Rb, deelgeschil: whiplash, deskundigenbericht nodig ter vaststelling causaal verband
Whiplash. De rechtbank oordeelt dat op basis van de beschikbare medische informatie niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van causaal verband tussen het ongeval en de nek- en rugklachten van benadeelde. Het betreft alleen medische gegevens uit de behandelend sector, waaronder bovendien geen neurologische gegevens. Neuroloog is vooralsnog de meest aangewezen specialist om de vraag naar het (medisch) oorzakelijk verband tussen nek- en rugklachten en een ongeval te beantwoorden. De rechtbank is dan ook met de verzekeraar van oordeel dat eerst nader onderzoek naar de medische causaliteit nodig is voordat de (juridische) causaliteit kan worden beoordeeld. Verzoek tot het benoemen van een deskundige valt niet onder bereik 1019w e.v. Rv. Geen van misbruik van deelgeschilprocedure; toegewezen kosten: € 2500, – (gevorderd: € 6.719,80).
Volledige uitspraak:
LJN: BX5660, Rechtbank Utrecht , 318327 / HA RK 12-28
Datum uitspraak: 28-03-2012
Datum publicatie: 24-08-2012
Rechtsgebied: Handelszaak
Soort procedure: Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Deelgeschil. Wel ontvankelijk. Causaal verband kan niet worden vastgesteld op basis van enkel medische gegevens uit de behandelend sector. Verzoek tot het benoemen van een deskundige valt niet onder bereik 1019w e.v. Rv.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
Handelskamer
Zaak-/rekestnummer: 318327 / HA RK 12-28
Beschikking van 28 maart 2012
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. B. Leemhuis te Utrecht,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
EURO INSURANCE LTD.,
gevestigd te Dublin, Ierland,
verweerster,
advocaat mr. K. Baetsen te Rotterdam.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het verzoekschrift ter behandeling van een deelgeschil ex artikel 1019w Rv;
– het faxbericht van 4 januari 2012 namens [verzoeker], waaruit volgt dat het verzoekschrift niet langer ook gericht is tegen Van Ameyde Nederland B.V. en LeasePlan Nederland B.V.;
– het verweerschrift;
– de mondelinge behandeling op 10 februari 2012;
– de pleitaantekeningen van [verzoeker].
2. De feiten
2.1. Namens Euro Insurance heeft Van Ameyde Nederland B.V. (hierna: Van Ameyde) aansprakelijkheid erkend voor het ongeval dat [verzoeker] op 17 januari 2009 is overkomen, waarbij [verzoeker] als bestuurder van zijn stilstaande auto, een Peugeot 206, van achteren werd aangereden door de bestuurder van een Renault Clio, verzekerde van Euro Insurance.
2.2. Voorafgaand aan het ongeval was [verzoeker] vanaf 2003 arbeidsongeschikt als gevolg van psychische klachten.
3. Het deelgeschil
3.1. [verzoeker] verzoekt de rechtbank bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
– te bepalen dat de rug- en nekklachten van [verzoeker] in causaal verband staan tot het ongeval;
– Euro Insurance te veroordelen tot betaling van een aanvullend voorschot van € 8.160,00;
– te bepalen dat Euro Insurance de nog openstaande facturen van € 3.474,10 dient te voldoen;
– de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv tot en met de indiening van dit verzoekschrift op € 6.719,80 te begroten en Euro Insurance te veroordelen tot betaling hiervan;
– Euro Insurance te veroordelen tot betaling van het door [verzoeker] verschuldigde griffierecht;
– de extra kosten die gepaard gaan met de voorbereiding van de mondelinge behandeling van het deelgeschil alsmede met de mondelinge behandeling zelf, na de mondelinge behandeling te begroten en Euro Insurance te veroordelen tot betaling hiervan;
en
indien de rechtbank van oordeel is dat voorafgaand aan de beoordeling van het eerstgenoemde verzoek, eerst een neurologische, orthopedische en/of psychiatrische expertise dient plaats te vinden, een deskundige te benoemen.
3.2. Aan deze verzoeken legt [verzoeker] – verkort weergegeven – het volgende ten grondslag. Volgens [verzoeker] volgt uit de medische informatie van zijn behandelend artsen (huisarts, fysiotherapeut, reumatoloog, orthopeed en ostheopaat) dat zijn (lage) rug- en nekklachten kunnen worden toegerekend aan het ongeval.
