Rb, deelgeschil: werkgever aansprakelijk voor uitglijden valkenier in vogelkooi

Samenvatting:

Valkenier, in dienst van evenementenbureau, verzorgt vogelshow in de Efteling; hij glijdt uit in volière door een combinatie van glad beton, nattigheid en vogelpoep en loopt letsel op. 1. Vast is komen te staan dat er geen risico-inventarisatie bestond, terwijl gesteld noch gebleken is dat is onderzocht of maatregelen getroffen moesten worden om het risico dat een werknemer door gladheid ten val komt tegen te gaan. Tevens staat vast dat de werknemers eigen schoenen droegen waarbij geen bepaalde schoensoort voorgeschreven was. Gelet hierop moet, nu het voorzienbare risico op uitglijden zich heeft gerealiseerd, geoordeeld worden dat de werkgever niet de maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs nodig waren om te voorkomen dat werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade leed. De werkgever is tekortgeschoten in de op haar ex art. 7:658 BW rustende zorgplicht. 2. Kosten deelgeschil: € 4168.

ECLI:NL:RBZWB:2014:5966
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak: 18-08-2014
Datum publicatie: 26-08-2014
Zaaknummer: 3008384-OV-14-3167
Rechtsgebieden: Civiel recht
Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Deelgeschil. Arbeidsongeval. Valkenier glijdt uit in volière door een combinatie van glad beton, nattigheid en vogelpoep en loopt daarbij letsel op. Werkgever wegens schending van de zorgplicht ex artikel 7:658 lid 1 BW aansprakelijk voor de schade die de werknemer als gevolg van het arbeidsongeval heeft geleden of nog zal lijden.
Vindplaatsen: Rechtspraak.nl

Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST BRABANT
Kanton
Tilburg
zaaknummer 3008384 OV VERZ 14-3167

beschikking van 18 augustus 2014

in de zaak van

[VOORNAAM] [verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde: mr. H.C. Struijk, advocaat te Middelburg,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster].,
gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats],
verweerster,
gemachtigde: mr. E.F.E. Palmen, advocaat te Amsterdam.

Partijen worden door de kantonrechter hierna [verzoeker] en [verweerster] genoemd.

1 De procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
– het op 23 april 2014 ter griffie ontvangen verzoekschrift ex artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van [verzoeker], met producties;
– het op 17 juni 2014 ter griffie ontvangen verweerschrift van [verweerster], met producties.

1.2 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 juni 2014. [verzoeker] is ter zitting in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Struijk. [verweerster] is verschenen in de persoon van haar directeur [naam], bijgestaan door mr. Palmen. Mr. Struijk heeft een “Notitie deelgeschil inzake [verzoeker]/[verweerster]”, met producties overgelegd (hierna: de Notitie). De griffier heeft aantekeningen van de zitting gemaakt. Vervolgens is de datum van de uitspraak bepaald op vandaag.

2 De feiten

Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde producties gaat de kantonrechter uit van de volgende feiten:
a. [verweerster] is een evenementenbureau dat op grote schaal evenementen van uiteenlopende aard (o.a. culinaire- en vaarevenementen) organiseert voor de zakelijke markt. Daarnaast produceert [verweerster] shows.
b. [verweerster] heeft in 2011 en 2012 in opdracht van de Efteling de productie van de Eftelingshow Raveleijn verzorgd. Bij deze show zijn acteurs betrokken en worden vuurstunts uitgevoerd. Daarnaast zijn ook paarden en vogels (raven, uilen en valken) betrokken bij de show.
c. Voor de productie van de show heeft [verweerster] ± 65 mensen ingezet, waaronder acteurs, ruiters en valkeniers. [verweerster] heeft op enig moment een overeenkomst van opdracht gesloten met [naam] Roofvogeldemonstraties VOF, waarbij de opdracht in artikel 2.1 als volgt is geformuleerd: “De opdracht bestaat uit het verrichten van werkzaamheden als valkenier tijdens de parkshow Raveleijn als ook het verzorgen van de vogels die inzetbaar zijn bij de parkshow Raveleijn. De opdracht zal worden uitgevoerd door Ruben [naam]; de werkzaamheden zijn niet overdraagbaar op derden tenzij hiervoor toestemming is verleend door [verweerster].”
d. Tussen [verzoeker] en [verweerster] is op enig moment een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten voor de duur van de parkshow Raveleijn maar uiterlijk tot 3 februari 2013. [verzoeker] is daarbij aangesteld in de functie van valkenier tegen een brutosalaris van € 220,00 per dag.
e. Op 6 december 2012 omstreeks 14.00 uur is [verzoeker] tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden als valkenier uitgegleden in een volière waarin hij op dat moment aan het werk was. Als gevolg van dit ongeval heeft hij letsel opgelopen aan de linkerknie. Daardoor is [verzoeker] arbeidsongeschikt geraakt. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is geëindigd en momenteel is [verzoeker] aangewezen op een ziektewetuitkering.
f. [verzoeker] heeft [verweerster] aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden schade van het ongeval.
g. In opdracht van de aansprakelijkheidsverzekeraar van [verweerster] heeft Cunningham & Lindsey een onderzoek naar de toedracht van het ongeval ingesteld. Cunningham & Lindsey heeft in dat verband op 24 april 2013 mevrouw[naam], projectmanager van [verweerster] gehoord, op 26 april 2013 [verzoeker], op 19 juni 2013[naam] en op 26 juni 2013 telefonisch
[naam], assistent valkenier. Voor zover van belang hebben zij het volgende verklaard:

