Rb: deelgeschilprocedure niet bedoeld om gehele geschil voor te leggen en om openstaande advocatendeclaraties te innen
Deelgeschil over causaliteit tussen ongeval en schade. Verzoeker verzoekt de rechtbank het causaal verband vast te stellen tussen het ongeval van 2013 en de schade qua schoolvertraging en verminderd arbeidsvermogen, en om verzekeraar te veroordelen tot een voorschot en tot betaling van openstaande declaraties. De rechtbank is van oordeel dat met deze verzoeken in wezen het gehele geschil tussen partijen aan de rechter voorlegt. Hiervoor is de deelgeschilprocedure niet in het leven is geroepen. Verzoeker niet-ontvankelijk. 2. De rechtbank voegt hieraan toe dat een deelgeschilprocedure naar zijn aard ook niet is bedoeld voor de incasso van openstaande advocatendeclaraties. 3. Vervolgens wijst de rechtbank de verzoeken van verzoeker af. De rechtbank overweegt dat het door verzoeker bepleite causaal verband tussen het ongeval en de door hem gestelde schade ten aanzien van schoolvertraging en verminderd arbeidsvermogen vooralsnog niet kan worden aangenomen. Een deelgeschilprocedure is, anders dan een bodemprocedure, niet de geëigende procedure voor verdere bewijslevering voor het door verzoeker gestelde causaal verband. 4. De rechtbank compenseert de proceskosten.
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
04-05-2021
Datum publicatie
18-05-2021
Zaaknummer
C/18/202688 / HA RK 20-87
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Beschikking
Inhoudsindicatie
– Deelgeschilprocedure.
– Zaak niet geschikt voor behandeling als deelgeschil, omdat verzoeker in wezen het hele geschil aan de deelgeschilrechter voorlegt.
– Status van een op gezamenlijk verzoek van partijen uitgebracht deskundigenrapport.
– Causaal verband tussen ongeval en opgevoerde schadeposten.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rekestnummer: C/18/202688 / HA RK 20-87
Beschikking van 4 mei 2021 in de deelgeschilprocedure ex artikel 1019w Rv
inzake
[verzoeker] ,
wonende te Groningen,
verzoeker,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. H.J. van Balen te Groningen,
tegen
- de naamloze vennootschap
TVM VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
- de besloten vennootschap
TVM LETSELSCHADEREGELING NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
verweersters,
hierna te noemen: TVM Verzekeringen, TVM Letselschaderegeling en samen TVM c.s.,
advocaat: mr. H.E. Schuurmans te Hoogeveen.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
–
het verzoekschrift van [verzoeker] ;
–
het verweerschrift van TVM c.s.;
–
de nadere producties 15-22, 19b-d-21b-c, 23-24 en 25 van [verzoeker] ;
–
de mondelinge behandeling van 24 maart 2021, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
–
de spreekaantekeningen van de advocaat van [verzoeker] .
1.2.
De zaak is na de mondelinge behandeling enige tijd aangehouden ten behoeve van schikkingsonderhandelingen. Bij afzonderlijke brief respectievelijk e-mail van 6 april 2021 hebben de advocaten van partijen de rechtbank verzocht om uitspraak te doen. Hierna is beschikking bepaald op heden.
2 De feiten
2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] , is op 12 april 2013 een verkeersongeval overkomen op de kruising/rotonde van het Hoendiep met de Johan van Zwedenlaan te Hoogkerk. [verzoeker] reed daar toen op een scooter en is aangereden door een autobus van Verkeersschool [naam 1] die hem geen voorrang verleende.
2.2.
TVM Verzekeringen is de WAM-verzekeraar van de betreffende autobus.
2.3.
Bij het ongeval is de rechterenkel van [verzoeker] klem komen te zitten tussen de voorbumper van de autobus en de scooter. Als gevolg hiervan heeft [verzoeker] letsel aan zijn rechterenkel opgelopen in de vorm van een enkeldistorsie.
2.4.
Ten tijde van het ongeval volgde [verzoeker] een opleiding tot Autotechnicus niveau 2 (MBO) aan het Noorderpoort College te Groningen. Dit betrof een tweejarige opleiding. Op de dag van het ongeval zat [verzoeker] nog in het eerste studiejaar, dat in augustus 2012 van start was gegaan.
2.5.
TVM Verzekeringen heeft op 24 april 2013 aansprakelijkheid erkend voor de schade van [verzoeker] als gevolg van het ongeval.
2.6.
Na het ongeval heeft [verzoeker] enige tijd een brace gedragen en heeft hij tijdelijk geen onderwijs gevolgd. Hij heeft zich in de volgende jaren meermalen bij zijn huisarts gemeld vanwege enkelklachten.
2.7.
