Rb, deskundigenbericht in hersenschadezaak
Verzoekster is tijdens haar zwangerschap doorverwezen naar OLVG West waar zij een CT en een echo kreeg in verband met het voelen van minder leven. Deze werden beiden als ‘goed’ beoordeeld. Na bevalling bleek het kind posthypoxische schade in zijn brein te hebben. Verzoekster heeft OVLG aansprakelijk gesteld voor de bij het kind ontstane hersenschade. De rechtbank beveelt een deskundigenbericht. Daarnaast is zij van oordeel dat het in een zaak als deze, waarin verzoekers als individuen tegenover een professionele aansprakelijkheidsverzekeraar staan, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om terug te komen van een in een eerder stadium bereikte vergaande mate van overeenstemming over de vraagstelling. Daarom zal in beginsel worden uitgegaan van de vraagstelling zoals geformuleerd in het verzoekschrift, met uitzondering van één vraag.
ECLI:NL:RBAMS:2023:1503
Instantie Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak 16-03-2023
Datum publicatie 11-05-2023
Zaaknummer C/13/725882 / HA RK 22-391
Rechtsgebieden Civiel recht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – enkelvoudig, Beschikking
Inhoudsindicatie deskundigenbericht, vraagstelling
Vindplaatsen Rechtspraak.nl
Share Verrijkte uitspraak
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/725882 / HA RK 22-391
Beschikking van 16 maart 2023
in de zaak van
1[verzoeker 1] ,
2[verzoeker 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
voor zichzelf en in hun hoedanigheid van ouders en wettelijk vertegenwoordigers van
3. [verzoeker 3] ,
verzoekers,
advocaat mr. M. Zwagerman te Hoofddorp,
tegen
de stichting
STICHTING OLVG,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster,
advocaat mr. M.J.J. de Ridder te Utrecht.
Partijen worden hierna [verzoekers] en OLVG genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties,
- de tussenbeschikking van 5 januari 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het verweerschrift, met producties,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 februari 2023 met de daarin genoemde stukken.
1.2.
De beschikking is bepaald op heden.
2 De feiten
2.1.
[verzoeker 3] (hierna: [verzoeker 3] ) is het zoontje van [verzoeker 2] en [verzoeker 1] .
2.2.
[verzoeker 2] is tijdens haar zwangerschap van [verzoeker 3] op 10 maart 2016 door haar verloskundige van verloskundigenpraktijk De Baarsjes ingestuurd naar OLVG West voor een CTG en echo, in verband met het voelen van minder leven. De naar aanleiding hiervan gemaakte echo werd als ‘goed’ beoordeeld. Op de echo waren minimale kindsbewegingen te zien. Op 11 maart 2016 zijn nogmaals een CTG en echo gemaakt in OLVG West. Het CTG werd beoordeeld als ‘fraai’ en op de echo waren kindsbewegingen te zien. [verzoeker 2] is hierna teruggestuurd naar de eerstelijns-verloskundige.
2.3.
De uitgerekende datum van [verzoeker 2] was 3 april 2016. Op 17 april 2016 werd de inleiding van de bevalling gepland bij OLVG West in verband met dreigende serotiniteit. Op de avond van 16 april 2016 begon de bevalling. Nadat de verloskundige had geconstateerd dat de bevalling onvoldoende vorderde, is [verzoeker 2] op 17 april 2016 naar OLVG West gekomen om te worden ingeleid. Op 18 april 2016 om 6.57 uur heeft de verloskundige [naam] van OLVG code rood sectio gegeven omdat sprake was van een slecht CTG. Om 7.07 uur is [verzoeker 3] geboren door middel van een keizersnede. Hij had ademhalingsproblemen en werd na stabilisatie overgeplaatst naar VUmc, onder andere voor behandeling met hypothermie.
2.4.
Enkele maanden na de geboorte van [verzoeker 3] is gebleken dat sprake was van posthypoxische schade in zijn brein, met onder andere cerebrale parese tot gevolg.
2.5.
[verzoekers] hebben OLVG op 28 juli 2020 aansprakelijk gesteld voor de bij [verzoeker 3] ontstane hersenschade. Centramed, de aansprakelijkheidsverzekeraar van OLVG, heeft op 20 mei 2021 namens OLVG de aansprakelijkheid betwist.
2.6.
Mr. Zwagerman heeft namens [verzoekers] op 6 augustus 2021 aan Centramed een eerste conceptopdracht gestuurd voor een deskundigenonderzoek door prof. dr. J.G. Nijhuis, hoogleraar gynaecologie en obstetrie.
2.7.
Centramed heeft op 22 oktober 2021 een reactie hierop gestuurd met commentaar op de opdracht.
2.8.
Naar aanleiding van het commentaar van Centramed heeft mr. Zwagerman de opdracht aangepast en op 22 december 2021 naar Centramed gestuurd.
2.9.
Op 24 februari 2022 heeft mr. A.F.L. Maliepaard van Centramed gereageerd op door de mr. Zwagerman geformuleerde vraagstelling. In deze brief schrijft zij: “Indien bovengenoemde punten worden aangepast, is de vraagstelling akkoord.”
2.10.
Op 22 maart 2022 heeft mr. Zwagerman een derde versie van de vraagstelling gestuurd aan Centramed. In de begeleidende e-mail heeft hij het volgende geschreven:
“1. Uw voorstel met betrekking tot pagina 4 onderdeel i en I is akkoord.
2. Met betrekking tot vraag 1a ben ik Centramed tegemoetgekomen door in het eerste onderdeel te verwijzen naar het gevoerde beleid en de woorden verontrustend en alarmerend te vervangen door afwijkend.
3. Uw bezwaren tegen de formulering van vraag 1d heb ik ondervangen door ter verwijzen naar vraag 1c.
4. Cliënten handhaven de formulering van vraag 4a.
5. Uw voorstel met betrekking tot de wijziging van vraag 7b is akkoord.”
2.11.
Op 23 juni 2022 heeft mr. Maliepaard aan mr. Zwagerman bericht dat er geen overeenstemming is over de opdracht voor het deskundigenonderzoek en gevaagd om het Word-bestand met de vraagstelling.
2.12.
Op 29 september 2022 heeft mr. Maliepaard een aangepaste vraagstelling gestuurd naar mr. Zwagerman.
3 Het geschil
3.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in artikel 202 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) beveelt en als deskundige prof. dr. J.G. Nijhuis, gynaecoloog, benoemt met als opdracht de in het verzoekschrift geformuleerde vragen te beantwoorden, met veroordeling van OLVG de kosten te betalen van het voorlopig deskundigenbericht en de proceskosten.
3.2.
[verzoekers] leggen aan hun verzoek – samengevat – het volgende ten grondslag. Er is sprake van een tekortkoming bij de uitvoering van de tussen OLVG en [verzoekers] gesloten geneeskundige behandelingsovereenkomst, als gevolg waarvan [verzoeker 3] bij zijn geboorte neurologische schade heeft opgelopen, waarvoor OLVG aansprakelijk is. [verzoekers] maken OLVG in dat kader de volgende verwijten. De betrokken artsen, verpleegkundigen en verloskundigen hebben verzuimd de bijzondere risico’s van de bevalling van [verzoeker 2] in onderling verband te zien en daar het behandelbeleid op af te stemmen. Daarnaast is te laat besloten over te gaan tot een keizersnede. Tot slot zijn [verzoekers] tijdens de bevalling niet of onvoldoende geïnformeerd over het moeizame verloop daarvan, waardoor zij niet hebben kunnen aandringen op een vroegere keizersnede.
3.3.
OLVG betwist de aansprakelijkheid en de verwijten die [verzoekers] maken. Zij stelt zich op het standpunt dat geen sprake is geweest van een toerekenbaar tekortschieten tijdens de obstetrische behandeling van [verzoeker 2] . Tijdens de bevalling zijn volgens OLVG geen fouten gemaakt. De behandelend artsen, verpleegkundigen en verloskundigen hebben zorgvuldig en conform de medisch professionele standaard gehandeld, aldus OLVG. Ook betwist OLVG het causaal verband tussen het handelen van haar artsen, verpleegkundigen en verloskundigen en de bij [verzoeker 3] opgetreden hersenschade. OLVG voert geen verweer tegen het gelasten van een deskundigenbericht, maar maakt wel bezwaar tegen de door [verzoekers] voorgestane vraagstelling.
4 De beoordeling
4.1.
OLVG verzet zich niet tegen het bevelen van een deskundigenbericht. Het verzoek, dat op de wet is gegrond, kan daarom als met inachtneming van hetgeen hierna wordt overwogen, worden toegewezen.
4.2.
[verzoekers] stellen dat over de vraagstelling al in vergaande mate overeenstemming was bereikt en dat OLVG daarvan niet meer kan terugkomen. [verzoekers] hebben door middel van de e-mail van mr. Zwagerman van 22 maart 2022 ingestemd met de door Centramed voorgestelde wijzigingen, met uitzondering van de wijziging van vraag 4a. Dit betekent volgens [verzoekers] dat de rechtbank alleen nog over vraag 4a hoeft te oordelen.
4.3.
OLVG voert verweer tegen de door [verzoekers] voorgestane vraagstelling. Zij voert daartoe het volgende aan. Het feit dat partijen in een eerder stadium bijna overeenstemming bereikt hadden over de aan de deskundige voor te leggen vragen, betekent niet dat OLVG daartegen nu geen inhoudelijk verweer meer mag voeren. De vragen die [verzoekers] hebben geformuleerd zijn suggestief en bevatten ten onrechte instructies aan de deskundige. In de vragen liggen feiten besloten die door OLVG worden betwist. Daarnaast wordt bij sommige vragen uitgegaan van een onjuist toetsingskader. Verder is het wenselijk dat aan de deskundige een normatieve vraagstelling wordt voorgelegd. Zonder normatieve kaders kan immers niet worden beoordeeld of is gehandeld in strijd met de professionele standaard.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat bij [verzoekers] de gerechtvaardigde verwachting is ontstaan dat partijen overeenstemming zouden bereiken over de aan de deskundige voor te leggen vragen. Partijen hebben elkaar in de onderhandelingen in vergaande mate genaderd en over een groot deel van de vragen overeenstemming bereikt. Mr. Maliepaard heeft immers in haar e-mail van 24 februari 2022 aan mr. Zwagerman geschreven dat de vraagstelling akkoord zou zijn, indien [verzoekers] zouden instemmen met de door Centramed voorgestelde wijzigingen. Vervolgens zijn [verzoekers] hiermee akkoord gegaan, behoudens de voorgestelde wijziging van vraag 4a. Op een aantal andere punten hebben [verzoekers] een voorstel gedaan waarmee zij OLVG tegemoet zijn gekomen. Het is in een zaak als deze, waarin [verzoekers] als individuen tegenover een professionele aansprakelijkheidsverzekeraar staan, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om terug te komen van een in een eerder stadium bereikte vergaande mate van overeenstemming over de vraagstelling. [verzoekers] mochten erop vertrouwen dat Centramed niet meer terug zou komen van haar standpunt over de vragen waarover naar aanleiding van haar e-mail van 24 februari 2022 tussen partijen overeenstemming was bereikt. Dit betekent dat in beginsel zal worden uitgegaan van de vraagstelling zoals deze is geformuleerd in het verzoekschrift, met uitzondering van vraag 6a (voormalige vraag 4a), waarover nog geen overeenstemming bestond.
4.5.
De vraagstelling uit het verzoekschrift wordt op ondergeschikte punten aangepast naar aanleiding van het debat hierover ter zitting en de door OLVG aangevoerde bezwaren. Over vraag 6a zal de rechtbank een beslissing nemen.
4.6.
[verzoekers] hebben voorgesteld de vragen vooraf te laten gaan door een voorwoord en daarnaast een algemene instructie te geven aan de deskundige, om tegemoet te komen aan de wens van OLVG de vragen een normatief karakter te geven. Nu OLVG hiertegen geen verweer heeft gevoerd, worden [verzoekers] hierin gevolgd.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn [verzoekers] voldoende tegemoetgekomen aan de bezwaren van OLVG door in vraag 3a (voormalige vraag 1a) de woorden ‘verontrustend’ en ‘alarmerend’ te vervangen door ‘afwijkend’. Naar aanleiding van het bezwaar van OLVG tegen het woord ‘verslechtering’ in vraag 3c en 3d wordt dit woord vervangen door ‘op het CTG zichtbare deceleraties’. Vraag 6a wordt opnieuw geformuleerd zoals hierna vermeld in de beslissing. Vraag 6c wordt ‘op zijn vroegst’ vervangen door ‘op zijn laatst nog toelaatbaar’. Vraag 7 wordt aangepast zoals hierna vermeld in de beslissing. In vraag 8 wordt ‘moeizaam verlopende bevallingen’ weggelaten. Voor het overige worden de vragen zoals opgenomen in het verzoekschrift gehandhaafd.
Kosten
4.8.
De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geding aanleiding om het voorschot op de kosten van de deskundige gelijkelijk over partijen te verdelen. Omdat [verzoekers] met een toevoeging procederen, zal echter aan hen geen voorschot worden opgelegd. Derhalve zal alleen OLVG haar helft van het voorschot moeten betalen.
4.9.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.10.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
5 De beslissing
De rechtbank
5.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen.
Ter toelichting op het juridisch kader en uw rol daarin, geldt het volgende.
Ons hoogste rechtscollege, de Hoge Raad, heeft bepaald dat een arts aansprakelijk is voor de schade van een patiënt als hij niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend arts in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. Dit is de juridische norm waaraan de rechter het handelen van de arts toetst om te bepalen of er bij de behandeling een fout is gemaakt.
Om dit goed te kunnen beoordelen vragen partijen en de rechter u aan de hand van de hierna te volgen vragen, hen te voorzien van feitelijke informatie over de professionele standaard met betrekking tot de behandeling die onderwerp is van de juridische discussie. U wordt niet gevraagd te oordelen over de aansprakelijkheid. De vraag of sprake is van een medische fout en dus van aansprakelijkheid is, als partijen deze niet eensluidend kunnen beantwoorden, voorbehouden aan de rechter.
Algemene instructie:
a. Wilt u bij de beantwoording van de hierna te volgen vragen zoveel mogelijk verwijzen naar de wetenschappelijke literatuur en eventueel van toepassing zijnde protocollen, richtlijnen, etc.?
b. U wordt verzocht bij deze opdracht de aanbevelingen en bepalingen van de richtlijn medisch specialistische rapportage (RMSR) zoveel als mogelijk in acht te nemen.
c. Wilt u [verzoeker 1] en [verzoeker 2] oproepen om de voor uw onderzoek relevante feiten met hen te bespreken?
Vragen:
- Beschikt u over voldoende gegevens om de hiernavolgende vragen te kunnen beantwoorden? Zo nee, wilt u (de) ontbrekende informatie opvragen bij partijen en deze aan uw rapportage hechten?
- Kunt u een zo uitvoerig mogelijke beschrijving geven van het verloop van de bevalling [verzoeker 2] en de geboorte van [verzoeker 3] in het OLVG op 18 april 2016?
- Hoe beoordeelt u de CTG’s en het op basis daarvan gevoerde beleid?
- a) Op basis van welke aanwijzingen moet worden besloten om een gynaecoloog bij een bevalling te betrekken?
b) Hoe beoordeelt u het moment waarop de gynaecoloog bij de bevalling van [verzoeker 2] is geroepen en het tijdstip waarop de gynaecoloog ter plaatse was?
Wilt u daarbij het verloop van de bevalling (start op 16 april 2016, het breken van de vliezen, de serotiniteit, het uitblijven van weeën en ontsluiting, het tijdsverloop van de partus, het gebruik van Syntocinon, de tachycardie bij het kind en het CTG-beeld) betrekken?
c) Als de gynaecoloog eerder was gekomen, wat was dan het te verwachten beleid en beloop geweest? - Bestond er een indicatie om een kinderarts bij de bevalling te betrekken, zo ja vanaf welk tijdstip?
Wilt u daarbij het verloop van de bevalling (start op 16 april 2016, het breken van de vliezen, de serotiniteit, het uitblijven van weeën en ontsluiting, het tijdsverloop van de partus, het gebruik van Syntocinon, de tachycardie bij het kind en het CTG-beeld) betrekken? - a) Hoe beoordeelt u het gevoerde beleid ten aanzien van het moment waarop besloten werd tot het verrichten van een sectio?
Wilt u daarbij het verloop van de bevalling (start op 16 april 2016, het breken van de vliezen, de serotiniteit, het uitblijven van weeën en ontsluiting, het tijdsverloop van de partus, het gebruik van Syntocinon, de tachycardie bij het kind en het CTG-beeld) betrekken?
b) Had eerder tot een sectio besloten moeten worden? Zo ja, wanneer en waarom?
c) Als u bij vraag 6b heeft geantwoord dat eerder tot een sectio besloten had moeten worden, wilt u dan aangeven op welk tijdstip het uitvoeren van de sectio op zijn laatst nog toelaatbaar was geweest?
d) Had op het hiervoor in vraag 6c bedoelde tijdstip de opgetreden bradycardie vermeden kunnen worden? - Had er tijdens de baring een microbloedonderzoek (MBO) uitgevoerd moeten worden? Zo ja, vanaf welk tijdstip? Wat zou het resultaat van dat onderzoek bij benadering zijn geweest?
- Kunt u de medisch professionele standaard beschrijven die in 2016 gold voor deze casus? Kunt u daarbij in ieder geval betrekken welke protocollen en richtlijnen voor de beoordeling van deze casus van belang waren?
- a) Voldeed de zorg in het OLVG tijdens de bevalling van [verzoeker 2] aan bovengenoemde professionele standaard?
b) Als u meent dat niet aan de in vraag 9a bedoelde standaard is voldaan, wat is de invloed daarvan op het beloop en de uitkomst voor [verzoeker 3] ? - Hoe wordt de slechte conditie van [verzoeker 3] direct na de geboorte verklaard? Als er meerdere mogelijke oorzaken zijn, wilt u deze dan benoemen?
- Bent u van mening dat expertises op andere vakgebieden noodzakelijk zijn?
- Heeft u nog overige opmerkingen?
- a) Is u een geanonimiseerde versie voorgelegd van het medisch dossier in deze casus?
b) Hebt u met deze casus geen directe of indirecte bemoeienis gehad en staat u vrij ten opzichte van partijen om in deze zaak een onafhankelijke expertise te verrichten?
5.2. benoemt tot deskundige:
prof. dr. J.G. Nijhuis,
correspondentieadres: Maastricht Universitair Medisch Centrum, Afdeling Obstetrie/Gynaecologie, Postbus 5800, 6202 AZ Maastricht, Postbus 5800 Maastricht,
het voorschot
5.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
- de deskundige dient binnen drie weken na de datum van deze beslissing een begroting van de kosten op te geven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten
- de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen
- partijen kunnen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting
- indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
5.4.
bepaalt dat OLVG de helft van het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
5.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
5.6.
legt aan El Khamlichi geen voorschot op,
het onderzoek
5.7.
bepaalt dat El Khamlichi hun procesdossier in afschrift aan de deskundige dienen te doen toekomen,
5.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
5.9.
wijst de deskundige er op dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
- de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
5.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
5.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
5.12.
wijst de deskundige er op dat:
- uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
5.13.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.C. van Harmelen, rechter, bijgestaan door
- J.M. Eisenhardt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2023.1