1. Verstappen: “De heer [verzoeker] is bij de start van de productie van de show Raveleijn in de Efteling in dienst getreden bij [verweerster]. Hij is in dienst getreden om zich bezig te houden onder leiding van de heer [naam] met de verzorging van de vogels en de uitvoering met de vogels tijdens de show. Bij de show werden uilen, raven en valken ingezet. In eerste instantie hebben wij contact opgenomen met de heer [naam] om alles met betrekking tot de vogels aan hem uit te besteden. Hij is een zzp’er. Omdat hij te klein was om de benodigde valkeniers in dienst te nemen, hebben wij op zijn advies een aantal valkeniers in dienst genomen. De heer [verzoeker] was een van die valkeniers. Het team is destijds dus door de heer [naam] samengesteld (…) Wij hebben ons niet bezig gehouden met de manier waarop het team van de heer [naam] zorg droeg voor de vogels en voor de uitvoering van de shows. Zij zijn de specialisten op dat gebied. De Efteling heeft destijds de vogels die nodig waren voor de show aangeschaft en de volières gemaakt. Het team van de heer [naam] is toen door ons verzocht alle verzorging, inclusief het schoonmaken van de volières en de uitvoering van de show voor hun rekening te nemen. Verder adviseerden zij ons niet bij de volières in de buurt te komen, omdat dat niet goed zou zijn voor de vogels (…) Wij hebben geen protocollen opgesteld of andere richtlijnen voor de verzorgers van de volières (…) Alle verantwoordelijkheid voor het terrein van de vogels lag bij de heer [naam]en zijn team. Er is hierover niets vastgelegd, dat is allemaal mondeling afgesproken (…) De manier van werken met de vogels is bepaald door de heer [naam]. Hij heeft dus zorg gedragen voor de samenstelling van het team, alle instructies en de inwerkperiode van de betrokken valkeniers”.

2. [verzoeker]: “Op 6 december 2012 was ik werkzaam voor [verweerster]. [verweerster] was coproducent van de show Raveleijn in de Efteling. Ik was werkzaam bij deze show als Hoofd Valkenier. Mijn taak was om de vogels die bij deze show gebruikt worden, af te richten, te trainen en te leren vliegen ten behoeve van deze show. Daarnaast was de verzorging van de vogels een onderdeel van mijn taak (…) Ik werkte ongeveer twee jaar voor deze show (…) In de nabijheid van het showterrein, op het terrein van de Efteling, bevonden zich een aantal volières waarin de vogels verbleven. Deze volières hadden de volgende afmetingen: 2,50 meter breed, 2,50 meter hoog en ongeveer 6 meter lang. Deze volières stonden op een afgesloten terrein. Dit terrein was niet toegankelijk voor het publiek. Het terrein zelf was toegankelijk voor een aantal personen, medewerkers van de Efteling of medewerkers van [verweerster]. Deze konden rondom de kooien komen, maar de kooien zelf waren alleen toegankelijk voor de valkeniers. De vloeren van de kooien waren van een zogeheten gevlinderd beton. De vloer mag namelijk geen stroeve structuur hebben, omdat het anders, als gevolg van de vele vogelpoep die op de vloer komt, het niet mogelijk is om de vloer goed schoon te krijgen. Gevlinderd beton is spiegelglad. Wanneer je er overheen kijkt, lijkt het op ijs. Het is vrijwel net zo glad als ijs. Je kan er alleen over lopen als je loopt als een pinguïn, met je voeten naar buiten. De vloer is dus spekglad, zeker wanneer sprake is van vocht of vuil op de vloer. Op 6 december 2012 was sprake geweest van nachtvorst. De vloer was dus in de ochtend wat opgevroren. U vraagt mij of het niet mogelijk was iets op de vloer te leggen of te strooien zodat de gladheid bestreden kon worden. In verband met de gezondheid van de vogels kan er niet worden gestrooid op de vloer. De vogels die in de kooien bij de Efteling verblijven, worden dagelijks gewogen (…) Wij laten alleen vogels met honger vliegen (…) Ten tijde van het voorval op 6 december 2012 om ongeveer 13.00 uur had de eerste show plaatsgevonden (…) Op enig moment pakte ik een uil van zijn stok. Terwijl ik deze uil op mijn hand pakte, wilde ik mij omdraaien. Plots voelde ik dat ik uitgleed en kwam met een klap op de grond. Toen ging het licht even uit, ik kan mij de eerste periode na het voorval niet herinneren. Ik weet nog dat ik in de ambulance gedragen werd en dat ik daar een verdoving kreeg. Vervolgens werd ik in het ziekenhuis pas wakker. Mijn collega [naam] was drie rennen verder aan het werk. Op enig moment hoorde zij een klap en een gil. Zij is toen bij mij gaan kijken en trof mij liggend op de grond aan (…) Het toepassen van gevlinderd beton in vogelverblijven is gebruikelijk. Bij de show Raveleijn worden er raven gebruikt. Raven verstoppen echter hun eten onder het grind. Wij konden dus geen grind of andere steen gebruiken. Wij kunnen ze dan dus niet op een goede en verantwoorde manier uithongeren, omdat wij dan het zicht kwijt zijn op het voedsel wat zij tot zich nemen. Zoals gezegd, kunnen wij de vogels pas gebruiken als ze honger hebben. Dat is de reden waarom gevlinderd beton gebruikt wordt, hetgeen glad is. Een mogelijke oplossing zou het gebruik van rubberen matten zijn. Deze rubberen matten kunnen dan periodiek uit de verblijven worden getrokken en worden schoongespoten. Deze matten zijn uiteraard niet zo glad als het gevlinderd beton.”