3.3. Euro Insurance voert verweer.
3.4. De rechtbank zal hierna indien en voor zover nodig nader ingaan op de standpunten van partijen.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank acht, anders dan Euro Insurance, [verzoeker] ontvankelijk in zijn (primaire) verzoek(en). De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- of overlijdensschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter ter bevordering van de totstandkoming van een minnelijke regeling. Gelet daarop dient de rechtbank te beoordelen of de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst dan wel, indien dat niet het geval is, of het verzoek moet worden afgewezen (artikel 1019z Rv). In het onderhavige geval twisten partijen – kort gezegd – over de vraag of de door [verzoeker] genoemde klachten kunnen worden toegerekend aan het ongeval. Dat is een deelgeschil in de zin van de wet. En, met een oordeel over het causaal verband kán de ontstane impasse tussen partijen in beginsel worden doorbroken en zouden de onderhandelingen in principe kunnen worden voortgezet.
4.2. Een ándere vraag is of het causaal verband tussen de klachten en het ongeval kan worden vastgesteld. Euro Insurance betwist dat op basis van de thans beschikbare gegevens kan worden vastgesteld dat causaal verband bestaat tussen de nek- en rugklachten van [verzoeker] en het hem overkomen ongeval. Volgens Euro Insurance is een onderzoek door een onafhankelijke deskundige nodig om het eventuele causale verband vast te stellen. Het benoemen van een deskundige, zoals [verzoeker] (subsidiair) verzoekt, gaat volgens Euro Insurance echter het bestek van de deelgeschilprocedure te buiten.
4.3. Anders dan [verzoeker] is de rechtbank van oordeel dat op basis van de medische informatie waarnaar [verzoeker] verwijst en die in dit deelgeschil in het geding is gebracht niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van causaal verband tussen het ongeval en de nek- en rugklachten van [verzoeker]. Het betreft immers (alleen) medische gegevens uit de behandelend sector, waaronder bovendien geen neurologische gegevens. Tot op heden is (in ieder geval) de neuroloog vooralsnog de meest aangewezen specialist om de vraag naar het (medisch) oorzakelijk verband tussen nek- en rugklachten en een ongeval als [verzoeker] is overkomen te beantwoorden. Met Euro Insurance is de rechtbank dan ook van oordeel dat eerst nader onderzoek naar de medische causaliteit nodig is voordat de (juridische) causaliteit kan worden beoordeeld. Daar komt bij dat Euro Insurance gemotiveerd heeft aangevoerd dat bij [verzoeker] reeds voor het ongeval sprake was van (lage) rugklachten, dat hij lijdt aan de ziekte van Bechterew en dat uit de medische gegevens zou blijken dat er sprake is van degeneratieve afwijkingen van de hals-wervelkolom. Geen van deze aandoeningen is volgens Euro Insurance ongevalsgerelateerd en kunnen wel bijdragen aan de door [verzoeker] gepresenteerde klachten. Ook ten aanzien van de vraag naar de eventuele invloed van deze andere mogelijke verklaringen voor de klachten van [verzoeker] zal een onafhankelijke deskundige moeten worden geraadpleegd omdat de rechtbank niet over de medische kennis beschikt om deze stellingen – en de daarvan afwijkende stellingen van [verzoeker] – te beoordelen. Onder deze omstandigheden kan de rechtbank bij de huidige stand van zaken niet vaststellen dat de klachten van [verzoeker] in causaal verband staan tot het ongeval. [verzoeker] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld, de nu voorhanden zijnde gegevens zijn daarvoor in ieder geval niet toereikend, dat het vereiste causaal verband tussen zijn klachten en het hem overkomen ongeval bestaat. Het verzoek te bepalen dat de rug- en nekklachten van [verzoeker] in causaal verband staan tot het ongeval, wordt dan ook afgewezen.
