Rb: fabrikant aansprakelijkheid voor afbreken ladder, behoudens tegenbewijs

Samenvatting:

Productaansprakelijkheid . Benadeelde (100 kg) loopt letsel op als uitschuifbare ladder naar de vliering in tweeën breekt. Zij stelt de fabrikant aansprakelijk ex art. 6:185 e.v. BW. De rechtbank acht de verklaring van benadeelde dat zij normaal gebruik heeft gemaakt van de ladder aannemelijk. Uit onderzoek blijkt dat de ladder (die belast mocht worden tot 150 kg) hoogstwaarschijnlijk is bezweken als gevolg van een overbelasting. Naar het oordeel van de rechtbank biedt een ladder die breekt niet de veiligheid die men daarvan mag verwachten. De fabrikant wordt toegelaten tot het bewijs dat de ladder niet gebrekkig was.

LJN: BZ5497, Rechtbank ‘s-Hertogenbosch , 243103 / HA ZA 12-153

Datum uitspraak:

20-03-2013

Datum publicatie:

26-03-2013

Rechtsgebied:

Handelszaak

Soort procedure:

Eerste aanleg – enkelvoudig

Inhoudsindicatie:

Korte samenvatting: Contradictoir. letsel. Productenaansprakelijkheid. Normaal gebruik. Bijzondere omstandigheden en tegenbewijs.

Vindplaats(en):

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch

zaaknummer / rolnummer: C/01/243103 / HA ZA 12-153

Vonnis van 20 maart 2013

in de zaak van

[eiseres],

wonende te [woonplaats],

eiseres,

advocaat mr. C.W.H.M. Uitdehaag te Veldhoven,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

TREBS B.V.,

gevestigd te Nuth,

gedaagde,

advocaat mr. D. Knottenbelt te Rotterdam.

Partijen zullen hierna [eiseres] en Trebs genoemd worden.

1.  De procedure

1.1.  Het verloop van de procedure blijkt uit:

–  het tussenvonnis van 13 juni 2012

–  het proces-verbaal van comparitie van 30 oktober 2012 met de daarin genoemde stukken.

1.2.  Ten slotte is vonnis bepaald.

2.  De feiten

2.1.  In september 2008 heeft [eiseres] bij de Makro te Best een uitschuifbare ladder van het type “Xtend and Climb”aangeschaft.

2.2.  Trebs is producent van de genoemde ladder.

2.3.  De ladder werd door [eiseres] thuis gebruikt om een zolderberging te bereiken, die was

aangebracht boven een kamer en wasmachineruimte. Naar deze berging gaat geen vaste trap en deze is alleen bereikbaar met de uitschuifbare ladder.

2.4.  Op 4 januari 2009 heeft [eiseres] de ladder tegen de zoldervloer geplaatst en is naar boven geklommen. Toen zij ongeveer halverwege was, is de ladder geknikt. Daardoor is de ladder op de vloer gevallen en is [eiseres] achterover gevallen en gedeeltelijk op de ladder en met haar hoofd op de tegelvoer terecht gekomen.

2.5.  De ladder is aan beide zijden op een vergelijkbare manier geknikt.

2.6.  De ladder is bij Trebs vernietigd.

3.  Het geschil

3.1.  [eiseres] vordert samengevat – veroordeling van Trebs tot voldoening van haar schade als gevolg van het ongeval op te maken bij staat en te vermeerderen met rente en kosten.

3.2.  Trebs voert verweer.

3.3.  Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.  De beoordeling

4.1.  [eiseres] houdt Trebs aansprakelijk op grond van het bepaalde in art. 6:185 e.v. BW voor de door haar geleden en nog te lijden schade, derhalve op grond van productenaansprakelijkheid, omdat Trebs een gebrekkig product heeft geleverd. Trebs betwist dat sprake is van een gebrek aan de ladder. Zij wijst erop dat het bewijs van het gebrek, de schade en het causaal verband daartussen op [eiseres] rust.

4.2.  Het bepaalde in art. 6:186 BW brengt met zich mee, dat een product gebrekkig is,

indien het, ook bij normaal gebruik, niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten. Het bewijs van de gebrekkigheid rust op [eiseres]. Als vast komt te staan dat [eiseres] de ladder op een normale wijze heeft gebruikt en de ladder toch schade heeft veroorzaakt, dan wijst dat op gebrekkigheid van de ladder, behoudens de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden waaruit iets anders zou volgen en behoudens tegenbewijs van Trebs.

4.3.  [eiseres] stelt dat zij een normaal gebruik van de ladder heeft gemaakt en dat deze bij een normaal gebruik is bezweken, waarmee volgens haar vast staat dat de ladder gebrekkig was.

4.4.  De rechtbank stelt vast dat [eiseres] een normaal gebruik heeft gemaakt van de ladder en wel op grond van het volgende.

Haar eigen verhaal over het gebeurde (zij liep de ladder op en toen zij halverwege stil stond knikte de ladder en viel zij) is congruent met de reconstructie van de door Nationale Nederlanden ingeschakelde expert (rapportage d.d. 9 juli 2009, prod. 12 [eiseres]) en de schadesporen aan het stucwerk en het plafond ter plaatse. Uit het rapport van Stork, dat in opdracht van Nationale Nederlanden is opgemaakt na onderzoek aan de betreffende ladder, blijkt dat de ladder recht (en niet scheef) stond tegen de zoldervliering. Ondanks dit normale gebruik is de ladder geknikt en heeft hij schade veroorzaakt. Dit wijst erop dat de ladder gebrekkig was, tenzij er, zoals gezegd, sprake is van bijzondere omstandigheden waaruit iets anders zou volgen en behoudens tegenbewijs van Trebs.

4.5.  Trebs voert aan dat de ladder mogelijk is gaan schuiven, waardoor hij te schuin is komen staan en daardoor overbelast is geraakt en is geknikt. Naar het oordeel van de rechtbank is dit fysiek onmogelijk. De ladder stond immers niet tegen een muur maar tegen de vlieringvloer. Die vloer bevindt zich op een hoogte van tussen de 238,5 en 256 cm en is slechts 17,5 cm hoog/dik. De vloer is niet dik genoeg om de ladder een te schuine positie in te laten nemen. De ladder is immers maximaal 261 cm. Daar komt bij dat als de ladder zou zijn gaan schuiven, hij vrijwel direct in de loze ruimte onder de zoldervloer zou zijn gevallen. In dat geval ligt een breuk van de ladder niet voor de hand, noch het achterover vallen van [eiseres].

4.6.  Stork concludeert in haar rapport (prod. 6 [eiseres]) dat de ladder hoogstwaarschijnlijk is bezweken als gevolg van een overbelasting. In het aanvullende rapport van Stork d.d. 7 juli 2010 worden als mogelijke verklaringen voor die veronderstelde overbelasting genoemd: een additionele belasting, bijvoorbeeld een zware doos die de zolder opgetild moet worden; een plotselinge gewichtsverplaatsing; een onheil van buitenaf.

4.7.  Trebs voert aan dat [eiseres] mogelijk haar evenwicht heeft verloren en zich toen heeft afgezet, wat tot de breuk heeft geleid. De rechtbank passeert dit betoog. Naar het oordeel van de rechtbank behoort een dergelijke manoeuvre tot normaal gebruik en biedt een ladder die breekt bij een dergelijke manoeuvre niet de veiligheid die men daarvan mag verwachten.

4.8.  Trebs voert verder aan dat [eiseres] mogelijk een zware doos op de zolder heeft willen plaatsen en wijst erop dat de expert in het rapport heeft genoteerd dat [eiseres] ‘op schadedatum voornemens was enkele spullen op de vliering te leggen’. [eiseres] verklaart ter zitting dat zij niets in haar handen had toen zij de ladder beklom, maar juist iets van de zolder wilde pakken. Wat daar ook van zij, de rechtbank constateert dat Stork in haar rapport vaststelt dat de berekeningen voor 150 kg aantonen dat de maximaal toegestane belasting geen gevaar oplevert voor bezwijken. Tussen partijen staat vast dat de ladder belast mocht worden tot een gewicht van 150 kg en dat [eiseres] ten tijde van het ongeval ca. 100 kg woog. Weliswaar voert Trebs aan dat de genoemde 150 kg alleen voor de statische belasting geldt, maar de rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat de ladder ook belasting verhogende bewegingen (om evenwicht te herstellen, en ook om de ladder te beklimmen) aan moet kunnen. Trebs heeft op geen enkele manier toegelicht dat [eiseres] in staat moet worden geacht een gewicht van meer dan 50 kg de ladder op te dragen. Het komt de rechtbank voor dat dat fysiek onmogelijk is en acht het niet aannemelijk dat dat de oorzaak van de breuk van de ladder kan zijn geweest.

4.9.  Dat de breuk van de ladder zou zijn veroorzaakt door een onheil van buitenaf is in het geheel niet toegelicht door Trebs en moet daarom ook worden gepasseerd.

4.10.  Een plausibele alternatieve verklaring voor de breuk wordt in hetgeen Trebs aanvoert niet gevonden. De rechtbank constateert dat, nu de ladder niet meer voorhanden is, nader technisch onderzoek niet meer mogelijk is.

4.11.  Trebs wijst er op dat er van deze ladders ongeveer 500.000 geproduceerd zijn en dat daar verder nooit over is geklaagd. Zij stelt dat de ladders uitvoerig en meerdere keren worden geïnspecteerd en dat elke ladder bij de fabrikant in China wordt gekeurd. [eiseres] betwist dat. De rechtbank oordeelt hierover dat, al zou komen vast te staan dat de ladders worden geïnspecteerd en elke ladder wordt gekeurd, daarmee nog niet vast staat dat elke ladder op belastbaarheid wordt gecontroleerd. Dat lijkt gelet op de grote hoeveelheden ook niet voor de hand te liggen. Het laat overigens onverlet dat het onderhavige exemplaar is gebroken.

4.12.  Ondanks hetgeen hiervoor is overwogen kan en wil de rechtbank Trebs niet de gelegenheid onthouden tegenbewijs te leveren tegen de aanname dat de ladder gebrekkig was.

4.13.  In het geval Trebs afziet van het leveren van tegenbewijs of daarin niet zal slagen, zal de rechtbank de vordering van [eiseres] toewijzen en de zaak voor het bepalen van de schade verwijzen naar de schadestaatprocedure, zoals door [eiseres] verzocht en waartegen Trebs geen bezwaar heeft.

5.  De beslissing

De rechtbank

5.1.  draagt Trebs op tegenbewijs te leveren tegen de aanname dat de ladder gebrekkig was,

5.2.  bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 3 april 2013 voor uitlating door Trebs of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,

5.3.  bepaalt dat Trebs, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,

5.4.  bepaalt dat Trebs, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei tot en met juli 2013 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,

5.5.  bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. O.R.M. van Dam in het paleis van justitie te ‘s-Hertogenbosch aan de Leeghwaterlaan 8,

5.6.  bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,

5.7.  houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. O.R.M. van Dam en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2013.

Heeft u een account? Vergeet dan niet om in te loggen Inloggen

Website by Webroots

Website by Webroots

hey