[verzoeker] heeft in 2013 mr. Van Balen ingeschakeld om zijn letselschadeclaim te begeleiden. TVM Verzekeringen heeft in de periode van 2013 tot en met 2019 ten titel van buitengerechtelijke incassokosten declaraties van mr. Van Balen betaald tot een bedrag van in totaal € 10.652,45.
2.8.
[verzoeker] heeft op 6 juli 2015 de polikliniek Orthopedie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (hierna: UMCG) bezocht voor onderzoek. In het hiervan opgestelde verslag van 19 mei 2016 vermeldt de behandelend orthopeed:
“Voorgeschiedenis: 2013 crushletsel onderbeen rechts zonder fractuur.
Reden van komst: uitslag MRI.
Anamnese: is vorige week door zijn rechter enkel gezwikt. Nu weer begonnen met sporten (sportschool), waardoor klachten terug zijn. Bij de huisarts enkelbandruptuur vastgesteld waarvoor nu in tape. Gaat vaak door zijn enkel. Heeft na veel activiteit ook last van zijn enkel. Weinig tot geen last van deuk in het onderbeen.
Lichamelijk onderzoek: enkel in tape, niet te onderzoeken. Delle palpabel 6cm proximaal van het bovenste spronggewricht.
Aanvullend onderzoek:
MRI: focale huidverdikking met afwijking in het onderliggende vetweefsel. Beeld kan goed passen bij fibrose, d.d. posttraumatisch of postinflammatoir.
Conclusie: asymptomatische posttraumatische fibrosering onderbeen rechts. Klachten lijken te berusten op recidiverende enkeldistorsies op basis van instabiliteit.
Beleid: patiënt werd verwezen voor stabiliserende oefentherapie en propriocepsistraining onder leiding van een fysiotherapeut. (…)”
2.9.
Als gevolg van studievertraging heeft [verzoeker] pas in juli 2015 het diploma van de opleiding Autotechnicus niveau 2 behaald.
2.10.
Nadat [verzoeker] zijn opleiding Autotechnicus 2 had afgerond, is hij op enig moment op leer/werk-basis bij Slor Installaties als installateur aan de slag gegaan. Tijdens zijn proeftijd bij Slor Installaties is [verzoeker] een ongeval overkomen. Hij heeft toen zijn enkel verzwikt als gevolg van een losliggende tegel. Hierdoor is [verzoeker] ruim een maand uit de roulatie geweest. Slor Installaties heeft hem uiteindelijk geen baan aangeboden. [verzoeker] is hierna als pizzakoerier actief geweest, waarmee hij inkomsten verwierf.
2.11.
De behandelend fysiotherapeut van [verzoeker] heeft in februari 2016 na verwijzing door de huisarts als fysiotherapeutische diagnose gesteld: enkeldistorsie mediaal en lateraal. In februari 2016 is [verzoeker] drie keer door de fysiotherapeut behandeld. In zijn verslag d.d. 17 februari 2016 meldt de fysiotherapeut als resultaat: nagenoeg klachtenvrij.
2.12.
Slor Installaties heeft de moeder van [verzoeker] bij e-mail van 24 mei 2016 geschreven:
“Hierbij stuur ik, zoals telefonische op 19 mei is toegezegd u de samenvatting van ons gesprek.
Ik heb u tijdens dit gesprek aangegeven dat ik u zoon [verzoeker] jammer genoeg geen bbl plek (werken/leren) met een salaris van 1100,- euro netto per maand heb kunnen aanbieden. Tijdens zijn proef periode is hij in zijn tweede week al uitgevallen door een oude blessure aan zijn rechter enkel, hij is hierdoor 5/6 weken uit de roulatie geweest, en is het werk voor hem toch te zwaar. (…)”
2.13.
Noorderpoort College heeft de advocaat van [verzoeker] bij brief van 12 september 2016 geschreven:
“In antwoord op mw [verzoeker] ‘s vraag om bevestiging van het jaar studievertraging van haar zoon [verzoeker] tgv het [verzoeker] overkomen ongeval 12-4-13 verklaar ik:
Onze leerling [verzoeker] , leerling autotechnicus niveau 2 van de School voor Automotive van het Noorderpoort, had het 1e deel van zijn opleiding Autotechniek regulier doorlopen. Zijn studieresultaten waren het 1e jaar zodanig, dat hij was overgegaan naar het 2e leerjaar.
Tgv het [verzoeker] overkomen ongeval op 12-4-13 kon hij een periode geen onderwijs volgen. Door dit ongevalsgevolg is zijn schoolopleiding en einddiploma een jaar vertraagd tot zijn diploma juli 2015.”
2.14.
[verzoeker] is vanaf augustus 2017 een opleiding tot bedrijfsbeveiliger gaan volgen.
2.15.
Op 14 februari 2018 is [verzoeker] tijdens zijn opleiding op school gevallen bij een sprong, waarbij hij op zijn rechterknie is terechtgekomen en nadien klachten aan deze kreeg. Hierna heeft hij zich voor behandeling bij zijn fysiotherapeut gemeld, wat geen resultaat opleverde. De huisarts van [verzoeker] heeft hem voor verdere behandeling doorverwezen naar het Martini Ziekenhuis in Groningen.
2.16.
[verzoeker] heeft op 5 maart 2018 een MRI-scan ondergaan. Hierbij heeft de radioloog een gescheurde kruisband vastgesteld. [verzoeker] is hierna eerst verder gegaan met zijn opleiding. Hij is niet meteen aan de gescheurde kruisband geopereerd.
2.17.
In maart 2019 heeft [verzoeker] alsnog een kruisbandoperatie ondergaan, waarbij een nieuwe kruisband is geplaatst.
2.18.
Op gezamenlijk verzoek van partijen heeft [naam 2] , orthopedisch chirurg te Assen, op 25 april 2019 een geneeskundig onderzoek bij [verzoeker] uitgevoerd en naar aanleiding daarvan een rapport d.d. 25 juli 2019 uitgebracht betreffende de klachten en beperkingen van [verzoeker] als gevolg van het ongeval, op basis van een gezamenlijke vraagstelling van partijen (IWMD vraagstelling). In dit rapport is onder meer vermeld:
“(…)
ORTHOPEDISCH ONDERZOEK:
Status localis praesens van de door het ongeval d.d. 12 april 2013 gelaedeerde rechterbeen in vergelijking met de contralaterale linkerzijde:
Inspectie: rond de rechterknie zijn verse littekens na een recente voorste kruisbandreconstructie. De knie is ook nog iets gezwollen. Het rechterbeen kan niet volledig gestrekt worden.
Ter plaatse van de rechterenkel zien we geen bijzonderheden. Ter plaatse van het rechteronderbeen aan de mediale zijde, ongeveer een handbreedte boven de mediale malleolus, is een duidelijk weke delen defect met een doorsnede van circa 3 cm.
(…)
Stabiliteitsonderzoek: subjectief lijkt de stabiliteit van de beide enkels net niet symmetrisch. Er lijkt enig ruimere inversie mogelijkheid aan de rechterzijde te bestaan dan aan de linkerzijde. Er is echter geen schuiflade fenomeen. Het ligamentum deltoideum is normaal intact en ook het ligamentum aan de laterale zijde van de enkel is palpatoir intact. De peroneuspezen en de tibialis posticus pees is ook normaal intact qua stabiliteit. Er is geen pijn bij geforceerde supinatie of inversie.
(…)
RADIOLOGISCH ONDERZOEK:
Alle röntgenfoto’s werden door ondergetekende persoonlijk beoordeeld.
Martini Ziekenhuis te Groningen:
d.d. 20 september 2013: rechteronderbeen en enkel: geen afwijkingen in meerdere richtingen. Normale kalkhoudendheid en skeletstructuur.
(…)
UMCG:
d.d. 17 juni 2015: MRI rechterenkel: in feite is een MRI van het rechteronderbeen uitgevoerd, de enkel zelf staat niet afgebeeld. Geen evidente afwijkingen ter plaatse van het onderbeen.
Wilhelmina Ziekenhuis te Assen:
d.d. 25 april 2019: zogenaamde stabiliteitsopnames van de beide bovenste spronggewrichten met geforceerde inversie: beiderzijds geen aanwijzingen voor instabiliteit in de enkelvork. Links zien we geen afwijkingen, rechts zijn een tweetal afgeronde calcificaties bij de punt van de laterale malleolus, niet intra-articulair. Het bovenste en onderste spronggewricht is beiderzijds normaal symmetrisch intact.
BEANTWOORDING VAN UW VRAAGSTELLING:
(…)
Diagnose:
- Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
De diagnose op mijn vakgebied luidt:
- Status na enkeldistorsie rechts met als persisterende afwijking twee calcificaties ter plaatse van de fibula, zonder aantoonbare restinstabiliteit.
- Weke delen dèle een handbreedte boven de mediale malleolus.
Ik heb geen specifieke differentiaaldiagnostische overwegingen.
Beperkingen
- Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
U vraagt naar beperkingen los van het feit of deze voortvloeien uit het ongeval. We zitten nu in een lastige situatie, omdat er een zeer recente kruisbandoperatie is uitgevoerd. De kruisbandplastiek en het voorste kruisbandletsel zijn naar mijn mening geen rechtstreeks en direct gevolg van het ongeval. Het letsel is ontstaan na een sprong. Aangezien er geen aantoonbare instabiliteit van de enkel is, zie ik geen directe relatie tussen het kruisbandletsel en de restgevolgen van het ongeval in 2013.
Van de andere kant, geeft beoordeling van de recente knie operatie problemen wat betreft het vaststellen van beperkingen omdat er nog geen eindsituatie is ten aanzien van de revalidatie.
Ik kan dan ook uitsluitend, in dit geval, beperkingen vaststellen op basis van de objectieve ongevalsgevolgen en niet beperkingen in het algemeen vaststellen op dit moment. Ik kom dan tot de volgende inschatting van de ongevalsgerelateerde beperkingen:
Ik acht het zitten en staan niet beperkt. Het lopen acht ik objectief gezien niet beperkt omdat er geen bewegingsbeperking, geen radiologische afwijkingen, geen peesletsel, geen zwelling of hydrops of synovitis is en geen instabiliteit. Derhalve zijn er ook geen beperkingen ten aanzien van trappenlopen, klimmen, klauteren, knielen, kruipen, hurken of gebogen werken. Ook het gebruik van de nek en bovenste extremiteiten acht ik niet beperkt net als het tillen, duwen, trekken en dragen.
(…)
2 De situatie zonder ongeval
(…)
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
- Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
De voorste kruisbandlaesie die betrokkene heeft staat naar mijn mening niet vast als ongevalsgevolg. Ik zie dit los van elkaar. Betrokken heeft een sprong gemaakt. Hij heeft geen aantoonbare instabiliteit in zijn enkel en voet en derhalve een voorste kruisbandruptuur ook zonder het vroegere letsel aan de rechterenkel kunnen ontstaan.
2.19.
[verzoeker] heeft zijn opleiding tot beveiliger in maart 2019 afgerond, voorafgaand aan zijn kruisbandoperatie. Hierna heeft hij tot september 2019 werkzaamheden voor G4S Security verricht, waarmee hij inkomsten verwierf. In september 2019 is [verzoeker] met de opleiding coördinator-beveiliger begonnen. Vanaf 23 november 2019 heeft [verzoeker] als beveiliger voor M&F Security gewerkt.
2.20.
Tussen 2013 en 2019 heeft TVM Verzekeringen onder algemene titel voorschotten op schadevergoeding aan [verzoeker] betaald ten bedrage van in totaal € 17.500,00.
2.21.
Mr. Van Balen heeft TVM Verzekeringen een aantal declaraties gestuurd, waarop een verkeerd bankrekeningnummer van zijn kantoor vermeld stond. Het betreft de volgende declaraties:
– declaratie nr. 150331 d.d. 31 maart 2015 van € 1.473,77
– declaratie nr. 151102 d.d. 2 november 2015 van € 1.092,63
– declaratie nr. 160919 d.d. 19 september 2016 van € 1.194,27
————-
€ 3.760,67
2.22.
Deze declaraties zijn destijds onbetaald gebleven. Mr. Van Balen heeft TVM Verzekeringen (pas) vanaf augustus 2019 verzocht om deze declaraties alsnog aan hem te betalen. TVM Verzekeringen heeft dat tot op heden geweigerd.
3 Het verzoek
3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank, verkort en zakelijk weergegeven, om in deze deelgeschilprocedure bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
- de schade van [verzoeker] vast te stellen van een jaar schoolvertraging en TVM Verzekeringen en TVM Letselschaderegeling in verband daarmee te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 13.225,00 overeenkomstig de Letselschaderaadrichtlijn voor schoolvertraging;
- de schade van [verzoeker] vast te stellen in verband met beperkingen in arbeidsvermogen met ingang van maart 2016 plus vergoeding van kosten van de huidige opleiding tot coördinator-beveiliger en TVM Verzekeringen en TVM Letselschaderegeling in dat kader te veroordelen tot betaling van (a) een bedrag van € 2.215,74 aan kosten van de huidige opleiding tot coördinator-beveiliger alsmede (b) een voorschot op verminderd arbeidsvermogen met ingang van maart 2016 totdat hij na afronding van zijn huidige opleiding werk krijgt, althans tot en met juli 2019 (ontvangst rapport [naam 2] ), voorlopig eerst naar het beginnersloon maart 2016 onder voorbehoud van berekening van de loonontwikkeling volgens de toepasselijke cao voor Installatiebedrijven, en een door de rechtbank naar billijkheid te ramen voorschot op het verschil tussen de voorschotten en de niet-betwiste inhoudelijke schadeposten (exclusief voorbehouden kosten van eventuele fysiotherapie en plastische chirurgie) van de door [verzoeker] opgestelde voorlopige schadelijst inclusief smartengeld, van in totaal € 68.772,34, onder aftrek van de aan [verzoeker] betaalde voorschotten van € 17.500,00, althans een in goede justitie vast te stellen voorschotbedrag.
III. TVM c.s. te veroordelen tot betaling van de onbetaald gebleven declaraties van mr. Van Balen ten bedrage van € 3.760,67, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
1 december 2015 althans vanaf 19 oktober 2019, alsmede de nota van [naam 3] van 13 januari 2020 van € 3.819,66, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2020;
- de kosten van het deelgeschil te begroten op 8 uren x € 219,00 (uurtarief advocaat), x 1,2 (letselschadespecialisme) x 1,05 (kantoorkosten) = € 2.046,00, te vermeerderen met 21% btw = € 2.476,00 en met veroordeling van TVM in alle kosten.
3.2.
[verzoeker] baseert deze verzoeken, samengevat weergeven, op het volgende.
3.2.1.
Als gevolg van het ongeval kon [verzoeker] wekenlang geen onderwijs volgen en geruime tijd daarna geen veiligheidsschoenen dragen, wat vereist was voor zijn stage. Zijn stage en daarmee het behalen van zijn einddiploma autotechnicus is daarmee een jaar vertraagd. De schade in verband met deze schoolvertraging moet worden vergoed conform de richtlijn van de Letselschaderaad voor schoolvertraging LBO-VMBO 2015.
3.2.2.
Na het ongeval bleef [verzoeker] last houden van een zwakke enkel. Tijdens de proeftijd bij Slor Installaties is hij opnieuw door zijn enkel gegaan, waardoor hij tijdelijk niet kon werken en de baan bij Slor Installaties niet doorgegaan is. Hij had toen een vast leer-werk-contract met een salaris van netto € 1.100,00 per maand kunnen krijgen. Aannemelijk is dat de door het ongeval veroorzaakte zwakke enkel de loopbaan van [verzoeker] bij Slor Installaties heeft afgebroken. De conclusies die [naam 2] in zijn orthopedisch onderzoek heeft getrokken, doen daar niet aan af, nu dit onderzoek pas zes jaar na het ongeval heeft plaatsgevonden. Maatgevend in dezen is volgens [verzoeker] de juridische causaliteit en niet de strikt medische causaliteit. Er moet sprake zijn van consistente, niet-ingebeelde, niet overdreven en reële klachten. Deze blijken in geval van [verzoeker] genoegzaam uit de verklaringen van huisarts, fysiotherapeut en het UMCG, alsmede die van Noorderpoort en Slor Installaties. Bij gebreke van voldoende duurzaam perspectief in lopende en staande beroepen als automonteur en installateur is [verzoeker] in augustus 2017 met een opleiding tot beveiliger begonnen. Vanaf dat moment tot de zomer van 2019 heeft [verzoeker] geen inkomsten meer gehad. Voor de opleiding tot beveiliger heeft [verzoeker] bovendien een studielening moeten afsluiten. Na zijn kruisbandoperatie in maart 2019 kon [verzoeker] vanwege de herstelperiode niet meteen aansluitend aan zijn opleiding tot beveiliger de opleiding tot coördinator-beveiliger gaan volgen. Dat kon pas vanaf september 2019. TVM dient de schade die [verzoeker] in verband met zijn verminderde arbeidsvermogen vanaf maart 2016 heeft geleden aan hem te vergoeden. Er is in dezen pas een eindtoestand bereikt wanneer [verzoeker] na afronding van zijn huidige opleiding eindelijk werk krijgt.
3.2.3.
TVM dient daarnaast de drie nog openstaande declaraties van de advocaat van [verzoeker] , mr. Van Balen, van 31 maart 2015, 2 november 2015 en 19 september 2016 te voldoen. Abusievelijk stond op deze declaraties een verkeerd bankrekeningnummer vermeld, waardoor de declaraties onbetaald bleven. Na het ontdekken van deze omissie heeft mr. Van Balen alsnog het juiste bankrekening aan TVM doorgegeven. Ook dient TVM de openstaande nota van de medisch adviseur van [verzoeker] , [naam 3] , alsnog te voldoen.
3.2.4.
Ten slotte moet TVM c.s. de kosten van het deelgeschil aan [verzoeker] vergoeden, zijnde een totaalbedrag van € 2.476,00 aan kosten advocaat, alsmede alle overige kosten.
4 Het verweer
4.1.
TVM c.s. voert, samengevat weergegeven, het volgende verweer.
4.2.
[verzoeker] kan niet in zijn – op de WAM gebaseerde – verzoeken worden ontvangen voor zover die tegen TVM Letselschaderegeling gericht zijn, omdat TVM Letselschaderegeling Nederland geen WAM-verzekeraar maar een schaderegelingskantoor is.
4.3.
De voorliggende verzoeken gaan het kader van een deelgeschilprocedure te buiten en moeten daarom al worden afgewezen. In een deelgeschilprocedure kan de verzoeker een kwestie aan de rechter voorleggen waarvan de beslechting kan bijdragen aan het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. [verzoeker] legt in deze procedure echter niet een deelgeschil aan de rechtbank voor, maar het gehele geschil tussen partijen. Daarvoor is een deelgeschilprocedure niet bedoeld. De verzoeken om betaling van voorschotten op schade maken ook geen einde aan enig deelgeschil. Overigens betwist TVM c.s. dat de vermeende schade van [verzoeker] hoger is dan de reeds betaalde voorschotbedragen. Met de reeds betaalde voorschotten van in totaal € 17.500,- is de schade van [verzoeker] ook al ruimschoots vergoed.
4.4.
Partijen hebben gezamenlijk [naam 2] benaderd voor het uitvoeren van een medische expertise aangaande de relatie tussen de klachten/beperkingen van [verzoeker] en het ongeval. Het ongeval heeft volgens [naam 2] geen blijvende gevolgen voor [verzoeker] gehad en evenmin blijvende fysieke beperkingen veroorzaakt. Er is geen sprake van een instabiele enkel. Partijen zijn aan de uitkomst van deze expertise gebonden. Er moet dan ook vanuit worden gegaan dat er geen causaal verband aanwezig is tussen de door [verzoeker] genoemde schadeposten schoolvertraging en verminderd arbeidsvermogen wegens persisterende enkelklachten en het ongeval, zodat voor (verdere) schadevergoeding ter zake geen grond aanwezig is. Het door [verzoeker] aangenomen causaal verband kan in het licht van het expertiserapport van [naam 2] niet enkel worden gebaseerd op subjectieve verklaringen van [verzoeker] en derden, maar moet medisch geobjectiveerd worden, bijvoorbeeld aan de hand van een andere (alternatieve) medische expertise. Dat heeft [verzoeker] echter nagelaten. Dat na het ongeval daadwerkelijk sprake is geweest van studievertraging en/of verminderd arbeidsvermogen heeft [verzoeker] ook niet behoorlijk onderbouwd.
4.5.
TVM c.s. betwist ook de door [verzoeker] opgestelde schadelijst. Deze schadelijst is volstrekt onduidelijk opgesteld, waardoor TVM Verzekeringen zich hiertegen niet behoorlijk kan verweren. Daarnaast hoort de incasso van een vordering ter zake buitengerechtelijke kosten niet in een deelgeschilprocedure thuis. Het betreft hier bovendien een eenvoudige letselschadezaak waarin TVM al voor een bedrag van € 10.652,45 aan advocatendeclaraties heeft vergoed. Verdere vergoeding van advocatendeclaraties is niet redelijk. Dit klemt te meer nu het gehanteerde uurtarief te hoog is in verhouding tot de eenvoud van de zaak, een specialistentarief om die reden ook niet aan de orde is en kantoorkosten niet meer van deze tijd zijn.
4.6.
Ten slotte bestrijdt TVM de verzochte toewijzing althans begroting van de kosten van de deelgeschilprocedure. De procedure is volstrekt onnodig ingesteld. Het gehele geschil en niet slechts een deelgeschil wordt hier immers aan de rechter voorgelegd.
- De beoordeling van het verzoek
Niet-ontvankelijkheid
5.1.
Uit het verzoekschrift van [verzoeker] blijkt dat hij dat TVM Verzekeringen, in haar hoedanigheid van WAM-verzekeraar van het autobusje dat het ongeval veroorzaakte, aansprakelijk houdt voor vergoeding van de schade die hij als gevolg van het ongeval stelt te hebben geleden. TVM c.s. heeft onweersproken gesteld dat TVM Letselschaderegeling, een aan TVM Verzekeringen gelieerde onderneming, slechts een letselschadebehandelaar is en niet een WAM-verzekeraar. Daarom kan [verzoeker] TVM Letselschaderegeling naar het oordeel van de rechtbank niet (ook) krachtens de WAM aanspreken. Dat wordt niet anders door de omstandigheid dat TVM Letselschaderegeling namens TVM Verzekeringen aansprakelijkheid heeft erkend. Daarmee heeft zij naar het oordeel van de rechtbank voor zichzelf geen aansprakelijkheid jegens [verzoeker] erkend. Dat TVM Letselschaderegeling zich op een andere manier zelfstandig tot betaling aan [verzoeker] heeft verbonden, is niet gebleken. [verzoeker] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover zijn verzoeken tegen TVM Letselschaderegeling zijn gericht.
Reikwijdte deelgeschilprocedure
5.2.
De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- of overlijdensschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter ter bevordering van de totstandkoming van een minnelijke regeling. Indien een persoon een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij door dood of letsel lijdt, dan kan hij op grond van artikel 1019w Rv de rechter verzoeken om te beslissen omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen hem en die ander rechtens geldt en waarvan de beslechting kan bijdragen aan het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. De rechtbank moet tegen deze achtergrond eerst beoordelen of de door [verzoeker] verzochte beslissingen voldoende kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een minnelijke regeling nu, indien dat onvoldoende het geval is, het verzoek moet worden afgewezen (artikel 1019z Rv). Hoewel het toepassingsgebied van een deelgeschilprocedure ruim moet worden opgevat, blijkt uit de parlementaire geschiedenis van de Wet deelgeschilprocedure dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling dat het gehele (resterende) geschil van partijen in een deelgeschilprocedure aan de rechter wordt voorgelegd. Daarvoor is een bodemprocedure de geëigende weg.
5.3.
Gelet op de toelichting van de zijde van [verzoeker] ter zitting, begrijpt de rechtbank de verzoeken van [verzoeker] zo dat hij de rechtbank in deze procedure concreet verzoekt om ten behoeve van (verdere) onderhandelingen tussen partijen het causaal verband vast te stellen tussen het ongeval van 12 april 2013 en de door hem geleden schade qua schoolvertraging en verminderd arbeidsvermogen, alsmede om TVM c.s. te veroordelen om hem een (nader) voorschot te betalen op de geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, waartoe hij naar een schadelijst (productie 6-7 bij verzoekschrift) verwijst. Daarnaast moet TVM c.s. volgens [verzoeker] worden veroordeeld tot betaling van openstaande declaraties van de raadsman van [verzoeker]. De rechtbank is van oordeel dat met deze verzoeken van [verzoeker], in onderlinge samenhang bezien, in deze deelgeschilprocedure niet slechts één of meer deelproblemen ter beslechting worden voorgelegd, waarmee de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst kan worden bevorderd, maar dat [verzoeker] hier in wezen het gehele (thans resterende) geschil tussen partijen aan de rechter voorlegt. Dan is er echter geen sprake meer van een deelgeschil in de zin van de wet waarvan de beslechting kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. [verzoeker] gebruikt de deelgeschilprocedure daarmee voor een ander doel dan waarvoor deze in het leven is geroepen.
5.4.
Op grond van het vorenstaande moeten de verzoeken van [verzoeker] voor zover die zijn gericht tegen TVM Verzekeringen al worden afgewezen.
5.5.
De rechtbank voegt hier nog aan toe dat een deelgeschilprocedure naar zijn aard ook niet is bedoeld voor de incasso van openstaande advocatendeclaraties en nota’s van een medisch adviseur, zoals bij het onder III. genoemde verzoek aan de orde is. Een dergelijke incasso heeft niets van doen met het dichterbij brengen van een vaststellingsovereenkomst.
Overigens
5.6.
De rechtbank overweegt verder dat het door [verzoeker] bepleite causaal verband tussen het ongeval en de door hem gestelde schade ten aanzien van schoolvertraging en verminderd arbeidsvermogen vooralsnog niet kan worden aangenomen.
5.7.
Niet in geschil is dat [verzoeker] bij het hem op 12 april 2013 overkomen verkeersongeval een enkeldistorsie heeft opgelopen. Omdat partijen echter van mening verschillen over de klachten en beperkingen die [verzoeker] als gevolg van dit ongeval ondervond, hebben zij in 2019 in gezamenlijk overleg de orthopedisch chirurg [naam 2] benaderd voor een medische expertise. Uit het deskundigenonderzoek van [naam 2] volgt, kort gezegd, dat het ongeval niet heeft geleid tot een instabiele enkel en evenmin tot fysieke beperkingen voor [verzoeker] .
5.8.
Naar het oordeel van de rechtbank geldt dat partijen in beginsel gebonden zijn aan de inhoud van een deskundigenbericht dat op hun gezamenlijk verzoek is opgesteld, tenzij er zwaarwegende bezwaren tegen dat bericht zouden zijn in te brengen. Hiervan is onder meer sprake wanneer het deskundigenbericht niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, consistentie, inzichtelijkheid en logica. Van het bestaan van dergelijke bezwaren is de rechtbank niet gebleken. Het enkele feit dat [verzoeker] het niet met de uitkomst van het deskundigenbericht eens is, is daarvoor onvoldoende, zodat beide partijen aan de bevindingen van de deskundige gebonden zijn.
5.9.
De rechtbank neemt in deze deelgeschilprocedure de bevindingen van de deskundige dan ook tot uitgangspunt. Op basis hiervan gaat de rechtbank ervan uit dat het ongeval niet tot een instabiele enkel en evenmin tot (latere) fysieke beperkingen voor [verzoeker] heeft geleid. Daarmee staat vooralsnog niet vast dat een verband bestaat tussen het ongeval en de door [verzoeker] gemelde enkelklachten en fysieke beperkingen op school en werk. Voorts constateert de rechtbank dat [verzoeker] ook geen medisch geobjectiveerde informatie in het geding heeft gebracht die aanleiding zou kunnen zijn om de bevindingen van [naam 2] te passeren. Er is geen contra-expertise van een andere medisch expert in het geding gebracht die een ander licht op de zaak zou kunnen werpen.
5.10.
Het door [verzoeker] bepleite causaal verband tussen het ongeval en klachten en beperkingen ten gevolge van een zwakke enkel kan in het licht van het onderzoeksrapport van [naam 2] niet enkel worden gebaseerd op de subjectieve en niet medisch onderbouwde verklaringen van [verzoeker] en derden, zoals diens voormalige school en een potentiële werkgever. Ook het verslag van het UMCG uit 2015 ondersteunt dit causaal verband naar het oordeel van de rechtbank niet.
[verzoeker] heef in het kader van het causaal verband verwezen naar het arrest Zwolsche Algemeene/De Greef1, maar dat kan hem niet baten. Uit dit arrest en daarop gebaseerde latere rechtspraak vloeit voort dat het juridische causaal verband tussen een gebeurtenis en daarna ondervonden klachten en beperkingen onder omstandigheden kan worden aangenomen ook als een medische diagnose waaruit de klachten en beperkingen kunnen worden verklaard, ontbreekt. Subjectieve klachten van de benadeelde kunnen toch worden aangenomen wanneer kan worden vastgesteld dat deze klachten, aanwezig, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn. In dat geval kunnen aan het aannemen van het causaal verband tussen het ongeval en de gezondheidsklachten geen al te hoge eisen worden gesteld. De reikwijdte van bedoelde rechtspraak is echter beperkt tot whiplashklachten, die naar hun aard lastig medisch te constateren zijn. Het arrest kan om die reden hier dus al geen toepassing vinden. In dit geval al helemaal niet, omdat er anders dan in de zaak Zwolsche Algemeene/De Greef wel een medische diagnose is gesteld. [naam 2] is namelijk tot de conclusie is gekomen dat van enige enkelinstabiliteit of daarmee verband houdende fysieke beperkingen als gevolg van het ongeval geen sprake is.
5.11.
Een deelgeschilprocedure is, anders dan een bodemprocedure, niet de geëigende procedure voor verdere bewijslevering voor het door [verzoeker] gestelde causaal verband.
Kosten deelgeschilprocedure
5.12.
Ten slotte moet de rechtbank oordelen over de kosten van het deelgeschil.
5.13.
Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 1019aa Rv volgt dat ook als het verzoek op grond van artikel 1019z Rv wordt afgewezen, welke situatie hier aan de orde is, de rechtbank de kosten van de deelgeschilprocedure moet begroten. De raadsman van [verzoeker] heeft deze kosten begroot op € 2.476,00, vermeerderd met overige kosten. Bij de begroting van kosten van een deelgeschil dient de rechtbank een dubbele redelijkheidstoets hanteren als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW: zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. In dat geval kan begroting van de kosten achterwege blijven.
5.14.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval sprake is van een volstrekt onnodig ingestelde procedure. De raadsman van [verzoeker] houdt zich vaker bezig met letselschadezaken en mag bekend worden verondersteld met de situaties waarvoor een deelgeschil bedoeld is. Naar het oordeel van de rechtbank had dan ook op voorhand duidelijk moeten zijn dat niet het gehele (resterende) geschil van partijen in het kader van een deelgeschilprocedure aan de rechtbank kan worden voorgelegd. Hierop stranden de verzoeken van [verzoeker] ook al. Afwijzing van de verzoeken lag in dit geval zo voor de hand, dat indiening van het onderhavige verzoekschrift achterwege had moeten blijven. De kosten van de behandeling van het deelgeschil komen, gelet op het voorgaande, dan ook niet voor vergoeding in aanmerking. Begroting van deze kosten kan daarom achterwege blijven.
5.15.
TVM c.s. heeft verzocht om [verzoeker] in de proceskosten te veroordelen. Dat verzoek wordt niet gehonoreerd. Artikel 1019aa Rv bepaalt namelijk dat artikel 289 Rv – waarin de proceskostenveroordeling in verzoekschriftprocedures wordt geregeld – in een deelgeschilprocedure niet van toepassing is. De proceskosten die de verwerende partij in een deelgeschilprocedure maakt, komen om die reden niet voor vergoeding in aanmerking, ook niet indien de benadeelde in het ongelijk wordt gesteld. Dit zou anders kunnen zijn indien het entameren van een deelgeschilprocedure als onrechtmatig handelen of kennelijk misbruik van recht van de zijde van verzoeker moet worden beschouwd, maar daarvan is in dit geval naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. TVM c.s. heeft dat ook niet gesteld. De proceskosten zullen daarom tussen partijen worden gecompenseerd zoals hierna te melden.
BESLISSING
De rechtbank:
6.1.
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoeken voor zover deze zijn gericht tegen TVM Letselschaderegeling;
6.2.
wijst de verzoeken van [verzoeker] tegen TVM Verzekeringen af;
6.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Duinkerken en in het openbaar uitgesproken op
4 mei 2021.
MP (614)
1 NJ 2001, 433.