4.4. Daarmee komt de rechtbank toe aan het (subsidiaire) verzoek van [verzoeker] om een deskundige te benoemen. Euro Insurance is van mening dat gelet op de met een (of meerdere) deskundigenonderzoeken gemoeide tijd en kosten voor een deskundigenonderzoek in een deelgeschilprocedure geen plaats is. Daarnaast voert Euro Insurance aan dat de wet een afzonderlijke procedure kent voor een (voorlopig) deskundigenonderzoek.
4.5. De rechtbank constateert dat het verzoek van [verzoeker] tot het benoemen van een deskundige in wezen een verzoek betreft als bedoeld in artikel 202 lid 1 Rv (voorlopig deskundigenbericht). Hoewel de wetsgeschiedenis bij de artikelen 1019w Rv e.v. niet expliciet vermeldt of een verzoek tot het benoemen van deskundigen tevens in een deelgeschilprocedure kan worden gedaan, is de rechtbank van oordeel dat dit in beginsel buiten het toepassingsbereik van de deelgeschilprocedure valt. Dit kan (alleen) anders zijn indien de réchter het ten behoeve van het hem voorgelegde deelgeschil wenselijk acht (getuigen en/of) deskundigen te raadplegen teneinde dat verzoek te kunnen beoordelen, al zal de rechter dit in een voorkomend geval ook steeds moeten afwegen tegen de daarmee gepaard gaande tijd, moeite en kosten. De rechtbank acht in het onderhavige geval van doorslaggevende betekenis dat de deelgeschilprocedure blijkens de wetsgeschiedenis een aanvulling vormt op reeds bestaande procesrechtelijke instrumenten die gericht zijn op of kunnen bijdragen aan de beëindiging van een geschil anders dan door het voeren van een bodemprocedure, zoals het voorlopig deskundigenbericht. De rechtbank is van oordeel dat de verzoekschriftprocedure tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek ook in het onderhavige geval een passend procesrechtelijk instrument is om te bewerkstelligen dat de rechter deskundige(n) benoemt teneinde duidelijkheid te verkrijgen over het causaal verband tussen de klachten en het [verzoeker] overkomen ongeval. Anders dan de deelgeschilprocedure is dit instrument juist specifiek daarvoor bedoeld. Bovendien kent de verzoekschriftprocedure ex artikel 202 Rv e.v. eigen, van de deelgeschilprocedure afwijkende, regels ten aanzien van de vergoeding van kosten. Mede gelet op de wetsgeschiedenis met betrekking tot de deelgeschilprocedure is de rechtbank dus van oordeel dat het verzoek van [verzoeker] tot benoeming van een deskundige buiten het toepassingsbereik van de deelgeschilprocedure valt. De conclusie luidt dat dit (subsidiaire) verzoek van [verzoeker] moet worden afgewezen nu dit geen deelgeschil betreft in de zin van artikel 1019w lid 1 Rv zoals door de wetgever bedoeld.
4.6. Nu het causaal verband niet kan worden vastgesteld, betekent dit ook dat het verzoek tot betaling van een aanvullend voorschot van € 8.160,00 moet worden afgewezen aangezien de daaraan ten grondslag gelegde schadeposten uitgaan van bedoeld causaal verband. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat, anders dan [verzoeker] stelt, geen sprake is van een toezegging tot het betalen van een aanvullend voorschot van € 5.000,00. Uit het bezoekrapport d.d. 14 september 2010, productie 3 bij het verweerschrift, volgt immers dat afgesproken is dat de heer [A], verbonden aan Van Ameyde, een aanvullend voorschot van € 5.000,00 zal adviseren (aan Euro Insurance). Kennelijk heeft Euro Insurance dit advies niet opgevolgd.
4.7. [verzoeker] vraagt vergoeding van de tot aan de onderhavige procedure gemaakt buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 3.474,10. Euro Insurance voert aan dat tot op heden een bedrag van € 3.000,00 aan buitengerechtelijke kosten is vergoed en dat daarmee de buitengerechtelijke kosten die de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan ruimschoots zijn vergoed. Hoewel het op zichzelf genomen redelijk is dat [verzoeker], gezien het hem overkomen ongeval, kosten maakt, waaronder kosten van rechtsbijstand is de rechtbank van oordeel dat in verband met de thans nog bestaande onduidelijkheid over het causaal verband en daarmee over de omvang van de eventuele schade, dat Euro Insurance niet gehouden is tot het voldoen van het thans gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten.
