Rb, deelgeschil: whiplash, pre-existente klachten, voor vaststellen causaal verband tussen klachten en ongeval expertise door neuroloog en psychiater noodzakelijk
Verzoeker verzoekt verklaring voor recht dat sprake is van causaal verband zijn fysieke en psychische klachten en beperkingen en het ongeval, waarbij het causaal verband niet (in tijd) moet worden gelimiteerd. 1. De rechtbank stelt vast dat een medische expertise op gezamenlijk verzoek (nog) niet heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt dat beschikbare (medische) het causaal verband niet onomstotelijk aantonen, nog los van de omstandigheid dat een gezamenlijk rapport ontbreekt. De enkele stelling van verzoeker dat hij lijdt aan whiplashklachten als gevolg van het ongeval die toch niet uit een neurologisch onderzoek zullen blijken en dat duidelijk is dat zijn psychische klachten pas ontstaan zijn na het ongeval, is onvoldoende. Voor het vaststellen van causaal verband is dus nader medisch onderzoek nodig door een onafhankelijke deskundige. De deelgeschilprocedure leent zich niet voor het gelasten van dergelijke deskundigenberichten. Verzoek afgewezen.
ECLI:NL:RBGEL:2022:1894, Rechtbank Gelderland, C/05/394570 / HA RK 21-183 (rechtspraak.nl)
ECLI:NL:RBGEL:2022:1894
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
07-04-2022
Datum publicatie
21-04-2022
Zaaknummer
C/05/394570 / HA RK 21-183
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Beschikking
Inhoudsindicatie
Deelgeschil. Verzoek vaststellen causaal verband tussen klachten en ongeval afgewezen op de voet van art. 1019z Rv. Nader medisch onderzoek door onafhankelijke deskundige noodzakelijk. Verzoeken betaling (voorschot op) schadevergoeding ook afgewezen.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
PS-Updates.nl 2022-0309
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rekestnummer: C/05/394570 / HA RK 21-183
Beschikking van 7 april 2022
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. C. Çakir te Arnhem,
tegen
de rechtspersoon naar Russisch recht
SOGLASIE INSURANCE COMPANY LIMITED,
gevestigd te Moskou, Rusland,
in Nederland vertegenwoordigd door CCN Claims Corporation Network B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
advocaat mr. A.F. Collignon-Smit Sibinga te Amsterdam.
Partijen worden hierna [verzoeker] en Soglasie genoemd.
1De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
–
het verzoekschrift met producties 1 tot en met 22
–
het verweerschrift
–
de brief met aanvullende productie 23 van [verzoeker] van 20 december 2021
–
de mondelinge behandeling van 5 januari 2022, waarbij verschenen zijn mr. Çakir voornoemd en mr. Collignon-Smit Sibinga voornoemd
–
het e-mailbericht van [verzoeker] van 2 februari 2022 met de mededeling dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen en beschikking vragen.
2De feiten
2.1.
[verzoeker] is op 26 februari 2019 betrokken geraakt bij een verkeersongeval op de A50 ter hoogte van Herveld. Een bij Soglasie verzekerde vrachtwagen met oplegger is bij het wisselen van rijstrook tegen de auto van [verzoeker] gebotst, waarna deze auto meerdere keren over de kop is geslagen, de vangrails heeft geraakt en ondersteboven op de snelweg tot stilstand is gekomen. [verzoeker] is per ambulance naar het ziekenhuis afgevoerd.
CCN Claims Corporation Network B.V heeft bij e-mailbericht van 18 september 2019 [verzoeker] bericht dat Soglasie aansprakelijkheid voor het ongeval erkent.
2.2.
Voorafgaand aan het ongeval heeft [verzoeker] , tot en met eind 2017, gewerkt als medewerker vleesverwerking (uitbener). Hij kreeg gedurende het laatste jaar klachten laag in de rug, het linkerbeen, bil en hiel. Vanaf eind 2017 ontving hij een uitkering in het kader van de WW. Per 30 januari 2018 heeft [verzoeker] zich ziekgemeld vanwege de hiervoor genoemde fysieke klachten. Hij is onder behandeling geweest bij een fysiotherapeut en is per juli/augustus 2018 gaan re-integreren als medewerker bij een supermarkt.
2.3.
Op 19 december 2018 is [verzoeker] medisch onderzocht in het kader van een eerstejaars Ziektewet-beoordeling, waarbij ook een Functionele Mogelijkheden Lijst (hierna: FML) is opgesteld. In het verzekeringsgeneeskundig rapport is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
‘Samenvatting ziekteverloop voorgaande consulten
(…) Klachten van de rechter schouder (belanghebbende is rechtshandig) en de huisarts adviseerde ander werk. Hij werd slager in een supermarkt wat minder schouderbelastend was maar wel veel staan. Bij zijn laatste werkgever, Barla Food, werkte belanghebbende met pijn.
Bekend met heupdysplasie? Als kind gipsbroek gehad, collega meldt 5-3-2018 MRI heupen; geen dysplasie
MRI LWK 2017 geen afwijkingen: geen bijzonderheden.
Pijn hoge rug, nek, schouders, armen, lage rug, linker been.
Betrokkene krijgt fysiotherapie.
(…)
Anamnese
(…) De belangrijkste pijn zit laag in de rug en trekt aan de achterkant van het linker been door naar de achillespees. Verder geeft de rechter schouder klachten en de nek.
(…) Betrokkene werkte overigens naar zijn schatting zo’n 20 uur in een kleine Turkse supermarkt in Arnhem. Hij valt daar af en toe een paar uurtjes in, doet daar voorkomende werkzaamheden waaronder ook slagerswerk.
(…)
Samenvatting van het beeld van de klant
(…) Betrokkene kampt met pijnklachten die zich vanuit somatische perspectief moeilijk laten verklaren Er zijn sterke aanwijzingen voor een lage pijndrempel bij betrokkene.’
2.4.
Op 29 januari 2019 heeft, eveneens in het kader van de eerstejaars Ziektewet-beoordeling, een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden. De arbeidsdeskundige heeft, kort samengevat, geconcludeerd dat 78,51% van het oorspronkelijke inkomen in eigen werk kan verdienen, waarna het recht op de Ziektewetuitkering eindigde.
2.5.
[verzoeker] stelt als gevolg van het ongeval op 26 februari 2019 aan nek- en rugklachten te lijden, alsmede aan psychische klachten in de vorm van PTSS. Sinds het ongeval ontvangt hij weer een Ziektewetuitkering.
2.6.
Op 27 januari 2020 is [verzoeker] onderzocht door een verzekeringsarts van het UWV en is een FML opgesteld. In het daarvan opgemaakte rapport is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
‘4.2. Anamnese
(…) Cliënt geeft aan dat hij een verkeersongeval op 260219 heeft doorgemaakt; (…)
De al langer bestaande pijnklachten in de rechter schouder, rug en linker been namen toe, had na het ongeval ook last van de nek, rechter been en veel last van hoofdpijn. Na het ongeval ook psychische klachten ontwikkeld en werd verwezen naar Indigo; emdr werd opgestart maar zonder resultaat, nu 1x per maand met de psycholoog. Werd ook via Indigo verwezen naar de psychiater – 24 januari 2020. (…)
Huidige klachten;
Onrustig / in en doorslapen is verstoord / nachtmerries / is bezorgd over de kinderen – familie (angst voor nog een auto ongeval / autorijden: alleen korte ritten), snel geprikkeld reageren, moeite met het ondernemen van activiteiten
continu pijn in de nek
Hoofdpijn
Pijn in de rechter schouder, laag in de rug (rechts > links), rechter been “trekt” (het hele been) en kan soms moeilijk lopen / traplopen gaat moeizaam / in en uitstappen gaat moeizaam, continu pijn in het linker onderbeen.
(…)
4.5.
Informatie van derden
(…) Zie informatie van de huisarts (…). Diagnose vlak na het ongeluk: bij uitgebreid onderzoek incl bloed, hartfilm en CT scans buik, borstkas, nek en hersenen: geen letsel. Vlak erna hoofdpijn en nekklachten vooral. geduid als spierpijnen. Verder psychisch een traumatische ervaring.
Huidige beperkingen: blijft nekklachten houden, maar ook lage rugklachten. Verder duidelijk PTSS klachten. De nekklachten en de PTSS klachten zijn zeker een gevolg van het ongeluk. De lage rugklachten waren al aanwezig sinds 2017. (pseudoradiculair, dus geen hernia aantoonbaar) Ze zijn wel een tijd meer aanwezig geweest dan voor het ongeluk. (…) Volledig herstel is mogelijk als de psychische component kan verbeteren. Nu nog geen zicht op. Blijvende beperkingen: niet te voorspellen, hangt af van psychisch herstel.’
2.7.
Op 7 februari 2020 is [verzoeker] door een arbeidsdeskundige van het UVW onderzocht in het kader van een aangevraagde WIA-uitkering. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van [verzoeker] is op 100% vastgesteld.
2.8.
Op 3 juni 2021 heeft dr. [medisch adviseur bij Lechnerconsult] , medisch adviseur bij Lechnerconsult, op verzoek van [verzoeker] een medisch advies uitgebracht. Hierin is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
‘I. Conclusie:
– Cliënt ontwikkelde na het ongeval d.d. 26-02-2019 forse psychische klachten, in de vorm van PTSS en een secundaire depressie.
– De chronische pijnklachten zijn door zijn behandelaars geduid als een lichamelijke uiting van zijn psychische klachten.
– ( EMDR) behandeling is tot nu toe gestagneerd, vanwege niet te doorbreken woede en wraakgevoelens richting de chauffeur van de vrachtwagen, en de aanwezige taalbarrière.
– Cliënt is recent gestart met behandeling binnen de sGGZ, waardoor nog niet kan worden uitgegaan van een medische eindsituatie.
– Indien beide partijen niet tot consensus kunnen komen voor pragmatische afwikkeling in dit dossier, lijkt een psychiatrische expertise de aangewezen vervolgstap.’
2.9.
Op verzoek van Soglasie heeft de heer [medisch adviseur bij Medas] , medisch adviseur bij Medas, medische adviezen uitgebracht op 6 februari 2020, 5 januari 2021, 26 maart 2021 en 1 juli 2021. In het rapport van laatstgenoemde datum is het hiervoor onder 2.8. genoemde rapport van [medisch adviseur bij Lechnerconsult] betrokken. Verder is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
‘BESCHOUWING EN ADVIES’
De aanvullende informatie geeft geen aanleiding om mijn visie te wijzigen. In mijn optiek is de pre-existente situatie vrijwel gelijk aan de situatie na het ongeval. Tijdelijk kan er na het ongeval op basis van spierproblematiek, een toename van klachten zijn geweest.
Kijkend naar zijn eerstejaars ziektewetbeoordeling uit december 2018, was betrokkene toen al ongeschikt voor het verrichten van zijn arbeid. Hij kan maximaal een half uur lopen en een uur staan zou te zwaar zijn. Dit alles als gevolg van pijnklachten. Er is pijn in de hoge rug, de nek, schouders, armen, lage rug, en het linkerbeen.
Ook blijkt dat betrokkene pre-existent – tijdens de periode dat hij een WW-uitkering ontving – al dusdanige fysieke klachten had, dat hij bij sollicitaties werd afgewezen.
Het is te begrijpen dat betrokkene psychische klachten ontwikkelt als gevolg van de pijnklachten, maar deze pijnklachten kan ik bij afwezigheid van een structureel letsel niet vanuit het ongeval verklaren. Het gaat hier om spierproblematiek en hiervan mag een herstel worden verwacht in weken, hooguit maanden.
Uit de berichtgeving van de psychologen blijkt niet dat deze (voldoende) op de hoogte zijn van de voorgeschiedenis van betrokkene.
Aannemelijk was betrokkene in de situatie zonder ongeval/pre-existent al niet in staat om zijn rol als kostwinner op zich te nemen, was er arbeidsongeschiktheid, en verlies van lichamelijke gezondheid en chronische pijnklachten. Ook waren er pre-existent al pijnklachten, leidend tot chronische psychosomatische klachten (somatische symptoomstoornis).
Betrokkene is boos en legt de schuld buiten zichzelf. Dat mag dan voor het ongeval an sich van toepassing zijn, maar niet voor de pre-existente lichamelijke, en psychische situatie. Daarbuiten is betrokkene altijd al wat boos geweest.’
2.10.
Op 8 november 2021 heeft medisch adviseur [medisch adviseur] op verzoek van [verzoeker] een medisch advies uitgebracht. Hierin is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
‘Mijn commentaar:
Afgaande op de beschikbare beelden van het ongeval en de verongelukte auto kan, mag en moet dit ongeval zondermeer als een voor cliënt ernstige traumatische gebeurtenis worden beschouwd. (…)
De diagnose PTSS is overigens per definitie een diagnose die een traumatische origine kent en als trauma is geen andere oorzaak aan te wijzen dan het ongeval zelf.
Voor het ongeval was cliënt immers geheel onbekend met psychische klachten, laat staan die vergelijkbaar zouden zijn met die van daarna.
Hij functioneerde op alle domeinen van participatie goed. Alleen was er sprake van een langerdurend rugprobleem dat in essentie zijn oorzaak kende in een disbalans tussen belasting en belastbaarheid. Objectiveerbare afwijkingen waren voor deze rugklachten feitelijk nooit aangetoond.
Hiermede vervalt al direct één van de uitgangspunten/stellingen van de medisch adviseur van wederpartij dat er slechts sprake is geweest van tijdelijke belemmeringen. (…)
Uit het verdere beloop blijkt ook (naast de kliniek ook de beoordelingen vanuit de sociaal-medische sector) dat het met name de (forse) psychische klachten zijn geweest die iedere terugkeer naar werk in de weg zijn blijven staan. (…)
Hiermede zou de aanhoudende arbeidsongeschiktheid al meer dan voldoende verklaard moeten zijn.
Maar er speelt nog iets.
Ik gaf al aan dat het ongeval ook in fysiek opzicht een zeer traumatische gebeurtenis is geweest. Reeds vanaf het eerste begin waren er forse pijnklachten aanwezig, vooral van nek- en schouderregio maar zich ook uitbreidend naar andere delen van het lichaam. (…) Structureel objectiveerbare afwijkingen werden daarbij eigenlijk nooit goed aangetoond. Wat wel bij herhaling kon worden geobjectiveerd was de aanwezigheid van een forse spierhypertonie in met name de nek- en schouderregio. Tegen de achtergrond van het trauma, waarbij aannemelijk is dat zich rond die regio een mechanisch begrijpelijke (forse) geweldsinwerking heeft voorgedaan, staat het voor mij vast dat een onderdeel (en zeker niet het geringste onderdeel) van het fysieke letsel heeft bestaan uit een whiplash. (…)’
2.11.
Partijen zijn niet tot afwikkeling van de schade gekomen. Tot op heden heeft Soglasie aan [verzoeker] een bedrag van € 12.000,00 als voorschot op de schadevergoeding voldaan en een bedrag van € 10.943,80 aan buitengerechtelijke kosten, inclusief btw en verschotten.
3Het verzoek
3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank op de voet van art. 1019w e.v. Rv:
- voor recht te verklaren dat sprake is van volledig (juridisch) causaal verband tussen het ongeval en de door [verzoeker] in het verzoekschrift gestelde fysieke en psychische klachten en beperkingen, waarbij het causaal verband niet (in tijd) moet worden gelimiteerd,
- voor recht te verklaren dat Soglasie gehouden is de door [verzoeker] geleden schade volledig te vergoeden,
III. Soglasie te veroordelen tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding van € 60.000,00,
- Soglasie te veroordelen tot betaling van € 4.715,38 inclusief btw aan buitengerechtelijke kosten,
- de kosten van dit deelgeschil te begroten op € 7.235,80 inclusief btw en Soglasie te veroordelen tot betaling van dit bedrag en het door [verzoeker] verschuldigde griffierecht aan [verzoeker] .
3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoeken, kort gezegd, ten grondslag dat zijn fysieke en psychische klachten en beperkingen als gevolg van het ongeval voldoende vast staan. Nu Soglasie aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval heeft erkend dient zij dan ook de door [verzoeker] geleden schade volledig te vergoeden en adequaat te bevoorschotten, aldus [verzoeker] .
3.3.
Soglasie voert primair aan dat de zaak zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure nu [verzoeker] het gehele geschil voorlegt en er nog deskundigenonderzoeken moeten plaatsvinden. Verder voert Soglasie aan dat het causaal verband tussen het ongeval en de door [verzoeker] gestelde klachten en beperkingen niet vast staat. Bovendien betwist Soglasie de door [verzoeker] gestelde hoogte van verlies aan verdienvermogen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hierna nader ingegaan.
4De beoordeling
4.1.
Artikel 1019w Rv biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade de mogelijkheid de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent, of in verband met, een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering in de hoofdzaak. In artikel 1019z Rv is bepaald dat het verzoek wordt afgewezen indien de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Daarbij dient de investering in tijd, geld en moeite te worden afgewogen tegen het belang van het verzoek en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren (Kamerstukken II 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 18). De verzoeken van [verzoeker] zien erop dat wordt vastgesteld dat er sprake is van causaal verband tussen het ongeval en de door hem gestelde klachten en beperkingen en dat Soglasie aansprakelijk is voor de volledige door [verzoeker] geleden schade en wordt veroordeeld tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding. Deze verzoeken lenen zich in beginsel voor behandeling in een deelgeschil. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van Soglasie dat [verzoeker] hiermee het gehele geschil voorlegt. Indien causaal verband en aansprakelijkheid zouden worden vastgesteld kan dit voor partijen aanleiding zijn om (verder) te onderhandelen over de hoogte van de schade. Van belang is dat de verzochte beslissing een voldoende bijdrage kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (MvT, Kamerstukken II 2007/08, 31 518, nr. 3, p. 10). In dit geval kan niet bij voorbaat vastgesteld worden dat hiervan geen sprake is, zodat aan de vereisten voor het doen van een verzoek in een deelgeschil (artikel 1019w Rv) is voldaan. De rechtbank zal dan ook overgaan tot inhoudelijke behandeling van de verzoeken.
4.2.
Aan de orde is in de eerste plaats of causaal verband, in de zin van condicio sine qua non-verband, bestaat tussen de door [verzoeker] gestelde lichamelijke en psychische klachten en beperkingen en het ongeval, zoals [verzoeker] stelt en Soglasie betwist. De stelplicht en bewijslast daarvan rusten op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv op [verzoeker] , die daaraan het rechtsgevolg verbindt dat Soglasie gehouden is de door hem geleden schade te vergoeden.
4.3.
[verzoeker] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat sprake is van (blijvende) fysieke en psychische klachten en beperkingen ten gevolge van het ongeval onder meer verwezen naar de rapportages van het UWV en zijn medisch adviseur. Volgens [verzoeker] blijkt uit de door hem overgelegde (medische) stukken voldoende dat hij kampt met een posttraumatische stressstoornis en depressieve klachten en dat deze klachten volledig ongevalsgevolg zijn zonder dat een alternatieve verklaring mogelijk is. Bovendien is hij na het ongeval volledig arbeidsongeschikt verklaard, zonder dat zich een ander incident heeft voorgedaan, zodat reeds daaruit blijkt dat hij als gevolg van het ongeval lijdt aan ernstige klachten, aldus [verzoeker] . Soglasie betwist dat sprake is van causaal verband tussen de gestelde klachten en het ongeval, althans dat dit op grond van de thans beschikbare (medische) stukken kan worden vastgesteld. Zij voert aan dat voldoende gebleken is dat er bij [verzoeker] sprake is van pre-existente klachten en dat daarover eerst duidelijkheid moet komen. Er zal dan ook, zo heeft Soglasie ter zitting aangevoerd, in elk geval een neurologische en een psychiatrische expertise moeten plaatsvinden.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat een medische expertise op gezamenlijk verzoek (nog) niet heeft plaatsgevonden. De rapportages van de medisch adviseurs van partijen leiden niet tot een eensluidende conclusie. Ten aanzien van de psychische klachten beschrijven medisch adviseurs [medisch adviseur bij Lechnerconsult] (zie 2.8.), en met name [medisch adviseur] (zie 2.10.), dat deze te duiden zijn als een ongevalsgevolg. Medisch adviseur [medisch adviseur bij Medas] (zie 2.9.) is daarvan echter niet overtuigd en werpt op dat [verzoeker] ruim voor het ongeval al leed aan pijnklachten die leidden tot een somatische symptoomstoornis, zodat de psychische klachten van [verzoeker] (mede) daarin hun oorzaak vinden. Bovendien blijkt uit de berichtgeving van de behandelend psychologen dat zij onvoldoende op de hoogte zijn van de voorgeschiedenis en moet worden meegewogen dat [verzoeker] altijd al ‘wat boos’ is geweest, aldus [medisch adviseur] . Ten slotte zouden de psychische klachten, zo voert Soglasie aan, worden gevoed door het voortduren van het schadeafwikkelingstraject en is ook in die zin niet vast te stellen in hoeverre de klachten van [verzoeker] een rechtstreeks gevolg zijn van het ongeval. Ten aanzien van de fysieke klachten stelt de rechtbank vast dat uit de eerstejaars Ziektewet-beoordeling van 19 december 2018 (zie 2.3.) blijkt dat [verzoeker] reeds in 2018 last had van klachten in de rechterschouder, de hoge rug en nek, de onderrug en het linkerbeen. Bovendien waren er, zo wordt gerapporteerd, aanwijzingen voor lage pijndrempel. Ook in het rapport van het onderzoek van 27 januari 2020 (zie 2.6.) wordt melding gemaakt van al langer (dan sinds het ongeval) bestaande pijnklachten in de rechterschouder, rug en linkerbeen. Dat, zoals [verzoeker] stelt, vast staat dat zijn klachten te verklaren zijn door het ongeval en het enige twistpunt tussen partijen is voor welke periode dit gevolgen heeft gehad, blijkt dan ook niet uit de stukken. Uit de genoemde stukken blijkt immers dat sprake was van pre-existente klachten bij [verzoeker] in, onder meer, zijn rug, schouder en nek. De enkele zin in laatstgenoemd rapport dat de nekklachten en de PTSS klachten zeker een gevolg van het ongeluk zijn, kan dit, zonder nadere onderbouwing en in het licht van de reeds bestaande klachten en het medisch advies van [medisch adviseur bij Medas] , niet anders maken.
4.5.
Uit het voorgaande volgt reeds dat het voorliggende verzoek tot het vaststellen van causaal verband, niet in tijd gelimiteerd, tussen de door [verzoeker] gestelde klachten en het ongeval niet toewijsbaar is. De thans beschikbare (medische) stukken tonen dat causaal verband niet onomstotelijk aan, nog los van de omstandigheid dat een gezamenlijk rapport ontbreekt en Soglasie zich op het standpunt stelt dat eerst expertises op gezamenlijk verzoek moeten plaatsvinden door een neuroloog en een psychiater, waarna uit een verzekeringsgeneeskundig- en arbeidsdeskundig onderzoek zal moeten blijken wat de beperkingen van [verzoeker] zijn ten gevolge van het ongeval. Dat geen sprake zou zijn van een limitering in de tijd van het causaal verband is al helemaal onvoldoende gebleken, nu [verzoeker] zelf erkent dat sprake is van pre-existente problematiek en dat dit een twistpunt betreft tussen partijen. De enkele stelling dat hij lijdt aan whiplashklachten als gevolg van het ongeval die toch niet uit een neurologisch onderzoek zullen blijken en dat duidelijk is dat zijn psychische klachten pas ontstaan zijn na het ongeval, is daarvoor onvoldoende. Voor het vaststellen van causaal verband is dus nader medisch onderzoek nodig door een onafhankelijke deskundige. De deelgeschilprocedure is echter, zoals in 4.1. is overwogen, bedoeld om tussen partijen vastgelopen onderhandelingen weer vlot te trekken en leent zich niet voor het gelasten van dergelijke deskundigenberichten. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen op de voet van art. 1019z Rv.
4.6.
Nu het causaal verband tussen de klachten van [verzoeker] en het ongeval niet in deze procedure kan worden vastgesteld, zijn de verzoeken onder II. en III. evenmin toewijsbaar. Bij de beoordeling van de vraag of in een deelgeschilprocedure een voorschot op de schadevergoeding moet worden toegekend, zal de rechter onder meer dienen te onderzoeken of voldoende aannemelijk is dat de aansprakelijke persoon voor het bedrag van het verzochte voorschot aansprakelijk is. Dat Soglasie aansprakelijk is voor de door [verzoeker] als gevolg van het ongeval geleden schade, staat vast. Zoals hiervoor aan de orde is gekomen is echter in geschil of de door [verzoeker] gestelde klachten en beperkingen en de kosten die hieruit voortvloeien in causaal verband staan met het ongeval. Bovendien heeft Soglasie de omvang van de gestelde schade, waaronder het verlies aan verdienvermogen, gemotiveerd betwist. Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat Soglasie gehouden is de door [verzoeker] gestelde schade volledig te vergoeden en kan de hoogte van een redelijk voorschot op de schadevergoeding in deze procedure evenmin worden vastgesteld. In ieder geval kan op basis van de thans gegeven onderbouwing nog niet met een voldoende mate van aannemelijkheid worden aangenomen dat Soglasie aansprakelijk is voor een hoger bedrag dan het bedrag van € 12.000,00 dat reeds is voldaan als voorschot op de schadevergoeding.
Buitengerechtelijke kosten
4.7.
[verzoeker] heeft verder verzocht om veroordeling van Soglasie tot betaling van een nader voorschot op de buitengerechtelijke kosten. Voor de beoordeling of de declaraties van de advocaat van [verzoeker] zijn te beschouwen als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid c.q. redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, is de aard en omvang van de schade en complexiteit van de zaak van belang. Daarnaast komt betekenis toe aan de verhouding tussen de schade en de kosten. Ook de opstelling van partijen in het schaderegelingsproces kan van invloed zijn op de redelijkheid van het maken van kosten en de omvang daarvan. [verzoeker] heeft een urenstaat in het geding gebracht die betrekking heeft op de periode vanaf februari 2021 voor een bedrag van € 4.480,63 en een verschottennota van € 234,75. Soglasie betwist de redelijkheid van deze kosten.
4.8.
Ter zitting is vastgesteld dat Soglasie aan [verzoeker] reeds een bedrag van € 10.943,80 aan buitengerechtelijke kosten, inclusief verschotten, heeft betaald. Soglasie heeft niet betwist dat zij de factuur waarvan [verzoeker] nu betaling vordert niet heeft voldaan. De rechtbank stelt vast dat sprake is van veel correspondentie tussen [verzoeker] en zijn advocaat. Dat dit niet noodzakelijk was is niet gebleken, temeer nu partijen gedurende langere tijd hebben getracht tot een buitengerechtelijke regeling te komen. Waarom de door [verzoeker] gevorderde kosten, specifiek van deze factuur, niet redelijk zouden zijn is dan ook niet nader geconcretiseerd en daarmee onvoldoende onderbouwd. Gelet op de erkenning van aansprakelijkheid door Soglasie is zij dan ook gehouden het gevorderde bedrag aan [verzoeker] te voldoen. Dit onderdeel van het verzoek zal worden toegewezen.
Kosten deelgeschil
4.9.
Afwijzing van de verzoeken van [verzoeker] staat in beginsel niet in de weg aan begroting van de kosten bij de behandeling van dit verzoek op de voet van art. 1019aa Rv. [verzoeker] heeft verzocht de kosten te begroten op € 7.235,80 (26 uren tegen een uurtarief van € 230,00, vermeerderd met 21% btw). Soglasie heeft aangevoerd dat de deelgeschilprocedure volstrekt onterecht en onnodig is ingesteld, zodat begroting van de kosten achterwege kan blijven. Ook heeft zij verweer gevoerd tegen de hoeveelheid van de aan het deelgeschil bestede uren.
4.10.
Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt. Daarbij geldt een dubbele redelijkheidstoets: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn (MvT, Kamerstukken II, 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 18). Dit betekent dat de kosten niet voor begroting en vergoeding in aanmerking komen indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Anders dan Soglasie betoogt is hiervan naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Gelet op de uiteenlopende standpunten van partijen was niet voorzienbaar dat partijen tot overeenstemming hadden kunnen komen over het vaststellen van causaal verband tussen de gestelde klachten van [verzoeker] en het ongeval, zonder daarvoor gezamenlijke deskundigenonderzoeken te entamineren. Bovendien heeft deze procedure geleid tot veroordeling van Soglasie tot betaling van een nader voorschot op de buitengerechtelijke kosten, zoals hiervoor overwogen. De rechtbank zal dan ook overgaan tot begroting van de kosten.
4.11.
Gelet op de omvang van het verzoek- en verweerschrift en de complexiteit van de zaak acht de rechtbank het opgevoerde aantal van 26 bestede uren bovenmatig. Voor het opstellen van het verzoekschrift acht de rechtbank 12 uur redelijk en voor het voorbereiden van de zitting, gelet op het feit dat na het verzoekschrift zonder producties geen nadere stukken meer zijn ingediend door Soglasie, 3 uur. De begroting komt dan in totaal op een bedrag van € 6.153,30 (21 uren x uurtarief € 230,00, vermeerderd met 21% btw en € 309,00 aan griffierecht). Nu Soglasie aansprakelijkheid voor het ongeval heeft erkend zal zij worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
5De beslissing
De rechtbank
5.1.
veroordeelt Soglasie tot betaling van € 4.715,38 inclusief btw aan buitengerechtelijke kosten,
5.2.
begroot de kosten van dit deelgeschil aan de zijde van [verzoeker] op € 6.153,30 (inclusief griffierecht en btw) en veroordeelt Soglasie tot betaling van dit bedrag aan de advocaat van [verzoeker] ,
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2022.