3. [naam]: “Door de Efteling ben ik benaderd in 2010 om mee te helpen bij de show Raveleijn die vanaf 2011 van start zou gaan. Ik ben toen gestart met het inkopen van de vogels voor de show door heel Europa en met de africhting van de vogels. Door [verweerster] werd ik ingehuurd als zzp’er als verantwoordelijke voor de verzorging van de vogels en uitvoering van de show. Omdat ik zelf maar een klein bedrijfje heb, was ik niet in staat het team dat ik nodig had voor de verzorging en uitvoering in dienst nemen. [verweerster] heeft toen mijn team op mijn verzoek in dienst genomen, onder wie de heer [verzoeker]. Hij is er al vanaf het begin bij geweest. De heer [verzoeker] was hoofdvalkenier in het team. Wij wisselden elkaar af, als ik er niet was dan was hij aanwezig. De heer [verzoeker] is een zeer ervaren valkenier en werkt dan ook volledig zelfstandig. Wij werken altijd in teams van twee medewerkers. Soms heb ik enkele extra stagiairs mee. De vogelrennen en de vogels zijn het eigendom van de Efteling. Bij de realisatie van de rennen hebben zij bij mij geïnformeerd waaraan deze moesten voldoen. In Nederland bestaan er geen eisen aan de rennen, echter in Duitsland wel. Omdat de Efteling voorop wenst te lopen met veiligheid en diervriendelijkheid, wilden zij dat de rennen zouden voldoen aan de Duitse Dierenwelzijnswet. Daarin stonden de maten aangegeven van de rennen. De rennen zijn 6 meter diep, 2,5 meter hoog en 2 meter breed. Het zijn grote rennen, zo groot heb ik ze thuis niet voor mijn eigen vogels. Voor een eenvoudige schoonmaak van de rennen is op mijn advies gevlinderd beton aangebracht waarop de rennen zijn gebouwd. Het is een gebruikelijke ondergrond van rennen. Meestal hebben hokken in dierenasiels of andere rennen eenzelfde ondergrond. In 2011 zijn wij begonnen met het inwerken voor de show. In een periode van twee maanden hebben wij met elkaar, met het team, de show geoefend met de vogels. Ik heb mijn team regelmatig aangegeven dat zij voorzichtig dienen te lopen in de rennen en met de vogels om paniek bij de vogels te voorkomen. Bij gladheid weet iedereen dat op het beton voorzichtig gelopen dient te worden. Op 6 december 2012 was ik niet aanwezig. De heer [verzoeker] werkte die dag samen met [naam]. Zij was in een andere ren aan het werk toen hij gevallen is. Ik meen dat die dag de temperatuur rond het vriespunt gelegen heeft. Het kan glad geweest zijn. De heer [verzoeker] is uitgegleden in de ren, zo heb ik vernomen. Als het regent zoals vandaag, dan durf ik nog wel op het beton te rennen. Het is niet veel gladder dan normaal. Normaal kun je er ook op rennen. Zand op het beton kan ook glad zijn. Ik weet niet of het die dag van het ongeval glad is geweest. Het is een flink koude winter geweest met veel sneeuw. Als er sneeuw lag dan veegden we die weg. Verder strooiden wij niet op het beton, dat is slecht voor de vogels. U vraagt of het mogelijk is rubberen matten op het beton te leggen tegen gladheid. Dat is niet mogelijk. De vogels maken die matten stuk. De raven vreten die matten dan op, zij slopen alles. Het is ook niet gebruikelijk om matten op het beton te leggen. Het is dan moeilijker schoonmaken. De raven poepen door het gehele hok. De uilen niet, die poepen altijd op een vaste plek. De heer [verzoeker] is gevallen in de ren van een uil (…) De rennen spuiten wij ongeveer eenmaal per week schoon met een hoge drukspuit, met water. Hoe vaak wij de rennen schoonmaken is afhankelijk van het seizoen. Wij houden dit niet bij in een schoonmaakschema of iets dergelijks. Als het nodig is worden de rennen schoongespoten. U vraagt mij hoe het ongeval voorkomen had kunnen worden. De heer [verzoeker] had rustiger moeten lopen, hij heeft waarschijnlijk gewoon te snel gelopen en is te gehaast geweest. Er hebben zich geen andere valpartijen hier voorgedaan. Wij dragen allemaal schoenen met profiel, hierover hebben wij niet in het bijzonder over gesproken.”

4. [naam]: “Ik werk bij de Efteling bij de show Raveleijn als assistent-valkenier. Op 6 december 2012 was ik aan het werk in een andere ren dan [VOORNAAM]. Die dag was de betonnen vloer glad. Het was ijzelig of nattig. Het had geijzeld, het was een grauwige dag. Wij moesten heel voorzichtig lopen. Ik liep op mijn tenen omdat het glad was. Wij moesten nog een aantal vogels wegen. [VOORNAAM] was aan de andere kant van de rennen bezig. Wij hadden contact via de porto. Ik hoorde op een moment [VOORNAAM] roepen via de porto. Toen ben ik gauw naar hem toegesneld. [VOORNAAM] lag op de grond, op zijn zijkant. Ik heb toen de exploitatie van de Efteling erbij geroepen. [VOORNAAM] voelde zich misselijk, herhaalde dingen, spuugde zuur. Met een ambulance is hij opgehaald en naar het ziekenhuis gebracht. [VOORNAAM] was in de ren van een uil gevallen. Ik heb specifiek gekeken of hij over de uitwerpselen was uitgegleden, daar was ik benieuwd naar. Dat was niet het geval. Een uil poept altijd op dezelfde plek, hij was niet op die plek uitgegleden. Hij was aan het begin van de ren gevallen. De helft van de rennen is overdekt. Het begin van de ren, waar [VOORNAAM] gevallen was, is niet overdekt. Het is niet mogelijk om zout te strooien tegen de gladheid op het beton, dan zouden de vogels dat ook binnen krijgen en dat is niet goed voor ze. De rennen worden meestal een of twee keer per week schoongemaakt. Dat is afhankelijk van of het nodig is. Er wordt schoongemaakt met een hoge drukspuit, met alleen water (…) Ik kan mij niet meer herinneren of de rennen net voor de val van [VOORNAAM] waren schoongemaakt. Als er sneeuw of ijs ligt in de rennen vegen wij dat weg. Als wij sneeuw wegvegen blijft er meestal nog wel ijs achter. Ik draag altijd schoenen met profiel. Wij moesten opletten in de winter en voorzichtig lopen omdat het zo glad is. Er is niemand anders meer uitgegleden.”
h. In het onderzoeksrapport van Cunningham & Lindsey is verder nog vermeld: “Er bestaat geen RI&E. In het veiligheids- en gezondheidsplan dat is opgesteld door uw verzekerde (opmerking kantonrechter: [verweerster]) staat niets opgenomen over de ongevalslocatie, de volières. Het plan richt zich voornamelijk op de arena waar de show plaatsvond.”
i. [verweerster], dan wel haar aansprakelijkheidsverzekeraar, heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet aansprakelijk is voor het ongeval.
j. Op verzoek van [verzoeker] heeft er op 31 maart 2014 een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden bij deze rechtbank, waarbij de kantonrechter-plaatsvervanger mr. W.E.M. Leclercq een drietal getuigen heeft gehoord, te weten [verzoeker], [naam] en[VOORNAAM].

[verzoeker] heeft tijdens het voorlopig getuigenverhoor – voor zover thans van belang – als volgt verklaard: “Ik ben op 6 december 2012 uitgegleden in het hok waarvan een uil de vaste bewoner was. Hoe dat precies is gebeurd weet ik niet, maar ik weet wel dat ik niet hard heb gelopen in dat hok en ik weet ook dat de bodem van het hok op dat moment glad was door poep en nattigheid in combinatie met een gladde vloer. U vraagt mij naar de mededeling in de stukken dat een uil niet overal poept maar in een hoekje, althans op één plaats. Dat is niet juist. Een uil is lui en hij poept op de plek waar hij zit. En in de betreffende kooi zijn verschillende stokken en de uil zit en poept dus op verschillende plaatsen. Bij [verweerster] was er geen voorschrift over het door mij te dragen schoeisel, maar het was wel algemeen bekend dat het het beste was om schoenen met een profielzool te dragen, omdat de vloer glad was. Ik droeg op het moment van het uitglijden schoenen van HH [opmerking kantonrechter: Helly Hansen] met een goed profiel. Het had in de voorgaande nacht licht gevroren, maar ‘s middags was het boven 0 en de grond was niet meer glad door vorst. Op de vraag van Mr. Struijk of de werkgever specifieke instructies had gegeven met betrekking tot de gladheid van de vloer van de kooien antwoord ik ontkennend. Er werden ook geen maatregelen genomen tegen de gladheid. Bijvoorbeeld werd er ook niet gestrooid met zout of zand. Dat mag ook helemaal niet voor de vogels. Hoewel, strooien met zand zou wel mogen voor vogels (…) En het gebeurt ook wel dat wij elkaar waarschuwen als er ergens poep ligt en het bij nattigheid dan glad is geworden (…) Ik doe dit werk al 1,5 a 2 jaar bij de Efteling en ik weet dat het bij nat weer in die vogelkooi spekglad kan zijn (…) Het is niet ongebruikelijk dat de bodem van dit soort vogelkooien is gemaakt van gevlinderd en dus glad beton. Ik houd mij al vanaf mijn 13e jaar bezig met vogels en heb gelukkig rond 2011 van mijn hobby mijn beroep kunnen maken.”

[naam] heeft tijdens het voorlopig getuigenverhoor – voor zover thans van belang – als volgt verklaard: “Ik heb met mijn vrouw een bedrijf onder de naam [naam] roof- vogeldemonstraties. Wij zijn in opdracht van [verweerster] met de Efteling in zee gegaan voor shows. Daartoe zijn er op het terrein van de Efteling door de Efteling organisatie vogelkooien geplaatst op basis van door mij vervaardigde tekeningen. De vloeren van die kooien zijn gemaakt van gevlinderd en dus glad beton, dat gemakkelijk kan worden schoongemaakt. Het is wel zo dat zo’n vloer, gecombineerd met vogelpoep en natheid tot een spekgladde vloer kan leiden. Het is dan ook bij ons valkeniers bekend dat we ons voorzichtig op de vloer moeten bewegen en dat we goede schoenen moeten dragen om uitglijden te voorkomen. Instructies op dit punt zijn ons evenwel door [verweerster] nooit gegeven. Het is dus zo, dat de combinatie die ik zojuist noemde van factoren regelmatig leidt tot spekgladde vloeren. Over de valpartij van [verzoeker] heb ik een verklaring afgelegd tegenover een mevrouw die mij vanwege de verzekering heeft bezocht. U zegt mij dat die verklaring aan het verzoekschrift is gehecht en ik heb hem nu voor mij. Ik heb dit stuk nooit eerder gezien en nu ik het heb doorgelezen moet ik zeggen dat wat mij daar aan verklaring is toegedicht grotendeels klopt, behalve op 2 punten. Ik heb zeker niet tegen die mevrouw gezegd dat ik op het betreffende beton zou durven te rennen ook als het regent. En het tweede punt is dat ik ook niet gezegd kan hebben dat uilen op een vaste plek poepen. Uilen poepen namelijk waar ze zitten en ze zitten op verschillende plekken.”

Verdonk heeft tijdens het voorlopig getuigenverhoor – voor zover thans van belang – als volgt verklaard: ”Ik heb telefonisch met een mevrouw gesproken over de valpartij van [VOORNAAM] in de vogelkooi in de Efteling. U zegt mij dat die verklaring op papier terecht is gekomen (…) U vraagt mij het te lezen en mij te vertellen of het klopt wat daar staat of niet. Het klopt behalve het grootste deel van de derde alinea. Ik heb niet gezegd dat ik specifiek heb gekeken of Robbie over uitwerpselen is uitgegleden en ook niet of ik daar naar benieuwd was. Ik heb [VOORNAAM] gevraagd wat hem scheelde en ik heb niet gekeken hoe hij verder ten val was gekomen. Ik heb ook zeker niet gezegd dat een uil altijd op dezelfde plek poept, want dat is niet zo. Ik kan dus ook niet gezegd hebben dat hij op een plek is uitgegleden waar de poep niet lag. Ik herinner me wel dat hij aan het begin van de ren is gevallen. U vraagt mij naar de schoenen met profiel waarover in de verklaring sprake is. Wij droegen onze eigen schoenen en die hebben altijd wel enig profiel. Er was geen bepaalde schoensoort voorgeschreven alleen gymschoenen mochten niet, want die waren te zichtbaar tijdens de show. Met de zin dat wij moesten opletten voor gladheid bedoelde ik niet dat iemand ons dat had opgedragen, maar dat wij moesten uitkijken om niet uit te glijden. Onderling waarschuwden wij elkaar daarvoor.”

3 Het verzoek en het verweer

3.1 [verzoeker] verzoekt de kantonrechter te bepalen dat [verweerster] aansprakelijk is voor de door hem ten gevolge van het arbeidsongeval op 6 december 2012 geleden en nog te lijden schade, de kosten van de deelgeschilprocedure vast te stellen op € 4.168,00, te vermeerderen met het griffierecht, en te bepalen dat [verweerster] deze kosten aan [verzoeker] dient te betalen.

3.2 Aan dit verzoek legt [verzoeker] samengevat het volgende ten grondslag. [verzoeker] is een ongeval overkomen tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden waardoor hij schade heeft geleden. [verweerster] is tekortgeschoten in de ingevolge artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) op haar rustende zorgplicht om de lokalen waarin de arbeid wordt verricht op zodanige wijze in te richten, maatregelen te treffen of aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. In het licht van de tijdens het voorlopig getuigenverhoor afgelegde verklaringen kan geconcludeerd worden dat [verweerster] geen deugdelijke instructies heeft gegeven en/of preventieve maatregelen heeft getroffen om het risico dat een werknemer door eventuele gladheid ten val komt tegen te gaan, bijvoorbeeld door het ter beschikking stellen van gladheidbestendig schoeisel en/of de vloer te voorzien van antislip (door middel van het aanbrengen van een coating of een laagje kwartszand) of het leggen van vloerroosters.

3.3 [verweerster] is van mening dat [verzoeker] niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard of dat het verzoek moet worden afgewezen.

3.4 De kantonrechter zal hierna, indien en voor zover nodig, nader ingaan op de standpunten van partijen.

4.De beoordeling

4.1 Met betrekking tot de ontvankelijkheid geldt het volgende. Hetgeen [verzoeker] en [verweerster] verdeeld houdt, betreft – kort gezegd – de vraag naar de aansprakelijkheid. De kantonrechter is van oordeel dat dit verzoek op zichzelf beschouwd binnen de omschrijving van artikel 1019w Rv valt. In de memorie van toelichting is ook expliciet vermeld dat de aansprakelijkheidsvraag, een geschil aan het begin van een schaderegelingstraject, in een deelgeschilprocedure aan de orde kan komen.

4.2 Daarmee komt de kantonrechter toe aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil. De vraag die moet worden beantwoord is of [verzoeker] in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft geleden en in het verlengde daarvan of [verweerster] gehouden is die schade te vergoeden. Op grond van het bepaalde in artikel 7:658 lid 2 BW is de werkgever ten opzichte van de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden leidt, tenzij de werkgever aantoont dat hij aan de in het eerste lid van artikel 7:658 BW genoemde zorgplicht heeft voldaan of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.

4.3 [verweerster] heeft allereerst betwist dat [verzoeker] schade heeft geleden als gevolg van het ongeval, maar aan die betwisting gaat de kantonrechter voorbij. Dat door [verzoeker] (enige) schade is en wordt geleden, hetgeen voor de vestiging van aansprakelijkheid voldoende is nu de omvang van die schade zo nodig in een afzonderlijke procedure kan worden vastgesteld, staat naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast. De kantonrechter verwijst daarvoor naar de ambulancerapportage (productie 9 bij het verweerschrift) alsmede naar de informatie van de medische behandelsector (productie 2 bij de Notitie), waaruit genoegzaam blijkt dat er sprake is van lichamelijk letsel bij [verzoeker].

4.4 Waar tevens vast staat dat de schade niet het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [verzoeker], gaat het in dit geschil om de vraag of [verweerster] haar zorgplicht ten opzichte van [verzoeker] is nagekomen.

4.5 [verweerster] heeft als verweer in de eerste plaats naar voren gebracht dat zij [verzoeker] op verzoek van [naam] in loondienst heeft genomen omdat [naam] -als klein bedrijf- niet in staat was om het door hem benodigde valkeniersteam zelf te contracteren. De arbeidsovereenkomst die tussen [verzoeker] en [verweerster] tot stand is gekomen, moet binnen deze (beperkte) context worden gezien. Feitelijk was de verhouding tussen haar en [verzoeker] inhoudelijk zeer vergelijkbaar met die van ingeleend (zzp) personeel zoals [naam]. Van een zeggenschapsverhouding terzake de werkomstandigheden in de volières was geen sprake, aldus [verweerster].

4.5.1 Het verweer wordt verworpen. Tussen [verweerster] en [verzoeker] is een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen, met directe toepasselijkheid van artikel 7:658 BW tot gevolg. Verder geldt dat wanneer een werkgever zijn werknemer te werk stelt bij een derde om werkzaamheden ter uitvoering van diens bedrijf te verrichten en daarbij in die zin gebruik maakt van de hulp van de derde dat hij de zorg voor de veiligheid van de werknemer geheel of gedeeltelijk aan de derde overlaat, hij voor een tekortschieten van de derde in die zorg als voor eigen tekortschieten aansprakelijk is, ongeacht het kader waarin de tewerkstelling plaatsvond dan wel de mate van zeggenschap die hij over de werknemer heeft behouden (HR 15 juni 1990, NJ 1990, 716).

4.6 [verweerster] heeft als verweer verder aangevoerd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. In de eerste plaats, omdat sprake is van een kenbaar gevaar waarvoor zij niet hoefde te waarschuwen, te weten algemeen kenbare gladheid door winterse omstandigheden althans kenbare gladheid veroorzaakt door voor Janssen gebruikelijke en kenbare omstandigheden in de volière. In de tweede plaats geldt dat [verweerster] wel heeft gewaarschuwd voor algemene gevaren en (beschermings)middelen ter beschikking stelde. Verder is geen sprake van zorgplichtschending omdat andere of aanvullende maatregelen het ongeval niet hadden kunnen voorkomen, aldus nog steeds [verweerster].

4.6.1 Bij de beoordeling van de vraag of [verweerster] in haar zorgplicht is tekortgeschoten stelt de kantonrechter het volgende voorop. Artikel 7:658 lid 1 BW legt op de werkgever de verplichting de maatregelen te nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Deze zorgplicht heeft een ruime strekking. Artikel 7:658 BW strekt er, volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad, weliswaar niet toe een absolute waarborg voor de werknemer te scheppen voor bescherming tegen het gevaar van arbeidsongevallen, maar gelet op de ruime strekking van de zorgplicht kan niet snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en bijgevolg niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade (HR 12 december 2008, JAR 2009, 15). Op grond van deze zorgplicht is de werkgever verplicht ter voorkoming van de realisering van gevaren verband houdende met het werk datgene te doen wat in de gegeven omstandigheden, volgens de normen geldend ten tijde van het ongeval redelijkerwijs van hem mocht worden verwacht, door voorzieningen te treffen ter voorkoming van gevaar, of indien dat niet (goed) mogelijk is, door te instrueren en te waarschuwen ter voorkoming van het realiseren van gevaar. Daarbij heeft, volgens de Hoge Raad, tot uitgangspunt te dienen dat het de werkgever is die rekening moet houden met het algemene ervaringsfeit dat ook in het werk ervaren en met de desbetreffende werkomstandigheden bekende werknemers niet steeds de noodzakelijke voorzichtigheid zullen betrachten.
Bij het antwoord op de vraag of de werkgever is tekortgeschoten in deze zorgverplichting is allereerst van belang of de werkgever concrete (technische) maatregelen had behoren te (laten) nemen die het ongeval hadden kunnen voorkomen. Of dat het geval is, is onder meer afhankelijk van de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid door de werknemer mag worden verwacht, van de grootte van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, van de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en uiteraard van de mogelijkheid en de mate van bezwaarlijkheid van het treffen van veiligheidsmaatregelen. Ook is van belang in hoeverre het treffen van dergelijke veiligheidsmaatregelen reeds voordat het ongeval zich had voorgedaan voor de werkgever voor de hand lag (vgl. HR
11 november 2005, JAR 2005, 287) en of sprake is van specifieke veiligheidsvoorschriften terzake van het gevaar (vgl. HR 27 april 2007, JAR 2007, 128, HR 13 juli 2007, JAR 2007, 230 en HR 1 februari 2008, JAR 2008, 57).
Wanneer het niet goed mogelijk of niet opportuun is het gevaar door het treffen van aanpassingen weg te nemen, is vervolgens van belang of en in hoeverre op de werkgever een waarschuwings- en instructieplicht rust en of hij daaraan heeft voldaan (vgl. HR 19 oktober 2001, JAR 2001, 218). Of dat het geval is, is afhankelijk van de grootte en voorzienbaarheid van het gevaar (vgl. HR 9 juli 2004, JAR 2004, 190, HR 9 december 2005, JAR 2006, 16 en
HR 17 februari 2006, JAR 2006, 67). Ook dient rekening te worden gehouden met de kennis en ervaring van de betrokken werknemer, ofschoon de werkgever er wel mee dient te rekenen dat ook in het werk ervaren en met de desbetreffende werkomstandigheden bekende werknemers niet steeds de noodzakelijke voorzichtigheid zullen betrachten (vgl. HR 9 februari 2007, JAR 2007, 71 en HR 13 juli 2007, JAR 2007, 230). Bij de beoordeling van hetgeen hij in dit verband dient te doen, dient de werkgever voor ogen te houden of van de desbetreffende maatregel redelijkerwijs effect valt te verwachten. Als richtsnoer kan worden aangenomen dat geen waarschuwing nodig is voor algemeen bekende gevaren en voor niet als gevaarlijk te kwalificeren situaties die zich buiten de werkplek op dezelfde manier kunnen voordoen.

4.6.2 Naar het oordeel van de kantonrechter staat op grond van de stukken en de afgelegde verklaringen tijdens het voorlopig getuigenverhoor voldoende vast dat het aan [verzoeker] overkomen arbeidsongeval te wijten is aan een gladde ondervloer als gevolg van de combinatie gevlinderd beton, nattigheid en vogelpoep.
Tevens staat vast dat deze combinatie zich niet incidenteel voordoet, maar dat het om een inherent onveilige situatie gaat met een verhoogd risico op uitglijden.
Een werkgever die een bedrijfsterrein gebruikt c.q. laat gebruiken dat – zoals in dit geval kennelijk het geval is – is blootgesteld aan structurele omstandigheden waardoor specifieke gladheid kan ontstaan, dient in het licht van hetgeen in de vorige rechtsoverweging is overwogen, naar het oordeel van de kantonrechter ten minste een risico-inventarisatie te houden en op basis van die risico-inventarisatie te onderzoeken of (technische- en/of veiligheids-) maatregelen getroffen moeten en kunnen worden om het risico dat een werknemer door gladheid ten val komt tegen te gaan.
Vast staat (zie onder andere rechtsoverweging 2 sub h) dat er geen risico-inventarisatie bestond, terwijl gesteld noch gebleken is dat overigens is onderzocht of maatregelen getroffen moesten en konden worden om het risico dat een werknemer door gladheid ten val komt tegen te gaan. Tevens staat vast dat de werknemers eigen schoenen droegen waarbij geen bepaalde schoensoort voorgeschreven was (alleen gymschoenen mochten niet). Gelet hierop moet, nu het voorzienbare risico op uitglijden zich heeft gerealiseerd, geoordeeld worden dat [verweerster] niet de maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs nodig waren om te voorkomen dat [verzoeker] in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade leed. [verweerster] is ten opzichte van [verzoeker] dan ook tekortgeschoten in de op haar rustende zorgplicht.

4.6.3 De enkele omstandigheid dat er in de volière sprake was van een kenbaar gevaar voor [verzoeker], zoals [verweerster] heeft betoogd, leidt niet tot een ander oordeel omdat dit niet zonder meer betekent dat [verzoeker], mede in verband met de dagelijkse routine van zijn werkzaamheden, steeds alle wenselijke voorzichtigheid in acht kan en zal nemen (dit is vaste rechtspraak; zie onder meer het hierboven in de vorige rechtsoverweging genoemde arrest van de HR 13 juli 2007). Dat geldt ook voor ervaren werknemers (zie hetzelfde arrest). Ook het feit dat de valkeniers elkaar waarschuwden voor gladheid indien ergens vogelpoep lag, doet niet af aan de zorgplicht van [verweerster].

4.6.4 [verweerster] heeft ook nog aangevoerd dat zij voor de verstrekking van (aanvullende) beschermingsmiddelen afhankelijk was van de input van [naam] en [verzoeker]. Noch [naam] noch [verzoeker] hebben ooit aangegeven dat behoefte bestond aan (bijvoorbeeld) aangepast schoeisel in verband met de eventuele gladheid, aldus [verweerster].
Dit verweer wordt eveneens verworpen. Het verweer gaat voorbij aan de verantwoordelijkheid die artikel 7:658 BW op [verweerster] als werkgever legt. Niet [verzoeker] als werknemer is degene die op grond van artikel 7:658 BW [verweerster] moet wijzen op risico’s of moet vragen om beschermingsmiddelen of maatregelen, maar die verantwoordelijkheid ligt bij [verweerster] (of bij [naam] indien [verweerster] die verantwoordelijkheid adequaat had gedelegeerd hetgeen kennelijk niet het geval is geweest).

4.6.5 [verweerster] heeft ten slotte nog gesteld dat nakoming van de zorgplicht het ongeval niet zou hebben voorkomen, maar deze stelling passeert de kantonrechter als volstrekt onvoldoende onderbouwd. [verzoeker] heeft in zijn verzoekschrift als mogelijke (technische- of veiligheids-) maatregelen, die getroffen hadden kunnen worden, genoemd gladheidbestendig schoeisel en/of de vloer voorzien van antislip (door middel van het aanbrengen van een coating of een laagje kwartszand) of het leggen van vloerroosters. [verweerster] is niet specifiek op deze -overigens niet limitatief door [verzoeker] bedoelde- mogelijkheden ingegaan, maar heeft slechts in algemene zin gesteld dat “in geval van de door [verzoeker] gestelde combinatie van vogelpoep en nattigheid, geldt eveneens dat men daarover ook bij andere vloeren en met ander schoeisel kan uitglijden”. Deze enkele stelling van [verweerster] kan echter allerminst haar vergaande conclusie dragen dat nakoming van de zorgplicht het ongeval niet zou hebben voorkomen.

4.6.6 Al het bovenstaande leidt tot de conclusie dat [verweerster] aansprakelijk is voor de gevolgen van het aan [verzoeker] op 6 december 2012 overkomen arbeidsongeval.

4.7 De kantonrechter dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten bij de behandeling van het verzoek te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen. [verzoeker] heeft deze kosten begroot op € 4.168,00.
[verweerster] is tijdens de mondelinge behandeling met dit bedrag akkoord gegaan, zodat [verweerster] tot betaling daarvan aan [verzoeker] zal worden veroordeeld.

5. De beslissing

De kantonrechter:
– bepaalt dat [verweerster] aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] als gevolg van het hem op 6 december 2012 overkomen arbeidsongeval heeft geleden of nog zal lijden;
– begroot de kosten van dit deelgeschil op € 4.168,00, te vermeerderen met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 77,00 en veroordeelt [verweerster] tot betaling daarvan aan [verzoeker];
– verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.L. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey