Rb: docent en school niet aansprakelijk voor ongeval bij zaalvoetbal tijdens gymles
Jongen komt tijdens gymnastiekles in de eerste klas van het VMBO ten val; hij komt na een duel om de bal met een medeleerlinge tijdens het zaalvoetballen met zijn hoofd tegen een muur van de gymzaal. De docent lichamelijke opvoeding stond ten tijde van het ongeval in een ander deel van de gymzaal om hulp te verlenen aan de leerlingen die de handstand deden. Voetbal werd zelfstandig door de leerlingen gespeeld. De rechtbank overweegt dat van een docent lichamelijke opvoeding kan worden verwacht dat hij tijdens de gymles veiligheidsmaatregelen treft om het risico van een ongeval en de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te beperken. Of maatregelen aan de orde zijn, hangt af van de aard van de oefening, de ernst van de mogelijke gevolgen, de bezwaarlijkheid en gebruikelijkheid van veiligheidsmaatregelen en de kans op schade. De rechtbank stelt vast dat het voetbalspel zeer geschikt is voor 12 à 13 jarige leerlingen uit klas 1 VMBO. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet reëel om te verwachten dat de docent meer maatregelen had getroffen. De rechtbank oordeelt dat de docent en de school hun zorgplicht niet hebben geschonden.
ECLI:NL:RBMNE:2021:6615, Rechtbank Midden-Nederland, C/16/525876 / HA RK 21-196 (rechtspraak.nl)
ECLI:NL:RBMNE:2021:6615
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
10-11-2021
Datum publicatie
10-02-2022
Zaaknummer
C/16/525876 / HA RK 21-196
Rechtsgebieden
Verbintenissenrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg – enkelvoudig
Beschikking
Inhoudsindicatie
–
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/525876 / HA RK 21-196
Beschikking van 10 november 2021
in de zaak van
1[verzoeker sub 1] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
- [verzoekster sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
verzoekers, handelend in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige zoon [minderjarige],
advocaat mr. T.P.M. Kouwenaar te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
de stichting
[verweerster] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
advocaat mr. B.M. Paijmans te Utrecht.
Verzoekers worden hierna gezamenlijk [achternaam verzoeker sub 1/achternaam minderjarige] genoemd en verweerster wordt de School genoemd.
1De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
–
het verzoekschrift met producties (9),
–
het verweerschrift met producties (6),
–
de brief van 17 september 2021 van mr. Kouwenaar met bijgevoegde producties 10 en 11,
–
de mondelinge behandeling op 13 oktober 2021 waar zijn verschenen [verzoekster sub 2] en [minderjarige] ( [voornaam minderjarige] eerst via een skype for business verbinding en nadat deze verbinding werd verbroken via een mobiele telefoonverbinding) en mr. Kouwenaar. Namens de School waren mevrouw [A] , teamleider, de heer [B] , docent lichamelijke opvoeding (de heer [B] via een skype for business verbinding) en mr. Paijmans aanwezig.
2Het geschil
Waarover gaat de zaak?
2.1.
Tijdens een gymnastiekles in de eerste klas van het VMBO op het [naam school] is [minderjarige] (hierna: [voornaam minderjarige] ) gevallen. Dit gebeurde op 9 januari 2017. [voornaam minderjarige] , die op dat moment 12 jaar oud was, is tijdens het zaalvoetballen met zijn hoofd tegen een muur van de gymzaal gebotst.
2.2.
De gymzaal waar het ongeval plaatsvond was twintig meter lang en twaalf meter breed. Aan de lange zijde van de zaal bevond zich een materiaalhok dat als het ware ‘verzonken’ lag, aansluitend aan de gymzaal. De zaal was voor de les verdeeld in drie delen. Staande met het gezicht richting het materiaalhok was aan de rechterkant van de gymzaal een veldje gecreëerd voor basketbal en in het midden een veldje voor voetbal. Aan de linkerkant van de gymzaal werd handstand aangeboden. De ongeveer 25 leerlingen in de klas van [voornaam minderjarige] waren verdeeld over de drie velden.
2.3.
De docent lichamelijke opvoeding, de heer [B] (hierna: [B] ), stond ten tijde van het ongeval in het linkerdeel van de gymzaal om hulp te verlenen aan de leerlingen die de handstand deden. Basketbal en voetbal werden zelfstandig door de leerlingen gespeeld. [B] heeft voorafgaand aan de gymles de leerlingen geïnstrueerd om voorzichtig te spelen, rustig aan te doen, lichamelijk contact te vermijden, geen schouderduwen te geven of slidings te maken en niet op de grond te gaan liggen.
2.4.
Aan het voetballen namen zes leerlingen deel, opgedeeld in twee teams van drie personen. Het voetbalveldje was ongeveer zes bij tien meter. Het werd begrensd door enerzijds de twee muren aan de beide lange zijden van de gymzaal en anderzijds enkele banken, respectievelijk kasten tussen de veldjes in. Tegen de muren van de beide lange zijden van de gymzaal stond een turnmatje tegen de muur, dat als goal fungeerde. Tussen het ‘goal-matje’ en de hoek van het materiaalhok bevond zich ongeveer een halve meter muur.
2.5.
Na een duel om de bal met een medeleerlinge in de buurt van het ‘goal-matje’ en het materiaalhok is [voornaam minderjarige] , vermoedelijk door een duw, met zijn hoofd tegen de muur gekomen. Het is niet duidelijk of hij de rechte muur raakte of de punt/zijkant van de muur bij de overgang naar het materiaalhok. [voornaam minderjarige] weet het zelf niet en [B] heeft geen aanwijzingen gevonden waaruit bleek op welke plek hij de muur had geraakt.
2.6.
Na het ongeval kwam er bloed uit het hoofd van [voornaam minderjarige] . De School heeft contact opgenomen met zijn moeder. [voornaam minderjarige] is samen met zijn moeder naar de huisarts gelopen. De huisarts heeft de wond gelijmd. Vanwege aanhoudende klachten (hoofdpijnklachten aan het eind van de schooldag en/of na lichamelijke inspanning, concentratieproblemen, vergeetachtigheid, bloedneuzen) is [voornaam minderjarige] op 1 februari 2017 door de huisarts doorverwezen naar de kinderarts. De kinderarts komt tot de conclusie:
’12-jarige jongen met aanhoudende post traumatische hoofdpijn sinds 3 weken waarbij een aantal factoren een rol lijken te spelen:
-hoofdpijn voor aan het einde van de dag na school of lichamelijke inspanning, heeft daarbij ook concentratieproblemen, meer vergeetachtig en lijkt trager van begrip. Bij lichamelijk onderzoek waren geen aanwijzingen voor neurologische uitvalsverschijnselen. Dit kan passen bij status na commotio cerebri. (…)
-gegeneraliseerde verhoogde spiertonus in nek, romp en ledematen, eenvoudig te doorbreken, maar wel met licht verhoogde reflexen bdz. en mogelijk ook vaker op de tong bijten. Tevens was er sprake van locale drukpijn occipitaal en is de hoofdhuid rechts pijnlijk bij lichte palpatie. (…)
-anamnetisch en bij lichamelijk onderzoek (kloppijn tpv sinussen links ˃ rechts) zijn aanwijzingen voor rhinitis/sinusitisklachten mogelijk bij huisstofmijtallergie. (…)
-Mogelijk andere factoren die een rol spelen bij de hoofdpijnklachten zijn de verhoogde bloeddruk, die werd gemeten. (…)’
2.7.
[achternaam verzoeker sub 1/achternaam minderjarige] is in het derde jaar overgestapt van VMBO-tl naar VMBO kader. VMBO kader heeft hij afgerond. Momenteel volgt hij een MBO IV opleiding in [plaatsnaam] .
Wat verzoekt [achternaam verzoeker sub 1/achternaam minderjarige] ?
2.8.
[achternaam verzoeker sub 1/achternaam minderjarige] is van mening dat de School, het bevoegd gezag van het [naam school] , onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en daarom aansprakelijk is voor de schade die [voornaam minderjarige] als gevolg van dit ongeval heeft geleden. Hij verzoekt om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
–
te verklaren voor recht dat de School aansprakelijk is voor de schade die [voornaam minderjarige] heeft geleden en lijdt ten gevolge van zijn val op 9 januari 2017,
–
de School te veroordelen om aan [achternaam verzoeker sub 1/achternaam minderjarige] ten behoeve van [voornaam minderjarige] een voorschot op de door [voornaam minderjarige] geleden schade toe te kennen van € 10.000,00,
–
te verklaren voor recht dat de School aan [achternaam verzoeker sub 1/achternaam minderjarige] moet vergoeden de kosten van een door [achternaam verzoeker sub 1/achternaam minderjarige] ten behoeve van [voornaam minderjarige] aan te vragen second opinion om de medische gevolgen voor [voornaam minderjarige] van het ongeval van 9 januari 2017 te beoordelen,
–
te verklaren voor recht dat de School aan verzoekers moet vergoeden de kosten van een door [achternaam verzoeker sub 1/achternaam minderjarige] ten behoeve van [voornaam minderjarige] aan te vragen onafhankelijk medisch advies om de medische gevolgen en de schade voor [voornaam minderjarige] van het ongeval 9 januari 2017 te beoordelen,
–
de School te veroordelen in de kosten van dit deelgeschil en in de tot voorafgaand aan dit deelgeschil gemaakte buitengerechtelijke kosten.
Wat vindt de School?
2.9.
De School acht zich niet aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval. Reaal Schadeverzekeringen N.V., de schadeverzekeraar van de School, heeft schaderegelingsbureau [naam onderneming] B.V. ingeschakeld. Bij brief van 15 maart 2017 heeft het schaderegelingsbureau, namens de School, aansprakelijkheid van de hand gewezen. Ook de (omvang van de) schade is betwist.
De School heeft [achternaam verzoeker sub 1/achternaam minderjarige] gewezen op haar ongevallenverzekering.
3De beoordeling
Inleiding
3.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de School aansprakelijk is voor de gevolgen van het gymongeval van [voornaam minderjarige] . Het kan niet worden uitgesloten dat met een oordeel over de geschilpunten de ontstane impasse tussen partijen kan worden doorbroken en dat de onderhandelingen kunnen worden voortgezet. Dit betekent dat de zaak geschikt is voor behandeling als deelgeschil in de zin van artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Aan de ontvankelijkheidseisen is voldaan.
3.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter ligt het gelijk in deze kwestie bij de School. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.
Onrechtmatig handelen?
3.3.
[achternaam verzoeker sub 1/achternaam minderjarige] heeft gesteld dat aangezien bij het zaalvoetballen de muren de grens vormden van het speelveld, extra veiligheidsmaatregelen getroffen hadden moeten worden om de rennende leerlingen te beschermen tegen de schade zoals de schade die [voornaam minderjarige] heeft geleden. Er was volgens hem een grote kans op ongevallen met ernstig letsel tot gevolg; leerlingen nemen tijdens de gymles nu eenmaal niet altijd voldoende voorzichtigheid in acht. [B] heeft door geen extra maatregelen te nemen onvoldoende zorg gedragen voor de veiligheid van de leerlingen, aldus [achternaam verzoeker sub 1/achternaam minderjarige] . De rechtbank begrijpt uit deze stellingen dat [achternaam verzoeker sub 1/achternaam minderjarige] aan zijn verzoeken ten grondslag legt dat [B] als docent lichamelijke opvoeding onrechtmatig jegens [voornaam minderjarige] heeft gehandeld door de op hem rustende zorgplicht te schenden (artikel 6:162 BW) en dat de School als werkgever van [B] daarvoor aansprakelijk is (artikel 6:170 BW).
3.4.
De School betwist dat zij aansprakelijk is. Zij wijst er allereerst op dat [B] op grond van zijn opleiding bevoegd was om bewegingsonderwijs te geven en dat hij dit al sinds 2012 voor het [naam school] doet, eerst op invalbasis en na zijn afstuderen aan de Academie Lichamelijk Opvoeding (ALO), vanaf 2013 fulltime. De School is van mening dat [B] tijdens de gymles heeft gehandeld zoals een van een redelijk en bekwaam handelend docent lichamelijke opvoeding in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. Er was volgens haar geen aanleiding om een maatregel als het plaatsen van matten tegen de muur te treffen of op een andere manier in te grijpen.
3.5.
De rechtbank overweegt het volgende. Het staat vast dat [B] niet bij het veld stond waar de leerlingen voetbalden, maar in het veld waar handstand werd aangeboden. Voldoende gebleken is echter dat hij vanuit die positie wel kon kijken naar de andere velden en kon controleren of het daar goed liep en dat hij bovendien de leerlingen die aan voetballen waren de instructie heeft gegeven om rustig te spelen, zonder te duwen en zonder ‘slidings’ te maken. [voornaam minderjarige] heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat de regel was dat er geen ‘slidings’ gemaakt mochten worden. Over de andere instructies heeft hij geen opmerkingen gemaakt. Dit is onvoldoende om er van uit te gaan dat deze niet zouden zijn gegeven. De vraag is of in dit concrete geval van een redelijke en bekwaam handelend docent meer kon worden verwacht. Had hij moeten zorgen voor aanvullende veiligheidsmaatregelen, zoals een ‘zachte’ muur creëren, met name bij de hoek naar het materiaalhok, door matten te plaatsen, of anders het voetballen niet moeten laten plaatsvinden?
3.6.
De rechtbank stelt bij deze beoordeling voorop dat de school een veilige omgeving moet zijn waar het risico op letsel zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, moet worden voorkomen. Ook gymles moet plaatsvinden in een veilige omgeving. Aan gymoefeningen is echter ook een bepaalde mate van gevaar verbonden. Het past bij gymoefeningen dat leerlingen hun mogelijkheden verkennen en grenzen opzoeken. De enkele mogelijkheid dat tijdens een gymles een ongeval plaatsvindt, als verwezenlijking van een aan een oefening inherent gevaar, leidt er daarom niet zonder meer toe dat sprake is van onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig handelen. Van een docent lichamelijke opvoeding kan worden verwacht dat hij tijdens de gymles veiligheidsmaatregelen treft om het risico van een ongeval en de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te beperken, maar met de te nemen veiligheidsmaatregelen mag de ontwikkeling van de leerlingen niet teveel worden beknot. Er is dus een spanningsveld tussen enerzijds de gewenste ontwikkeling van leerlingen op lichamelijk, cognitief en sociaal vlak door middel van sporten en anderzijds de beoogde veiligheid. Of maatregelen aan de orde zijn, hangt af van de aard van de oefening, de ernst van de mogelijke gevolgen, de bezwaarlijkheid en gebruikelijkheid van veiligheidsmaatregelen en de kans op schade.
3.7.
Vastgesteld kan worden dat het voetbalspel zeer geschikt is voor 12 à 13 jarige leerlingen uit klas 1 VMBO. Het is een bekend en betrekkelijk eenvoudig spel. Door het te te laten plaatsvinden in een zaal met harde muren als grens was er wel een kans dat een ongeval met letsel tot gevolg zou plaatsvinden. Dat blijkt al uit het feit dat [voornaam minderjarige] een ongeval heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze mogelijkheid van gevaar er echter niet toe leiden dat wordt aangenomen dat het onzorgvuldig is om het voetballen te laten plaatsvinden op de manier zoals [B] dat heeft gedaan. De rechtbank acht daarvoor van belang dat het aantal spelers in het veld beperkt was (3 tegen 3). Onweersproken is dat er voldoende ruimte was. Het is bovendien niet gebleken is dat het onder deze omstandigheden veel voorkomt dat leerlingen tegen de muur oplopen. De leerlingen hadden daarnaast de instructie ontvangen om rustig te spelen en [B] hield toezicht. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet reëel om te verwachten dat hij meer maatregelen had getroffen. Gelet op de aard en de inrichting van het spel in samenhang met de gegeven instructies was de kans op ongevallen daarvoor niet groot genoeg. De rechtbank betrekt bij het oordeel ook dat gebleken is dat het in Nederland gebruikelijk is dat bij gymlessen op middelbare scholen de zaal wordt verdeeld in drie veldjes die begrensd worden door muren. Bij de nieuwere gymzalen wordt plaatselijk misschien een ander materiaal dan bakstenen gebruikt maar gebleken is dat dit materiaal ook hard is. [achternaam verzoeker sub 1/achternaam minderjarige] heeft geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat dit anders zou zijn.
3.8.
Dit betekent dat wat [achternaam verzoeker sub 1/achternaam minderjarige] heeft gesteld niet tot het oordeel leidt dat [B] zijn zorgplicht heeft geschonden en hij en de School onrechtmatig hebben gehandeld. Duidelijk is wel dat het ongeval impact heeft gehad op het leven van [voornaam minderjarige] , maar dat wil nog niet zeggen dat [B] bij de uitvoering van de gymoefening niet voldoende zorgvuldigheid heeft betracht. Het is niet de bedoeling van de rechtbank om met dit oordeel afbreuk te doen aan het letsel dat [voornaam minderjarige] heeft opgelopen en beperkingen die hij heeft ervaren. De ernst van de gevolgen schept echter geen aansprakelijkheid. Er is sprake geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De verzoeken van [achternaam verzoeker sub 1/achternaam minderjarige] worden daarom afgewezen.
De kosten van de deelgeschilprocedure
3.9.
Ook als het verzoek wordt afgewezen dient in beginsel op grond van artikel 1019aa Rv begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het moet redelijk zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten moet eveneens redelijk zijn. Alleen als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, komen de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking. In dat geval kan begroting van de kosten achterwege blijven.
3.10.
In dit geval is het deelgeschil naar het oordeel van de rechtbank niet volstrekt onnodig of onterecht ingesteld, zodat begroting van de kosten kan plaatsvinden. De rechtbank begroot deze kosten op nihil, omdat verzoekers dit deel van het verzoek niet heeft onderbouwd. . [achternaam verzoeker sub 1/achternaam minderjarige] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijk kosten van 17 uren op basis van een uurtarief van € 245,00 vermeerderd met 5% wegens vaste verschotten en 21% btw, in totaal is dit € 5.291,63. Daarnaast maakt hij aanspraak op een proceskostenveroordeling. Hij heeft echter geen onderbouwing gegeven van deze kosten. De urenspecificatie ontbreekt.
4De beslissing
De rechtbank
4.1.
wijst het verzoek af,
4.2.
begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Penders en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2021.1
1type: HH (4182) coll: