen bij de vierde paal zien staan. Hij is achteruit gaan rijden zonder nog een keer te kijken. Hij ging ervan uit dat de chauffeur stond te wachten bij de vierde paal, omdat hij hem daarvoor daar had zien staan. Hij reed recht achteruit. Hij weet niet meer hoeveel meter hij achteruit gereden is. Hij weet ook niet hoe groot de afstand tussen de heftruck en de chauffeur was. Hij heeft de chauffeur bij de derde paal zien liggen met de rong op de grond. De chauffeur lag in de lengte met de rong naast hem. Volgens hem heeft hij hem geraakt. Het voorste hek was open geklapt en de vrachtwagen was helemaal leeg. Hij heeft alleen de rong op de grond zien liggen naast de chauffeur. Hij heeft verder geen ander materiaal gezien. Hij denkt met ongeveer 10 kilometer per uur naar achteren gereden te hebben. De heftruck kan niet harder dan 30 kilometer per uur. Er zit een begrenzer op.
4.10.4. [betrokkene 2] heeft het volgende verklaard.
Op de dag van het ongeval zat hij in de cabine van zijn vrachtwagen. Hij stond in het verlengde van de vrachtwagen van [Verzoeker]. Hij kon niet in de vrachtwagen van [Verzoeker] kijken, maar vanuit zijn positie kon hij wel naast de vrachtwagen, erlangs, kijken. Hij zag de heftruck balen uit de vrachtwagen halen. Achteraf heeft hij gezien dat de vrachtwagen leeg was, dus hij concludeert dat hij had gezien dat de heftruckchauffeur de laatste balen eruit haalde. Het ongeval zelf heeft hij niet zien gebeuren omdat de balen papier (de balen papier in de klemmen van de heftruck) ervoor zaten. Hij heeft gezien dat de heftruck de balen papier vast had en naar rechts achteruit wegreed richting de cabine van de vrachtwagen. Op dat moment kreeg hij zicht op de chauffeur en zag hij dat hij ([Verzoeker]) al op de grond lag bij de eerste demonteerbare paal van de vrachtwagen (foto 11). De rong lag op de grond bij de chauffeur in de buurt. Achterin de vrachtwagen heeft hij naderhand hekken zien staan. Hij schat in, maar dat is natte vingerwerk, dat er hooguit anderhalve meter tussen de chauffeur en de heftruck heeft gezeten. Hij heeft na het ongeval de hekken en rongen in de vrachtwagen teruggeplaatst. Het bovenste gedeelte van de rong stond er toen niet in. Dat weet hij zeker omdat hij bezig is geweest na het ongeval alles in elkaar te krijgen. Dat was ingewikkeld. Hij heeft geen bloed gezien aan de rong die op de grond lag. Hij heeft ook geen bloed op de bevestigingspunten gezien. De hekken waren niet geplaatst over het geheel van de vrachtwagen.
4.10.5. [betrokkene 3] heeft het volgende verklaard.
Haar bevindingen zijn niet anders gaan luiden dan zij destijds heeft opgenomen in het ongevalsrapport d.d. 17 maart 2010. Zij heeft tijdens de descente [betrokkene 1] horen zeggen dat hij hem geraakt zou kunnen hebben. Haar staat nog bij dat [betrokkene 1] destijds had gezegd dat hij niets had gezien. Zij vond dat hij destijds nerveus overkwam. Voor haar is het het meest waarschijnlijk dat de beknelling tussen hand en heftruck heeft plaatsgevonden. Zij denkt dat de heftruckchauffeur hem geraakt zou kunnen hebben. Bij de rekken zou je, gelet op de breedte van de rekken, geen vier vingers kunnen kwijtraken. Je zou dan minder vingers hebben verloren. Een rek is immers minder breed dan je hand. In theorie kun je wel vier vingers kwijt raken gelet op de breedte van de rong als dat bekneld raakt (foto 7). Een beknelling bij het scharnier van de hendels acht zij niet waarschijnlijk, omdat [Verzoeker] rechtshandig is. Je zou dan hooguit je linkerhand ertussen kunnen krijgen. Bovendien moet je dan ook nog een optater krijgen om vier vingers kwijt te raken.
Toedracht?
4.11. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat de vier vingers van de rechterhand van [Verzoeker] bekneld zijn geraakt tussen de door [betrokkene 1] bestuurde heftruck en de rong van de vrachtwagen, toen [Verzoeker] die rong in de laadvloer van de vrachtwagen aan het plaatsen was (zie de verklaringen van partijgetuige (vgl. artikel 164 Rv) [Verzoeker] onder 4.7.1, 4.9.1 en 4.10.1 en de aanvullende verklaringen van [betrokkene 1] onder 4.9.3 en 4.10.3 en de constateringen van de rechtbank onder 4.10.2). [betrokkene 3], inspecteur bij de Arbeidsinpectie, acht dit ook het meest waarschijnlijk (zie 4.7.4 en 4.10.5).
4.12. Vast is komen te staan dat [Verzoeker] niet beklemd is geraakt tussen – of anderszins gewond is geraakt door – een of meer rongen en/of een of meer hekken van de vrachtwagen. Volgens de verklaringen van [betrokkene 2] (zie 4.7.3 en 4.10.4) en van [Verzoeker] (zie 4.10.1) lagen alle rongen (op één na) en de hekken onder, althans in de vrachtwagen. [betrokkene 3], inspecteur bij de Arbeidsinpectie, acht het ook niet waarschijnlijk dat [Verzoeker] beklemd is geraakt tussen of door rongen en/of hekken van de vracht-wagen. (zie 4.7.4 en 4.10.5)
4.13. Eveneens is komen vast te staan dat [betrokkene 1] met zijn heftruck achteruit reed toen hij [Verzoeker] raakte (zie de verklaringen van [betrokkene 1] onder 4.7.2 en 4.10.3 en van [betrokkene 2] onder 4.7.3, 4.9.2 en 4.10.4).
4.14. Tot slot neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [betrokkene 1], toen hij met (het lossen van) de laatste balen bezig was, over zijn schouder heeft gekeken, dat hij [Verzoeker] toen bij de vierde paal heeft zien staan en dat hij vervolgens achteruit is gaan rijden zonder nog een keer te kijken er vanuit gaande dat de chauffeur stond te wachten bij de vierde paal, omdat hij hem daarvoor daar had zien staan (zie zijn onder 4.10.3 opgenomen verklaring).
4.15. Het door [verweerster 1] en Reaal in het geding gebrachte rapport van Crawford, hiervoor onder 4.8 aangehaald, legt tegen het hiervoor besproken bewijs onvoldoende gewicht in de schaal.
Fout van [betrokkene 1]?
4.16. In het licht van de omstandigheden van het geval moet nu worden beoordeeld of en in hoeverre aan iemand die een situatie in het leven roept welke voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, de eis kan worden gesteld, dat hij rekening houdt met de mogelijkheid dat die oplettendheid en voorzichtigheid niet zullen worden betracht en met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen treft. Daarbij dient niet alleen op de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, te worden gelet, maar ook op de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, op de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en op de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen.
4.17. [betrokkene 1] was een gemotoriseerde verkeersdeelnemer, terwijl [Verzoeker] te voet bij zijn vrachtwagen bezig was. Aldus verkeerde [Verzoeker] in een kwetsbare positie ten opzichte van [betrokkene 1].
4.18. [betrokkene 1] en [Verzoeker] verkeerden uit de aard van hun (samenhangende en elkaar aanvullende) werkzaamheden in elkaars nabijheid. Uit alle verklaringen blijkt immers dat zij in feite als “twee-eenheid” het in de vrachtwagen van [Verzoeker] aanwezige papier uitlaadden. [Verzoeker] maakte daarbij één vak van zijn vrachtwagen open door een rong en het daarop rustende zeil te verwijderen, waarna [betrokkene 1] met de heftruck de lading eruit haalde, waarna de procedure zich bij de volgende rong herhaalde. [betrokkene 1] wist dus dat [Verzoeker] zich in zijn nabijheid bevond, te meer daar hij hem al een aantal malen met handgebaren (elkaars taal spraken zij kennelijk niet) ervoor had gewaarschuwd niet te dicht bij de heftruck te komen, waaraan hij zich volgens de verklaring van [betrokkene 1] niet (steeds) had gehouden.
4.19. De rechtbank is van oordeel dat [betrokkene 1] onoplettend en onzorgvuldig en derhalve onrechtmatig heeft gehandeld door achteruit te rijden zonder zich direct daaraan voorafgaand ervan te vergewissen of [Verzoeker], van wie hij wist dat die zich uit hoofde van zijn werkzaamheden nabij de vrachtwagen bevond, zich op een ten opzichte van de heftruck veilige plaats bevond.
4.20. [betrokkene 1] diende rekening te houden met de mogelijkheid dat [Verzoeker] de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid niet in acht zou nemen en diende met het oog daarop direct voorafgaand aan het achteruitrijden met de heftruck over zijn schouder te kijken waar [Verzoeker] zich bevond. Dit over de schouder kijken zou voor [betrokkene 1] niet bezwaarlijk zijn geweest, terwijl er – gelet op het in elkaars nabijheid verrichten van werkzaamheden – bij het nalaten daarvan een aanzienlijke kans was dat het tot een aanrijding tussen de heftruck en [Verzoeker] zou komen en dat dat – gegeven het gewicht en de massa van de heftruck – tot ernstige gevolgen voor hem zou kunnen leiden.
[verweerster 1] aansprakelijk voor fout van [betrokkene 1]?
4.21. Vervolgens is het de vraag of [verweerster 1] als werkgeefster aansprakelijk is voor de fout van haar ondergeschikte [betrokkene 1]. Volgens artikel 6:170 BW is voor schade, aan een derde toegebracht door een fout van een ondergeschikte, degene in wiens dienst de ondergeschikte zijn taak vervult aansprakelijk, indien de kans op de fout door de opdracht tot het verrichten van deze taak is vergroot en degene in wiens dienst hij stond, uit hoofde van hun desbetreffende rechtsbetrekking zeggenschap had over de gedragingen waarin de fout was gelegen.
4.22. [Verzoeker] stelt voldoende op grond waarvan de kwalitatieve aansprakelijkheid van [verweerster 1] voor de fout van [betrokkene 1] kan worden aangenomen. Het verweer van [verweerster 1] komt erop neer dat zij de door [Verzoeker] gestelde toedracht van het ongeval – en daarmee de fout van [betrokkene 1] – bestrijdt maar niet dat zij als werkgeefster op de voet van het bepaalde in artikel 6:170 BW aansprakelijk is indien de rechtbank van oordeel is dat [betrokkene 1] een fout heeft gemaakt. Geoordeeld wordt daarom dat [verweerster 1] aansprakelijk is voor de schade uit de door [betrokkene 1] ten opzichte van [Verzoeker] gepleegde onrechtmatige daad.
Eigen schuld [Verzoeker]?
4.23. [verweerster 1] beroept zich op (50%) eigen schuld van [Verzoeker] omdat hem een verwijt valt te maken van het feit dat hij zich niet heeft gehouden aan de aanwijzingen van [betrokkene 1]. [Verzoeker] betwist dat sprake is van eigen schuld.
4.24. In artikel 6:101 lid 1 BW is bepaald dat, wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht wordt verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist.
4.25. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat [Verzoeker] zich – kennelijk in strijd met de eerdere aanwijzingen van [betrokkene 1] door middel van handgebaren om afstand te houden – niet op afstand heeft gehouden, heeft bijgedragen tot de schade en dat die omstandigheid aan [Verzoeker] kan worden toegerekend. Nu er geen aanknopingspunten zijn voor een andere verdeling, wordt het ervoor gehouden dat zowel [betrokkene 1] als [Verzoeker] voor 50% hebben bijgedragen aan het ontstaan van de schade. Echter, in dit specifieke geval eist de billijkheid wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten dat de aansprakelijkheid geheel in stand blijft. Daarbij wordt met name in aanmerking genomen dat de (gemotoriseerde) heftruck door zijn gewicht en massa in geval van een aanrijding met een niet gemotoriseerde persoon als [Verzoeker] ernstige (letsel)schade tot gevolg kan hebben.
Slotoverwegingen
4.26. Uit het voorgaande volgt dat [verweerster 1] als werkgeefster volledig aansprakelijk is voor de fout van haar ondergeschikte [betrokkene 1]. In zoverre kan het verzoek worden toegewezen.
Hetgeen partijen overigens naar voren hebben gebracht, behoeft geen bespreking omdat dit niet zal leiden tot een ander oordeel.
Tussen partijen is kennelijk niet in geschil dat Reaal naast [verweerster 1] aansprakelijk is, zodat ook in zoverre het verzoek voor toewijzing gereed ligt.
Bij brieven van 22 respectievelijk 25 maart 2013 hebben de raadslieden van partijen laten weten dat zij overeenstemming hebben bereikt over de kosten van rechtsbijstand in dit deelgeschil en dat de rechtbank daarover geen oordeel behoeft te vellen.
5. De beslissing
De rechtbank
verklaart voor recht dat [verweerster 1] en Reaal gehouden zijn de schade die [Verzoeker] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het ongeval op 24 juli 2009 te vergoeden.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. Bouter, mr. S.M. Lecluse–de Bruijn en mr. G. van Wassenaer en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2013.?