4.8. De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van [verzoeker] te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen. Ook deze kosten dienen te voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. [verzoeker] maakt aanspraak op vergoeding van € 6.719,80 inclusief BTW hetgeen neerkomt op (krap) 28 bestede uren tegen een tarief van – aanvankelijk € 190,00 en sinds 1 januari 2012 – € 200,00 per uur. Euro Insurance vindt het aantal aan de zaak, meer in het bijzonder aan het opstellen van het verzoekschrift, bestede uren bovenmatig. Tegen het gehanteerde uurtarief zijn geen bezwaren aangevoerd. Daarnaast werpt Euro Insurance de vraag op of de kosten in redelijkheid gemaakt zijn nu het verzoekschrift in haar visie een verkapt verzoek voorlopig deskundigenbericht betreft. De onderhavige zaak betreft naar het oordeel van de rechtbank een voor wat betreft de omvang en complexiteit daarvan beperkt deelgeschil. Voor zover de kosten verband houden met het subsidiaire verzoek komen deze niet voor toewijzing in aanmerking, nu dit verzoek (zoals hiervoor is overwogen) geen deelgeschil in de zin van de wet betreft. Ten aanzien van de kosten die verband houden met het primaire verzoek overweegt de rechtbank dat afwijzing van de vorderingen van [verzoeker] als zodanig niet in de weg staat aan het begroten van deze kosten op de voet van artikel 1019aa Rv en dat er sprake moet zijn van misbruik van het processuele middel van een verzoekschrift ex artikel 1019w Rv voor het oordeel dat de gemaakte kosten niet voor begroting in aanmerking komen of op nihil begroot moeten worden. Een dergelijk misbruik acht de rechtbank niet aanwezig. Bij de toetsing van de redelijkheid om (deze) kosten van rechtsbijstand te maken en de redelijkheid van de omvang van die kosten komt echter wel betekenis toe aan het antwoord op de vraag of het voorgelegde deelgeschil zodanig onderbouwd is dat een toewijzende beslissing daarop mogelijk is. Indien, zoals in het onderhavige geval, verschil van mening bestaat over de causaliteitsvraag had [verzoeker] naar het oordeel van de rechtbank niet kunnen volstaan met het enkel overleggen van medische informatie uit de behandelende sector. Doorgaans vindt de beoordeling van de causaliteit in gevallen waarin discussie bestaat over het causaal verband tussen het ongeval en de schade bij letsels als de onderhavige immers plaats aan de hand van een onafhankelijk deskundigenbericht. Mede gezien de door Euro Insurance genoemde alternatieve oorzaken voor de klachten van [verzoeker] is het primaire verzoek naar het oordeel van de rechtbank minder goed te beoordelen nu dat niet (mede) is onderbouwd met een (neurologisch) deskundigenrapport opgesteld door een onafhankelijke, eventueel door partijen gezamenlijk geraadpleegde, deskundige. Bij haar oordeel heeft de rechtbank tevens betrokken dat het doel van de deelgeschilprocedure is duidelijkheid te verkrijgen over hetgeen partijen verdeeld houdt, in dit geval het causaal verband, waarna partijen met een inhoudelijke beslissing over dat geschilpunt in staat worden geacht de onderhandelingen buitengerechtelijk (weer) ter hand te nemen. Het voorgaande zal de rechtbank als volgt verdisconteren in de te maken redelijkheidstoets met betrekking tot de kosten van het deelgeschil. De door [verzoeker] gestelde kosten van het deelgeschil laten zich qua bestede tijd aan het primaire en subsidiaire verzoek moeilijk scheiden. De rechtbank zal de kosten dan ook begroten op € 2.500,00 waaronder begrepen het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 267,00.
4.9. Omdat tegen de beschikking op een verzoek inzake een deelgeschil op grond van artikel 1019bb Rv geen hogere voorziening open staat, zal de rechtbank de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring afwijzen.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1. wijst de verzoeken af;
5.2. begroot de kosten van het deelgeschil op € 2.500,00 en veroordeelt Euro Insurance tot betaling daarvan aan [verzoeker].
Deze beschikking is gegeven door mr. D. Wachter en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2012.?